Eerste Nederlandsche „Pou"
in stilte gebouwd
m
Wrijving tusschen Japan en
Rusland
De watermolen
„Oudegein"
MOET DAT VLIEGEN?"
VRAAGT MEN ZICH AF
BUITEN-MONGOLIË DE
INZET
ZONDAG 27 OCTOBER 1935
Op het eerste gezicht een stuk
speelgoedbij nadere be
schouwing een serieus
stuk werk
Mignet's constructie
verbeterd
Vleugel in twee helften
Ernstig pogen
In een kelder begonnen
Hoe staat het met de Poux?
Sobriëtas Afl. 10
Grensincidenten aan
leiding
47SO M. BOVEN DEN
ZEESPIEGEL
Door een vernuftige combinatie
aan te brengen, is deze als
natuurobject behouden
gebleven
Een nieuwe bemaling
PROF. ROBERT FRUIN
OVERLEDEN
VERLAGING LOODSGELDEN
OM SCHEPEN TE HELPEN
DE „ROTTERDAM'
TERUG
KOMT
De Sperwer heeft slecht weer
Bij het reusachtig, bijna fantas
tisch werk bedient men zich
van de meest moderne,
technische hulp
middelen
Een familiegeheim van
Peruanen
De eeuwenoude molen aan den Usel bij Jutphaas
'V
DE LOONSVERLAGING
BIJ DE MIJNEN
Minister zal niet tusschenbeide
komen
PATER BAPTIST M.S.C.
Toen onlangs op het vliegveld van
Orly bij Parijs een vlucht van tien
Poux-du-Ciel ter demonstratie bijeen
was, kon men op het stuurvlak van
een der minuscule vliegtuigjes het
opschrift lezen: „Et ca vole, ca?"
„En zooiets vliegt?" Aan dit op
schrift moesten wij onwillekeurig
denken, toen wij op de Amsterdam-
sche Marinewerf stonden tegenover
den eersten Nederlandschen Pou,
product van Huisvlijt, welke binnen
kort op Schiphol zal starten.
De'werkplaats van de Amsterdamsche Veree-
niging voor vliegtuigbouw op de Marinewerf,
is dje wieg geworden van den eersten Pou, in
alle stilte op Nederlandschen bodem op stapel
gezet. Daar staat thans het bijna voltooide
vliegtuigje, op het eerste gezicht niet veel meer
dan een grappig stuk speelgoed. Een kistje van
triplexhout, op wielen van 'n flinken vliegenden
Hollander, het geraamte van de vleugels oogen-
schijnlijk zoo fragiel, dat men bang is er tegen
te stoQten. Het heele gevalletje is nog geen drie
en een halven M. lang, en twee M. hoog, ter
wijl het een vlucht slaat van precies zes meter
en dertig' cM. Men kan het bij den staart
optillen en voortduwen.
De heer Eduard Nagelgast, de jonge con
structeur, toont het met trots. Hij heeft
thans in praktijk gebracht zijn theoretische
kennis, opgedaan bij den cursus vliegtuig
bouw aan de M.T.S. en zijn ervaring als
volontair bij practisch werk op Soesterberg.
Voortbouwend op het principe van Mignet's
schepping, heeft hij een „vliegtuig voor den
kleinien man" geconstrueerd, dat een ver
beterde uitgave mag heeten van het oor
spronkelijke type.
De at te luchtige opvattingen van den schep
per van den „Pou", omtrent veiligheid, deelt de
heer Nagelgast niet. Zijn constructie wijkt dan
ook in verschillende onderdeelen van den Fran-
schen Póu af. Allereerst is de romp versterkt o m.
dool' het weglaten van de instapinsnijding. Ook
de „torsie-stijfheid" der vleugeleinden is ver
groot, d.w.z. de vleugeltippen zijn verstevigd
om aan de wringings-krachten, die bij het
vliegen optreden, voldoenden weerstand te bie
den.
Verder is het landingsgestel gewijzigd. Loopt
bij Mignet de as door de romp, zoodat het toe
stel met den buik dicht op den grond zit, de
Nederlandsche Pou staat met een speling van
ongeveer'40 c.M. hoog op de beenen.
