HET EX-LI
Katholieke
Wetenschap
BOEKENNUMMER
17
Het huwelijk
Geschiedenis
NUT VAN HET BOEK
Het ex-libris, het boekmerk van den
eigenaar van het boek, is in den
loop der laatste jaren sterk in de
algemeene aandacht gestegen.
Hoe meer het boek, als persoonlijk
eigendom, in breeden kring verbreid ge
raakt, in hoe uitgebreider aantal men de
behoefte zal gaan gevoelen om dit eigen
dom als zoodanig te bestempelen.
Het eenvoudigste „ex-libris" vormt de
handteekening van den bezitter op schut
blad of titelbladzijde. In den regel is dit
niet een onmiskenbare verfraaiing van
dat gedeelte van het boek, dat men ervan
voorziet. En bovendien is niet ieders hand
teekening even leesbaar, zoodat in de
overtalrijke onleesbare gevallen het ef
fect practisch nihil is.
Het is dus begrijpelijk, dat de vinding
rijke mensch omgezien heeft naar andere
middelen om een boek als zijn eigendom
aan te wijzen en zoo mogelijk voor ver
vreemding te behoeden. De mensch is
buitendien niet alleen vindingrijk, maar
heeft een ingeschapen zucht tot versie
ring, waaraan de eeuwige romantiek
geenszins vreemd blijft, ten spijt van
„moderne" architectuur en stalen meu
belen en kale éénkleurige wanden en de
dan onvermijdelijke cactussen.
Een bezitter van boeken, een minnaar
dus van „Dichtung und Wahrheit"
dit zij zonder zwak voor Goethe's onder
titel voor genialiteit gezegd heeft in
oude tijden reeds blijk gegeven over meer
fantasie te beschikken wanneer het er om
ging zijn dierbaar bezit als zoodanig te
kenmerken.
Er is mij zelfs een ex-libris bekend, dat
in een nog zeer „primitieve" houtsnede
van vóór 1500 een stekelvarken voorstelt
met het bijschrift, in strakke gothi-
sche letters, dat dit het boek is van een
met name genoemden eigenaar.
De afmetingen van dit ex-libris doen
terecht veronderstellen, dat de boeken
toentertijd nog doorgaans respectabele af
metingen hadden. In weerwil hiervan
blijkt de diefstal van boeken niet onbe
kend geweest te zijn, want het stekelig dier
zal wel als symbool bedoeld zijn van de
te vreezen prikkelbaarheid van den eige
naar, indien een schennende hand zich
zou vergrijpen aan zijn bezit.
Hoezeer het boek ook algemeen als een
respectabel bezit wordt aangemerkt, het
valt moeilijk te ontkennen met welk ge
mak en met welke lichtvaardigheid in
het algemeen ook het eigendomsrecht
eenvoudig geminacht of geschonden
wordt. Dit schijnt van oudsher het geval
geweest te zijn en een onafkeerbaar
noodlot van boeken.
Maar de jaloersche eigenaar van zijn
boekenschat heeft blijkbaar ten allen
tijde afweermiddelen aangewend.
Men kan zijn boeken kluisteren en aan
niemand inzage ervan verleenen of het
medenemen beletten. Maatschappelijker
naturen, hoewel mogelijk deze neiging
deelend, zullen in vele omstandigheden
tot milder stemming geraken en toegeven
aan de humane begeerte mededeelgenoo-
ten te maken aan eigen geneugten.
Denzulken kan het ex-libris goede dien
sten bewijzen. Het ex-libris is sedert de
algemeenheid van de boekdrukkunst ten
allen tijde een papieren merk geweest,
dat allereerst den naam droeg van den
eigenaar van het boek. De toevoeging, die
de naamgever van het voorwerp werd,
ex-libris, beteekent „uit de boekerij van.
Aankondiging eener ex-libris-tentoon-
stelling. (Houtgravure van W. J.
Rosendaal)
In het eenvoudigste geval kunnen
deze vermeldingen volstaan, opdat ieder
een wete aan wie het boek rechtens toe
behoort.
De menschelijke sierlust echter, zoo
als eerder reeds gememoreerd, heeft al
gauw mogelijkheden ontdekt om aan deze
nuchtere mededeeling eenigen luister bij
te zetten.
Hiertoe stonden alle graphische tech
nieken en alle artistieke bedrevenheden
ten dienste. Bovendien gaf de persoon
lijke voorkeur van den opdrachtgever
richtsnoeren voor de versiering en uit
beelding, waarbij sprekende kanten van
diens eigenschappen niet zelden een vorm
geving vonden. Het best geslaagd zijn ex-
libri, die in een kunstzinnig beeld te
vens spreken van de idealen, die den boe
kenverzamelaar bezielen.
Op oude en moderne boekwerken vin
den wij dan ook geteekende, gegraveerde,
in hout gesneden en gelithographeerde
attributen, die symbolische voorstellingen
inhouden van velerlei belangstelling,
voorkeur en neiging.
Niet alle spreken even duidelijke taal,
maar waar de betreffende persoonlijkheid
tot een onbekende werd of zulks bleef,
kan de bekoorlijkheid van het voorwerp
voldoende zijn ofonvoldoende.
