Vaticaansche sterrenwacht Met twee kameraadjes op avonteremreis ffldwïfml van dm da§ De Dubbelgangster N TROUWE KLANT ^■iiiiiiiiiiiiiiiiiiF" Jubileum Paters Oblaten REINHARDT FILMT DONDERDAG 17 OCTOBER 1935 DOOR DEN H. VADER INGEWIJD Het spontanemaar vage gevoel van verwantschap, van samen hang tusschen godsdienst en sterrenkunde Leider onze landgenoot Pater J. Stein Film over Abessinië verboden Missiehuis „St. Karei" te Houthem- St. Gerlach aan^aTvan hoS- ondergeschoven De Negende Symphonie Engelsch oordeel over J\didzomer' nachtsdroom" A T I 17 A RflMM 17 'Q op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E* bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door E1 dLdeUiken^afloop F 250a" een™voet *0? A I ,1 ,r. A fl I li r a |J ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen R 4 UU» verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen A doodehjken ai p AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL „Ja, natuurlijk," antwoordde ze zacht. „Dacht In deze dagen van oorlogsnood en vertwij felden volkenstrijd, in deze dagen van bloed en sancties is de sterrenkundige degene, die zijn blik omhoogheft naar den hemel, niet om er de schimmen van bombardeervliegtuigen te zoeken, maar om contact te vinden met de majesteit van God, die ver boven de aardsche wisselvalligheden zün naam geschreven heeft in de heerlijkheid en de aetherische wetten van het heelal. De Paus, die zwaar gebukt gaat onder de ontzettende zorgen, die het Abessi- nische conflict met zijn onafzienbaren nasleep over Italië, dat Hij „een groot en goed volk, Ons eigen volk" noemde, over de kerk en de mensch- heid dreigt te brengen, de Paus heeft misschien dc- menschen naar deze troostende aanschou wing op Gods onmetelijke majesteit willen wij zen, door juist in deze met angst vervulde dagen de nieuwe Vaticaansche sterrenwacht in te wij den die onder de leiding van onzen geleerden landgenoot pater J. Stein S.J. in twee jaren van toegewijden arbeid is tot stand gebracht. Iedereen vindt het natuurlijk, dat het Vati- caan een sterrenwacht bezit. Men verwondert Zich niet, wanneer men deze natuurweten schappelijke instelling in de schaduw van Sint Pieter ontmoet of de koepeltjes van een ob- Pater dr. J. Stein S.J., directeur van de Pauselijke sterrenwacht servatorium ziet blinken boven het dak van het zomerpaleis te Castel Gandolfo. Een che misch laboratorium bijv. in het Vaticaan zou de menschen verbazen; maar de wetenschap oer sterren vindt eenieder hier op haar plaats. Dit spontane, maar vage gevoel van ver wantschap, van samenhang tusschen godsdienst en sterrenkunde heeft de Heilige Vader zelf by de inwijding van de nieuwe „Specola" in hooge en geïnspireerde redevoeringen willen vertolken. Tevoren had pater Stein in het kort de ge schiedenis van de oude en nieuwe sterrenwacht gememoreerd en hij had eraan herinnerd, dat Pius IX in 1848 op het herbouwde observato rium ten Capitole twee woorden beitelen liet; Deo Creatori: Aan God den schepper. En de koele geleerde, gewend aan de zakelijke formulentaal der wetenschap en de strenge maat der getal len. wilde voor één keer ook de ontroering ver raden, die den sterrenkundige bezielt bij zijn stil en ingespannen werk. „Wanneer wij in een zomernacht met het groote oog langs de zilveren klaarheid van den Melkweg gaan, werden wij aangegrepen door bewondering voor eer rijkdom en de veelheid der