Vaticaansche sterrenwacht
Met twee kameraadjes op avonteremreis
ffldwïfml van dm da§
De Dubbelgangster
N TROUWE KLANT
^■iiiiiiiiiiiiiiiiiiF"
Jubileum Paters
Oblaten
REINHARDT FILMT
DONDERDAG 17 OCTOBER 1935
DOOR DEN H. VADER
INGEWIJD
Het spontanemaar vage gevoel
van verwantschap, van samen
hang tusschen godsdienst
en sterrenkunde
Leider onze landgenoot
Pater J. Stein
Film over Abessinië
verboden
Missiehuis „St. Karei" te Houthem-
St. Gerlach
aan^aTvan hoS- ondergeschoven
De Negende Symphonie
Engelsch oordeel over J\didzomer'
nachtsdroom"
A T I 17 A RflMM 17 'Q op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E* bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door E1 dLdeUiken^afloop F 250a" een™voet *0?
A I ,1 ,r. A fl I li r a |J ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen R 4 UU» verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen A doodehjken ai p
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
„Ja, natuurlijk," antwoordde ze zacht. „Dacht
In deze dagen van oorlogsnood en vertwij
felden volkenstrijd, in deze dagen van bloed
en sancties is de sterrenkundige degene, die
zijn blik omhoogheft naar den hemel, niet om
er de schimmen van bombardeervliegtuigen te
zoeken, maar om contact te vinden met de
majesteit van God, die ver boven de aardsche
wisselvalligheden zün naam geschreven heeft
in de heerlijkheid en de aetherische wetten
van het heelal. De Paus, die zwaar gebukt gaat
onder de ontzettende zorgen, die het Abessi-
nische conflict met zijn onafzienbaren nasleep
over Italië, dat Hij „een groot en goed volk, Ons
eigen volk" noemde, over de kerk en de mensch-
heid dreigt te brengen, de Paus heeft misschien
dc- menschen naar deze troostende aanschou
wing op Gods onmetelijke majesteit willen wij
zen, door juist in deze met angst vervulde dagen
de nieuwe Vaticaansche sterrenwacht in te wij
den die onder de leiding van onzen geleerden
landgenoot pater J. Stein S.J. in twee jaren
van toegewijden arbeid is tot stand gebracht.
Iedereen vindt het natuurlijk, dat het Vati-
caan een sterrenwacht bezit. Men verwondert
Zich niet, wanneer men deze natuurweten
schappelijke instelling in de schaduw van Sint
Pieter ontmoet of de koepeltjes van een ob-
Pater dr. J. Stein S.J., directeur van de
Pauselijke sterrenwacht
servatorium ziet blinken boven het dak van
het zomerpaleis te Castel Gandolfo. Een che
misch laboratorium bijv. in het Vaticaan zou
de menschen verbazen; maar de wetenschap
oer sterren vindt eenieder hier op haar plaats.
Dit spontane, maar vage gevoel van ver
wantschap, van samenhang tusschen godsdienst
en sterrenkunde heeft de Heilige Vader zelf
by de inwijding van de nieuwe „Specola" in
hooge en geïnspireerde redevoeringen willen
vertolken.
Tevoren had pater Stein in het kort de ge
schiedenis van de oude en nieuwe sterrenwacht
gememoreerd en hij had eraan herinnerd, dat
Pius IX in 1848 op het herbouwde observato
rium ten Capitole twee woorden beitelen liet;
Deo Creatori: Aan God den schepper. En de koele
geleerde, gewend aan de zakelijke formulentaal
der wetenschap en de strenge maat der getal
len. wilde voor één keer ook de ontroering ver
raden, die den sterrenkundige bezielt bij zijn
stil en ingespannen werk. „Wanneer wij in
een zomernacht met het groote oog langs de
zilveren klaarheid van den Melkweg gaan,
werden wij aangegrepen door bewondering voor
eer rijkdom en de veelheid der vormen, die
zich aan onzen blik vertoonen. Doch die be
wondering wordt verbazing en verbijstering,
wanneer wij in een langdurig-belichte fotogra
fie die uitgebreide opeenhoopingen van ster
ren beschouwen, vaak doorgroefd door duistere
lacunes en zwarte vlekken van de grilligste
vormen, veroorzaakt door tusschenliggende don
kere materie; sterrenmassa's, die afwisselen met
lichte nevelsluiers, glanzende sterrennevels, welke
weer door bijna sterrenlooze, donkere barsten
en vlekken worden onderbroken. En wanneer
wil ons ten doel stellen, dien schijnbaren chaos
te doorspeuren en ons een begrip te vormen van
zijn bouw, voelen wij ons bijna overweldigd
door een gevoel van onmacht, en wij denken
aan de woorden van Job: „Die alleen de he
melen uitspant en schrijdt over de golven der
zee; die Arcturus en Orion maakt en de Hya-
den en het binnenste van den Auster; die groote
en onbegrijpelijke en wonderbaarlijke dingen
doet zonder getal."