(Vervolg)
Een speciaal onderwerp van weten
schappelijk onderzoek is in onze da
gen de katholieke leer omtrent de ver
houding tusschen de beide geslachten.
Dat zulk een onderwerp in het mid
delpunt der belangstelling staat, is
op zichzelf geen goed teeken. Het
wordt in dit geval verklaard door
twee voorname factoren: ten eerste
het feit, dat de Nederlandsche katho
lieken langen tijd een preutschheid
handhaafden, die niet redelijk was,
met het gevolg, dat zij het huwelijk
onderschatten en de sacramenteele
beteekenis ervan te laag aanschre
ven, zeker in vergelijking met de op
volging der Evangelische Raden, en
de tweede beslissende factor is, dat
in onzen tijd zekere nieuwe theorieën
over de huwelijkspractijk de gemoe
deren der moralisten of anderszins
belangstellenden verdeelen met een
heftigheid, die voor deze materie on
bekend was.
Wordt dus eenerzijds als reactie op
de preutsche achteruitzetting van het
huwelijk tegenwoordig vooral de hei
ligheid van het echtelijk verkeer met
bij zonderen nadruk betoogd, van den
anderen kant ziet men talrijke publi
caties, die het sacrament des huwe
lijks al te zeer vereenzelvigen met de
vruchtbaarheid van het menschelijk
geslacht.
Een heelemaal bevredigend boek
over deze ingewikkelde stof heeft on
ze tijd nog niet opgeleverd, al is er
veel reden tot geestdrift over het
proefschrift van Dr. A. W. Hoeyen
aangaande den zin van het huwelijk,
een dissertatie, waarop de schrijver
te Nijmegen cum laude promoveerde.
Als handleiding voor de practijk van
de dienstdoende geestelijkheid is de
verhandeling van G. W. A. Tünissen
O. P. en Dr. Th. Vlaming van on
schatbare beteekenis, ftiaar dit boek
behandelt alleen de juridische bepa
lingen van den codex en heeft dus
voor den leek alleen informatieve
waarde voor wat onderdeelen betreft
als de voorschriften omtrent huwe
lijksbeletselen en derg.
„De moderne wereld en het Huwe
lijk", een geschrift van den Franschen
Dominicaan Benoit Lavaud, vertaald
door mevr. J. WijdeveldPerenboom,
nadert echter dicht tot het ideaal van
Want lang niet alle ex-libri zijn „a
thing of beauty"
Het ex-libris is niettemin een verzamel
object geworden, dat weer leidde tot ver-
eenigingen in binnen- en buitenland van
verzamelaars, die materiaal uitwisselen.
Op dit gebed doet de Nederlandsche
ex-libris-kring (Ir. Eug. Streus, van
Zaeckstr. 13, Den Haag) zeer verdienste
lijk werk, dat verder reikt dan louter het
verzamelen van de ex-libri. Voor luttel
gelds ontvangt men een uitnemend en
geïllustreerd maandblad en op gezette
tijden mapjes met materiaal van allerlei
herkomst. Naast lijsten van verzamelaars,
die ruilmateriaal beschikbaar hebben, pu
bliceert de kring opgaven van Neder
landsche ontwerpers.
Het is opmerkelijk, dat deze lijsten,
naar wij onlangs lazen, evenveel ontwer
pers van ex-libri tellen als verzamelaars
daarvan! Maar dit zal eerder aan een te
kort van verzamelaars-leden te wijten
zijn, dan aan een onevenredig aantal
graphische kunstenaars.
Hoe dit ook zij, in Nederland zijn door
eenige tientallen kunstenaars reeds vele
verdienstelijke en zelfs zeer schoone
boekmerken gemaakt. Een verzameling
hiervan die op tentoonstellingen en in
musea bijkans doorgaans te bewonderen
zijn is belangwekkender dan een col
lectie sigarenbandjes of luciferdoosjes.
Maar een goed boekwerk voor den goe
den boekenbezitter blijft een te vervul
len wensch, indien deze vervulling niet
reeds plaats vond of mogelijk te herhalen
is, enbijkans, een eisch!
«aamp coL^mvs
'i m;. xat
Aegidius Romanus
een goed Roomsch boek over het hu
welijk. De auteur is hoogleeraar in
de moraal-theologie aan de univer
siteit van Freiburg en werd uitgenoo-
digd te Genève voor een neutraal ge
hoor de moderne huwelijksopvattingen
van schrijvers als Lindsey, Bertrand
Russel, Norman Haire etc. te behan
delen van katholiek gezichtspunt;
vervolgens hield hij over het zelfde
onderwerp eenige conferenties in de
St. Nicolaas-kathedraal te Freiburg.
Zoo ontstond een uiteenzetting, waar
in de katholieke huwelijksmoraal in
den breede getoetst wordt aan allerlei
moderne meeningen en verschijn
selen. Een afzonderlijk, lang hoofd
stuk commentarieert ten overvloede
de encycliek „Casti connubii" van
Paus Pius XI. Uiteraard behandelt dit
boek, in het Nederlandsch uitgegeven
bij de N. V. Fidelitas te Amsterdam,
zeer vele zaken, welke niet voor de
oogen van kinderen geschikt zijn.