vormen, die zich aan onzen blik vertoonen. Doch die be wondering wordt verbazing en verbijstering, wanneer wij in een langdurig-belichte fotogra fie die uitgebreide opeenhoopingen van ster ren beschouwen, vaak doorgroefd door duistere lacunes en zwarte vlekken van de grilligste vormen, veroorzaakt door tusschenliggende don kere materie; sterrenmassa's, die afwisselen met lichte nevelsluiers, glanzende sterrennevels, welke weer door bijna sterrenlooze, donkere barsten en vlekken worden onderbroken. En wanneer wil ons ten doel stellen, dien schijnbaren chaos te doorspeuren en ons een begrip te vormen van zijn bouw, voelen wij ons bijna overweldigd door een gevoel van onmacht, en wij denken aan de woorden van Job: „Die alleen de he melen uitspant en schrijdt over de golven der zee; die Arcturus en Orion maakt en de Hya- den en het binnenste van den Auster; die groote en onbegrijpelijke en wonderbaarlijke dingen doet zonder getal." De Paus nam in zijn inwijdingstoespraak den tekst van zijn grooten voorganger Pius IX over en schonk aan de nieuwe sterrenwacht het op schrift; Deum Creatorem venite adoremus: Komt laat ons God den Schepper aanbidden. „Het is geen wonder," sprak de Heilige Va' der „zoo de grootsche dingen, welke de ster renkunde bestudeert, en zoo de gedachten, wel ke reeds de gewone aanblik dier dingen opwekt, zich omzetten in een feit van hooge geestelijke beteekenis, dat de eeuwen beheerscht en zich sedert de verste oudheid tot op onze dagen voortzet: Wij bedoelen het verband tusschen den Godsdienst en de wetenschap der sterren Ook het onlangs gehouden congres der oriën talisten bevestigde in eenige voordrachten dat verband, en zelfs de gewone ontwikkelde weet, wat de alleroudste teksten van spijkerschrift en hiëroglyphen ons hebben geleerd omtrent het verband tusschen de waarnemingen der sterren eri de offers en instellingen van den eeredienst. In vergelijking met deze alleroud ste getuigenissen is de kalenderhervorming, die den naam van onzen grooten voorganger Gre gorius XIII draagt, eerst van gisteren; bekend is, welk aandeel de sterrenkunde van zijn tijd daarbij heeft gehad, een aandeel, dat ook in enze dagen nog hoog gewaardeerd werd door bevoegde beoordeelaars als Schiapparelli en pa ter Hagen, om slechts degenen te noemen, die Wij persoonlijk hebben gekend en bewonderd. Bekend is ook, dat de Romeinsche Pausen reeds sedert lange eeuwen de hulp der sterren kunde inriepen voor de regeling van de heilige getijden en vooral van den Paaschtijd. Zooals gij ziet is dat, wat Wij heden doen, niet alleen een voortzetting en navolging, naar ons vermogen, van het onvolprezen maecenatis me van zoovele groote voorgangers; het is niet alleen de verzekering, ook voor het heden en voor de toekomst zooals zij dat met welspre kende daden deden voor het verleden van die onuitgesproken, ja zelfs uitgesproken apo logie voor geloof en godsdienst, die zich klaar en overtuigend vertoont, zoo dikwijls de ver knochtheid aan het geloof zich broederlijk ver- eenigd toont met de liefde voor de wetenschap. Wat Wij heden doen, is niet alleen dat. Het is cok, en meer in het bijzonder, de hervatting van één der schoonste en kostbaarste draden uit de geschiedenis van het Romeinsche pausdom: der. draad van zijn eeuwenoude betrekkingen tot de wetenschap der sterren, die wetenschap, die Wij waarlijk van nature religieus meenen te kunnen noemen, zooals