Wat leest de jeagd
PIUS X
II
BOEKENNUMMER
5
Tusschen het eerste onverscheur-
bare prentenboek, dat op den
duur tóch verscheurd wordt, en
de eerste kennismaking met de Ne-
derlandsche letterkunde, welke maar
al te vaak bij een eerste kennismaking
blijft, kan de jeugdige boekliefhebber
zijn smaak reeds in velerlei richting
ontwikkelen. Tegenwoordig bestaan er
immers zóó veel kinderboeken, dat
Sinterklaas, wanneer Hij zijn keuze
doet uit de najaarsaanbieding van de
Nederlandsche uitgevers, werkelijk
moeite heeft, wil hij, zooals hem past,
aan eiken heilige diens kaarsje gun
nen. In den tijd, dat de ouderen nog
kinderen waren, las men hun voor
uit de gedichten van Vader van Al
phen, daarna maakten zij kennis met
Jules Verne en dan was het tijd om
aan de romans van Charles Dickens
te beginnen. Thans is die overgang
veel geleidelijker. Zelfs kan men de
meening toegedaan zijn, dat het mo
derne kind al te langen tijd wordt be
ziggehouden met onderwerpen, die in
zijn eigen kinderlijk wereldje Uggen
en die dus zijn verbeelding niet vol
doende aanspreken. Het kind van
vroeger werd onmiddellijk verplaatst
naar het heelal der groote menschen,
het las over boosdoeners en roovers,
zag leliën ontluiken op den mesthoop
der maatschappelijke ellende en leef
de in dol-romantische avonturen mee
met Indianen-hoofdlieden, wereldrei
zigers, of historische personen. Hoe
heerlijk was het 's avonds bij het
vuur de onrust te deelen van Oliver
Twist, of zijn hart te verpanden aan
Caesar Cascabal!
Met welk een gloed op de wangen
volgde men Philias Fogg en Passe
partout, vooral op het laatst, wanneer
de weddenschap verloren leek en
slechts een misrekening nog de ver
schrikkelijke en benarde situatie red
de!
Wordt de fantasie van het tegen
woordige kind wel voldoende gevoed
door de moderne jeugdlectuur en heb
ben de voorstanders van het kinderlij
ke kinderboek in hun eerbaren strijd
om de jeugdige gemoederen niet
te bederven, wel uitsluitend goed uit
gericht, of moet men als resultaat van
hun overigens loffelijke pogingen ook
een zekere verminking en verkleining
van het verbeeldingsleven aanvaar
den?
Wij hebben ons dikwijls deze vragen
gesteld, wanneer wij de debatten volg
den over de kinderlectuur en ons ge
heim geloof, dat alles met de kinde
ren veel prettiger van stapel zou loo-
De Heilige in het Jeugdboek. (St.
Jeanne d'Arc, illustratie uit „Hemel
bloemen" van Hendr. M. Smits)
De Verkenner als Held. Illustratie
van Cuun van der Steene in „Licht
flitsen over de Zee", door Broeder
Gummarus)
pen, wanneer de paedagogie er zich
buiten hield, achtten wij menigmaal
bevestigd door de zwaar-ernstige re
deneeringen, waarvan men ons ver
zocht, kennis te nemen.