Ook voor volwassenen zouden wij
voorbehoud willen maken tot dege
nen, die, na hun biechtvader geraad
pleegd te hebben, op de kennisma
king met deze materie voldoende
voorbereid zijn. Het komt ons voor,
dat er over dit bepaalde onderwerp
veel en veel te veel wordt gelezen
in verhouding tot andere katholieke
geschriften van ernstigen weten-
schappelijken aard.
Een wetenschap, waarbij het stand
punt van den beoefenaar niet on
verschillig blijft, hoe objectief men
de materie ook behandelt, is onge
twijfeld de geschiedenis van de
menschheid en meer in het bijzon
der de geschiedenis van de Katho
lieke Kerk. Hier dient op de aller
eerste plaats het uitmuntende Hand
boek van Mgr. dr. J. de Jong, den
tegenwoordigen coadjutor van den
Aartsbisschop te worden genoemd en
geprezen. Dit handboek in drie dee-
ien, ontstaan terwijl Mgr. de Jong
^ils professor aan het seminarie Rij-
senburg te Driebergen de Kerkge
schiedenis doceerde, is voor iederen
katholieken leek, die aanspraak maakt
op eenige ontwikkeling, beslist onont
beerlijk. Tallooze kwesties, in vo
rige handboeken nog behandeld vol
gens ouderwetsche opvattingen, pver-
den hier aangepast aan de nieuwste
bronnenpublicaties en, ook niet-ka-
tholieke litteratuur. In vaktijdschrif
ten vond dit werk een prachtig ont
haal. Het is wel de meest betrouwbare
gids, dien de katholieke leek zich op
het oogenblik kan kiezen voor de
kerkgeschiedenis. Als een merkwaar
dig stuk van de historie der katholie
ke kerk, mag zeker gelden de ge
schiedenis van „De Orde der Jezuïe
ten". Ze werd onder dezen titel te
boek gesteld in drie handige, goed
geïllustreerde deeltjes door L. de
Jonge S. J. en uitgegeven bij H. J.
Dieben te Wassenaar.
Onder de bijzondere geschiedkun
dige studies verdient, naast de heili
genlevens, welke wij afzonderlijk be
handelen, nog de aandacht de
grootsch opgezette studie over 's
Pausen Primaat van pater Fr. X. P.
D. Duynstee, waarvan het eerste deel
verscheen bij Paul Brand te Hilver
sum. In het voorwoord lezen wij:
Wil men de grondoorzaak der Re
formatie, Luther's werk, opsporen, dan
moet men ze zoeken rnim twee eeuwen
te voren. De tijdsomstandigheden
hebben Luther's werk mogelijk ge
maakt. Ik wijs slechts op de kerkelijke
politiek der middeleeuwen, de ingeslo
pen misbruiken, de groeiende vijandige
houding van den Staat tegenover de
Kerk, de goedbedoelde maar zwak ten
uitvoer gebrachte hervormingsplannen
der laat-middeleeuwsche concilies, het
Westersche Schisma, enz.
Een vraag van zeer groot belang en
verstrekkende beteekenis is, of Luther
bij zijn verzet tegen den Paus, de
meer nabij liggende oorzaak der Refor
matie onder invloed heeft gestaan
van een bestaande geestesrichting in
zijn religieuse Orde? Het tegendeel is
waar. Juist in de 13e, 14e en 15e eeuw
stonden de Augustijnen meer dan wel
ke Orde ook en zonder uitzondering aan
de zijde van den Paus. Onder leiding
van Aegidius Romanus, den beroemden
leerling van St. Thomas Aquinas,
vormde zich een kerkelijk-politieke
School, de Aegidiaansche School.
De kerkelijke politiek dier Augustij
ner-school is klassiek. In de laatste ja
ren hebben historici van naam zich
op het handschriftelijk materiaal ge
worpen, om steeds meer licht te ont
steken over de laat-middeleeuwsche op
vatting van 's Pausen Primaat. De in
verschillende archieven en bibliotheken
aanwezige handschriften, ook de
reeds gepubliceerde, bewijzen zonne
klaar, dat de Aegidiaansche School
trouw bleef aan de kerkelijke politiek
van haar stichter, Aegidius Romanus.
Over dezen stichter, Gilles van Ro
me (in het Latijn Aegidius Roma
nus) verhaalt de schrijver talrijke bij
zonderheden, die ons doen kennis
maken met de figuur van een inte
ressanten middeleeuwschen geleerde,
tevens een trouw zoon der Kerk en
een vurig verdediger van hare
rechten.
lllllillllllllllllllllllllllHllllllllllllillllllllHIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Als de boeken ons niet helpen
om betere en sterkere menschen
te worden, dan voorzien ze ons
slechts van brandstof voor een
vuur, vernietigender dan dat
waarin de Bibliotheek der Pto-
lemaeën onderging.
Een wijs man zal meer nut
hebben van een onnoozel pam
fletje, dan een divaas van de
Heilige Schrift, meende John
Milton.
lilllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll