Katholieke Wetenschap Hoe het boek heet Gutenberg's bijbel BOEKENNUMMER 15 Theologie Philosophie Mgr. Dr. J. de Jong in zijn studeerkamer Het oude, zoo vaak aangehaalde gezegde „Catholica non legun- tur" katholieke werken wor den niet gelezen hield zeker een rechtmatige klacht in tegen het vol strekte gemis aan belangstelling, waarmede men aan alle publicaties van Roomschen voorbijging, maar deze oude spreuk zal toch wel haar voornaamste verklaring hebben ge vonden in een andere waarheid, na melijk: „Catholici non legunt", de katholieken lezen zelf niet. Langen tijd is het inderdaad zoo gesteld ge weest. Op de vele en ingewikkelde historische oorzaken van dit tekort behoeden wij hier niet in te gaan, nu wij met vreugde kunnen waarne men, dat er een kentering gekomen is en dat ook het wetenschappelijke katholieke boek zijn weg vindt naar de belangstelling van den geloofsge noot en de waardeering van den an dersdenkende. De titel „Katholieke Wetenschap" is eigenlijk een beetje ongelukkig, want de wetenschap als zoodanig is neutraal en evenals de z. g. „Katho lieke Wetenschappelijke Vereeniging" in werkelijkheid den onuitsprekelijken titel voert van „Vereeniging tot Be vordering van de Beoefening der we tenschap onder de katholieken in Ne derland", zoo zou deze bijdrage aan het Boekennummer ook tot opschrift moeten hebbén „Het aandeel van de Nederlandsche katholieken aan de be oefening der wetenschap gedurende het afloopende jaar". Toch is er een wetenschap, die men wel bij uitstek de katholieke zou mogen noemen, name lijk de dogmatische theologie met haar propagandiste, de apologie. Een theologisch boek van een katho liek schrijver, dat buiten de grenzen van ons land gebruikt zou worden als handboek en dat voor de hoogleeraren van onze Rijksuniversiteiten volstrekt gezaghebbend zou zijn als weergave van de katholieke kerkleer, wie had in dg vorige eeuw durven droomen, dat zulk een werk tot de mogelijkheden behoorde? Met zijn „Tractatus de Novissimis" (verhandeling over de uitersten) vol- toonde de deken van Amsterdam, Mgr. Dr. G. van Noort echter de reeks zijner „Opera Dogmatica" en deze uitgave van de N.V. Paul Brand's Uitgevers bedrijf voldoet geheel aan de bovenge schetste verlangens. Het is een mees terwerk van klaarheid in de uiteen zetting en logische strakheid in den opbouw, dat onder de beroemde theo- logieboeken zijn weerga niet vindt. Dit laatste deel, waarvoor de deken, toen hij nog professor in de theologie was te Warmond, reeds alle aantee- keningen gereed had, werd volgens die aanteekeningen bewerkt door den te- genwoordigen Warmondschen profes sor J. P. Verhaar, den bekenden apo logeet en hoofdredacteur van „Het Schild", Is de beroemde en wijd-verspreide Theologie van Mgr. dr. van Noort ge schreven in het Latijn, voor den ont wikkelden leek, die deze taal niet ver staat, of tenminste niet gewoon is, La- tijnsche verhandelingen te raadple gen, bestaat er in onze moedertaal te genwoordig een uitstekende reeks „Leerboeken der Dogmatica en der Apologetica, uitgegeven door professo ren in de Godgeleerdheid". Aan deze serie werken zoowel Noord- als Zuid-Nederlandsche geleer den mede. Reeds verschenen veertien deelen van dit grootsche en voor iedereen bijzonder bruikbare werk. De deelen zijn ook afzonderlijk ver krijgbaar. Dit jaar zagen het licht het dertiende tractaat, betreffende „De grondslagen van de Dogmatiek en van de Liturgie van het Doopsel" door A. Hulpiau, en het veertiende tractaat, behandelende de „Christelijke Escha tologie" door den oud-professor Jos. de Brandt C.s.s.R. Beide schrijvers zijn uit het bisdom Gent. De reeks wordt voor Nederland uitgegeven door de N. V. Dekker en Van de Vegt te Utrecht en Nijmegen. Op Apologetisch gebied verscheen eveneens een werk van zeer groote beteekenis, n.l. een Nederlandsche vertaling van den in Frankrijk reeds beroemden „Catechisme de rih- croyaht" van pater dr. H. D. Ser- tillanges O.P., lid van het „Institut de France". De vertaalster is zuster A. M. Jansen O. P. Evenals de Fransche editie ver scheen de Nederlandsche in twee han dige deelen. De uitgeefster is Forehol- te te Voorhout. Het werk behandelt de moeilijke stof in den vorm van vragen en antwoorden. Het is op zeer oor spronkelijke wijze ingedeeld zonder naar het wezen af te wijken van de methode der klassieke apologie. Voor den geloofsverdediger een onmisbaar handboek, is dit werk voor den geloo- vige een prachtige bevestiging en ver heldering van hetgeen hij reeds weet. Immers veel dat wij weten, ligt in ons begraven en moet nu en dan tot leven gewekt worden door den adem eener liefdevolle bezieling. Welnu, zulk een bezieling spreekt uit deze bladzijden. Men wordt beter katholiek door ze te lezen. Van denzelfden aard, maar heel an ders van opzet is het, eveneens uit het Fransch vertaalde, apologetische geschrift van den bekenden katholie ken académicien Georges Goyau, ge titeld „Wat Rome ons leert"! De wijze van bewerking is geheel eenig. De schrijver begint met een verhandeling over de verhouding van den mensch tot God, en volgt dan in het Oude Testament de leiding en voorlichting van God door Mozes en de profeten. Deze geleidelijke toena dering tusschen God en de menschen vindt haar voltooiing in de komst van den God-mensch op aarde, die de katholieke kerk sticht. Vervolgens worden de uiterlijke groei en inner lijke ontvouwing van het katholieke christendom van alle kanten belicht en behandeld. Besproken worden o.a. de gemeenschap der heiligen de sacramenten de H. Mis het dog ma de zedenleer de liturgie de verhouding tot de andere christelij ke groepeeringen en tot de Joden en de heidenen. Dit apologetische werk, geschreven door een leek, die vooraan staat in de Fransche katholieke actie, is ook een uitgave van Foreholte te Voor hout. Tot de goede bekeerings-littera- tuur dient gerekend het populaire, maar zorgrijk gestyleerde werkje „Jan's terugkeer tot het geloof van zijn voorvaderen" door padre ir. E. Molengraaff, pastoor in Brazilië. Dit boek is een uitgave van H. J. Dieben te Wassenaar. „Jan", de held van het verhaal, is iemand, die tot jongeling opgroeide in een totaal onkatholieke en materialistische omgeving, hij stamt uit een oud Nederlandsch ge slacht, dat van 1300 tot ongeveer 1600 alle Brabantsche bewindslieden ople verde, allen trouw aan de katholieke kerk. Met de hervorming gaat deze familietraditie verloren. Hoe Jan haar terugvindt verhalen de zeer korte, pit tige hoofdstukjes van dit boek. Tot de belangrijke wijsgeerige uitga ven van Nederlandsche katholieken dient men allereerst te rekenen de „Philosophische Bibliotheek", welke naast de reeds genoemde „Leerboeken der Dogmatica" verschijnt, dank zij de samenwerking van Noord- en Zuid-Nederlandsché deskundigen. De „Ethica" van den Gentschen Univer- siteits-professor dr. E. de Bruyne is het laatst verschenen deel. De N. V. Dekker en Van de Vegt is uitgeefster voor Nederland. Voor beginnelingen bedoelde Drs. Th. J. Platenburg zijn cursus „Wijs begeerte", waarvan dezen winter het eerste deeltje, de Denkleer, het licht zag bij de N. V. Paul Brand's Uitge versbedrijf te Hilversum. In deze reeks zullen vervolgens ver schijnen: Over al wat is en zijn kan; Het leven in het algemeen; Het leven der dieren; Het leven der menschen; 's Menschen-geluk; De samenleving der menschen; Het gezinsleven; De natie; De volkshuishoudkunde; De staat; De positieve rechtsorde. Mgr. Dr. G. C. van Noort Boekhandelaren, zoomede het perso neel van uitleenbibliotheken, wor den door hun klanten vaak voor moeilijke problemen gesteld. „Hoe het boek heet, weet ik niet meer", zoo kon digt de moeilijke man zijn boodschap aanmaar het gaat over liefde in de lente en de schrijver begint met een T." U zou