Angst voor de Mystiek r JffP' LEEREN SCHRIJVEN HET JAAR DES HEEREN 20.000 CITATEN BOEKENNUMMER 23 St. Theresia van Avila Kracht van adverteeren Een typisch gevolg van het feit, dat de katholieke Nederlanders gedu rende zoo lange jaren van onze va- derlandsche geschiedenis eigenlijk niet meetelden en ook van 'de al te redelijke en apologetische geloofs-beleving, die uit dezen, treurigen toestand voortkwam, is de „angst voor de mystiek". Dit ver schijnsel is niet nieuw. Het dateert uit de zeventiende eeuw en nam daarna in he vigheid toe tot op onzen tjjd, die er ein delijk een verandering in teweeg brengt, dank zij den arbeid van eminente ka tholieke geleerden. Honderd jaar geleden las de katholiek geen mystieke schrijvers. Zelfs een ma tige belangstelling voor hun geschriften werd als gevaarlijk beschouwd. Men zag er een bewijs van geestelijken hoogmoed in. Mystieken raadplegen beteekenae zoo veel als zich te willen verheffen boven de gemiddelde godsvrucht van priester en leek. In een klooster gaf dit misschien voor een uitzonderlijk vroom monnik nog pas, maar in de wereld zou men eer der misleid worden dan gesticht door de bestudeering van het verschijnsel der mystiek. Zoo dacht men algemeen. Ook de besten dachten zoo. Het godvruchtig ge moedsleven van de Nederlandsche katho lieken was in dit tijdperk tamelijk dor. Naar een bloeiende katholieke poëzie zoekt men vergeefs, de meeste katholieke iniatieven uit dien tijd missen de veer kracht van de bezieling. Het wordt anders, als Cornelius Broe- re optreedt. Hij leest de Kerkvaders en verwijst naar hun geschriften. Hij knoopt het katholieke leven van de ne gentiende eeuw weer vast aan het oud- kerkelijke leven. Hij vindt de traditie en waakt strijdvaardig over dit erfdeel on zer vaderen. Intusschen trekt de oude mystiek de be langstelling van de romantische dichters en geleerden in binnen- en buitenland. Joseph von Görres wijdt zijn magistraal' werk aan de katholieke mystiek. De pro- testantsche professor Neander beschrijft het leven van Sint Bernardus. Protestant- sche Nederlandsche geleerden houden zich bezig met de studie van de moderne de votie. Taalkundigen herdrukken oude teksten. Ozanam ontdekt de Francis- caansche dichters van de primitieve Ita- liaansche letterkunde der 13e eeuw. Ka nunnik David bezorgt een groote uitgave van Ruusbroec's werken. Josef Alber- dingk Thijm, die de middeleeuwsche let teren bewondert nadat ze lang verwaar loosd werden, ontdekt het cultureels be lang van de Nederlandsche mystiek der 12e tot de 16e eeuw. H. S. Denifle be zorgt in Duitschland een bloemlezing uit de geschriften der middeleeuwsche, meest Duitsche mystieken, Eckhart, Tau- ler, Suso. Als de twintigste eeuw aan breekt, is de mystiek voor de wetenschap een erkend voorwerp van onderzoek. Wel beperkt zich de belangstelling nog, doch er komt een kentering. Men begint in ruimer kring aandacht te wijden aan het wonderbare leven van de H. Tere- sia van Avila. Ruusbroec is geen vreem deling meer. Sint Jan van het Kruis wordt bestudeerd. Weldra verschijnen de groote vertalingen van dr. Titus Brandsma, O. Carm. die alle werken van de heilige Teresia in het Nederlandsch overbrengt. Dan volgt een volledige uitgave van St. Jan van het Kruis, daarna van een mystiek tractaat van Sint Bonaventura. Frans Erens en Dr. Moller vertalen be- toogen van Jan van Ruusbroec in modern Nederlandsch. Pater Molenaar verzamelt de mooiste stukken uit het werk van de H. Geertrudis en schrijft haar levensver