Eerste Nederlandsche „Pou" in stilte gebouwd m Wrijving tusschen Japan en Rusland De watermolen „Oudegein" MOET DAT VLIEGEN?" VRAAGT MEN ZICH AF BUITEN-MONGOLIË DE INZET ZONDAG 27 OCTOBER 1935 Op het eerste gezicht een stuk speelgoedbij nadere be schouwing een serieus stuk werk Mignet's constructie verbeterd Vleugel in twee helften Ernstig pogen In een kelder begonnen Hoe staat het met de Poux? Sobriëtas Afl. 10 Grensincidenten aan leiding 47SO M. BOVEN DEN ZEESPIEGEL Door een vernuftige combinatie aan te brengen, is deze als natuurobject behouden gebleven Een nieuwe bemaling PROF. ROBERT FRUIN OVERLEDEN VERLAGING LOODSGELDEN OM SCHEPEN TE HELPEN DE „ROTTERDAM' TERUG KOMT De Sperwer heeft slecht weer Bij het reusachtig, bijna fantas tisch werk bedient men zich van de meest moderne, technische hulp middelen Een familiegeheim van Peruanen De eeuwenoude molen aan den Usel bij Jutphaas 'V DE LOONSVERLAGING BIJ DE MIJNEN Minister zal niet tusschenbeide komen PATER BAPTIST M.S.C. Toen onlangs op het vliegveld van Orly bij Parijs een vlucht van tien Poux-du-Ciel ter demonstratie bijeen was, kon men op het stuurvlak van een der minuscule vliegtuigjes het opschrift lezen: „Et ca vole, ca?" „En zooiets vliegt?" Aan dit op schrift moesten wij onwillekeurig denken, toen wij op de Amsterdam- sche Marinewerf stonden tegenover den eersten Nederlandschen Pou, product van Huisvlijt, welke binnen kort op Schiphol zal starten. De'werkplaats van de Amsterdamsche Veree- niging voor vliegtuigbouw op de Marinewerf, is dje wieg geworden van den eersten Pou, in alle stilte op Nederlandschen bodem op stapel gezet. Daar staat thans het bijna voltooide vliegtuigje, op het eerste gezicht niet veel meer dan een grappig stuk speelgoed. Een kistje van triplexhout, op wielen van 'n flinken vliegenden Hollander, het geraamte van de vleugels oogen- schijnlijk zoo fragiel, dat men bang is er tegen te stoQten. Het heele gevalletje is nog geen drie en een halven M. lang, en twee M. hoog, ter wijl het een vlucht slaat van precies zes meter en dertig' cM. Men kan het bij den staart optillen en voortduwen. De heer Eduard Nagelgast, de jonge con structeur, toont het met trots. Hij heeft thans in praktijk gebracht zijn theoretische kennis, opgedaan bij den cursus vliegtuig bouw aan de M.T.S. en zijn ervaring als volontair bij practisch werk op Soesterberg. Voortbouwend op het principe van Mignet's schepping, heeft hij een „vliegtuig voor den kleinien man" geconstrueerd, dat een ver beterde uitgave mag heeten van het oor spronkelijke type. De at te luchtige opvattingen van den schep per van den „Pou", omtrent veiligheid, deelt de heer Nagelgast niet. Zijn constructie wijkt dan ook in verschillende onderdeelen van den Fran- schen Póu af. Allereerst is de romp versterkt o m. dool' het weglaten van de instapinsnijding. Ook de „torsie-stijfheid" der vleugeleinden is ver groot, d.w.z. de vleugeltippen zijn verstevigd om aan de wringings-krachten, die bij het vliegen optreden, voldoenden weerstand te bie den. Verder is het landingsgestel gewijzigd. Loopt bij Mignet de as door de romp, zoodat het toe stel met den buik dicht op den grond zit, de Nederlandsche Pou staat met een speling van ongeveer'40 c.M. hoog op de beenen. Een belangrijk constructie-verschil is de vleu- gel-in-twee-deelen, scharnierend in het midden waar de romp is opgehangen. Hierdoor kan de V-vorm van het toestel tijdens het vliegen zoo gunstig mogelijk worden afgesteld, zoodat men de gewenschte zijdelingsche stabiliteit verkrijgt en rustiger komt te liggen. In plaats van span draden krijgen de vleugeldeelen scharnierende stijlen naar