WBk Hl NAJAAR193S Ml Waarom lezen wij eigenlijk? Geniet zooveel mogelijk van het goede boek ^H|pr DER VEREENIGDE KATHOLIEKE PERS V.- NuM MER Een Nederlandsche psychiater, dr. A. M. Meerloo, bekend om zijn on derzoek naar de toxicomanie of zucht om verdoovingsmiddelen te ge bruiken, bundelde onlangs eenige ge dichten en lezingen onder den titel „Jong blijven, rechtop loopen en door spelen". Dezen bundel leidde hij in met een opstel „over het publiceeren". Eenige gedachten eruit, die ons troffen, lijken ons bijzonder geschikt ter overweging in een uitgave als deze, geheel gewijd aan het boek. Want de vraag van den schrij ver aan zichzelf: „Waarom publiceer ik eigenlijk?" zou nauwelijks gesteld kun nen worden, indien de lezer niet voor 'n zelfde probleem werd gesteld door zijn leeslust. „Waarom lees ik eigenlijk?" De antwoorden op deze vraag zullen sterk uiteenloopen naar gelang den aard van de lectuur, die men tot zich neemt. De schoonheidsminnaar leest immers om andere redenen dan de wetenschapsman, wiens lectuur weer heel anders gemoti veerd moet zijn dan de brandende ver- slindzucht, waarmede zijn keukenmeid zich werpt op de liefdesgeschiedenis van den edelen graaf de Montigaltanio je gens de eenvoudige herderin Dorinde, of wanneer zij een meer moderne keukenmeid is van den jeugdigen, blozenden en dapperen vliegenier Bill Jarnys jegens Babe Ruthersalt, die voor filmster mislukt was, maar toch opoffe ringsgezindheid genoeg had om haar droevige leven in dienst te stellen van het minderjarige dochtertje van den verongelukten vliegheld Jack Bloomyton. Iedereen leest om zijn eigen smaak te volgen en die drijft de menschen op zeer verschillende wegen, zoodat een samen vattend antwoord op de vraag: „Waar- om leest gij?" bijna onmogelijk lijkt. Toch is er meer overeenkomst tusschen den professor in zijn studeercel en de keukenmeid bij haar Courts Mahler dan men oppervlakkig denkt. Zij volgen bei den een zelfde instinct, dat alleen bij den professor wat meer „gesocialiseerd" is. d.w.z. een klein beetje hooger is op gevoerd naar het verstandelijke en be wuste niveau, waar wij ons rekenschap geven van onze daden. Lezen kunnen de mensehen in ons land tegenwoordig allemaal min of meer. Wel iswaar lezen ze haastig en slordig en hartstochtelijk, maar ze lezen zonder uitzondering, hetzij hun volks-editie, hetzij hun boek uit de uitleenbibliotheek, hetzij alleen maar de onderschriften on der de prentjes van dé fotopagina. Wij worden zóó overladen en over stroomd doot allerlei drukwerk en let- terteekens, dat wij zelfs een massa lec tuur tot ons nemen zonder het ons be wust te maken.'Toevallig zien wij let ters staan op een sigarenwinkel, op 'n naamplaatje, op een reclamebord, op 'n affiche en wij nemen zonder het te we ten de woorden, door deze letters ge vormd, vluchtig in ons op, terwijl wij ons gesprek vervolgen. Later komt ons dan een naam ineens bekend voor, om dat wij op deze wijze kennis er mee maakten. Wij lezen in de krant allerlei dingen, die ons niet interesseeren en die wij oogenblikkelijk vergeten, doch wan neer er later nog eens sprake van komt, toevallig, herinneren wij ons 'n geschrift of 'n vetgedrukte passage, waar we, zon der interesse, overheen gekeken hadden. Op die manier lezen wij, ongelukkige alphabeten, duizenden dingen per dag. Stonden ze achter elkaar afgedrukt, dan zouden ze den inhoud vormen van een flink, maar onleesbaar, boek. Het lezen is voor den modernen mensch niet alleen een practische le vensbehoefte, het is een even onbewuste gewoonte als het ademhalen. Alles wordt in letters ondergebracht en die letters schreeuwen tegen