de menschelijke ziel, naar het geniale woord van Tertullianus, van nature christelijk is. Géén ander deel van de schepping immers noodt den mensch zoo wel sprekend en dringender tot gebed en aanbid ding als de sterren. „Wij zagen zijne ster en zijn gekomen om hem te aanbidden," zoo zeiden de oude Wijzen, voor wie de sterren de boden van de komst van een God op aarde waren. Ei. nog heden ziet de bedouïne in de onmete lijkheid der woestijn de majesteit Gods stralen en wandelen in de onmetelijkheid des hemels. Zelfs de ongeloovige dichter hoorde in de be- sterde stilte der hemelen het zoete gebed van het Ave Maria zweven. En Ons zelf, be minde zonen, schijnt het toe, dat Wij bij deze sterrenkundige inwijding, in naam van de gan se he Kerk, een handeling van Ons priesterlijk ambt verrichten." Een Duitsche film over Ethiopië werd Don derdag door de autoriteiten te Budapest ver boden. De regeering wil blijkbaar elke onaan genaamheid tegenover Mussolini vermijden en wil voorkomen, dat de film als Abessinische propaganda zal worden uitgelegd. Het interieur van de Vaticaansche sterrenwacht Dinsdag 15 October werd in het Missie huis St. Karei der Duitsche Paters Oblaten der Onbevlekte Maagd Maria, niet vreugde en dankbaarheid het vijftigjarig bestaans-jubileum herdacht. Toen was het vijftig jaar geleden, dat de Fransche Oblaten, uitgedreven door de toen malige kloostervervolging, na een kort opont houd te Heer bij Maastricht, zich met hun missieschool kwamen vestigen in het mooie, schilderachtige Zuid-Limburgsche dorpje Hou thein St. Gerlach. Zij die als gevaarlijke zwarte raven" uit hun vaderland verbannen werden, trokken zich terug op een hoogte in den volksmond „Ravensbosch" genaamd. De bevolking van Houthem, Valkenburg en om geving kent de Duitsche Oblaten dan ook niet anders dan onder den naam van de „Paters van Ravensbosch". Dit klooster zou de wieg worden, niet alleen van vele geslachten van Oblaten over de ge- heele wereld verspreid maar ook van de bloeien de Duitsche provincie met haar bij de dertig kloosters. Het kleine getal leerlingen van het begin groeide sterk aan, te meer omdat vanaf 1885 bijna uitsluitend Duitsche studenten opgenomen werden. Eij de opening van het Missiehuis kwamen 70 kerngezonde Duitsche jongens binnen in 1891 was dit getal reeds tot 150 gestegen, om in den loop der jaren te klimmen tot 200 en meer. Er moest dan ook uitgebreid en verbouwd worden. De muren van de oude „boerderij St. Karei" moesten wijken en grootsch verhief zich weldra het nieuwe St. Karei als een sterke burcht. Opvallend is dat de stoot der geestelijke, we tenschappelyke en stoffelijke ontwikkeling ge geven werd door den hoogeerw. Pater Leo Legrand, geboortig uit Noord-Frankrijk. Als 81-jarige grijsaard woonde hij nu de jubileums viering bij en was met recht het middelpunt aer feestelijkheden. Onder Gods 'milden zegen heb ben de stichter en zijn latere opvolgers Sint Karei tot hoogen bloei gebracht. Zwarejaren heeft St. Karei moeten door worstelen onder den grooten wereldoorlog zware en moeilijke tijden beleeft hetook nu. Maar het mag terugzien op een heerlijk ver leden. Een onafzienbare schaar van jonge Priesters en Oblaten hebben in St. Karei hun eerste opleiding ontvangen. Daar werd de grondslag gelegd van hun missionaris-leven. In alle Duitsche landen „von der Maas bis an die Memel, von der Etsch bis an den Belt" hebben ze als Volksmissionarissen het woord Gods verkondigd. Wat zij gedaan hebben en nog doen in hun vaderland, dat deden en doen En nou kunnen jelui zeggen wat je wilt, maar ik vind het misselijk, dat een onderwijzer stiekum in de boekenkast het portret van z'n meisje staat te kussen. Heb toch meelij, kerel, de jongen is voor het eerst in zijn leven verliefd. Dat koelt later wel af. Och kom, 't is te zot, te belachelijk! 