Het Derde Rijk en de Joden
D
Met twee kameraadjes op avoeterenreis
ffldvM&aal mn den da§
IDe Dubbelgangster I
GEEN SPRAKE VAN!
VERGIF
Het Alphabet
ZATERDAG 9 NOVEMBER 1935
gevolg*
De oeconomïsche
van den boycot
en
Rijkaards
Invoer van films in Frankrijk
Wat een vacantiebezoek aan
Londen kan kosten
De oorsprong ontdekt
Het afscheid van
Reginald Spark
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
nnimiinimniimmmii WT
(Van onzen bijzonderen correspondent)
Het heeft twee-en-een-half jaar geduurd
voor de wettelijke regeling van het joden
vraagstuk in Duitschland een feit werd.
Thans is er alweer een maand verloopen sinds
Hitier op het partijcongres te Neurenberg de
zoogenaamde jodenw'etten proclameerde. En nog
steeds gebeurt er niets. Het rijksministerie van
Binnenlandsche Zaken had al lang geleden een
ontwerp klaar van de uitvoeringsbepalingen der
jodenwetten. Dit ontwerp zou door Minister
Trick persoonlijk worden uiteengezet, doch op
het laatste oogenblik werd de voordracht van
dr. Prick voor onbepaalden tijd uitgesteld. Direct
na het partijcongres der N.S.D.A.P. namen de
Academie voor Duitsch Recht en het Bruine
Huis te München de uitwerking der jodenwet
ten van het rijksministerie voor Binnenlandsche
Zaken over. Wat er nu komen zal, weet niemand.
Alleen schijnt deze gang van zaken er op te
wijzen dat er achter de schermen een felle strijd
gestreden wordt tusschen de radicale elementen
die vinden dat het nu maar voor eens en voor
goed uit moet wezen met allen joodschen in
vloed in Duitschland, en de meer gematigde
kringen die het noodzakelijk vinden vóór alles
rekening te houden met de gevolgen welke een
onbesuisd optreden tegen de joden ongetwijfeld
hebben zou.
Dat de gevolgen van het nationaal-socialis-
tisch ageeren tegen de joden, vooral op oecono-
tnisch gebied, in Duitschland hier en daar ern
stig tot nadenken beginnen te stemmen, blijkt wel
hieruit dat zelfs Hitler's eigen orgaan, de „Vol-
kischer Beobachter", er reeds op meende te
moeten wijzen. Verder publiceerde het vaktijd
schrift „der Konfektionar" op industrieel
gebied is de joodsche invloed in Duitschland
hergens zoo sterk als in de textielnijverheid;
een alarmeerend artikel. En ten slotte heeft
ook de „Frankfurter Zeitung" zich met de zaak
bemoeid, in een uitvoerige beschouwing en op
een opvallende plaats. Dit alles Wekt zoo den
indruk dat men er in meer gematigde kringen
frijs op stelt de radicale elementen te waar
schuwen voor een al te brute „Draufgangerei".
Of het helpen zal? Het dient te worden afge
wacht, maar het schijnt niet alleen voor de
loden, doch ook voor Duitschlands eigen best-
Wil wenschelijk te zijn.
De boycot van joodsche winkeliers en fabri
kanten duurt nu reeds eenige jaren. De felheid
dezer actie is plaatselijk zeer verschillend, even
als de vorm- Op het platteland, in de dorpen
en in de meeste kleine steden heeft men den
loden het leven reeds practisch onmogelijk ge
maakt. In de groote steden konden zij nog blij
ven bestaan voor zoover zij niet afhankelijk
Waren van opdrachten van gemeentelijke, lan
delijke of rijksbestuursorganen of van groepen
der bevolking die voor een zeer groot deel aan
gesloten waren bij de nationaal-socialistische
Party en aanverwante organisaties wier leden
het op straffe van royement verboden is by
loden te koopen.
Een eerste gevolg van dit alles was natuur-
hjk dat het percentage van joodsche fir
ma's op de lyst van faillissementen begon
te stijgen. Deze stijging is echter niet zoo groot
geweest als men misschien verwachten zou, en
het percentage van joodsche failleerende firma's
kan thans weer normaal worden genoemd.