niet direct zeggen, dat deze liefhebber de bedoeling had „Lentewa teren" van Ivan Toergwenjeff mee te nemen. De boekhandelaar echter kent zijn pappenheimers en als hem gevraagd wordt: „dat boek, waar die film naar gemaakt is met die paardenrennen en die leeuwen", dan aarzelt hij geen oogen- blik. Het is „Quo Vadis". „Het Slot op de Deur" beteekent in zulke gevallen altijd „De Klop op de Deur". De man, die „Vondel in Dothan" vraagt heeft twee kansen. Hij is een verstrooid geleerde en dan krijgt hij werkelijk Jo zef in Dothan door Joost van den Von del, of hij is een gewoon mensch en dan wordt hem gevraagd: „Is het voor uzelf?" Zegt hij hierop „ja", dan vertrekt hij met „De keerende kudde" van C. S. Adama van Scheltema, want de boek handelaar begrijpt, dat voor dezen man de poëzie niet al te moeilijk mag zijn. „Zachte Vondelingen van De Vooys" is niet een verhandeling over de buigings-n door prof. de Vooys, maar een contami natie van boektitels van Alice Nahon. De goede boekhandelaar heeft dit on middellijk in de gaten, maar als hij geen Nahon voorradig heeft, veronderstelt hij terecht, dat in deze behoefte ook Guido Gezelle wel zal kunnen voorzien. Ziehier eenige titels op bestelkaarten: Ivan Hoe? door Walter Schot. W. Smulders. Periodieke onthullingen. Albert Helman. Harten zonder Brood, Waarom, daarom. Fidelitas. Het aapje. Jacob Bakker. Vrouw Boudier. Sikkie Lulofs. De wereld der anderen. Antoon Coolen. Het Rivierdorp, Peel- bewoners, De Pastoor van den Bloeien- den Wijngaard, Kinderen, Het Schoone Verleden, Wegen der Goedheid, Jan Klaassen, De Man" met de Poppenkast, Het Dorp in de Peel. A. den Doolaard. Duiven en nog iets. De man met het hoefijzer. Albert Kuyle. Brood en uien. Pater Molenaar. Het Heilig Aanschijn, Mechtild, de non, De stille begijn. Stijn Streuvels: Alma Mater. Felix Timmermans: Boerenzalm. A. J. D. van Oosten: De klop op de ruit. Herman de Man De Wasch en het Water. Tenslotte nog een aardige Fransche bestelling: Paul Claudel, L'annonce, faite a la Marie. Tot het begin dezer eeuw beschouw de men in Duitschland vrij alge meen Johann Gutenberg als den uitvinder van de boekdrukkunst, maar hoe meer men ging onderzoeken naar 't leven van deze weinig bestudeerde fi guur, hoe minder aannemelijk de aan spraken van zijn nagedachtenis werden. Niet alleen ontkent men tegenwoordig, dat hij de boekdrukkunst uitvond, maar men stelt zelfs de vraag, of hij eigenlijk wel ooit iets met het boekdrukkersvak uitstaande heeft gehad. Toch heet naar hem een der oudste en merkwaardigste wiegedrukken, de Gutenberg-Bijbel. Dit boek zóu door Johann Gutenberg ge drukt zijn omstreeks 1456 in de z.g. „twee en veertig-regelige" editie, waarvan elke kolom n.l. 42 regels beslaat; daarna zou Gutenberg nog een „zes-en-dertig-rege- lige" hebben bezorgd. Of deze beroemde Bijbeldrukkeri terecht zijn naam dragen, is een onopgeloste kwestie. Men weet. dat Johann Gutenberg, die omstreeks 1400 in de nabijheid van Mainz werd ge boren en die omstreeks 1468 overleed als hofdienaar van Gustaf Adolf, omstreeks 1457 bankroet ging na feitelijk van an dermans geld te hebben geleefd. De Gutenberg-bijbels zijn niet alleen zeldzaam, maar van de 42-regelige editie bestaat zelfs geen enkel ongeschonden exemplaar meer. Een Amerikaansch bi- bliophiel Joseph E. Widener te Phila delphia heeft echter op de oude Gu- tenberg-pers, die in het museum te Mainz bewaard wordt een herdruk doen vervaardigen, zoo getrouw mogelijk ge lijkende op het origineel. Het lettertype van dezen ouden incunabel vertoont nog duidelijk, hoe de allereerste boekdrukken in het karakter van hun letters 't mid- deleeuwsche handschrift nabootsten. Vooral de sierletters in de elders af gedrukte (sterk verkleinde) kolom zijn nog geheel in overeenkomst met 't mid- deleeuwsche monnikenschrift.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 19