De Paus nam in zijn inwijdingstoespraak den
tekst van zijn grooten voorganger Pius IX over
en schonk aan de nieuwe sterrenwacht het op
schrift; Deum Creatorem venite adoremus:
Komt laat ons God den Schepper aanbidden.
„Het is geen wonder," sprak de Heilige Va'
der „zoo de grootsche dingen, welke de ster
renkunde bestudeert, en zoo de gedachten, wel
ke reeds de gewone aanblik dier dingen opwekt,
zich omzetten in een feit van hooge geestelijke
beteekenis, dat de eeuwen beheerscht en zich
sedert de verste oudheid tot op onze dagen
voortzet: Wij bedoelen het verband tusschen
den Godsdienst en de wetenschap der sterren
Ook het onlangs gehouden congres der oriën
talisten bevestigde in eenige voordrachten dat
verband, en zelfs de gewone ontwikkelde weet,
wat de alleroudste teksten van spijkerschrift
en hiëroglyphen ons hebben geleerd omtrent
het verband tusschen de waarnemingen der
sterren eri de offers en instellingen van den
eeredienst. In vergelijking met deze alleroud
ste getuigenissen is de kalenderhervorming, die
den naam van onzen grooten voorganger Gre
gorius XIII draagt, eerst van gisteren; bekend
is, welk aandeel de sterrenkunde van zijn tijd
daarbij heeft gehad, een aandeel, dat ook in
enze dagen nog hoog gewaardeerd werd door
bevoegde beoordeelaars als Schiapparelli en pa
ter Hagen, om slechts degenen te noemen, die
Wij persoonlijk hebben gekend en bewonderd.
Bekend is ook, dat de Romeinsche Pausen
reeds sedert lange eeuwen de hulp der sterren
kunde inriepen voor de regeling van de heilige
getijden en vooral van den Paaschtijd.
Zooals gij ziet is dat, wat Wij heden doen,
niet alleen een voortzetting en navolging, naar
ons vermogen, van het onvolprezen maecenatis
me van zoovele groote voorgangers; het is niet
alleen de verzekering, ook voor het heden en
voor de toekomst zooals zij dat met welspre
kende daden deden voor het verleden van
die onuitgesproken, ja zelfs uitgesproken apo
logie voor geloof en godsdienst, die zich klaar
en overtuigend vertoont, zoo dikwijls de ver
knochtheid aan het geloof zich broederlijk ver-
eenigd toont met de liefde voor de wetenschap.
Wat Wij heden doen, is niet alleen dat. Het
is cok, en meer in het bijzonder, de hervatting
van één der schoonste en kostbaarste draden uit
de geschiedenis van het Romeinsche pausdom:
der. draad van zijn eeuwenoude betrekkingen tot
de wetenschap der sterren, die wetenschap, die
Wij waarlijk van nature religieus meenen te
kunnen noemen, zooals de menschelijke ziel,
naar het geniale woord van Tertullianus, van
nature christelijk is. Géén ander deel van de
schepping immers noodt den mensch zoo wel
sprekend en dringender tot gebed en aanbid
ding als de sterren. „Wij zagen zijne ster en zijn
gekomen om hem te aanbidden," zoo zeiden
de oude Wijzen, voor wie de sterren de boden
van de komst van een God op aarde waren.