elkander op. Zelfs wie nooit een boek inkijkt en daaren boven op geen enkel blad geabonneerd is, leest nog zóóveel, dat hij verschrik ken zou, wanneer hij de bronnen zijner eruditie eens tot een vloed vereenigd zag. Aan deze ziekelijke leesbehoefte, ken merk onzer late cultuur, kan niets meer voldoen. Het boek is een wereldver schijnsel geworden. Ga eens voor de etalage van een boekhandelaar staan en vraag u af. hoeveel boeken van die daar liggen gij gelezen hebt. Het zijn er, in normale gevallen, geen vijf op de hon derd en zelfs in abnormale gevallen zijn het êr meestal niet meer dan twintig percent. Wat beteekenen die andere boeken voor u? Een verleiding? Een on bekende wereld? Een massa onverschillig drukwerk? Een toegang tot de ziel van onbekenden? Ziehier de namen van 'n aantal per sonen, over wie in den loop van 1935 een groote studie of een levensbeschrij ving hét licht zag: Adalbert van Cha- mïsso, mevrouw Bosboom Toussaint, St. Ignatius van Loyola, Jacoba van Beieren, Hendrik IV. Anna de Gonzague, Maria Stuart, Tarantini, Napoleon, St. Joan nes de Deo. Koningin Christina van Zweden, de profeet Jeremias, Don Bos- co, Vondel, Le Chevallier d'Eon, Dante, Koningin Ast.rid, Stavisky, Raspoetin en dit lijstje kan vermenigvuldigd wor den met twaalf, zonder dat de voorraad uitgeput geraakt. Zo'udt gij al die boe ken willen lezen? Waartoe werden ze geschreven? Aan wie worden ze ver kocht? Wat voor soort menschen gj'ijpt ernaar? En zie nu naast deze historische per sonen eens de actueele onderwerpen: Ahessinië, Japan, wereldveroveraar, Hit- ler-Duitschland, Dé S.D.A.P. in de bran- ding. De opstand der horden, In de scha duwen van morgen, De Hebreeuwsche Litteratuur, De Russische Revolutie, Komt er oorlog in Europa? Het zijn magr eenige van de tientallen onder werpen en titels, die uw aandacht vra gen. Interesseeren zij u? En als ze dit niet doen, wie interesseeren ze dan wel? Waartoe worden ze geschreven? Waar toe worden ze gelezen? „Het is" zoo zegt dr. Meerloo in het boek, dat wij noemden „een ver schijnsel van onzen tijd, dat het ge sprokene, het tot geluid gemaakte woord, te hard ts geworden voor het mensche- lijke zieleleven. Menschen spreken nog maar heel weinig met elkaar. Ze staan vereenzaamd in hun diepste belevingen. De diepe bekentenissen van het persoon lijke gesprek worden vermeden. Het ge drukte woord tracht de brug tusschen de menschen te slaan. Het geestesleven dreigt litteratuur te worden. De zenuw arts ondervindt het dagelijks, dat de menschen hun gevoeligheden trachten te stamelen, maar haast nimmer de di recte uitdrukking ervoor weten te vin den. In dagboek of in brief of in een onpersoonlijk opstel lukt het hun veel beter. Door het vele praten heeft het gesproken woord aan diepte verloren Het meest verfijnde deel van ons gees tesleven, de wereld der geluiden, is een wereld van cacophonieën geworden, waarin de mensch vlucht in al zijn op pervlakkigheden, in jasz en in radio. Voor de stille uren kiest de mensch het zichtbare woerd. Hij leest of schrijft." Een beetje verderop in hetzelfde op stel zegt deze psychiater nog: „De een zaamheid is het gemeenschappelijk goed van den modernen mensch. De andere ziel worstelt met dezelfde problemen. Maar slechts op papier kunnen men- schenzielen elkander ontmoeten. De schrijver houdt aan anderen een spiegel voor. Hij tracht de eigen visie door an deren te doen beleven. En voor zoover ze eigen voorstelling daarin herkennen, lukt het hun ook om mee te leven." Dit is de diepere zin van de lectuur, zoowel voor den professor als voor diens keukenmeid. Zij zoeken hun eigen per soonlijkheid te vervolledigen. De profes sor doet het met Einstein, de keuken meid doet het met makkelijker vervoe ringen, maar beiden ontbranden 't vuur hunner ziel met nieuwe, ongekende emoties, waarvan ze de grootheid on dergaan als een bevrijding uit hun alle- daagsche eenzaamheid. Wij lezen om ons te bevrijden. Alle lectuur is een bevrijding. Amuse mentslectuur bevrijdt uit den knellen den ernst des maatschappelijken levens, poëzie bevrijdt uit de neerhalende sfeer van het gelijkvloersche bestaan, de magie van de taal der liefde, het tooverwoord van de scheppende Verbeelding bevrijden ons uit onze gewone levensomstandighe den. Lectuur is iets geheimzinnigs, dat den zang en den ritus van den ouden aardbewoner vervangt; lectuur is een be dwelming, evenals alcohol en opium, sport en feest. Lectuur is de voortzetting van de duistere magie, die geheime krachten van ons wezen opwekt. Lec tuur is de voltooiing van de liturgie en van de prediking, die ons1 nader bren gen tot het wezen Gods en tot het in zicht van onze menschelijke verantwoor delijkheid. Verderf en heil kunnen voortkomen uit lectuur, die ons verheft boven ons zelf, in de richting van het goede of in de richting van het kwade. De vorige eeuw was de eeuw der mas- sa-lectuur, de eeuw van den roman, van de Nutsbibliotheek en den algemeenen leerplicht, de avondschool en de volks voorlichting op alle gebied. Onze eeuw is de eeuw eener lectuur-neurose, eener pa thologische verslindzucht, eener irratio- neele, magische bezetenheid door het gedrukte en luid-uitgeschreeuwde woord: de eeuw van de reclame, de eeuw van de slogan, de eeuw van de leuze, de eeuw van de 'hersenlooze herhaling der opge nomen drukletters. Druk tien millioen maal „Persil" op alle beschikbare ruim ten en het is Persil". Druk tien millioen maal een hakenkruis en zelfs de hard nekkigste tegenstander begint te pein zen: „Er moet toch een bijzondere macht uitgaan van dien Adolf Hitler, al lijkt hij dan op eerste gezicht maar een ge middeld gebruiksmensch!" Onze eeuw is de eeuw van het slagwoord. Zonder bezinning, zonder gelegenheid zelfs tot rust, neemt de moderne mensch in zich op, wat hem voor oogen komt in boek, catalogus, bloemlezing, propa gandablad. Men zegt hem „Voedt u goed" en hij gelooft, dat het ergens nut tig voor is. Men zegt hem „Geeft 'n boek" en hij zou het waarachtig gaan doen. indien een vorige spreuk hem niet aangeraden had „Zeg het met bloemen" of „Een scheerapparaat is het beste ge schenk". Aan die algemeene verbijstering is ie der modern mensch, ook de hedendaag- sche katholiek, in meerdere of mindere mate overgeleverd door zijn leesbehoefte. Misschien komt er binnenkort een Bond van Lectuuronthouder.s, die dit verdoo- vingsmiddel, de lectuur, gaan bestrijden door het middel der abstinentie en die ten onrechte zullen denken dat zij iets voorbeeldigs doen, zooals alle abstinen- ten in alle tijden over alle abstinenties gedacht hebben. Wij zullen ons beperken tot een aanbe veling der matigheid en tot een aanbe veling van het goede, geoorloofde genot. Geniet zooveel mogelijk van het goede boek. Geen tijd bood hiertoe zoo licht de kans als onze tijd. Wees in den goeden zin een mensch van uw tijd. Onttrek u aan de valsche suggesties van uw eeuw, maar onderwerp u aan haar heilzame invloeden. Lees. Wees niet bang voor lectuur. Angst is vaak erger dan de ne derlaag. Zeker, daar zijn slechte boeken, tallooze. Maar daar zijn goede boeken in overvloed. Wie geen goede boeken, geen goede vrienden en geen goeden wijn weet te waardeeren, is waard, dat hij trouwt met een kwade vrouw!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 5