OUDE EN NIEUWE
ILL USTRA TIES
BOEKENNUMMER
13
Het klassieke probleem over de
kip en het ei, of wie van beide
de eerste geweest is, kan ook
geopperd worden ten aanzien van
tekst en afbeelding. Immers, indien
het schrift allereerst „afbeelding"
geweest is, dan zal dit schrift een
plastische uitbeelding of voorstelling
vertoond hebben en daarmede een
mededeeling bevat hebben aan tijdge
noot of nageslacht.
De oorsprong van de ons bekende
letterschriften, waarvan het eigene
ons 't meest aan het hart gaat, ligt
volkomen verborgen in het duister
der lang vervlogen tijden. Er zijn
echter stellingen, die min of meer va
ge veronderstellingen zijn, dat ook het
door ons gebruikte alphabet, zoowel de
hoofdletters als de kleine letters, hun
oorsprong moeten gevonden hebben
in teekens, aan concrete voorstellin
gen gebonden, die zich onder allerlei
invloeden vervormden tot lettertee-
kens.
Hoe dit ook zij, de eigenlijke illus
tratie, zooals wij die in alle druk
werk welhaast en als iets heel ge
woons ontmoeten, bedoelt allereerst
en in het gewone geval een illustra
tieve begeleiding, verduidelijking of
toevoeging te zijn bij het gedrukte of
geschreven woord.
De illustratie in dezen zin is zéér
oud. In de geschiedenis, die ons do
cumentaire gegevens naliet, is de il
lustratie zelfs zóó oud, dat het weer
moeilijk uit te maken is, met positie
ven uitslag, of de illustratie in „mo
dernen" zin er niet geweest is vóór
het geschreven woord. Zij kan immers
gediend hebben ter verduidelijking,
uitlegging of bestendiging van het ge
sproken woord.
Deze dienende functie is een zeer
essentieele eigenschap van de illustra
tie! Zoodra aan deze grond-voorwaar-
de getornd gaat worden, en de juis
te verhoudingen tusschen middel en
doel verwaarloosd of verkracht wor
den, dan ontaardt het ornament, dat
de illustratie zijn moet, in een over
woekering, die de eigen miskenning
in zich draagt.
Het geschreven woord is gedurende
lange en volledige cultuurperioden
een privilegie van standen en beroe
pen geweest, dus een zeer beperkt
bezit van enkelen.
In de middeleeuwen, om hiermede
naar de jongste geschiedenis van het
eigen werelddeel den blik te wenden,
zal veel meer geschreven zijn dan dat
Nederlandsche illustratie-kunst: tee-
kening van Jan Kraan voor het
poppenspel „Het Tweegevecht"
de geschreven teksten versierd zul
len zijn. Hieruit volgt, dat de eerst
in aanmerking komende verluchting
gevonden werd in de mogelijkheden,
die de geschreven teekens zelve bo
den. Van de aanhefwoorden als an
derszins werden de eerste letters ver
groot en gekleurd en al spoedig van
sierende ornamenten voorzien. Dat
hierbij onmiddellijk gedacht werd aan
de toepassing van figurale voorstel
lingen of motieven aan de natuur
ontleend, tot volledige landschappen
met alle levende en doode have van
dien, valt geenszins te verwonderen.
Dat deze illustraties (want deze
betiteling is niet te onthouden aan
deze „versieringen", die inderdaad
vaak verbijsterend zuiver toegepast
en wonderschoon zijn!) zich een eigen
ruimte en betrekkelijke zelfstandig
heid gingen veroveren, was onvermij
delijk. En hier komen wij aan het be
gin van de illustratie, zooals wij de
ze tot op den dag van heden kennen
en nog in lengte van jaren zich zul
len zien ontwikkelen.
Hier moeten wij een, zij het zéér
kort en bondig, overzicht geven van
de technische ontwikkeling van de
illustratie, die zoozeer immers het
karakter van deze bepaalde.
In de middeleeuwsche handschrif
ten, die meerendeels op perkament en
voor een gering gedeelte toch reeds
op papier geschreven werden, was de
versiering uitsluitend handwerk. Dit
handwerk was eensdeels direct gebon
den aan de vaardigheid van het
schrijven als zoodanig, dus de kunst
van de veder te hanteeren, ander
deels een zuiver onderdeel van de
eigentijdsche schilderkunst.
De oudste geschiedenis van de West-
Europeesche schilderkunst (dus na
de Grieksche en Romeinsche) wordt
dan ook bij feiten gekend uit de be
waard gebleven handschriften of
fragmenten daarvan, voorzoover deze
versierd zijn met voorstellingen van
welken aard dan ook. De evolutie de
zer oude schilderkunst, die naast
handschriften sporen liet in bewaard
gebleven architectuur op wanden,
zolderingen en vloeren als schildering
of mozaïek, is nauwkeuirg na te gaan
en vertoont een steeds zich vervol
makend beeld van uiterst primitieve
middelen tot de schier oneindige, die
ons heden geboden worden.
Na een onmiskenbare 'verfijning van
het handwerk, in een periode die met
oververzadiging in de beperktheid
uitzag naar nieuwe mogelijkheden ter
regeneratie, ontstond de boekdruk
kunst.