Dit valt te verklaren door het feit dat de
loden in het algemeen eieren hebben gekozen
Voor hun geld. Om te redden wat er te redden
Viel, verkochten zij heel hun hebben en houden
togen eiken prys. Deze tactiek heeft echter een
ornstigen terugslag gehad op de huizen- en de
offectenmarkt. Een aanbod dat de vraag verre
en verre overtrof, vooral in dezen crisistyd, had
catastrofalen terugslag op de pryzen. Bo
vendien konden de concerns en groote maat-
schappyen onder deze omstandigheden hun
Positie gemakkelijk aanzienlijk versterken. Im-
diers, het geld is schaarsch en de particulier
die over voldoende liquide middelen beschikt
°m een winkel of fabriek contant te koopen,
jv°rdt meer en meer een zeldzaamheid. Daarbij
a°mt nog dat de particulier die het geld bij de
hand heeft, lang niet altijd over voldoende ken-
hjs van zaken beschikt om zich aan een dergc-
hjke onderneming te wagen. Die alle twee te
Eamen èn contant geld èn kennis van zaken
hebben uitsluitend de concerns en de groote
Jha-atschappijen. Deze instellingen maakten en
maken nog gaarne gebruik van den nood der
Delen, koopen winkels en fabrieken voor een
Prik op waar zy ze krijgen kunnen, en uit de
f®de welke Ooering de vorige week te Dessau
h'eld, valt tevens nog af te leiden dat zij van
hhn op deze manier veroverd monopolie gaarne
jhpfiteeren om de pryzen hunner producten op
r6 jagen. De middenstand welke de oudste en
kl;
'°Uwste kern is van het nationaal-socialisme,
aagt natuurlijk ach en wee en houdt niet op
regeering te herinneren aan wat zy vroeger
«e
'eloofd heeft.
Beeds meermalen heeft men de stichting over-
y°§en van een „Auffanggesellschaft", een tasti
nt dat met geld van den staat joodsche zaken
''elke door de eigenaars te koop worden aan-
gehoden, zou moeten overnemen, ofwel aan Duit
sers credleten zou moeten verstrekken om
kwam men tot het inzicht dat het tamelijk moei-
ïyk wezen zou, voldoende kapitaal bijeen te
brengen om alle kleine joodsche zaken over
te nemen, en dat het volslagen onmogelijk was
alle groote bedrijven te koopen. En ook wan
neer het mogelyk zou blijken hierop iets te vin
den, dan nóg stond men voor de moeiiykheid
dat een nieuwe directie welke zonder zich in
gewerkt te hebben, plotseling aan het hoofd
van een groot bedryf geplaatst wordt, een schier
hopelboze taak krygt. Verder zyn, vooral in
groote import- en exportzaken, de persoonlijke
relaties van den directeur al te dikwyis de ziel
der onderneming. Zendt men den directeur weg.
dan is het een open vraag of de nieuwe direc
teur mèt de zaak de relaties krijgt. Bovendien
heeft de ervaring geleerd dat men in het bui
tenland vry spoedig overgaat tot boycot van
Duitsche handelshuizen wier directie om rede
nen van jodenhaat tot heengaan wordt genoopt.
De Duitsche handelsbalans heeft de laatste
jaren reeds zoodanig geleden dat een verdere
daling kost wat kost voorkomen moet worden.
en slotte is er nog een ernstige bezwaring
van de Duitsche betalingsbalans. Wanneer
een jood in Duitschland zijn zaak of bedryf
verkoopt, dan is dat natuurlijk met geen an
dere bedoeling dan het land Waar hij onge-
wenschte vreemdeling geworden is, zoo spoedig
mogelyk te verlaten. De geldende deviezenbepa-
lingen maken het hem onmogelijk zyn geldelyk
bezit en de opbrengst van zyn zaak of bedryf
mee te nemen naar het buitenland waar hij zal
trachten een nieuw bestaan op te bouwen. Maar
hij krijgt een chèque met Sperrmarken. Vanuit
het buitenland kan hij in Duitschland bestellen
wat hy wil en Duitschland moet leveren. Ook
kan hy zyn chèque rustig bewaren tot eventueel
de Sperrmark in k t buitenland wat meer wordt
gewaardeerd. In beide gevallen wordt de bui-
tenlandsche schuldenlast welke de toch al
eenigszins zwakke Duitsche oeconomie drukt,
opnieuw verzwaard.