Ei. nog heden ziet de bedouïne in de onmete
lijkheid der woestijn de majesteit Gods stralen
en wandelen in de onmetelijkheid des hemels.
Zelfs de ongeloovige dichter hoorde in de be-
sterde stilte der hemelen het zoete gebed van
het Ave Maria zweven. En Ons zelf, be
minde zonen, schijnt het toe, dat Wij bij deze
sterrenkundige inwijding, in naam van de gan
se he Kerk, een handeling van Ons priesterlijk
ambt verrichten."
Een Duitsche film over Ethiopië werd Don
derdag door de autoriteiten te Budapest ver
boden. De regeering wil blijkbaar elke onaan
genaamheid tegenover Mussolini vermijden en
wil voorkomen, dat de film als Abessinische
propaganda zal worden uitgelegd.
Het interieur van de Vaticaansche sterrenwacht
Dinsdag 15 October werd in het Missie
huis St. Karei der Duitsche Paters
Oblaten der Onbevlekte Maagd Maria,
niet vreugde en dankbaarheid het vijftigjarig
bestaans-jubileum herdacht.
Toen was het vijftig jaar geleden, dat de
Fransche Oblaten, uitgedreven door de toen
malige kloostervervolging, na een kort opont
houd te Heer bij Maastricht, zich met hun
missieschool kwamen vestigen in het mooie,
schilderachtige Zuid-Limburgsche dorpje Hou
thein St. Gerlach. Zij die als gevaarlijke
zwarte raven" uit hun vaderland verbannen
werden, trokken zich terug op een hoogte in
den volksmond „Ravensbosch" genaamd. De
bevolking van Houthem, Valkenburg en om
geving kent de Duitsche Oblaten dan ook niet
anders dan onder den naam van de „Paters van
Ravensbosch".
Dit klooster zou de wieg worden, niet alleen
van vele geslachten van Oblaten over de ge-
heele wereld verspreid maar ook van de bloeien
de Duitsche provincie met haar bij de dertig
kloosters.
Het kleine getal leerlingen van het begin
groeide sterk aan, te meer omdat vanaf 1885
bijna uitsluitend Duitsche studenten opgenomen
werden.
Eij de opening van het Missiehuis kwamen 70
kerngezonde Duitsche jongens binnen in
1891 was dit getal reeds tot 150 gestegen, om
in den loop der jaren te klimmen tot 200 en
meer.
Er moest dan ook uitgebreid en verbouwd
worden. De muren van de oude „boerderij St.
Karei" moesten wijken en grootsch verhief zich
weldra het nieuwe St. Karei als een sterke
burcht.
Opvallend is dat de stoot der geestelijke, we
tenschappelyke en stoffelijke ontwikkeling ge
geven werd door den hoogeerw. Pater Leo
Legrand, geboortig uit Noord-Frankrijk. Als
81-jarige grijsaard woonde hij nu de jubileums
viering bij en was met recht het middelpunt aer
feestelijkheden. Onder Gods 'milden zegen heb
ben de stichter en zijn latere opvolgers Sint
Karei tot hoogen bloei gebracht.
Zwarejaren heeft St. Karei moeten door
worstelen onder den grooten wereldoorlog
zware en moeilijke tijden beleeft hetook nu.
Maar het mag terugzien op een heerlijk ver
leden. Een onafzienbare schaar van jonge
Priesters en Oblaten hebben in St. Karei hun
eerste opleiding ontvangen. Daar werd de
grondslag gelegd van hun missionaris-leven.
In alle Duitsche landen „von der Maas bis an
die Memel, von der Etsch bis an den Belt"
hebben ze als Volksmissionarissen het woord
Gods verkondigd. Wat zij gedaan hebben en
nog doen in hun vaderland, dat deden en doen
En nou kunnen jelui zeggen wat je wilt, maar
ik vind het misselijk, dat een onderwijzer
stiekum in de boekenkast het portret van
z'n meisje staat te kussen.