't Is een blamage voor den heelen onderwijzersstand en daar moest voor eens en voor altijd een ein de aan gemaakt worden. We zullen er eens een portret van een of ander oud wijf in stoppen, want hij kijkt er niet eens naar. Hij kust auto matisch, zooals ik aan mijn sigaar trek! De overdreven genegenheid van Joost Rut gers voor z'n verloofde, z'n Roosje, had de col lega's geprikkeld. Er moest iets gebeuren, dat de met spotlust geladen atmosfeer ontlastte. Daarom scharrelde ieder op zijn beurt alle oude portretten op, die maar in zijn bereik lagen en den volgenden morgen verschenen ze op de speelplaats met een verzameling zeer hetero gene persoonlijkheden. Verschoor had een por tret van Bismarck en een van de tante van zijn vader, een boerin uit Tjietjerksteradeel met de Friesche oorijzers. Munnikmeier was z'n vriend, den inspecteur van politie, gaan opzoeken en had een collectie spitsboeven en een gifmeng ster meegebracht. Peters solliciteerde voor 'n vrouwtje, dat honderd en drie jaar was en dat de Orde van Oranje-Nassau op haar zwarte blousje droeg. Maar de keuze viel op Ko ningin Victoria, met haar stereotype muts, haar camée broche onder de dubbele onderkin, met den streng-getrokken mond en den puntigen neus. Met deze keuze konden de gezworenen zich allen vereenigen en de bezitter van het oude, vergeelde, maar nog gave en glanzende portret kreeg de opdracht de verloofde van Joost Rut gers, tijdens diens afwezigheid, uit de boeken kast te schaken en er de dooie Koningin van Engeland voor in de plaats te leggen. De aanslag gelukte volkomen, want Joost Rut gers liet op een boodschap, door Munnikmeier gezonden, onmiddellijk zijn klas aan het toe zicht van Van Oostrum over. Toen-ie twee mi nuten later tusschen de roezemoezende jongens was teruggekeerd, lag er in de plaats van een banketbakkersdochter, een gekroond hoofd in zijn boekenkast. De onderwijzer van de aan grenzende klasse had dien dag geen minuut zijn aandacht bij zijn paedagogische plichten. Geen oog had-ie van de boekenkast af en toen Joost oudergewoonte zijn stappen daar heen richtte, toen-ie hem het gewone zotte manuaal zag ma ken, holde hy naar boven, trok Munnikmeier en Peters uit hun klas de gang in en proestte: Hij bijt, hij bijt, hij heeft die ouwe tootebel al te pakken, 't Is om te bezwijmen van t lachen! Maar die infideliteit mag niet onge straft blijven. Het is onze plicht zijn verloofde op de hoogte te stellen van zoo'n infame trouw breuk. Als jullie vanavond bij mij komen, zul len we, op mijn kamer, een brief opstellen aan Roosje Krijnen. We zullen zorgen, dat de ont voerde bruid den brief thuis heeft, voordat ze met haar ridder haar Zaterdagmiddag-fiets tochtje gaat maken, dan heeft ze anderhalven dag om hem te kapittelen. We zullen elkaar as- sisteeren bij de redactie van deze hoogst ern stige waarschuwing. Ze kwamen dienzelfden avond bijeen op de kamer van Van Oostrum en verzonden, na me nigvuldige doorhalingen en wijzigingen, van het door