Toch heeft het kinderboek, ook het
specifiek Roomsche kinderboek, een
snelle ontwikkeling doorgemaakt en
wanneer wij de tallooze, meest vlot
geïllustreerde, jeugdwerken doorbla
deren, die in het najaar van 1935
het licht zagen, gaat voor ons een
wereld open, waarin het kind zich
moet thuis gevoelen, zonder nu be
paald voortdurend te worden beknib
beid door een goedbedoelenden school
meester, die hem gebiedt, de deugd te
betrachten „en met zijn Zondagsch
pakje aan nooit ergens tegen aan te
staan." De groote aandacht voor het
jeugdwerk heeft hier zeker goed ge
daan en wij erkennen dien gunstigen
invloed al dadelijk bij het inzien van
b.v. het frissche jongensboek „Licht
flitsen over de zee" door Broeder
Gummarus, prettig en artistiek ge
ïllustreerd door Cuno van der Steene
Deze uitgave van Paul Brand's uitge
versbedrijf te Hilversum is vrij be
werkt naar het Duitsche jongensboek
„Blinkfeuer über die Ostsee" van Franz
Kaymer. Ze werd bezorgd onder goed
keuring van den Keurraad vooi
Roomsche Jeugdlectuur. Het verken-
nersleven, dat ruim tien jaar geleden
nog zoo vreemd was voor het katho
lieke Nederlandsche kind, biedt groo
te mogelijkheden aan den avontuur
lijken droom, en wanneer daarbij dan
nog de sensaties van het zilte nat
komen, zooais in dit boek van fiinken
jongensmoed, kan een rechtschapen
Hollandsche knaap wel uren met
zijn duimen in de ooren alle andere
dingen op de wereld vergeten om den
hopman met zijn bende te volgen.
Zooals de boeken van pater Finn een
onvergetelijken indruk nalaten op de
jeugdige college-studenten, zoo zal
dit boek van Broeder Gummarus ze
ker de jongens boeien, van de hoogste
klassen der lagere school of even
daarna.
De uitgeverij Malmberg kwam dit
jaar met een nieuwe serie jeugdboe
ken voor den dag en ze mag over
haar werk voldaan zijn, want ook hier
vinden wij die gelukkige combinatie
van jeugd en avontuurlijkheid, van
realiteit en fantasie, welke ons de
noodzakelijke voorwaarde tot een ge
slaagd kinderboek lijkt. Zoo verhaalt
J, Bernard in zijn jongensboek „De
Meeuwen" ons ook weer over flinke
Hollandsche verkenners, die op een
vacantiereisje warme vriendschap
met elkander sluiten, en dan een
avontuur beieven, waardoor ze wel
in zeer hachelijke omstandigheden ge
raken en zelfs hun leven op het spel
moeten zetten, maar een misdaad
kunnen verijdelen en de eer van een
goede daad kunnen opstrijken. Spor
tieve moed tot doodsverachting toe,
ziedaar wel, wat de tegenwoordige
Hollandsche jongen verwacht van zijn
leeftijdgenoot, wanneer deze verheven
wordt tot romanheld. „Geen gefemel,
maar cordate oprechtheid" zooals de
prospectus voor het jeugdboek „cel
36" van J. J. C. Böckling het uitdrukt.
Het genoemde boek laat ons zien, hoe
in de school altijd zekere groepen
van leerlingen een invloed uitoefenen,
waardoor de goede geest bedorven
wordt, en hoe de flinke leerling zich
tegen den invloed verzet. Een opvoed
kundige gedachte, die alleen het ge
vaar inhoudt, dat ze zelfvoldaanheid
der fiinken te zeer koestert. De schrij
ver heeft dit euvel echter weten te
vermijden. Hans Lynch verplaatst ons
naar de rimboe, waar de wilde dieren
ons tegengrijnzen en waar nog slavin
nen te redden zijn, die van heur kant
over voldoende grootmoedigheid be
schikken om zelfs niet terug te dein
zen voor het offer van het leven.
Goudzoekers, bandieten, de doodende
straal leveren de onderwerpen tot an
dere boeken van deze reeks, waaruit
wel blijkt, dat de heldenmoed, bij
voorkeur met het jonge leven als in
zet, voor de tegenwoordige jeugd een
ideaal is. Moeten wij die tendenz in
verband brengen met de opleving van
den eerbied voor flinkheid en manne
lijkheid, die overal in de wereld valt
waar te nemen, al gaat ze soms ge-
De vliegenier als jeugd-held.
(De vliegende missionaris, ■pater
Paul Schulte)
paard met begeleidende verschijnse
len van de meest bedroevende soort?