haal. Dr. J. van Mierlo neemt de leiding van het onderzoek in Zuid-Nederland. Hij herdrukt en verklaart de volledige werken van Hadewyck, bezorgt een nieu- we uitgave van Beatrijs van Nazareth, vvier geschrift over de Zeven Manieren van Minne ook door Aibert Helman voor de Uitgeverij van de jongeren was ver taald. Sint Bernard's „Verhandeling over de Liefde tot God" wordt vertaald. „Ons geestelijk Erf" wordt gesticht voor de studie van de Nederlandsche mystiek. Pater L. Verschueren bezorgt een flink boek over Leven en Werken van Hen drik Herp, en geeft diens „Spieghel der volcomenheit" opnieuw in het licht. Te Groningen promoveert een kloosterzus ter op de oudste Nederlandsche vertaling van Suse's „Horologium Sapientiae". Thomas van Kempen en Geert Groote komen door polemieken in 't middelpunt der aandacht. De brieven van Geert Groo te worden gebundeld. Ook de mystieke poëzie herleeft in de belangstelling. Een herdruk van de gedichten van Lucas van Mechelen wordt in het' uitzicht gesteld. De weldra te verschijnen bloemlezing „Dichters der Middeleeuwen" deel I van „Katholieke Poëzie" brengt een rui- Jan van Ruusbroec me, buitengewoon ruime keuze uit de mystieke middelnederlandsche dichters. Het hoofdstuk der inleiding, aan hun werk gewijd, is veruit het uitvoerigste. Van Sinte Catharina van Siëna verschijnt voor het eerst volledig in onze taal het machtige Boek der Leer Gods. En zoo kan men voortgaan, verheugende feiten te noemen, die alle wijzen op een herle ving van de aandacht voor de mystiek. De oude rationalistische angst begint gelukkig te wijken. Gelukkig! Want de mystieken hebben ons veel te zeggen, ook al voelen wij ons in de godsvrucht niet zoo ver gevorderd, dat wij hun bijzondere zielstaten kunnen deelen. Zij lichten ons in over het wezen van de gods vrucht. Zij zeggen ons, hoe zoet het is, den Heer te beminnen en te dienen. Zij geven ons een voorsmaak van de zaligen de aanschouwing. Zooals men de lectuur van hedendaag- sche letterkundige werken moet onder breken door de lezing van de klassieken, wil men doordringen tot het wezen van de letterkundige schoonheid, zoo moet men de stichtelijke boeken van tegen woordig aanvullen met de werken van de ze klassieken der katholieke godsvrucht, deze grootmeesters van den katholieken levensstijl: de mystieken. Er is misschien te veel gezegd over de gesteltenissen, waarmede men het werk van deze schrijvers lezen moet. De eischen zijn hoog gesteld, misschien wel te hoog. Het is noodig, dat men begint. Vondel of Dante of Homerus eischen ook een zekere gesteltenis, die niet vanzelf ontstaat. Maar de groote schrijvers roe pen zelf, door hun dichterlijke macht, de ze gesteltenis te voorschijn bij dengene, die zich nedesig overgeeft aan hun ver- rukkenden invloed. Zoo is het ook met de groote mystieken. Verdiept men zich in hun arbeid, dan scheppen zij zelf de ge- wenschte' stilte van de ziel. Zij geven rust. Zij geven inzicht. Zij veredelen gemoed en verstand. Zij maken ons beter van hart en dieper van geest. Zij versterken en be vestigen ons geloof. Zij brengen ons dichter bij God. Wie veel leest, moet vooral zorgen, niet onder te gaan in de oppervlakkig heid van zijn lectuur. Hiertegen bieden de mystieken weerstand. Zij drijven de aandacht naar de kern. Zonder hen te kennen, is men armer dan men zijn kon. In het redactioneele gedeelte van het studenten-orgaan „De Dijk" (No- vember-nummer 1935) lezen wij de volgende behartenswaardige aanteeke- ning onder het ooschrift „Leeren Schrij