de romp, wat steviger is, vooral ook bij het optreden van neerwaartsche krach ten op de vleugels. Tenslotte is de stuurinrichting gewijzigd. Mignet regelt met den stuurknuppel zoowel hoogte- als zijdelingsche bewegingen. Bij den Nederlandschen Pou zal het richtingsroer, even als bij de gewone vliegtuigtypen, weer met voet pedalen worden bediend. Eduard Nagtelgast heeft over zijn Pou, die thans bijna gereed is, onge veer 4'A maand gewerkt. Aan de verschillende onderdeelen heeft hij f 850 ten koste gelegd, waarvan al leen f 600 voor den betrekkelijk zwaren 4 takts vliegtuigmotor, een gebruikte A. B. C. Scorphion van 34 P.K. De actie-radius van het toestel wordt geschat op 500 K.M. bij een benzine-verbruik van 40 L. De ver wachte kruissnelheid bedraagt 120 K.M. per uur. Het toestel wordt uitgerust met de volgende Instrumenten: hoogtemeter, snelheidsmeter, toe- renteller, oliedïuk- en temperatuurmeters, langs- en dwarshellingmeters, kompas. Er zijn Poux, die het met heel wat minder doen, maar daar het hier een proefneming geldt met een gewijzigd type, is de zoo volledig mogelijke uitrusting van belang. Want het gaat er den jongen constructeur vooral om, of zijn type het straks in de practijk zal doen, of. het werkelijk goede vliegeigen- schappen zal blijken te bezitten. Zelf vliegt hij er voorloopig niet mee; hij heeft trouwens geen brevet. Een instructeur van de N. L. S. zal het toestel waarschijnlijk invliegen. Heeft het toestel eenmaal zijn luchtwaardig- heidsbewijs en is het ingeschreven, dingen, waarbij voor een nieuw type als dit nog altijd bedragen van f 250 en f 35 zijn gemoeid, dan heeft de heer Nagelgast alweer andere plannen gereed en begint hij aan den bouw van een twee-persoons-Bou. Zoover is heb intusschen nog niet. De Pou wacht nog op de eerste officieele keuring, waar bij men de aërodynamische berekeningen en de technische uitvoering onderzoekt. Daarna wor den de vleugels afgedekt, de romp keurig in het blauwe lak gezefe en dan pas gaat het. gedeelte lijk gedemonteerd, per vrachtauto naar Schip hol voor de vliegproeven. 't Heeft den jeugdigen luchtvaartenthousiasten Eduard Nagelgast en zijn helpers T. Gipon, P. Happé en J. Fortuin, bij hun ernstig werk niet aan belangstelling ontbroken. Zoo toonde o.a. de ingenieur van den Rijksstudiedienst voor de luchtvaart, ir. A. G. von Baumhauer, zijn per soonlijke interesse en stond de kranige jongelui met raad en daad bij. Men hielp hen ook aan een betere lokaliteit om te werken, toen zij zich aanvankelijk nog moesten behelpen in den kel der van de woning van den heer Nagelgast. Voor zoover bekend zijn er verder in ons land nog een drietal amateurs bezig om Poux te bouwen. Hun toestellen verkeeren echter pas in een be ginstadium van constructie. Nu eerlang dus de eerste Nederlandsche Pou op onze vliegvelden verschijnt, is het interessant kennis te nemen van de bijzonderheden, welke de heer Georges Honard op de bovengenoemde meeting van Poux-bezitters te Orly vermeldde als resultaat van een enquête betreffende con structie van en resultaten met tot dusver goed gekeurde Poux. Het grootste gedeelte der tot nu toe bekende Poux du Ciel (ongeveer 85) zijn geheel gebouwd volgens het ontwerp van Mignet. De bouwtijd varieert van drie weken tot zes maanden. Verre weg de meeste eigenaars hadden, toen zij met hun toestel het luchtruim kozen, nog nooit ge vlogen! De prijzen der toestellen loopen van frs. 1200 tot frs. .8.000. De motoren wisselen van 16 tot 40 P.K. Er werd een proef genomen met een H.D.-motorrywielmotor, maar deze bleek niet geschikt. Mignet's toestel weegt 130 K.G., de lichtste Pou tot dusver 108 K.G., de zwaarste 180 K.G. De Pou van Nagelgast weegt 160 K.G. De ge middelde aanloop vergt 80 tot 100 Meter, de uit loop 30 tot 50 meter. Er zijn echter gevallen be kend dat een Pou reeds tusschen 30 en 50 meter los kwam. Merkwaardig is tenslotte, dat men onder de Poux-eigenaars aantreft: doktoren, winkeliers, bankwerkers, handelsreizigers, garagehouders, een stucadoor, een landbouwer, enz. Hieruit blijkt dus, dat de Pou inderdaad de vliegsport populair gaat maken. De Nederlandsche Pou- beweging heeft thans haar bekwamen, bedacht- zamen pionier in den heer Nagelgast, die met behoud van de goede aërodynamische kwalitei ten van Mignet's schepping een verbeterd type heeft gebracht, waaromtrent de verwachtingen terecht gespannen zijn. Zal de Nederlandsche Pou een hoogvlieger blijken? De eerste Nederlandsche ,?Pou du Ciel", die op de Marinewerf te Amsterdam zijn voltooiing nadert. In het midden de constructeur, de heer Eduard Nagelgast De aflevering wordt geopend met een goed doordacht en warm geschreven artikel: „De genotzucht en het vraagstuk der Maatschap pelijke Ordening" door U. Hij verdeelt zijn artikel in twee deelen, waarvan het eerste gaat over: „de genotzucht en 't sociaal-economisch leven," het tweede over: „de genotzucht en 't herstel der Sociale Orde." Zooals het vrijlaten der maatschappelijke verhoudingen een funes- ten invloed had op de ontwikkeling der genot zucht, zoo zal van de ordening der beroeps standen een kracht kunnen uitgaan tot beteu geling daarvan, als ook van haar sociale ge volgen. De redactie geeft volledig de wettelijke voor schriften over drank- en dansgelegenheden. Voor de plaatselijke afdeelingsbesturen is dit van practisch nut. In een artikel: „Wereldbond tegen het Al coholisme," vindt jnen zeer interessante gege vens over de reorganisatie der internationale drankweer. In 1934 werd daartoe te Londen be sloten en in September 1935 werden te Mon- treux de plannen definitief uitgewerkt. De po lyglotte vergaderingen stonden onder leiding van jhr. Ch. Ruys de Beerenbrouck. De ver slaggevers A. Ariëns en P. v. d. Meulen ge tuigen dat hij zich weer uitstekend van die moeilijke taak heeft gekweten. Een eer voor Nederland en voor Sobriëtas. De rubriek „Uit Tijdschriften" wordt goed verzorgd door P. Dieges. Hij verstaat de kunst om te ordenen en het meest belangrijke op het voorplan te zetten. P. F. OTTEN O.P. (Bijzondere correspondentie) De verhouding tusschen Japan en de Re publiek der Sovjets wordt opnieuw met den dag slechter. Nadat het langdurige geschil over den verkoop van den Oost- Mandsjoerijschen spoorweg ten genoege van Japan bijgelegd was, zijn er enkele maanden van betrekkelijke kalmte voorbijgegaan, maar op dit oogenblik zijn de relaties opnieuw der mate gespannen, dat zelfs gebeurtenissen van ernstigen aard niet geheel uitgesloten lijken. De onmiddellijke aanleiding tot die spanning ligt in de herhaalde grensincidenten, die door Japansch Mandsjoerijsche en Sovjets-patrouil les bijna dagelijks veroorzaakt worden. Tusschen den nieuwen staat Mandsjoekwo en de onaf hankelijke, maar geheel onder Russischen in vloed staande, Volksrepubliek van Buiten-Mon golië is 'de grens niet overal even duidelijk af gebakend en verwekkers van troebelen kunnen Zich er dus steeds op beroepen niet te hebben gew'aten, dat zij zich op vreemd terrein bevon den. iZy waren geen aanvallers, maar verdedig den zich. Op 12 October j.l. evenwel is Grodekovo het tooneel 'geweest van een incident, dat alle vorige in belangrijkheid overtrof. Volgens de Russische lezing heeft op dien datum te vijf minuten over tweeën preciseert U.R.S.S. een detache ment Japansch-Mandsjoerijsche troepen, onder leiding van een Japansch officier, de grens overschreden en, na een kilometer diep op Sovjet-gebied te zijn doorgedrongen, twee be reden Russische grenswachters aangevallen. Na dat deze van naburige posten versterking had den ontvangen ontstond een vuurgevecht in den loop waarvan zoowel aan Russische als aan Japansch-Mandsjoerijsche zijde een aantal sol daten sneuvelden. Een zeer krachtig protest van» Moskou heeft Tokio daarop bereikt, maar Hirota, Japans mi nister van buitenlandsche zaken, heeft Joe- reneff, den Sovjet-gezant in de Japansch hoofdstad, in de eerste plaats koeltjes medege deeld, dat hjj nog geen officieele lezing van het geval ontvangen had en er zich dus bezwaarlijk over kon uitspreken, en later een lezing van het incident gegeven, welke, als steeds, de ver antwoordelijkheid op de schouders van de tegen- party legt. Maar- Japan is verder gegaan. Het heeft zich, zijnerzijds, krachtig beklaagd over de houding der Russische grenswachten en sol daten, die zich telkens op het gebied van het jonge Keizerrijk Mandsjoekwo vertoonen en dan schieten op vredige Mandsjoerijsche patrouilles, die voor de veiligheid aan de grenzen waken. Op 6 October b.v. zouden, volgens Tokio, twaalf Sovjet-ruiters bij Pogranitsjaja de Mandsjoerij sche grens hebben overschreden en tot twee maal toe geschoten hebben op zestien Mandsjoe- rüsche grenswachten, die het vuur overigens ijverig zouden hebben beantwoord. Het is uiterst moeilijk, zoo niet onmogelijk, na te gaan bij welke der partijen de schuld ligt vermoedelijk gaan beide niet vrij uit maar zeker is dat deze grensincidenten niet als vol komen onbeteekenende schermutselingen be schouwd kunnen worden, omdat zy altijd het voorwendsel kunnen verschaffen tot militaire maatregelen van wijde strekking en desnoods een „oasus belli" scheppen. Het ligt er maar aan welke de plannen der betrokken mogendheden zqn en van welken geest hun regeeringen zijn bezield. Vriendschappelijk is die geest allerminst. U.R.S.S. wil zeer zeker geen oorlog met Japan, maar de Sovjet-pers laat zich niettemin in de meest krasse bewoordingen over Japan uit. De „Pravda" ontziet zich niet over de „onbe schaamde Japansche leugens" te schrijven en houdt vol dat alle Japansche lezingen en „uit vluchten" niets kunnen veranderen aan het feit, dat de verantwoordelijkheid voor het ernstige incident van den 12en October bij Japan ligt, vooral omdat de grens juist op het punt waar de aanval plaats had door twee op geringen af stand van elkaar geplaatste palen nauwkeurig is afgebakend. Jrpan tapt echter uit een ander vaatje. De woordvoerder van het ministerie van bui tenlandsche zaken te Tokio heeft niet geaar zeld in de meest ondubbelzinnige termen te verklaren, dat het minste grensincident in de tegenwoordige omstandigheden een conflict zou kunnen veroorzaken en er bij gevoegd dat Japan, als het er toe komen mocht, in geen geval voor een oorlog met Rusland zal terug deinzen, een oorlog, die niet beperkt zal kun nen blyven tot Mandsjoekwo en Mongolië. Buiten-Mongolië? Ziedaar waar het Japan eigeniyk om te doen is. Nadat Japan de hand gelegd heeft op Mandsjoekwo of, officieeier ge zegd: zijn steun gegeven heeft aan Mandsjoes om zich van China te bevrijden, nadat het zich in Noord-China zoo overwegenden invloed ver zekerd heeft dat Nan-King geen andere weg openstaat dan Japans toegestoken hand te vatten en een tijdperk van „vriendschappeiyke samenwerking" te openen, heeft Tokio de handen vry om tot verwezenlijking van een nieuw doe! te geraken: de vestiging van het Japansche gezag in het reusachtige Buiten-Mongolië. Er zijn te Tokio wellicht eenige persooniykheden, die van oordeel zijn dat het gevaarlijk is te hard van stapel te loopen, maar de militaire partij, die volstrekt oppermachtig is en den toon en het tempo aangeeft, is klaarbiykelijk van meening, dat de gelegenheid uiterst gunstig is de vlag met de Rijzende Zon in het hart van Azië te planten. Er moet gehandeld worden vóór over de in Mandsjoekwo verzamelde troe pen een „geest van demobilisatie" vaardig wordt. Noch van de Vereenigde Staten, en nog veel minder van Europa, dat genoeg met zich zelf en te veel met Italië en Abessinië te doen heeft, kan Japan iets te vreezen hebben. Alleen de Russen kunnen zich tegen de Japansche pene tratie in Buiten-Mongolië verzetten, doch Japan is daarvoor niet bang. Zorgvuldig wordt het vuurtje aan de grenzen onderhouden, opdat steeds een voorwendsel bij de hand zal zijn de strafexpeditie naar Mongolië te kunnen be ginnen. Het is geen wonder dat Japan aan het bezit in welken vorm dan ook van Mongolië de grootste waarde hecht. Is eenmaal Buiten- Mongolië in Japansche handen men begrijpe wel dat er geen sprake kan zijn van annexatie, maar van een alliantie onder Japansch protec toraat dan strekt de Japansche invloed zich tot het hart van Azië, tot Dzjoengarye, uit. Dan is China volstrekt van Rusland gescheiden en de mogelijkheid van een Rood China, dat meer naar Moskou dan naar Tokio luisteren zou, is voorgoed, althans voor onafzienbaren tijd, verdwenen. Ten slotte zal Japan, als het tot een nieuw conflict met Rusland mocht komen, door een snellen opmarsch in Siberië Europeesch Rusland van Aziatisch Rusland kunnen schei den en dus zoo de beste kansen hebben U.R.S.S. een volstrekt-beslissende nederlaag toe te bren gen. Men ziet wat de macht over Buiten-Mongolië voor Japan beteekent en hoe een uiterst be- langrijke plaats de verovering van dit enorme gebied op het Japansche vasteland-programma inneemt. Reeds in den loop van den zomer heeft Rus land aangedrongen op de benoeming van een gemengde commissie, die tot taak heeft de grens tusschen Mandsjoekwo en Buiten-Mon golië overal nauwkeurig af te bakenen. Japan heeft daarnaar, begrijpeiykerwijze, geen ooren. De militaire partij erkent niet dat de zeggen schap van Tokio ophoudt waar het territoir van het onafhankeiyke Buiten-Mongolië be gint. Zq zal dat nimmer kunnen erkennen en er niet tegen opzien handelend op te treden, als het ministerie van buitenlandsche zaken aarzelen mocht en geneigdheid zou toonen de geschillen by te leggen. Men kan er zeker van zyn dat onder de be staande omstandigheden de grensincidenten eerder in ernst en aantal zullen toenemen dan zeldzamer en minder belangrijk worden. Deze gebeurtenissen toch staan niet op zichzelf, maar maken deel uit van een veelomvattend plan. dat even methodisch als energiek verwezenlijkt wordt. Het groote Aziatische drama is begon nen het zal niet eindigen voor het doek na de laatste actie valt. Als men van Utrecht naar IJselstein fietst en men is reeds het „dorp" Jutphaas gepasseerd, ziet men aan de overzyde van den IJsel ongeveer achter de fabrieken van de Nederlandsche Persil Maat- schappy een ouden molen. wy zijn eens op onderzoek uitgegaan waar voor deze oude molen wel moet dienen en daarbü is ons gebleken, dat deze molen in deze omgeving een belangrijke functie verricht aangezien het de molen is, die den polder Oudegein moet bemalen. Dezer dagen hebben wij op e'en stormachtigen namiddag over een smal dykje een bezoek aan dezen veteraan ge bracht en wij, dank zij de welwillendheid van het bestuur van dezen polder, speciaal van den voorzitter, jhr. de Geer van Oudegein en den secretaris, den heer G. S. de Rooy in staat gesteld eenige bijzonderheden over dit stukje natuur te mogen vernemen. De molen dateert ongeveer uit den tyd van 1500 en is een van de weinige, zoo niet de laatste molen in dezen omtrek (z. w. Utrecht). Voor enkele jaren zyn in de omstreken van Montfoort enkele van dit soort molens gesloopt en ver vangen door moderne gemalen. Een tweede bijzonderheid is wel, dat deze molen een z.g wipmolen is, terwijl men over het algemeen meer z.g. standaard- of kopmolens ziet. Eenzelfde lot als zyn collega's in Montfoort zou dezen ouden vriend getroffen hebben, doch dank zy de activiteit van de beide genoemde heeren uit dit polderbestuur, kon hy als molen en natuurobject behouden blijven voor ons land met zijn steeds meer verdwijnende molens. Wat toch was het geval? De polder Oudegein, welke loopt van Vreeswijk tot aan den IJsel maalt zyn teveel aan water uit op den IJsel door middel van dezen molen. In vroeger tijden stond deze molen geheel afzonderlijk in het weiland ver van huizen en gebouwen en had zoo doende een flinken windvang. Doch lang zamerhand heeft het aspect zich hier veran derd. De gebouwen der Ned. Persilmaatschappy, vroeger Coekuyts oliefabrieken en de groote bouw van de styfselfabriek Holland hebben, met het tevens opgroeiend geboomte den wind vang van den molen ten zeerste doen vermin deren, terwijl daarbij nog kwam, dat aan de veroudering der bewegende deelen het te wijten was, dat, in perioden van grooten regenval met weinig windkracht, de bemaling te wen- sehen overliet. Men zag zich dus voor het fèit geplaatst, dezen molen of te verbeteren of een ander gemaal hiervoor in de plaats te doen stellen. Eerst heeft men gedacht om d'en molen z.g. te verdekkeren, d.w.z. de wieken van den molen naar een uitvinding van een Nederlander, den heer Dekker, te verbeteren, waardoor de molen met een slechts gering'en windvang toch op volle capaciteit kon draaien. Na gehouden besprekingen is echter geble ken, dat ook dit niet afdoende zou zijn om den polder een goede afwatering te bezorgen. Men zag evenwel ook in, dat door afbraak van dezen molen, het toch zoo molen-arm ge deelte der provincie Utrecht weer een van de oude garde zou moeten missen en daarom heeft het bestuur naast de windbemaling een electrische motor-hulpbemaling doen plaatsen. De windbemaling blijft echter hoofdzaak. Wij zijn in de gelegenheid geweest beide wyzen van bemaling in werking te zien en hebben kunnen bemerken, dat hier weder een knap stuk werk van waterschapsbemaling is tot stand ge bracht. De eigenlijke bemaling geschiedt door een scheprad, dat door de wieken in draaiende be weging wordt gebracht en het water uit den poloder naar den IJsel „slaat". De beide be malingsinrichtingen kunnen echter nimmer tegeiyk werken, aangezien, indien de wind- inrichting in werking staat, de motor niet aangesloten kan word'en. Door echter de wind- drijfinrichting buiten werking te stellen, schakelt men een contact in, waarna de electromotor in bedrijf gesteld kan worden. In onzen modernen tyd van ijzer en staal doet het vreemd aan het drijfwerk in het inwen dige van d'en molen geheel van hout te zien gebouwd. Vroeger maakte men gebruik van beukenhout, doch de vernieuwde en nieuwe drijfdeelen zün gemaakt van azijnhout, welk hout hardèr is en beter bestand is tegen den tand des tijds. Door ons werd opgemerkt, dat, indien de molen stil staat, het hoog gelegen IJselwater in de slootten zou terugstrooroen, doch ook hiertegen is gewaakt, doordat zoo spoedig de molen met malen ophoudt een deur in de sluisopening dicht slaat en alzoo het hoogere water tegenhoudt. Door de bemalings kracht van het groote ijzeren schoepenwiel wordt tydens het malen deze deur opengehou den. ook is het ons opgevallen dat de elec trische bemalingen meestentijds centrifugaal- pompen hebben, doch dat deze beide bema- Bngsinrichtingen op hetzelfde drijfwerk werken. Door deze vernuftige combinatie, waarbii de electriciteit de ontbrekende windkracht over neemt, heeft Z. W. Utrecht een van zijn meest pittoreske molens mogen behouden. Op 77-jarigen leeftijd is te Den Haag over leden prof. mr. Robert Fruin, oud-algemeen Rijksarchivaris. Prof. Fruin was ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw en Commandeur in de Oranje-Nassau Orde. De teraardebestelling van het stoffelijk overschot zal plaats hebben Dinsdag a.s. or de Algemeene Eegraafplaats om 2 uur. In het Staatsblad is afgekondigd een Kon Besluit, waarby met ingang van 1 November a.s. die loodsgelden met 11 pet. worden ver minderd. De Nederlandsche reddingssleepboot „Zwarte Zee" zal te Douarnenez ongeveer vier maanden blijven, om in nood verkeerende schepen ter hoogte van de lie de Sein en het lie d'Oues- sant te .hulp te komen. Het sjs. „Rotterdam," van de Holland Amerika Lyn, dat onlangs bij een stranding beschadigd is, zal 2 November van New York vertrekken naar Rotterdam. De schade zal te Rotterdam worden her steld. De „Sperwer" (uitreis) is in Halle/Leipzig geland en blyft daar wegens slecht weer. Onder de oude Indianen en die Peruanen, wier familie reeds sedert ettelyke eeuwen aan den voet van het Andesgebergte woont, ging jarenlang het geheimzinnig gerucht, als zou in het gebergte, duizenden meters boven hen, in de ravijn van Ccochasayhuas, een oude Inka- myn zich bevinden, welke schatten aan goud en metaal verborg. De mijn zou evenwel reeds lang zijn onderzocht, lang vóór Francesco Pizarro met zijn Conquistadores het land binnentrok. Toen de buitenlandsche belangstelling voor het Andesgebergte in de na-oorlogsjaren steeds meer toenam, besloten de enkele Peruanen, die van 't geheim afwisten, uit dit geheim voordeel te trekken. Zij investeerden een paar duizend dollars, stichtten een maatschappijtje en leg den alzoo den grondslag tot de grootste en hoogste bergniyn ter wereld. Evenwelde weg naar Ccochasayhuas was niet gemakkelijk. Meer dan 300 K.M. moesten op smalle, slechte paden overwonnen worden. Men kon slechts met behulp van oersterke trekdieren vooruit komen. In den tijd van de Inka's had men 28 dagen noodig, om vanuit Cuzco naar de myn op te stygen en thans. heeft men niet veel minder tijd noodig. Daarbij kwam, dat de trekdieren niet meer dan 300 pond last met zich konden voeren en het ver voer alzoo in gedeelten moest geschieden. Wilde men op die wyze het plan doorzetten, dan had men waarschynlijk twee jaar noodig gehad, al vorens alle materiaal, machine-onderdeelen, arbeiders, enz. op de plaats van de goudmijn waren gearriveerd Toen kwamen de oude Peruanen op de ge dachte een paar vliegtuigen en de noodige pi loten aan te schaffen. Eenige ingenieurs wer den tevens in dienst genomen ter onderzoeking van den grond en de wegen, welke naar de myn leidden. 