Van Oostrum samengestelde ontwerp, het volgende schrijven: Mejuffrouw, Wij achten 't onzen plicht u een ernstige waarschuwing te sturen. Het is ons gebleken, dat uw verloofde, de heer Joost Rutgers, uw lief de en toewijding onwaardig is. Wij voelen ons gedwongen, u, terwille van uw toekomst en ge luk, een schrikkelijke openbaring te doen. Wü willen beginnen met te zeggen, dat uw verloof de in geen enkel opzicht eenige blaam treft, hij handelt geheel en al te goeder trouw, is zich zelfs niet bewust van de ontrouw aan zijn lief de jegens u gepleegd. Ziehier dan in korte trek ken de ontzettende waarheid: Joost verspilt zijne genegenheid aan een andere juffrouw, nog wel aan een da- me van vorste- i p. lijke bloede. Wij UB moedswaanzin. Pak hem zacht aan, juffrouw, oordeel niet te streng, want wij herhalen, dat hij zelf niet goed weet, wat hij doet. De beeltenis van diegene, die zijn genegenheid voor u tijdens de schooltijden ontstolen heeft, ligt in een notitie boek in de donkere boekenkast van zijn klas. Roep hem ter verantwoording, eisch ophelde ring en dwing hem te toonen wat hij in dien donkeren hoek verborgen houdt. Maar straf hem niet alvorens hem gehoord te hebben, wy hopen van ganscher harte dat wij nog bijtijds uw beider toekomstig geluk gered hebben. Met ware hoogachting, De gezamenlijke onderwijzers der M. U. L. O.-school Roosje Krijnen maakte dien Zaterdagmiddag den brief open en schrok toen ze de eerste re gels gelezen had. Ze liep er mee naar de bak kerij, waar haar vader de roomtaarten te be spuiten stond. Kind, zei Krijnen, da's een mop, laat je d'r niet doorhalen! Joost en een juffrouw van vorstelijken bloede, hij zou 't besterven as ze hem aanraakte. Die jongen is zoo bleu, dat-ie geen ander meisje durft aan te kijken. Maar je mot hem dien brief laten lezen, zoodra-ie met de fiets voor de deur komt. Roos holde naar den .winkel, toen ze Joost langs de vensters van de huiskamer zag fietsen, keek onderzoekend naar den verlovingsring, die zat er nog en nam hem mee naar de mooie ka mer: Kijk es, wat ze me gestuurd hebben, zei ze, en hield hem den brief voor. Joost greep het velletje papier en las met open mond en groote vang-oogen. Ze zijn gek. Da's een mop van Van Oostrum. En je krijgt 'n kleur. 'n Kleur? Nou ja, wat zegt dat? Heb je dan iets verborgen in die boeken kast? Nee, ja toch. En Joost voelde zich nog warmer van verlegenheid, omdat-ie niet voor haar weten wilde, dat-ie zoo kinderachtig ver liefd kon doen. Nou, wat dan? Jouw portret. Als je 't niet gelooft, kom dan mee, dan zul je 't zien. Roos holde naar de pakkamer om haar fiets en trapte naast haar aanstaande naar de M.Uii.O.-school, waar Joost den sleutel van zijn klas bij het hoofd ging opvragen. En toen, in het bijzijn van zijn aanstaande, dook het portret van de ondergeschoven ver loofde op uit het duister van de boekenkast. Roos greep het, bekeek het gretig en las: H. M. The Queen of England. Toen klonk haar schaterlach door de holle klas: Je zit erin, Joost! "li- TI'- De matrozen van het oorlogsschip, dat in middels naderbij was gekomen, zagen eens klaps de romp van den onderzeeër boven het water komen. Fluks werd langszij gevaren en eenige manschappen sprongfen op de duikboot over. Van binnen werd het luik opengemaakt en een voor een kwamen de matrozen van de onderzeeboot naar buiten, nog draaierig in hun hoofd, waarop zij onmiddellijk door de mannen