ven" „Schrijvers worden geboren en niet gemaakt, maar dit geldt toch slechts voor de allergrootsten en ook voor de zulken zal eenig onderwijs in hun vak niet ondienstig behoeven te zijn. Sainte-Beuve schrijft ergens: „Het is altijd goed een professor in de rhetorica gehad te hebben, al was het alleen maar- dat men later ertegen in opstand kan komen". En inderdaad, de uitzonderlijk begaafde bewijst juist zijn grootheid door op een gegeven moment het kader te verbreken, zich te wringen uit het en ge keurslijf van voorschriften en regels en wetten; voor de breede middelmaat echter zijn deze een noodzakelijke steun en onontbeerlijk middel van vooruit gang. Een romantisch getint onderwijs ver onderstelde slechts kleine genieën voor zich te hebben en toonde een ziekelijke belangstelling voor het directe en spon tane. Zooals het aan het „natuurlijke" van volks- en spreektaal de voorkeur gaf boven het „artificieele" van schrijf- en cultuurtaal, zoo achtte het alle stijlre- gels en procedé's uit den booze, die den leerling maar verhinderden rechtstreeks uit zijn ziel te schrijven. Het gevolg is dat het meerendeel onzer intellectueelen slechts spontaan en slordig kunnen schrijven en de edele kunst van zorg volle stijlbehandeling meenen te mogen overlaten aan de belettristen. In onze dagen zou het niet voorkomen, dat een natuurkundige als Buffon een verhande ling over den stijl schreef. Misschien zou het nuttig zijn de schoolsche regels van 'een oud handboek der rhetorica over te zetten in een mo dern stijltractaat, inplaats van taal geschiedenis en etymologie, wat meer onderricht te geven in de beheersching van 't taalinstrument en voor litera tuurgeschiedenis en bloemlezing de leer lingen één klassiek meesterwerk te doen doornemen en dat met de pen in de hand. Men roepe vrij, dat onder opgelegde vormen en conventies het oorspron kelijke van prille talenten zal worden verstikt; doch waren wij maar eens zoo ver dat de breede middelmaat weer con ventioneel kon schrijven. Wie de mid delbare school heeft doorloopen en beseft dat op dit punt hij zichzelf moest on derrichten, zou dankbaar zijn indien veel zoeken en tasten en moeizaam wor stelen met den vorm hem door intelli gente gidsen ware bespaard. Men staat altijd verwonderd dat de gemiddelde Fransche intellectueel of journalist zoo klaar en helder weet te schrijven. De reden is, dat daar de school nog den moed heeft traditioneel en formalistisch en in den waren zin des woords vor mend te wezen." „Het Jaar des Heeren" is het levens werk van pater dr. Pius Parsch C.R.S.A. Het bevat liturgische overwegingen in directe aansluiting op het missaal, het brevier en de schriftuurlezing van iede- ren dag. In dit werk is Parsch onze gids op den weg door het kerkelijk jaar; op gemakkelijk te volgen manier verklaart hij de groote schoonheid van het litur gische gebedsleven der Kerk en brengt ons in de sfeer van de Oude Kerk met haar zinrijke gebruiken, symbolen en sterk gemeenschapsleven. Alle dagen van het jaar. alle feesten, alle Zonda gen en tijden van het kerkelijk jaar weet hij zoo in te leiden, zoo te verkla ren, zoo frisch en aangenaam te ontwik kelen, dat ieder die zijn uiteenzettingen overwegend leest, als vernieuwd 't eeu wenoude gebed der Heilige Kerk vermag mee te bidden. Talrijke zinrijke teeke- ningen, gebaseerd op oud-christelijke symbolen, verduidelijken den tekst. De schrijver, dr. Pius Parsch C.R.S.A. werd geboren 18 Mei 1884 in Neustift, 'n dorpje in Zuid-Tirol, bij Brixen. Hij werd in 1909 priester gewijd en trad in de or de der Augustijner Koorheeren, 'n oude kloosterorde volgens den Regel van den H Augustinus en de drie H. Geloften. Uit het „Stift Klosterneuburg" bij Wee- nen, een der grootste kloosters dezer or de, ontwikkelde zich de liturgische bewe ging van den laatsten tijd in Duitsch- sprekende landen hoofdzakelijk onder zijn bezielende leiding'. Was de Duitsche uitgave van zijn bo vengenoemd werk hier niet onbekend, deze Nederlandsche vertaling is nog meer welkom, terwijl bovendien deze uitgave in tegenstelling met de eerste Duitsche editie niet is afgestemd op één bepaald jaar, maar op het Kerkelijk Jaar in het algemeen. Het boek werd voor Neder land bewerkt en aangevuld met de Hei ligen uit het Eigen der Nederlandsche Bisdommen door den Rector van de Be nedictinessen te Oldenzaal, met een in leiding van prof. dr. Fr. Féron, president van het Groot Seminarie te Roermond. St. Bernardus van Clairvaux Men moet bij meer dan gewonen leeslust een buitengewoon ge heugen en hiermede overeenko mend geduld bezitten om te doen wat de heer S. W. F. Margadant deed, n.l. om twintigduizend -citaten, aphorismen en spreekwoorden uit alle talen en lite raturen te verzamelen en te rangschik ken in alphabetische volgorde. De bui tenstaander vraagt zich zelfs een oogen- blik af, of de moeite wel evenredig mag heeten aan het resultaat. Doch als men het zeer dikke, flink uitgevoerde boek werk doorbladert, wordt men menigmaal verrast, soms geprikkeld tot verzet, maar gedurig geboeid. De wijsheid van het menschdom is altijd de moeite waard, in een notendop te worden gedrongen en zulk een notendop is menige kernspreuk uit dit gewrocht van geduld en geheu gen. Onwillekeurig zoekt men het eerst naar de woorden, die betrekking hebben op algemeen godsdienstige begrippen en dan maakt de heele menschheid, te hoop gedrongen door S. W. F. Margadant, ei genlijk toch maar een pooveren indruk: De samensteller streefde naar een zoo neutraal mogelijke objectiviteit en nam dus aphorismen en gezegden op, die met elkander in flagranten strijd zijn; den lezer laat hij de keuze over. Toch had de katholieke literatuur, speciaal het werk van Kerkvaders, Kerkleeraars en Mys tieken, ruimer vertegenwoordigd mogen zijn, dunkt ons. Bij het woord „genade" b.v. vindt men citaten uit Vondel, H. W. Parsons, Mme de Staël, H. Bakels en Shakespeare, maar men mist de alge meen bekende uitspraak van den Aqui- ner over „gratia" en „natura". Zoo zou er meer zijn aan te wijzen, veel meer zelfs. Het nut van dit boek ligt niet bij de behandeling der onderwerpen. In dit opzicht is het beslist onvoldoende, maar de samensteller was gebonden aan het citeerbare. Hij heeft een respectabele collectie bijeengebracht en zoodoende "n aardige, levendige en voor gelegenheids werk zeer bruikbare dooisnede gegeven van de litteratuur. Voor katholieken, die het werk willen raadplegen, is' noodig, dat zij eenige gave des onderscheids bezitten, anders werken sommige citaten misleidend. De roman van den jongen Engelschen schrijver Peter Axworty werd niet al te best verkocht. Hij -plaatste toen de volgende huwelijksadvertentie „Jonge millionnair, flink ge bouwd, beschaafd, muzikaal, ge voelig, wenscht te huwen met 'n meisje, dat in alle opzichten lijkt op de heldin van „Hij overwon de liefde" door Peter Axworty". In vier dagen was het boek in geen Londenschen winkel meer te vinden. (Nieuwsbl- v. d. Boekhandel)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 27