Een belangrijk constructie-verschil is de vleu-
gel-in-twee-deelen, scharnierend in het midden
waar de romp is opgehangen. Hierdoor kan de
V-vorm van het toestel tijdens het vliegen zoo
gunstig mogelijk worden afgesteld, zoodat men
de gewenschte zijdelingsche stabiliteit verkrijgt
en rustiger komt te liggen. In plaats van span
draden krijgen de vleugeldeelen scharnierende
stijlen naar de romp, wat steviger is, vooral
ook bij het optreden van neerwaartsche krach
ten op de vleugels.
Tenslotte is de stuurinrichting gewijzigd.
Mignet regelt met den stuurknuppel zoowel
hoogte- als zijdelingsche bewegingen. Bij den
Nederlandschen Pou zal het richtingsroer, even
als bij de gewone vliegtuigtypen, weer met voet
pedalen worden bediend.
Eduard Nagtelgast heeft over zijn
Pou, die thans bijna gereed is, onge
veer 4'A maand gewerkt. Aan de
verschillende onderdeelen heeft hij
f 850 ten koste gelegd, waarvan al
leen f 600 voor den betrekkelijk
zwaren 4 takts vliegtuigmotor, een
gebruikte A. B. C. Scorphion van 34
P.K. De actie-radius van het toestel
wordt geschat op 500 K.M. bij een
benzine-verbruik van 40 L. De ver
wachte kruissnelheid bedraagt 120
K.M. per uur.
Het toestel wordt uitgerust met de volgende
Instrumenten: hoogtemeter, snelheidsmeter, toe-
renteller, oliedïuk- en temperatuurmeters, langs-
en dwarshellingmeters, kompas. Er zijn Poux, die
het met heel wat minder doen, maar daar het
hier een proefneming geldt met een gewijzigd
type, is de zoo volledig mogelijke uitrusting van
belang.
Want het gaat er den jongen constructeur
vooral om, of zijn type het straks in de practijk
zal doen, of. het werkelijk goede vliegeigen-
schappen zal blijken te bezitten. Zelf vliegt hij
er voorloopig niet mee; hij heeft trouwens geen
brevet. Een instructeur van de N. L. S. zal het
toestel waarschijnlijk invliegen.
Heeft het toestel eenmaal zijn luchtwaardig-
heidsbewijs en is het ingeschreven, dingen,
waarbij voor een nieuw type als dit nog altijd
bedragen van f 250 en f 35 zijn gemoeid, dan
heeft de heer Nagelgast alweer andere plannen
gereed en begint hij aan den bouw van een
twee-persoons-Bou.
Zoover is heb intusschen nog niet. De Pou
wacht nog op de eerste officieele keuring, waar
bij men de aërodynamische berekeningen en de
technische uitvoering onderzoekt. Daarna wor
den de vleugels afgedekt, de romp keurig in het
blauwe lak gezefe en dan pas gaat het. gedeelte
lijk gedemonteerd, per vrachtauto naar Schip
hol voor de vliegproeven.
't Heeft den jeugdigen luchtvaartenthousiasten
Eduard Nagelgast en zijn helpers T. Gipon, P.
Happé en J. Fortuin, bij hun ernstig werk niet
aan belangstelling ontbroken. Zoo toonde o.a. de
ingenieur van den Rijksstudiedienst voor de
luchtvaart, ir. A. G. von Baumhauer, zijn per
soonlijke interesse en stond de kranige jongelui
met raad en daad bij. Men hielp hen ook aan
een betere lokaliteit om te werken, toen zij zich
aanvankelijk nog moesten behelpen in den kel
der van de woning van den heer Nagelgast. Voor
zoover bekend zijn er verder in ons land nog
een drietal amateurs bezig om Poux te bouwen.
Hun toestellen verkeeren echter pas in een be
ginstadium van constructie.
Nu eerlang dus de eerste Nederlandsche Pou
op onze vliegvelden verschijnt, is het interessant
kennis te nemen van de bijzonderheden, welke
de heer Georges Honard op de bovengenoemde
meeting van Poux-bezitters te Orly vermeldde
als resultaat van een enquête betreffende con
structie van en resultaten met tot dusver goed
gekeurde Poux.
Het grootste gedeelte der tot nu toe bekende
Poux du Ciel (ongeveer 85) zijn geheel gebouwd
volgens het ontwerp van Mignet. De bouwtijd
varieert van drie weken tot zes maanden. Verre
weg de meeste eigenaars hadden, toen zij met
hun toestel het luchtruim kozen, nog nooit ge
vlogen! De prijzen der toestellen loopen van
frs. 1200 tot frs. .8.000. De motoren wisselen van
16 tot 40 P.K. Er werd een proef genomen met
een H.D.-motorrywielmotor, maar deze bleek
niet geschikt.