van het oorlogsschip werden gegre pen en geboeid. Dama werden ze allen voor den com mandant van het oorlogsschip gebracht die op een geweldige manier stond te bulderen tegen de boosdoeners, die met gebogen hoofden stonden te luisteren. nog hun medebroeders, als Heidenmissionaris sen in de overzeesche gewesten, in Amerika, Azië en Afrika. Zij staan aan het missiefront, zoowel in de onmetelijke sneeuw- en ijsvelden van het hooge Noorden als in de verzengende zandwoestijnen van het diepe Zuiden en steeds zullen ze verder trekken om het kruis van Christus te planten tot aan het uiteinde der bewoonde wereld. Het verleden van St. Karei is schoonDe toekomst, niettegenstaande de moeilijke tijden, zal ook schoon zijn. Ongeveer 180 Duitsche jonge mannen hebben de plaats van hun voorgangers ingenomen. Onder de bekwame en talentvolle leiding van den tegenwoordigen nog jongen Superior, den zeereerw. Pater H. Sachse, bijgestaan door zijn sympathieken Procurator Pater Spiegel en een uitgelezen staf van professoren, zullen ook deze jongens hun levensideaal bereiken. Het 50-jarig verleden is een zegen en een waarborg voor de komende jaren. Moge deze jubeldag een nieuwe dageraad zijn van een hellichtende toekomst voor het Missie huis St. Karei der Duitsche Paters Oblaten der Onbevlekte Maagd Maria. B. Op 30 October zal een zeldzaam jubileum in het Berlynsche muziekleven in de Philharmo- nie worden gevierd. Dien dag zal het „Bruno Kittelsche Chor" voor de honderdste maal de Negende Symphonie van Beethoven uitvoeren. De leiding van dit jubileumconcert is toever trouwd aan Wilhelm Furtwangler. Als solisten treden op Kate Heidersbach, Gertrude Pitzin- ger, Walther Ludwig en Rudolf Watzke. De verfilming van Shakespeare's „Midzomer- nachtsdroom" door den grooten tooneelregisseur Max Reinhardt heeft thans haar Engelsche première beleefd. De filmcriticus van de „Daily Herald" merkt op, dat de fotografie van deze film boven allen lof verheven is doch dat men hier niet van een „film" kan spreken. Als het waar is, wat sommigen beweren aldus de schrijver dat Shakespeare, zoo hij in onzen tijd leefde, film scenario's zou schrijven, dan ben ik er toch zeker van, dat hij dit niet zou geschreven hebben. Men had dit tooneelstuk nooit als een film- scanario mogen beschouwen. De magie der poezie is zelden zoo weinig effectief geweest als hier. De film kruipt. Intusschen heeft de criticus respect voor het werk dat hier werd volbracht onder meer voor de rolbezetting welke hij zeer geslaagd acht. Ook de technische verzorging prijst hij ten zeerste. Nietwaar, bent "n trouw lezer van onze ru briek „Omroepers". U moogt er graag eens in grasduinen. De zakenman weet van Uw speur- lust te profiteeren. hij plaatst Zaken-Omroepers, die onze rubriek juist zoo veelzijdig doen zijn en die Uwe regelmatige belangstelling inderdaad tnotiveeren. door Charles Carvice 30 Op den avond van den vierden dag na het vertrek van den graaf ging Madge naar boven om Irene te kleeden, coen ze een on bekende stem in de hall hoorde en een lan gen jongen man in een pelsjas zag, die juist was binnengekomen. Het was Lord Terence. Ze glipte in een van de kleine spreekkamers, bleef daar staan luisteren achter een kier van de deur en hoorde hem naar Lady Irene vragen. „Ik zal gaan zien of haar ladyschap thuis is, my lord," zei de butler, met al den onder- danigen eerbied van een ouden bediende