Heb toch meelij, kerel, de jongen is voor
het eerst in zijn leven verliefd. Dat koelt later
wel af.
Och kom, 't is te zot, te belachelijk! 't Is
een blamage voor den heelen onderwijzersstand
en daar moest voor eens en voor altijd een ein
de aan gemaakt worden. We zullen er eens een
portret van een of ander oud wijf in stoppen,
want hij kijkt er niet eens naar. Hij kust auto
matisch, zooals ik aan mijn sigaar trek!
De overdreven genegenheid van Joost Rut
gers voor z'n verloofde, z'n Roosje, had de col
lega's geprikkeld. Er moest iets gebeuren, dat
de met spotlust geladen atmosfeer ontlastte.
Daarom scharrelde ieder op zijn beurt alle oude
portretten op, die maar in zijn bereik lagen en
den volgenden morgen verschenen ze op de
speelplaats met een verzameling zeer hetero
gene persoonlijkheden. Verschoor had een por
tret van Bismarck en een van de tante van zijn
vader, een boerin uit Tjietjerksteradeel met de
Friesche oorijzers. Munnikmeier was z'n vriend,
den inspecteur van politie, gaan opzoeken en
had een collectie spitsboeven en een gifmeng
ster meegebracht. Peters solliciteerde voor 'n
vrouwtje, dat honderd en drie jaar was en dat
de Orde van Oranje-Nassau op haar zwarte
blousje droeg. Maar de keuze viel op Ko
ningin Victoria, met haar stereotype muts, haar
camée broche onder de dubbele onderkin, met
den streng-getrokken mond en den puntigen
neus.
Met deze keuze konden de gezworenen zich
allen vereenigen en de bezitter van het oude,
vergeelde, maar nog gave en glanzende portret
kreeg de opdracht de verloofde van Joost Rut
gers, tijdens diens afwezigheid, uit de boeken
kast te schaken en er de dooie Koningin van
Engeland voor in de plaats te leggen.
De aanslag gelukte volkomen, want Joost Rut
gers liet op een boodschap, door Munnikmeier
gezonden, onmiddellijk zijn klas aan het toe
zicht van Van Oostrum over. Toen-ie twee mi
nuten later tusschen de roezemoezende jongens
was teruggekeerd, lag er in de plaats van een
banketbakkersdochter, een gekroond hoofd in
zijn boekenkast. De onderwijzer van de aan
grenzende klasse had dien dag geen minuut zijn
aandacht bij zijn paedagogische plichten. Geen
oog had-ie van de boekenkast af en toen Joost
oudergewoonte zijn stappen daar heen richtte,
toen-ie hem het gewone zotte manuaal zag ma
ken, holde hy naar boven, trok Munnikmeier
en Peters uit hun klas de gang in en proestte:
Hij bijt, hij bijt, hij heeft die ouwe tootebel
al te pakken, 't Is om te bezwijmen van t
lachen! Maar die infideliteit mag niet onge
straft blijven. Het is onze plicht zijn verloofde
op de hoogte te stellen van zoo'n infame trouw
breuk. Als jullie vanavond bij mij komen, zul
len we, op mijn kamer, een brief opstellen aan
Roosje Krijnen. We zullen zorgen, dat de ont
voerde bruid den brief thuis heeft, voordat ze
met haar ridder haar Zaterdagmiddag-fiets
tochtje gaat maken, dan heeft ze anderhalven
dag om hem te kapittelen. We zullen elkaar as-
sisteeren bij de redactie van deze hoogst ern
stige waarschuwing.
Ze kwamen dienzelfden avond bijeen op de
kamer van Van Oostrum en verzonden, na me
nigvuldige doorhalingen en wijzigingen, van het
door Van Oostrum samengestelde ontwerp, het
volgende schrijven:
Mejuffrouw,
Wij achten 't onzen plicht u een ernstige
waarschuwing te sturen. Het is ons gebleken,
dat uw verloofde, de heer Joost Rutgers, uw lief
de en toewijding onwaardig is. Wij voelen ons
gedwongen, u, terwille van uw toekomst en ge
luk, een schrikkelijke openbaring te doen. Wü
willen beginnen met te zeggen, dat uw verloof
de in geen enkel opzicht eenige blaam treft, hij
handelt geheel en al te goeder trouw, is zich
zelfs niet bewust van de ontrouw aan zijn lief
de jegens u gepleegd. Ziehier dan in korte trek
ken de ontzettende waarheid: Joost verspilt
zijne genegenheid aan een andere juffrouw, nog
wel aan een da-
me van vorste- i p.
lijke bloede. Wij UB
moedswaanzin.