Mignet's toestel weegt 130 K.G., de lichtste
Pou tot dusver 108 K.G., de zwaarste 180 K.G.
De Pou van Nagelgast weegt 160 K.G. De ge
middelde aanloop vergt 80 tot 100 Meter, de uit
loop 30 tot 50 meter. Er zijn echter gevallen be
kend dat een Pou reeds tusschen 30 en 50 meter
los kwam.
Merkwaardig is tenslotte, dat men onder de
Poux-eigenaars aantreft: doktoren, winkeliers,
bankwerkers, handelsreizigers, garagehouders,
een stucadoor, een landbouwer, enz. Hieruit
blijkt dus, dat de Pou inderdaad de vliegsport
populair gaat maken. De Nederlandsche Pou-
beweging heeft thans haar bekwamen, bedacht-
zamen pionier in den heer Nagelgast, die met
behoud van de goede aërodynamische kwalitei
ten van Mignet's schepping een verbeterd type
heeft gebracht, waaromtrent de verwachtingen
terecht gespannen zijn.
Zal de Nederlandsche Pou een hoogvlieger
blijken?
De eerste Nederlandsche ,?Pou du Ciel", die op de Marinewerf te Amsterdam zijn
voltooiing nadert. In het midden de constructeur, de heer Eduard Nagelgast
De aflevering wordt geopend met een goed
doordacht en warm geschreven artikel: „De
genotzucht en het vraagstuk der Maatschap
pelijke Ordening" door U. Hij verdeelt zijn
artikel in twee deelen, waarvan het eerste gaat
over: „de genotzucht en 't sociaal-economisch
leven," het tweede over: „de genotzucht en 't
herstel der Sociale Orde." Zooals het vrijlaten
der maatschappelijke verhoudingen een funes-
ten invloed had op de ontwikkeling der genot
zucht, zoo zal van de ordening der beroeps
standen een kracht kunnen uitgaan tot beteu
geling daarvan, als ook van haar sociale ge
volgen.
De redactie geeft volledig de wettelijke voor
schriften over drank- en dansgelegenheden.
Voor de plaatselijke afdeelingsbesturen is dit
van practisch nut.
In een artikel: „Wereldbond tegen het Al
coholisme," vindt jnen zeer interessante gege
vens over de reorganisatie der internationale
drankweer. In 1934 werd daartoe te Londen be
sloten en in September 1935 werden te Mon-
treux de plannen definitief uitgewerkt. De po
lyglotte vergaderingen stonden onder leiding
van jhr. Ch. Ruys de Beerenbrouck. De ver
slaggevers A. Ariëns en P. v. d. Meulen ge
tuigen dat hij zich weer uitstekend van die
moeilijke taak heeft gekweten. Een eer voor
Nederland en voor Sobriëtas.
De rubriek „Uit Tijdschriften" wordt goed
verzorgd door P. Dieges. Hij verstaat de kunst
om te ordenen en het meest belangrijke op
het voorplan te zetten.
P. F. OTTEN O.P.
(Bijzondere correspondentie)
De verhouding tusschen Japan en de Re
publiek der Sovjets wordt opnieuw met
den dag slechter. Nadat het langdurige
geschil over den verkoop van den Oost-
Mandsjoerijschen spoorweg ten genoege van
Japan bijgelegd was, zijn er enkele maanden
van betrekkelijke kalmte voorbijgegaan, maar
op dit oogenblik zijn de relaties opnieuw der
mate gespannen, dat zelfs gebeurtenissen van
ernstigen aard niet geheel uitgesloten lijken.
De onmiddellijke aanleiding tot die spanning
ligt in de herhaalde grensincidenten, die door
Japansch Mandsjoerijsche en Sovjets-patrouil
les bijna dagelijks veroorzaakt worden. Tusschen
den nieuwen staat Mandsjoekwo en de onaf
hankelijke, maar geheel onder Russischen in
vloed staande, Volksrepubliek van Buiten-Mon
golië is 'de grens niet overal even duidelijk af
gebakend en verwekkers van troebelen kunnen
Zich er dus steeds op beroepen niet te hebben
gew'aten, dat zij zich op vreemd terrein bevon
den. iZy waren geen aanvallers, maar verdedig
den zich.