voor iemand van Terence's positie. „Mag ik uw ïord- schaps jas en hoed afnemen?" „Hè? Nee, die houd ik wel even bij me," zei Terence, terwijl hij doorliep naar den salon. Madge, wier hart heftig klopte van een opwinding, die ze zelf niet kon verklaren, liep vlug de trappen-op. „Lord Terence is beneden, my lady," zei ze Ingetogen, Irene kleurde en bleef een oogenbilk zwijgen; toen zei ze met zachte stem: „Wil je even gaan zeggen, dat ik in ©en paar minuten beneden ben?" Madge gaf de boodschap aan een bediende door en keerde naar Irene terug. Deze stond nu bij de tafel, bleek en in gedachten -ver- diept. „Wilt u vanavond uw witsatijnen japon dragen, my lady?" vroeg Madge, om eens te hooren, of haar stem ook ontroering zou ver raden. „Och ja dat is me hetzelfde," zei ze, en zuchtte even toen ze de kamer verliet. Madge bleef een oogenblik wachten, toen sloop ze de gang in, keek behoedzaam om zich heen, ging vlug de achtertrap voor het personeel af en glipte onhoorbaar een klein kamertje binnen, dat grensde aan den salon en daarvan slechts door een zware portière ge scheiden was. Wanneer ze dat dtkfce pluchen gordijn heel even opzij duwde, kon ze zoowel zien als hooren. Ze hurkte een paar seconden lang achter de portière, bang, zich te bewegen, toen kroop ze naar de smalle spleet, die ze gemaakt had, en gluurde in den salon. Terence deed een paar stappen naar de deur, toen Irene binnenkwam, en greep haar beidp handen. „Hier ben ik, Irene. Herinner je je nog, wat je dien avond gezegd hebt; dat dat als ik in moeilijkheden was, je me helpen zoudt?" je, dat ik zóó gauw vergat, Terence? En bèn je in moeilijkheden?" „Ja, in ernstige moeilijkheden," zei hij, terwijl hij de wenkbrauwen fronste en haar mooi gedichtje onderzoekend opnam, met iets als schaamte en wroeging in zijn anders zoo vrijmoedigen blik. „Maélr zullen we niet even gaan zitten, liefste?" Ze liet zich door hem naar een. sofa leiden. „Ik zou je graag alles vertellen, Irene. Ik weet, dat je niet zoo goed meer over me zult denken, wanneer je weet, hoe hoe dwaas Ik geweest ben; maar 'als je van me houdt, dan zul je me vergeven en en me helpen." „Dat zal ik allebei doen, Terence," zei ze, zoo eenvoudig en onschuldig, dat zijn geweten hem opnieuw verwijten deed. „Je weet, Irene, liefste, dat dat Ik nogal 'n lichtzinnig leven heb geleid." „O ja?" zei ze. „Wat bedoel je? Dat je een heeleboel geld hebt uitgegeven schulden ge maakt?" „Ja, dat is het, liefste!" zei hy opgelucht, biy, dat verdere byzonderheden hem bespaard bleven. „Ik ik ben een idioot geweest wel niet erger dan andere jongelui, maar toch ook niet beter en ik zit tot over nujn ooren in de schuld." Irene knikte ernstig. „Ja, dat begrüp ik; maar dat is met zooveel jongelui het geval. Ik herinner me een van vaders secretarissen, Lord Hartwoodhy hield renpaarden, raakte in de schuld ên vader hielp hem uit de moeilijkheden." Terence staarde naar den grond. „Ja; maar maar- er is niemand, die mij zou kunnen helpen. En dat wensch ik ook niet, zie je, want, zoodra er eens iets gebeurt met dien goeden ouden hertog kijk niet zoo ontzet, Irene, de hemel weet, dat ik hem niet dood wensch! ik bedoel, wanneer er eens iets met hem gebeurt, dan zal ik geld in overvloed hebben, en de kerels by wie ik schulden heb, weten dat en zouden wel bereid zyn, te wach ten." „Juist," zei ze, want dat was niet moeiiyk te begrijpen. „Maar hoe kun