Pak hem zacht
aan, juffrouw,
oordeel niet te streng, want wij herhalen, dat hij
zelf niet goed weet, wat hij doet. De beeltenis
van diegene, die zijn genegenheid voor u tijdens de
schooltijden ontstolen heeft, ligt in een notitie
boek in de donkere boekenkast van zijn klas.
Roep hem ter verantwoording, eisch ophelde
ring en dwing hem te toonen wat hij in dien
donkeren hoek verborgen houdt. Maar straf
hem niet alvorens hem gehoord te hebben, wy
hopen van ganscher harte dat wij nog bijtijds
uw beider toekomstig geluk gered hebben.
Met ware hoogachting,
De gezamenlijke onderwijzers der
M. U. L. O.-school
Roosje Krijnen maakte dien Zaterdagmiddag
den brief open en schrok toen ze de eerste re
gels gelezen had. Ze liep er mee naar de bak
kerij, waar haar vader de roomtaarten te be
spuiten stond.
Kind, zei Krijnen, da's een mop, laat je
d'r niet doorhalen! Joost en een juffrouw van
vorstelijken bloede, hij zou 't besterven as ze
hem aanraakte. Die jongen is zoo bleu, dat-ie
geen ander meisje durft aan te kijken. Maar je
mot hem dien brief laten lezen, zoodra-ie met
de fiets voor de deur komt.
Roos holde naar den .winkel, toen ze Joost
langs de vensters van de huiskamer zag fietsen,
keek onderzoekend naar den verlovingsring, die
zat er nog en nam hem mee naar de mooie ka
mer: Kijk es, wat ze me gestuurd hebben,
zei ze, en hield hem den brief voor. Joost greep
het velletje papier en las met open mond en
groote vang-oogen.
Ze zijn gek. Da's een mop van Van
Oostrum.
En je krijgt 'n kleur.
'n Kleur? Nou ja, wat zegt dat?
Heb je dan iets verborgen in die boeken
kast?
Nee, ja toch. En Joost voelde zich nog
warmer van verlegenheid, omdat-ie niet voor
haar weten wilde, dat-ie zoo kinderachtig ver
liefd kon doen.
Nou, wat dan?
Jouw portret. Als je 't niet gelooft, kom
dan mee, dan zul je 't zien.
Roos holde naar de pakkamer om haar fiets
en trapte naast haar aanstaande naar de
M.Uii.O.-school, waar Joost den sleutel van
zijn klas bij het hoofd ging opvragen.
En toen, in het bijzijn van zijn aanstaande,
dook het portret van de ondergeschoven ver
loofde op uit het duister van de boekenkast.
Roos greep het, bekeek het gretig en las:
H. M. The Queen of England. Toen klonk haar
schaterlach door de holle klas:
Je zit erin, Joost!
"li-
TI'-
De matrozen van het oorlogsschip, dat in
middels naderbij was gekomen, zagen eens
klaps de romp van den onderzeeër boven het
water komen. Fluks werd langszij gevaren
en eenige manschappen sprongfen op de
duikboot over.
Van binnen werd het luik opengemaakt
en een voor een kwamen de matrozen van de
onderzeeboot naar buiten, nog draaierig in
hun hoofd, waarop zij onmiddellijk door de
mannen van het oorlogsschip werden gegre
pen en geboeid.