Op 12 October j.l. evenwel is Grodekovo het
tooneel 'geweest van een incident, dat alle vorige
in belangrijkheid overtrof. Volgens de Russische
lezing heeft op dien datum te vijf minuten
over tweeën preciseert U.R.S.S. een detache
ment Japansch-Mandsjoerijsche troepen, onder
leiding van een Japansch officier, de grens
overschreden en, na een kilometer diep op
Sovjet-gebied te zijn doorgedrongen, twee be
reden Russische grenswachters aangevallen. Na
dat deze van naburige posten versterking had
den ontvangen ontstond een vuurgevecht in
den loop waarvan zoowel aan Russische als aan
Japansch-Mandsjoerijsche zijde een aantal sol
daten sneuvelden.
Een zeer krachtig protest van» Moskou heeft
Tokio daarop bereikt, maar Hirota, Japans mi
nister van buitenlandsche zaken, heeft Joe-
reneff, den Sovjet-gezant in de Japansch
hoofdstad, in de eerste plaats koeltjes medege
deeld, dat hjj nog geen officieele lezing van het
geval ontvangen had en er zich dus bezwaarlijk
over kon uitspreken, en later een lezing van
het incident gegeven, welke, als steeds, de ver
antwoordelijkheid op de schouders van de tegen-
party legt. Maar- Japan is verder gegaan. Het
heeft zich, zijnerzijds, krachtig beklaagd over
de houding der Russische grenswachten en sol
daten, die zich telkens op het gebied van het
jonge Keizerrijk Mandsjoekwo vertoonen en dan
schieten op vredige Mandsjoerijsche patrouilles,
die voor de veiligheid aan de grenzen waken.
Op 6 October b.v. zouden, volgens Tokio, twaalf
Sovjet-ruiters bij Pogranitsjaja de Mandsjoerij
sche grens hebben overschreden en tot twee
maal toe geschoten hebben op zestien Mandsjoe-
rüsche grenswachten, die het vuur overigens
ijverig zouden hebben beantwoord.
Het is uiterst moeilijk, zoo niet onmogelijk,
na te gaan bij welke der partijen de schuld ligt
vermoedelijk gaan beide niet vrij uit maar
zeker is dat deze grensincidenten niet als vol
komen onbeteekenende schermutselingen be
schouwd kunnen worden, omdat zy altijd het
voorwendsel kunnen verschaffen tot militaire
maatregelen van wijde strekking en desnoods
een „oasus belli" scheppen. Het ligt er maar aan
welke de plannen der betrokken mogendheden
zqn en van welken geest hun regeeringen zijn
bezield.
Vriendschappelijk is die geest allerminst.
U.R.S.S. wil zeer zeker geen oorlog met Japan,
maar de Sovjet-pers laat zich niettemin in de
meest krasse bewoordingen over Japan uit. De
„Pravda" ontziet zich niet over de „onbe
schaamde Japansche leugens" te schrijven en
houdt vol dat alle Japansche lezingen en „uit
vluchten" niets kunnen veranderen aan het feit,
dat de verantwoordelijkheid voor het ernstige
incident van den 12en October bij Japan ligt,
vooral omdat de grens juist op het punt waar
de aanval plaats had door twee op geringen af
stand van elkaar geplaatste palen nauwkeurig
is afgebakend.
Jrpan tapt echter uit een ander vaatje. De
woordvoerder van het ministerie van bui
tenlandsche zaken te Tokio heeft niet geaar
zeld in de meest ondubbelzinnige termen te
verklaren, dat het minste grensincident in de
tegenwoordige omstandigheden een conflict
zou kunnen veroorzaken en er bij gevoegd dat
Japan, als het er toe komen mocht, in geen
geval voor een oorlog met Rusland zal terug
deinzen, een oorlog, die niet beperkt zal kun
nen blyven tot Mandsjoekwo en Mongolië.
Buiten-Mongolië? Ziedaar waar het Japan
eigeniyk om te doen is. Nadat Japan de hand
gelegd heeft op Mandsjoekwo of, officieeier ge
zegd: zijn steun gegeven heeft aan Mandsjoes
om zich van China te bevrijden, nadat het zich
in Noord-China zoo overwegenden invloed ver
zekerd heeft dat Nan-King geen andere weg
openstaat dan Japans toegestoken hand te
vatten en een tijdperk van „vriendschappeiyke
samenwerking" te openen, heeft Tokio de handen
vry om tot verwezenlijking van een nieuw doe!
te geraken: de vestiging van het Japansche
gezag in het reusachtige Buiten-Mongolië. Er
zijn te Tokio wellicht eenige persooniykheden,
die van oordeel zijn dat het gevaarlijk is te
hard van stapel te loopen, maar de militaire
partij, die volstrekt oppermachtig is en den toon
en het tempo aangeeft, is klaarbiykelijk van
meening, dat de gelegenheid uiterst gunstig is
de vlag met de Rijzende Zon in het hart van
Azië te planten. Er moet gehandeld worden
vóór over de in Mandsjoekwo verzamelde troe
pen een „geest van demobilisatie" vaardig wordt.
Noch van de Vereenigde Staten, en nog veel
minder van Europa, dat genoeg met zich zelf
en te veel met Italië en Abessinië te doen heeft,
kan Japan iets te vreezen hebben. Alleen de
Russen kunnen zich tegen de Japansche pene
tratie in Buiten-Mongolië verzetten, doch Japan
is daarvoor niet bang. Zorgvuldig wordt het
vuurtje aan de grenzen onderhouden, opdat
steeds een voorwendsel bij de hand zal zijn
de strafexpeditie naar Mongolië te kunnen be
ginnen.
Het is geen wonder dat Japan aan het bezit
in welken vorm dan ook van Mongolië de
grootste waarde hecht. Is eenmaal Buiten-
Mongolië in Japansche handen men begrijpe
wel dat er geen sprake kan zijn van annexatie,
maar van een alliantie onder Japansch protec
toraat dan strekt de Japansche invloed zich
tot het hart van Azië, tot Dzjoengarye, uit. Dan
is China volstrekt van Rusland gescheiden en
de mogelijkheid van een Rood China, dat meer
naar Moskou dan naar Tokio luisteren zou,
is voorgoed, althans voor onafzienbaren tijd,
verdwenen. Ten slotte zal Japan, als het tot
een nieuw conflict met Rusland mocht komen,
door een snellen opmarsch in Siberië Europeesch
Rusland van Aziatisch Rusland kunnen schei
den en dus zoo de beste kansen hebben U.R.S.S.
een volstrekt-beslissende nederlaag toe te bren
gen.
Men ziet wat de macht over Buiten-Mongolië
voor Japan beteekent en hoe een uiterst be-
langrijke plaats de verovering van dit enorme
gebied op het Japansche vasteland-programma
inneemt.
Reeds in den loop van den zomer heeft Rus
land aangedrongen op de benoeming van een
gemengde commissie, die tot taak heeft de
grens tusschen Mandsjoekwo en Buiten-Mon
golië overal nauwkeurig af te bakenen. Japan
heeft daarnaar, begrijpeiykerwijze, geen ooren.
De militaire partij erkent niet dat de zeggen
schap van Tokio ophoudt waar het territoir
van het onafhankeiyke Buiten-Mongolië be
gint. Zq zal dat nimmer kunnen erkennen en
er niet tegen opzien handelend op te treden,
als het ministerie van buitenlandsche zaken
aarzelen mocht en geneigdheid zou toonen de
geschillen by te leggen.
Men kan er zeker van zyn dat onder de be
staande omstandigheden de grensincidenten
eerder in ernst en aantal zullen toenemen dan
zeldzamer en minder belangrijk worden. Deze
gebeurtenissen toch staan niet op zichzelf, maar
maken deel uit van een veelomvattend plan.
dat even methodisch als energiek verwezenlijkt
wordt. Het groote Aziatische drama is begon
nen het zal niet eindigen voor het doek na
de laatste actie valt.
Als men van Utrecht naar IJselstein
fietst en men is reeds het „dorp"
Jutphaas gepasseerd, ziet men aan de
overzyde van den IJsel ongeveer achter de
fabrieken van de Nederlandsche Persil Maat-
schappy een ouden molen.
wy zijn eens op onderzoek uitgegaan waar
voor deze oude molen wel moet dienen en
daarbü is ons gebleken, dat deze molen in deze
omgeving een belangrijke functie verricht
aangezien het de molen is, die den polder
Oudegein moet bemalen. Dezer dagen hebben
wij op e'en stormachtigen namiddag over een
smal dykje een bezoek aan dezen veteraan ge
bracht en wij, dank zij de welwillendheid
van het bestuur van dezen polder, speciaal van
den voorzitter, jhr. de Geer van Oudegein en
den secretaris, den heer G. S. de Rooy in
staat gesteld eenige bijzonderheden over dit
stukje natuur te mogen vernemen. De molen
dateert ongeveer uit den tyd van 1500 en is
een van de weinige, zoo niet de laatste molen
in dezen omtrek (z. w. Utrecht). Voor enkele
jaren zyn in de omstreken van Montfoort
enkele van dit soort molens gesloopt en ver
vangen door moderne gemalen. Een tweede
bijzonderheid is wel, dat deze molen een z.g
wipmolen is, terwijl men over het algemeen
meer z.g. standaard- of kopmolens ziet.
Eenzelfde lot als zyn collega's in Montfoort
zou dezen ouden vriend getroffen hebben, doch
dank zy de activiteit van de beide genoemde
heeren uit dit polderbestuur, kon hy als molen en
natuurobject behouden blijven voor ons land
met zijn steeds meer verdwijnende molens.
Wat toch was het geval? De polder Oudegein,
welke loopt van Vreeswijk tot aan den IJsel
maalt zyn teveel aan water uit op den IJsel
door middel van dezen molen. In vroeger tijden
stond deze molen geheel afzonderlijk in het
weiland ver van huizen en gebouwen en had
zoo doende een flinken windvang. Doch lang
zamerhand heeft het aspect zich hier veran
derd. De gebouwen der Ned. Persilmaatschappy,
vroeger Coekuyts oliefabrieken en de groote
bouw van de styfselfabriek Holland hebben,
met het tevens opgroeiend geboomte den wind
vang van den molen ten zeerste doen vermin
deren, terwijl daarbij nog kwam, dat aan de
veroudering der bewegende deelen het te wijten
was, dat, in perioden van grooten regenval
met weinig windkracht, de bemaling te wen-
sehen overliet. Men zag zich dus voor het
fèit geplaatst, dezen molen of te verbeteren
of een ander gemaal hiervoor in de plaats te
doen stellen.
Eerst heeft men gedacht om d'en molen z.g.
te verdekkeren, d.w.z. de wieken van den molen
naar een uitvinding van een Nederlander, den
heer Dekker, te verbeteren, waardoor de molen
met een slechts gering'en windvang toch op
volle capaciteit kon draaien.
Na gehouden besprekingen is echter geble
ken, dat ook dit niet afdoende zou zijn om
den polder een goede afwatering te bezorgen.
Men zag evenwel ook in, dat door afbraak
van dezen molen, het toch zoo molen-arm ge
deelte der provincie Utrecht weer een van de
oude garde zou moeten missen en daarom
heeft het bestuur naast de windbemaling een
electrische motor-hulpbemaling doen plaatsen.
De windbemaling blijft echter hoofdzaak. Wij
zijn in de gelegenheid geweest beide wyzen van
bemaling in werking te zien en hebben kunnen
bemerken, dat hier weder een knap stuk werk
van waterschapsbemaling is tot stand ge
bracht.
De eigenlijke bemaling geschiedt door een
scheprad, dat door de wieken in draaiende be
weging wordt gebracht en het water uit den
poloder naar den IJsel „slaat". De beide be
malingsinrichtingen kunnen echter nimmer
tegeiyk werken, aangezien, indien de wind-
inrichting in werking staat, de motor niet
aangesloten kan word'en. Door echter de wind-
drijfinrichting buiten werking te stellen,
schakelt men een contact in, waarna de
electromotor in bedrijf gesteld kan worden.
In onzen modernen tyd van ijzer en staal doet
het vreemd aan het drijfwerk in het inwen
dige van d'en molen geheel van hout te zien
gebouwd. Vroeger maakte men gebruik van
beukenhout, doch de vernieuwde en nieuwe
drijfdeelen zün gemaakt van azijnhout, welk
hout hardèr is en beter bestand is tegen den
tand des tijds. Door ons werd opgemerkt, dat,
indien de molen stil staat, het hoog gelegen
IJselwater in de slootten zou terugstrooroen,
doch ook hiertegen is gewaakt, doordat zoo
spoedig de molen met malen ophoudt een deur
in de sluisopening dicht slaat en alzoo het
hoogere water tegenhoudt. Door de bemalings
kracht van het groote ijzeren schoepenwiel
wordt tydens het malen deze deur opengehou
den. ook is het ons opgevallen dat de elec
trische bemalingen meestentijds centrifugaal-
pompen hebben, doch dat deze beide bema-
Bngsinrichtingen op hetzelfde drijfwerk werken.
Door deze vernuftige combinatie, waarbii de
electriciteit de ontbrekende windkracht over
neemt, heeft Z. W. Utrecht een van zijn meest
pittoreske molens mogen behouden.
Op 77-jarigen leeftijd is te Den Haag over
leden prof. mr. Robert Fruin, oud-algemeen
Rijksarchivaris.
Prof. Fruin was ridder in de Orde van den
Nederlandschen Leeuw en Commandeur in de
Oranje-Nassau Orde.
De teraardebestelling van het stoffelijk
overschot zal plaats hebben Dinsdag a.s. or
de Algemeene Eegraafplaats om 2 uur.
In het Staatsblad is afgekondigd een Kon
Besluit, waarby met ingang van 1 November
a.s. die loodsgelden met 11 pet. worden ver
minderd.
De Nederlandsche reddingssleepboot „Zwarte
Zee" zal te Douarnenez ongeveer vier maanden
blijven, om in nood verkeerende schepen ter
hoogte van de lie de Sein en het lie d'Oues-
sant te .hulp te komen.
Het sjs. „Rotterdam," van de Holland
Amerika Lyn, dat onlangs bij een stranding
beschadigd is, zal 2 November van New York
vertrekken naar Rotterdam.
De schade zal te Rotterdam worden her
steld.
De „Sperwer" (uitreis) is in Halle/Leipzig
geland en blyft daar wegens slecht weer.
Onder de oude Indianen en die Peruanen,
wier familie reeds sedert ettelyke eeuwen aan
den voet van het Andesgebergte woont, ging
jarenlang het geheimzinnig gerucht, als zou in
het gebergte, duizenden meters boven hen, in
de ravijn van Ccochasayhuas, een oude Inka-
myn zich bevinden, welke schatten aan goud en
metaal verborg. De mijn zou evenwel reeds lang
zijn onderzocht, lang vóór Francesco Pizarro
met zijn Conquistadores het land binnentrok.
Toen de buitenlandsche belangstelling voor
het Andesgebergte in de na-oorlogsjaren steeds
meer toenam, besloten de enkele Peruanen, die
van 't geheim afwisten, uit dit geheim voordeel
te trekken. Zij investeerden een paar duizend
dollars, stichtten een maatschappijtje en leg
den alzoo den grondslag tot de grootste en
hoogste bergniyn ter wereld.
Evenwelde weg naar Ccochasayhuas was
niet gemakkelijk. Meer dan 300 K.M. moesten
op smalle, slechte paden overwonnen worden.
Men kon slechts met behulp van oersterke
trekdieren vooruit komen. In den tijd van de
Inka's had men 28 dagen noodig, om vanuit
Cuzco naar de myn op te stygen en thans.
heeft men niet veel minder tijd noodig. Daarbij
kwam, dat de trekdieren niet meer dan 300
pond last met zich konden voeren en het ver
voer alzoo in gedeelten moest geschieden. Wilde
men op die wyze het plan doorzetten, dan had
men waarschynlijk twee jaar noodig gehad, al
vorens alle materiaal, machine-onderdeelen,
arbeiders, enz. op de plaats van de goudmijn
waren gearriveerd
Toen kwamen de oude Peruanen op de ge
dachte een paar vliegtuigen en de noodige pi
loten aan te schaffen. Eenige ingenieurs wer
den tevens in dienst genomen ter onderzoeking
van den grond en de wegen, welke naar de myn
leidden. 3000 Indianos en een paar kisten met
springstoffen waren voorts noodig om in den
kortst mogelijken tyd van het oude Huanacom-
pampa, d.i. Lama-Paradijs, een moderne vlieg-
haven te maken.
De Indiaansche arbeiders voedden zich
intusschen met het vleesch der wilde lama's,
die in het gebergte huisden. Nauwelijks was het
vliegveld met een lengte van 1000 meter en een
breedte van 100 meter gereed, of het eerste toe
stel landde er op! Inplaats van 28 dagen legde
men den weg naar de goudmijn thans (per
vliegtuig) in 30 minuten af!