je dan zoo vreese- lijk in de rats zitten, Terence?" „Dat zal ik je uitleggen," zei hij. „Je weet, dat zoo'n oceaanvlucht nooit zonder gevaar is, en en, Irene, de man aan wien ik het meeste schuldig ben, wil absoluut dat ik met hem afreken vóór ik ga." „Waarom?" „Wel, zie je, als als me eens iets over kwam, zou hy heelemaai geen zekerheid meer hebben, dat hy zyn geld terugzag." „Maar de hertog?" „De hertog zou wel niet aan al zyn eischen voldoen. De interest och vervloekt! Ik vraag je excuüs, Irene maar het is zoo lastig uit te leggen! Begryp je, voor iedere honderd pond, die hy me leende, moest ik een schuld bekentenis teekenen voor twééhonderd!" „Dan kun je niet gaan," zei ze eenvoudig. „Irene! Niet gaan! Terwyl iedereen van myn vertrek weet en er over praat. En wat zou ik Lord Rendall voor een excuus moeten opgeven! Hy heeft er zyn zinnen op gezet om juist met mij te gaan, en hy is niet iemand, die zich gedwee by een teleurstelling neerlegt! Hy zou zyn verontwaardiging niet onder stoelen en banken steken en wat zouden de menschen zeggen! Dat ik het op 't laatste oogenblik benauwd kreeg en me liever hield by tamme vluchtjes in de buurt! O, kèn ik het je dan maar niet aan 't verstand bren gen?" Ze sprong op en greep zijn arm; haar ge zicht gloeide. „O, vergeef het me, Terence! Natuurlyk begryp ik het! De menschen mogen niet denken, dat je bang bent! Natuurlyk moet Je gaan! Je moet!" „Maar ik kan niet! Kyk eens, Irene, lees dit eens!" Hij haalde een brief uit zyn zak en gaf haar dien met afgewend gezicht. Het was het handig-gesteld schryven van den heer Levi Levison. Irene las het door en alle kleur week uit haar gezichtje. „Waarom waarom zegt hy, dat als als je met me trouwde vóór je ging, hy niets zou zeggen en niets doen om je vertrek te verhinderen? Dat begryp ik niet." „Omdat zijn stem daalde tot een heesch gefluister, „omdat, als we getrouwd waren, je vader zou betalen, als er iets met me gebeurde. Dat weet Mij. „Maar, Terence, waarom vraag je vader dan niet om geld, zoodat je den man kunt betalen, die je dien afschuwelyken brief schreef?" „Dat kan ik niet," zei hy schor. „Als hy wist hoe hoe ik me in de nesten had ge werkt, zou hy nog meer overtuigd zyn, dat ik je niet waard was, en zich steiker dan ooit tegen onze verloving verzetten. Bovendien weet je dan niet, dat ons vertrek bepaald is op aanstaanden Vrijdag?" „Vrijdag?" echode zy. „Dan dan zou ik niet met je kunnen trouwen, onmogelyk." Ze werd bloedrood. „Er zou geen tyd voor zyn." En terwyl ze dat zei, voelde ze een onuitspre- lyke opluchting. „Ja, toch wel," zei hy in heftig gefluister, terwyl zyn gezicht bleek werd van spanning en opwinding. „Ik ik heb alles al geregeld. Ik we zouden Donderdag kunnen trou wen." „Donderdag? Terence, je kunt toch niet meenen, wat je daar allemaal zegt! Het klinkt allemaal zoo fantastisch!" „Irene, ik ben buiten mezelf, dat geef ik toe. Bedenk toch eens. hoeveel er voor my op het spel staat! Een schandaal, dat myn ondergang beteekent, wacht me als als je weigert, dit voor me te doen. Niets kan me redden. Ik zou gearresteerd worden, Engeland moeten verlaten, ik zou me nooit meer ergens kunnen vertoonen. Wie schulden maakt, die hij niet kan betalen, is niet beter dan een dief!" Ze klemde haar handen ineen en staarde radeloos voor zich uit. Bezwerend boog hij zich over haar heen. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 9