Dama werden ze allen voor den com
mandant van het oorlogsschip gebracht die
op een geweldige manier stond te bulderen
tegen de boosdoeners, die met gebogen
hoofden stonden te luisteren.
nog hun medebroeders, als Heidenmissionaris
sen in de overzeesche gewesten, in Amerika,
Azië en Afrika. Zij staan aan het missiefront,
zoowel in de onmetelijke sneeuw- en ijsvelden
van het hooge Noorden als in de verzengende
zandwoestijnen van het diepe Zuiden en steeds
zullen ze verder trekken om het kruis van
Christus te planten tot aan het uiteinde der
bewoonde wereld.
Het verleden van St. Karei is schoonDe
toekomst, niettegenstaande de moeilijke tijden,
zal ook schoon zijn.
Ongeveer 180 Duitsche jonge mannen hebben
de plaats van hun voorgangers ingenomen.
Onder de bekwame en talentvolle leiding van
den tegenwoordigen nog jongen Superior, den
zeereerw. Pater H. Sachse, bijgestaan door zijn
sympathieken Procurator Pater Spiegel en een
uitgelezen staf van professoren, zullen ook deze
jongens hun levensideaal bereiken.
Het 50-jarig verleden is een zegen en een
waarborg voor de komende jaren.
Moge deze jubeldag een nieuwe dageraad zijn
van een hellichtende toekomst voor het Missie
huis St. Karei der Duitsche Paters Oblaten der
Onbevlekte Maagd Maria.
B.
Op 30 October zal een zeldzaam jubileum in
het Berlynsche muziekleven in de Philharmo-
nie worden gevierd. Dien dag zal het „Bruno
Kittelsche Chor" voor de honderdste maal de
Negende Symphonie van Beethoven uitvoeren.
De leiding van dit jubileumconcert is toever
trouwd aan Wilhelm Furtwangler. Als solisten
treden op Kate Heidersbach, Gertrude Pitzin-
ger, Walther Ludwig en Rudolf Watzke.
De verfilming van Shakespeare's „Midzomer-
nachtsdroom" door den grooten tooneelregisseur
Max Reinhardt heeft thans haar Engelsche
première beleefd.
De filmcriticus van de „Daily Herald" merkt
op, dat de fotografie van deze film boven allen
lof verheven is doch dat men hier niet van
een „film" kan spreken. Als het waar is, wat
sommigen beweren aldus de schrijver dat
Shakespeare, zoo hij in onzen tijd leefde, film
scenario's zou schrijven, dan ben ik er toch zeker
van, dat hij dit niet zou geschreven hebben.
Men had dit tooneelstuk nooit als een film-
scanario mogen beschouwen. De magie der
poezie is zelden zoo weinig effectief geweest
als hier. De film kruipt.
Intusschen heeft de criticus respect voor het
werk dat hier werd volbracht onder meer voor
de rolbezetting welke hij zeer geslaagd acht.
Ook de technische verzorging prijst hij ten
zeerste.
Nietwaar, bent "n trouw lezer van onze ru
briek „Omroepers". U moogt er graag eens in
grasduinen. De zakenman weet van Uw speur-
lust te profiteeren. hij plaatst Zaken-Omroepers,
die onze rubriek juist zoo veelzijdig doen zijn en
die Uwe regelmatige belangstelling inderdaad
tnotiveeren.
door Charles Carvice
30
Op den avond van den vierden dag na
het vertrek van den graaf ging Madge naar
boven om Irene te kleeden, coen ze een on
bekende stem in de hall hoorde en een lan
gen jongen man in een pelsjas zag, die juist
was binnengekomen. Het was Lord Terence.
Ze glipte in een van de kleine spreekkamers,
bleef daar staan luisteren achter een kier van
de deur en hoorde hem naar Lady Irene
vragen.
„Ik zal gaan zien of haar ladyschap thuis
is, my lord," zei de butler, met al den onder-
danigen eerbied van een ouden bediende voor
iemand van Terence's positie. „Mag ik uw ïord-
schaps jas en hoed afnemen?"
„Hè? Nee, die houd ik wel even bij me,"
zei Terence, terwijl hij doorliep naar den
salon.
Madge, wier hart heftig klopte van een
opwinding, die ze zelf niet kon verklaren, liep
vlug de trappen-op.