Het exemplaar van schrijf- en sier
kunst, de enkeling, zou in een even
waardig product vermenigvuldigd
kunnen worden en dus in meerdere
exemplaren, met minder moeiten ver
kregen en voor ruimer kring ver
krijgbaar zijn.
Drukwerk is in wezen echter on
derscheiden van louter handwerk, zoo
als iedere techniek eigen eischen en
dwingende omstandigheden kent.
Het principe van de drukkunst, in
simpelsten vorm bekend als het af
drukken van een stempel (om het ha
telijke woord „stempelen" hier niet
bij voorkeur te gebruiken!), was in
de oudste oudheid geen geheim meer.
Alvorens boeken, dat wil zeggen:
teksten te drukken, zijn allereerst
voorstellingen, prenten gesneden in
hout of weeke metalen. Het hooge re-
lief werd met kleurstof (inkt, verf)
bestreken en hiervan werden op per
kament, papier of weefsels afdrukken
gemaakt.
Spoedig voelde men de behoefte
aan bijschriften, die op gelijke wijze
behandeld werden en zoo ontstonden
eerst losse vellen en zelfs kleine boe
ken van niet meer dan eenige verza
melde bladen, die men „blokboeken"
noemt, omdat het geheele product
verkregen werd door afdrukken te
maken van blokken, die zoowel tekst
als afbeelding ingekorven droegen.
Gutenberg en zijn helpers hebben
de letter van deze kluistering bevrijd
hetgeen een heele en veel omstre
den geschiedenis op zich zelf zou vor
men, die hier slechts aangeduid kan
worden zoodat het samenstellen
van iederen tekst, groot of klein, zon
der belemmerende omstandigheden
kon aanvangen.
Dat de boekdrukkunst allereerst
gepoogd heeft zoo nauwkeurig mo
gelijk de schrijfkunst na te bootsen,
valt hierbij niet te verwonderen. Zij
zou de concurrentie economisch na
tuurlijk glansrijk overwinnen, maar
moest haar gelijkwaardigheid overtui
gend bewijzen.
Gutenberg is hierin zoozeer ge
slaagd, dat het verzet der scribenten
(schrijvers) hem meer dan zorgen
gebaard heeft!
Verrassend is oogenschijnlijk de
uiterst snelle verbreiding der boek
drukkunst. Maar hiermede was met
een het groote terrein ontsloten voor
de illustratieve toevoeging tot den
tekst, waarvan zonder uitstel op de
ruimste wijze gebruik werd gemaakt.
Illustratie van Nico Baak voor Anton
Coolen's vertaling van „Sextet in het
Hemelrijk" door Franz Herwig
De houtsnede is een sindsdien niet
meer verwaarloosd middel gebleven
tot verluchting van teksten.
De houtsnede, als versiering en il
lustratie, de onmiddellijke uitdruk
kingswijze van den kunstenaar, sluit
het zuiverst aan bij de middelen
waarover de pers beschikt ter verme
nigvuldiging van het woord.
De handpers, waarop de boeken ge
drukt werden tot voor enkele genera
ties geleden, liet daarnaast de moge
lijkheid om met een zeer overeen
komstig instrument afdrukken te ma
ken van in metaal gegraveerde af
beeldingen.
De koper- en staalgravure, de ets
en nog zoovele andere verwante tech
nieken, versieren ontelbare uitgaven
van vroegere tijden naar den smaak
en het stijlgevoel van de verstre
ken generaties.
Met de mechanisatie van het hand
werk, die duidelijke vormen kreeg
in den aanvang van de vorige eeuw,
ontstonden nieuwe behoeften, waar
aan Senefelder een geheel nieuw pro
cédé nog toevoegde: de lithographie
of de steenteekening.
De chemi-graphische en photogra-
phische mogelijkheden van jonger da
tum openden nog wijder mogelijkhe
den, zoodat op den dag van heden
een veelheid van directe uitingen en
reproductieve middelen voor naboot
sing van origineelen bestaat, die schier
verbijsterend genoemd mag worden.
Het standaardwerk, het schoone boek,
het leesboek, het kinderboek, het
leerboek, het wetenschappelijk werk,
het tijdschrift, de courant met och
tend- en avondeditie, en wat niet al,
overal treft men op eenigerlei wijze
toepassingen van de illustratie.
Zooals naast het nuttige, het over
bodige staat, zoo vindt men naast het
schoone te vaak het leelijke
Het is ondoenlijk algemeene richt
snoeren uit te stippelen ter onder
scheiding van goed en kwaadin
al te kort bestek.
„Plaatjeskijken" is niet alleen een
lust voor de jongsten, maar trekt oud
en jong. Dat men er den lust aan toe
voege, onderscheid te leeren zien
tusschen mooi en leelijk, tusschen
waardevol en prullerig.
Op de Nederlandsche markt komen
in minder aantal goed geïllustreerde
boeken dan elders wel pleegt het ge
val te zijn, maar zij zijn lang niet
onvindbaar! In een reeds klassiek
geworden land van teekenaars en
schilders kan een opbloei van het il
lustratieve element in boeken zeer
wel tot de aanstaande mogelijkheden
gaan behooren.
Men volge met aandacht de ontwik
keling: tot bloei van het geïllustreer
de boek en zijn ondernemende ma
kers l
Rijk geïllustreerd getijdenhoek van Isabella van Castilië, een handschrift
uit de werkplaats van Giovanni de Grassi