3000 Indianos en een paar kisten met springstoffen waren voorts noodig om in den kortst mogelijken tyd van het oude Huanacom- pampa, d.i. Lama-Paradijs, een moderne vlieg- haven te maken. De Indiaansche arbeiders voedden zich intusschen met het vleesch der wilde lama's, die in het gebergte huisden. Nauwelijks was het vliegveld met een lengte van 1000 meter en een breedte van 100 meter gereed, of het eerste toe stel landde er op! Inplaats van 28 dagen legde men den weg naar de goudmijn thans (per vliegtuig) in 30 minuten af! Een der piloten, die dienst doet op het Hua- nacompampa-vliegveld, vertelde het volgende: De machines, welke zij in 't gebergte gebruiken, dienen natuurlijk uitsluitend voor vervoervan machine-onderdeelen, springstof, bouwmate riaal, enz. Daarom was het noodig, dat wy ons voorzagen van een zwaar soort vliegtuig. De deuren moesten er uitgehaald worden. De lichte motoren dienden te worden vervangen door zware, enz. Want men dient niet te vergeten, dat wij bij iedere vlucht 4500 M. afleggen. Deze afstand is op zich niet veel voor een vliegtuig, doch wel, als men deze route moet afleggen door een bergketen, waar mist, regen, hagel en scherpe winden elkaar afwisselen en den vliegenier dikwijls ten zeerste tegenwerken. Vooral de felle rukwinden spelen ons dikwijls parten. Zevenmaal op één dag vliegen wij van den voet van den Andes tot aan den top; zeven maal per dag staan wij als het ware voor het aan gezicht van den dood! Het is dan ook niet meer dan billijk, dat onze salarissen werden verdub beld Toch vliegen wij maar niet raak. Al vorens wij ons op weg begeven, stellen wij ons even in verbinding met het Meteorologisch In stituut te Cuzco, doch kleiner wordt het risico daardoor tóch niet!" Wat werd er al niet met het vliegtuig naar boven gebracht! Dikwijls bouwde men te Cuzco de machines in elkaar, om ze op die wijze per vliegtuig naar de mijn te vervoeren. Meestal echter wordt het materiaal, zooals de spring stofmachines, geheel uit elkaar gehaald, omdat een vliegtuig niet bepaald een gemakkelijk transportmiddel is. Op de plaats van bestem ming zorgden de werklieden dan wel voor het in elkaar zetten! De vliegmachines hebben vaak reusachtige gewichten te vervoeren. Een ge wicht van 4500 a 4700 pond is geen zeldzaam heid. Het is begrijpelijk, dat een dergelijk zwaar beladen toestel niet gemakkelyk van den grond loskomt. Dan komen „alle hens aan dek". Alle Indianen, die men uit een omtrek van 5 K.M. kan vinden, komen den piloot dan te hulp om het vliegtuig over het veld te sleepen en te zorgen, dat het „los" komt. In 45 vluchten werden 175.659 ponden staal door de lucht vervoerd! Voor de indianen is de exploitatie van de An- des-goudmynen een ware sensatie. Uit alle deelen van het gebergte, ja zelfs van af het Titicac-Meer komen zy, na dagenlange wandeling, naar Cuczo, om de vliegende machi nes, die zevenmaal den weg van Cuzco, de oude Inka-hoofdstad, naar de goudmyn in Ccocha sayhuas afleggen, van naderbij te beschouwen. Daarboven in Ccochasayhuas stampen en stooten de boormachines, boren diep in het ge bergte, dat goud verborgen houdt, ontraadselen het geheim van de Inkamijn. En des avonds zenden drie piloten vanuit Cuzco een telegram naar hun directie in Lima: „Laatste vliegtuig gearriveerd opdracht uitgevoerd!" - r-:.T.- "-** In verband met de toegepaste loonkorting van 3 pet. in de Oranje-Nassau-mynen, in weken, dat er slechts 4 dagen gewerkt wordt, had het bestuur van den Ned. R.K. Mijn- werkersbond zich tot den minister van Water staat gewend om tusschenkomst. De minister heeft daarop geantwoord, meldt de Volkskrant, zich van inmenging te moeten onthouden onder opmerking, dat voor het vervullen van deze taak andere organen in het leven zyn geroepen. De minister vertrouwt evenwel, dat in on derling overleg een schikking naar billijk heid is te treffen. BATAVIA, 26 Oct. (ANETA) Pater G. Baptist M.S.C.hoofd van de afdeeling alge meene zaken van het Centraal Missiebureau, zal op 27 Februari a.s., met de „Indrapoera" naar Nederland vertrekken ter persoonlyxe behartiging van diverse missie-belangen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 7