„Lord Terence is beneden, my lady," zei ze
Ingetogen,
Irene kleurde en bleef een oogenbilk zwijgen;
toen zei ze met zachte stem:
„Wil je even gaan zeggen, dat ik in ©en paar
minuten beneden ben?"
Madge gaf de boodschap aan een bediende
door en keerde naar Irene terug. Deze stond
nu bij de tafel, bleek en in gedachten -ver-
diept.
„Wilt u vanavond uw witsatijnen japon
dragen, my lady?" vroeg Madge, om eens te
hooren, of haar stem ook ontroering zou ver
raden.
„Och ja dat is me hetzelfde," zei ze, en
zuchtte even toen ze de kamer verliet.
Madge bleef een oogenblik wachten, toen
sloop ze de gang in, keek behoedzaam om
zich heen, ging vlug de achtertrap voor het
personeel af en glipte onhoorbaar een klein
kamertje binnen, dat grensde aan den salon
en daarvan slechts door een zware portière ge
scheiden was. Wanneer ze dat dtkfce pluchen
gordijn heel even opzij duwde, kon ze zoowel
zien als hooren.
Ze hurkte een paar seconden lang achter
de portière, bang, zich te bewegen, toen kroop
ze naar de smalle spleet, die ze gemaakt had,
en gluurde in den salon.
Terence deed een paar stappen naar de
deur, toen Irene binnenkwam, en greep haar
beidp handen.
„Hier ben ik, Irene. Herinner je je nog,
wat je dien avond gezegd hebt; dat dat
als ik in moeilijkheden was, je me helpen
zoudt?"
je, dat ik zóó gauw vergat, Terence? En bèn
je in moeilijkheden?"
„Ja, in ernstige moeilijkheden," zei hij,
terwijl hij de wenkbrauwen fronste en haar
mooi gedichtje onderzoekend opnam, met
iets als schaamte en wroeging in zijn anders
zoo vrijmoedigen blik. „Maélr zullen we niet
even gaan zitten, liefste?"
Ze liet zich door hem naar een. sofa leiden.
„Ik zou je graag alles vertellen, Irene. Ik
weet, dat je niet zoo goed meer over me
zult denken, wanneer je weet, hoe hoe
dwaas Ik geweest ben; maar 'als je van me
houdt, dan zul je me vergeven en en me
helpen."
„Dat zal ik allebei doen, Terence," zei ze,
zoo eenvoudig en onschuldig, dat zijn geweten
hem opnieuw verwijten deed.
„Je weet, Irene, liefste, dat dat Ik nogal
'n lichtzinnig leven heb geleid."
„O ja?" zei ze. „Wat bedoel je? Dat je een
heeleboel geld hebt uitgegeven schulden ge
maakt?"
„Ja, dat is het, liefste!" zei hy opgelucht,
biy, dat verdere byzonderheden hem bespaard
bleven. „Ik ik ben een idioot geweest
wel niet erger dan andere jongelui, maar toch
ook niet beter en ik zit tot over nujn ooren
in de schuld."
Irene knikte ernstig.
„Ja, dat begrüp ik; maar dat is met zooveel
jongelui het geval. Ik herinner me een van
vaders secretarissen, Lord Hartwoodhy hield
renpaarden, raakte in de schuld ên vader hielp
hem uit de moeilijkheden."
Terence staarde naar den grond.
„Ja; maar maar- er is niemand, die mij
zou kunnen helpen. En dat wensch ik ook niet,
zie je, want, zoodra er eens iets gebeurt met
dien goeden ouden hertog kijk niet zoo
ontzet, Irene, de hemel weet, dat ik hem niet
dood wensch! ik bedoel, wanneer er eens iets
met hem gebeurt, dan zal ik geld in overvloed
hebben, en de kerels by wie ik schulden heb,
weten dat en zouden wel bereid zyn, te wach
ten."
„Juist," zei ze, want dat was niet moeiiyk
te begrijpen. „Maar hoe kun je dan zoo vreese-
lijk in de rats zitten, Terence?"
„Dat zal ik je uitleggen," zei hij. „Je weet,
dat zoo'n oceaanvlucht nooit zonder gevaar
is, en en, Irene, de man aan wien ik het
meeste schuldig ben, wil absoluut dat ik met
hem afreken vóór ik ga."