Een der piloten, die dienst doet op het Hua-
nacompampa-vliegveld, vertelde het volgende:
De machines, welke zij in 't gebergte gebruiken,
dienen natuurlijk uitsluitend voor vervoervan
machine-onderdeelen, springstof, bouwmate
riaal, enz. Daarom was het noodig, dat wy ons
voorzagen van een zwaar soort vliegtuig. De
deuren moesten er uitgehaald worden. De lichte
motoren dienden te worden vervangen door
zware, enz.
Want men dient niet te vergeten, dat wij bij
iedere vlucht 4500 M. afleggen. Deze afstand is
op zich niet veel voor een vliegtuig, doch wel,
als men deze route moet afleggen door een
bergketen, waar mist, regen, hagel en scherpe
winden elkaar afwisselen en den vliegenier
dikwijls ten zeerste tegenwerken. Vooral de
felle rukwinden spelen ons dikwijls parten.
Zevenmaal op één dag vliegen wij van den voet
van den Andes tot aan den top; zeven maal
per dag staan wij als het ware voor het aan
gezicht van den dood! Het is dan ook niet meer
dan billijk, dat onze salarissen werden verdub
beld Toch vliegen wij maar niet raak. Al
vorens wij ons op weg begeven, stellen wij ons
even in verbinding met het Meteorologisch In
stituut te Cuzco, doch kleiner wordt het risico
daardoor tóch niet!"
Wat werd er al niet met het vliegtuig naar
boven gebracht! Dikwijls bouwde men te Cuzco
de machines in elkaar, om ze op die wijze per
vliegtuig naar de mijn te vervoeren. Meestal
echter wordt het materiaal, zooals de spring
stofmachines, geheel uit elkaar gehaald, omdat
een vliegtuig niet bepaald een gemakkelijk
transportmiddel is. Op de plaats van bestem
ming zorgden de werklieden dan wel voor het
in elkaar zetten! De vliegmachines hebben vaak
reusachtige gewichten te vervoeren. Een ge
wicht van 4500 a 4700 pond is geen zeldzaam
heid.
Het is begrijpelijk, dat een dergelijk zwaar
beladen toestel niet gemakkelyk van den grond
loskomt. Dan komen „alle hens aan dek". Alle
Indianen, die men uit een omtrek van 5 K.M.
kan vinden, komen den piloot dan te hulp
om het vliegtuig over het veld te sleepen en te
zorgen, dat het „los" komt.
In 45 vluchten werden 175.659 ponden staal
door de lucht vervoerd!
Voor de indianen is de exploitatie van de An-
des-goudmynen een ware sensatie.
Uit alle deelen van het gebergte, ja zelfs van
af het Titicac-Meer komen zy, na dagenlange
wandeling, naar Cuczo, om de vliegende machi
nes, die zevenmaal den weg van Cuzco, de oude
Inka-hoofdstad, naar de goudmyn in Ccocha
sayhuas afleggen, van naderbij te beschouwen.
Daarboven in Ccochasayhuas stampen en
stooten de boormachines, boren diep in het ge
bergte, dat goud verborgen houdt, ontraadselen
het geheim van de Inkamijn. En des avonds
zenden drie piloten vanuit Cuzco een telegram
naar hun directie in Lima: „Laatste vliegtuig
gearriveerd opdracht uitgevoerd!"
- r-:.T.- "-**
In verband met de toegepaste loonkorting
van 3 pet. in de Oranje-Nassau-mynen, in
weken, dat er slechts 4 dagen gewerkt wordt,
had het bestuur van den Ned. R.K. Mijn-
werkersbond zich tot den minister van Water
staat gewend om tusschenkomst.
De minister heeft daarop geantwoord,
meldt de Volkskrant, zich van inmenging te
moeten onthouden onder opmerking, dat
voor het vervullen van deze taak andere
organen in het leven zyn geroepen.
De minister vertrouwt evenwel, dat in on
derling overleg een schikking naar billijk
heid is te treffen.
BATAVIA, 26 Oct. (ANETA) Pater G.
Baptist M.S.C.hoofd van de afdeeling alge
meene zaken van het Centraal Missiebureau,
zal op 27 Februari a.s., met de „Indrapoera"
naar Nederland vertrekken ter persoonlyxe
behartiging van diverse missie-belangen.