Het valsche heroïsme, waartegen Hui-
zinga zoo krachtig waarschuwt, be
dreigt inderdaad de moderne jeugd,
daarom is het goed, haar tijdig ken
nis te doen maken met het echte he
roïsme van het mannelijke verant-
woordeiij kheids-besef
Het is niet doenlijk een inhouds
omschrijving te geven van de talrijke
kinderboeken, welke in jeugdbiblio
theken als die van de N.V. Drukkerij
De Spaarnestad, van het Sint Grego-
rius-huis te Utrecht, van de uitgeverij
H. Nelissen te Bilthoven en de uitge
verij Van Putten en Oortmeyer te
Alkmaar, van de Gebroeders Kluitman
eveneens te Alkmaar het licht zagen,
maar de algemeene streving dezer
uitgaven gaat wel opmerkelijk in de
richting van het frisch-realistische,
dat echter tegemoet komt aan de fan
tasie. Het type van den bengel, waar
tegen in paedagogische kringen nogal
bezwaar bestaat, omdat de Holland
sche jeugd geen aanmoediging tot
vlegelachtigheid schijnt te behoeven,
wordt zou men zeggen zeldza
mer. De leuke kwajongen, de echte
robbedoes, die bij ouders en onderwij
zers een potje mag breken, omdat hij
behalve tot ondeugende streken ook
tot groote daden bekwaam is, blijft
echter een geliefde figuur. Misschien
Sport als inspiratie-bron. (Plaat van
Hans Borrebach in „De Mooiste over
winning", door A. van Welsenes)
is er wat weinig historische stof bij.
Zulke uitstekende boeken als de ro
mans van Mevrouw SteenhoffSmul
ders, (uitgegeven Dij Dekker en Van de
Vegt te Utrecht en Nijmegen) voor
grootere kinderen nog altijd weelde
rige en aesthetisch ook aantrekkelij
ke werken, worden tegenwoordig wei
nig of niet meer geschreven. De jeugd
overheerscht tusschen de helden van
de jeugdlectuur.
Een uitzondering maakt „Kruisrid
ders der Lucht" (Uitg. A. A. M. Stols,
te Maastricht) van den vliegenden
missionaris Pater Paul Schulte, dat
uitsluitend volwassenen tot hoofdper
sonen heeft en dat toch door eiken
jongen gretig zal worden verslonden.
Het behoort ook niet tot de eigenlijke
sfeer van de kinderboeken, maar dat
het de belangstelling van al wat groo
tere jongens zal trekken, staat vast.
De aviatiek is trouwens een dier uit
vindingen van den modernen tijd,
waardoor de jeugd bijzonder geboeid
wordt en zoo is „Meisjes, die vliegen",
dan ook de aantrekkelijketitel van
een leuk boek.
Het monster van Loch Ness, waar
over in de dagbladen zooveel ge
schreven werd, inspireerde Jac. Berg
huis Jr. tot een fantastischen roman
„Het monster van het IJselmeer",
evenals „Meisjes, die vliegen" een
uitgave van Kluitman te Alkmaar.
Dat ook de sport haar bekoring niet
mist, blijkt uit den voetballers-ro
man „De mooiste overwinning" door
A. van Welsenes. Humor vindt men
in veel jeugdboeken, een bijzonderheid
op dit gebied is „Tommie Appel en
zijn avonturen in bananenland"
van G. Hellinga, bezorgd door de
firma L. J. C. Boucher te Den Haag.
Tot slot worde hier nog de aan
dacht gevestigd op de uitgebreide se
rie heiligenlevens voor de jeugd, die
onder den titel „Hemelbloemen" ver
schijnt bij Van Putten en Oortmeijer
te Alkmaar. De verzorger is Hendr.
M. Smits. In deze aardig-geïllustreer-
de, vlot geschreven reeks verscheen
reeds 25 deeltjes. De jeugd leert er de
groote heiligen uit kennen. Alle zoet
sappigheid, maar eveneens alle dorre
gestrengheid is met zorg vermeden.
De stijl is voor jeugdige lezers pret
tig. En wanneer de jeugd naar hel
denmoed zoekt in haar lectuur, dan
moet ze toch zeker de helden van de
deugd niet verwaarloozen.
Al de in dit nummer voorkomende
boeken zijn verkrijgbaar bij:
RAADHUISSTRAAT 35, A DAM
Telefoon 36677