„Waarom?"
„Wel, zie je, als als me eens iets over
kwam, zou hy heelemaai geen zekerheid meer
hebben, dat hy zyn geld terugzag."
„Maar de hertog?"
„De hertog zou wel niet aan al zyn eischen
voldoen. De interest och vervloekt! Ik vraag
je excuüs, Irene maar het is zoo lastig uit
te leggen! Begryp je, voor iedere honderd
pond, die hy me leende, moest ik een schuld
bekentenis teekenen voor twééhonderd!"
„Dan kun je niet gaan," zei ze eenvoudig.
„Irene! Niet gaan! Terwyl iedereen van
myn vertrek weet en er over praat. En wat
zou ik Lord Rendall voor een excuus moeten
opgeven! Hy heeft er zyn zinnen op gezet om
juist met mij te gaan, en hy is niet iemand,
die zich gedwee by een teleurstelling neerlegt!
Hy zou zyn verontwaardiging niet onder
stoelen en banken steken en wat zouden
de menschen zeggen! Dat ik het op 't laatste
oogenblik benauwd kreeg en me liever hield
by tamme vluchtjes in de buurt! O, kèn ik
het je dan maar niet aan 't verstand bren
gen?"
Ze sprong op en greep zijn arm; haar ge
zicht gloeide.
„O, vergeef het me, Terence! Natuurlyk
begryp ik het! De menschen mogen niet
denken, dat je bang bent! Natuurlyk moet Je
gaan! Je moet!"
„Maar ik kan niet! Kyk eens, Irene, lees dit
eens!"
Hij haalde een brief uit zyn zak en gaf haar
dien met afgewend gezicht.
Het was het handig-gesteld schryven van
den heer Levi Levison. Irene las het door en
alle kleur week uit haar gezichtje.
„Waarom waarom zegt hy, dat als
als je met me trouwde vóór je ging, hy niets
zou zeggen en niets doen om je vertrek te
verhinderen? Dat begryp ik niet."
„Omdat zijn stem daalde tot een heesch
gefluister, „omdat, als we getrouwd waren, je
vader zou betalen, als er iets met me gebeurde.
Dat weet Mij.
„Maar, Terence, waarom vraag je vader dan
niet om geld, zoodat je den man kunt betalen,
die je dien afschuwelyken brief schreef?"
„Dat kan ik niet," zei hy schor. „Als hy
wist hoe hoe ik me in de nesten had ge
werkt, zou hy nog meer overtuigd zyn, dat ik
je niet waard was, en zich steiker dan ooit
tegen onze verloving verzetten. Bovendien
weet je dan niet, dat ons vertrek bepaald is
op aanstaanden Vrijdag?"
„Vrijdag?" echode zy. „Dan dan zou ik
niet met je kunnen trouwen, onmogelyk." Ze
werd bloedrood. „Er zou geen tyd voor zyn."
En terwyl ze dat zei, voelde ze een onuitspre-
lyke opluchting.
„Ja, toch wel," zei hy in heftig gefluister,
terwyl zyn gezicht bleek werd van spanning
en opwinding. „Ik ik heb alles al geregeld.
Ik we zouden Donderdag kunnen trou
wen."
„Donderdag? Terence, je kunt toch niet
meenen, wat je daar allemaal zegt! Het klinkt
allemaal zoo fantastisch!"
„Irene, ik ben buiten mezelf, dat geef ik
toe. Bedenk toch eens. hoeveel er voor my
op het spel staat! Een schandaal, dat myn
ondergang beteekent, wacht me als als je
weigert, dit voor me te doen. Niets kan me
redden. Ik zou gearresteerd worden, Engeland
moeten verlaten, ik zou me nooit meer ergens
kunnen vertoonen. Wie schulden maakt,
die hij niet kan betalen, is niet beter dan een
dief!"
Ze klemde haar handen ineen en staarde
radeloos voor zich uit. Bezwerend boog hij
zich over haar heen.
(Wordt vervolgd)