Waarmee het Duitsche zakenleven op het
oogenblik vooral zwaar te kampen heeft, is de
groote onzekerheid welke er nu reeds sedert
jaren omtrent de uiteindelijke oplossing van
het jodenvraagstuk bestaat. Vele joden hebben
aanvankeiyk nog op betere tyden gehoopt en
gaan nu den ondergang te gemoet. Bezitters
van effecten welke joodsche ondernemingen tot
onderpand hebben, leden reeds zware verliezen
door het dalen van de koersen. Te koop aange
boden huizen en winkels waarvan de joodsche
eigenaars baar geld wilden hebben, bedierven
den prys der onroerende goederen. Joodsch
kapitaal is naar het buitenland overgeheveld.
Failleerende firma's stuurden hun personeel
wetkloos de straat op. De uitvoer daalde door de
boycot van Duitsche waren aan gene zijde van
de grenzen.
Ziedaar de oeconomische gevolgen van de
jodenvervolging welke eindelyk ook sommige
nationaal-socialistische kringen tot nadenken
hebben gestemd. Hopen wy dat ten minste deze
harde les in staat moge wezen om de leiders
van het Derde Ryk tot een meer humaan op
treden aan te zetten. Hopen wij het. Maar....
rekenen wy er nog niet te stellig op.
he:
b in staat te stellen joodsche zaken in arische
veei
■veranderen. Dit plan Werd aanvankelijk met
sympathie ontvangen. Al spoedig echter
De Maharadja van Bhavnagar, de vieren
twintigjarige bestuurder van een half miljoen
zielen, die een gebied van 3000 vierkante myien
bewonen, is na een vacantiebezoek aan Londen
huiswaarts vertrokken. Hij heeft in old Enge
land heel wat gezien dat hem interesseerde en
is heengegaan met vier wagonladingen baga
ge, zoo vertelt de Sunday Express. De Maha
radja is een fantastisch rijk heerschap, die
aiiiiiiiiiiuiiimimiimi
iiiimmimnimiiiimtu
i In Amsterdam "beleeft men thans
Een fanatieken strijd,
Heel Nederland is erg benieuwd 1
1 Wie 't eerst het loodje leit:
1 Aan d'eenen kant staat Sijmen toch, g
De Sijmen, die betaalt,
I Aan d'anderen kant het rattenvolk, 1
i Waar 't aantal niet van daalt.
I Ja, dat wil zeggen, zoo beweert
Tenminste Jan Publiek.
't Vraagt „Hoeveel dooden?" en
gelooft
Slechts aan een statistiek.
Op cijfers is men plotseling I
i Verschrikkelijk gebrand,
Maar bij de ratten is helaas
Geen Burgerlijke Stand.
Toch is de rat in Amsterdam
i Een eigenaardig dier,
Want 't eet liefst lekkernijen op
Gehuld.... in krantpapier!
Hoewel de rat van die lectuur
Niet veel plezier beleeft,
Want ach! de inhoud is vergif,
Zoodat zij spoedig sneeft.
1 Dit feit, o lezer, spreekt toch wél
I Zeer sterk tot het verstand;
Het uiterlijk kan prachtig zijn,
De inhoud maakt de krant!
1 Het is bekend dat in ons land
Wel mooie kranten zijn,
Van buiten heel aanlokkelijk,
1 Van binnen vol venijn!
I De ratten, ja, die weten 't niet,
5 Maar u bént toch geen rat?
5 Bij u telt niet slechts 't uiterlijk,
Maar.d' inhoud van uw blad!
1 HERMAN KRAMER
SiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiniMiiimMiiiiiiiiiiii^
„het goed doen kan", zyn staat Bhavnagar le
vert hem jaarlyks 750.000 pond sterling op.
Zeven weken geleden is de Maharadja in
Engeland aangekomen, vergezeld van zyn ge
malin, hun twee zoontjes, zyn beide broers en
een gevolg, dat bestond uit den minister-pre
sident, zyn adjudant, een particulieren secre
taris, een dokter, twee verpleegsters en twee
mannelijke bedienden.
Het bezoek werd gekenmerkt door inkoopen
op ongekend groote schaal.
Het resultaat was dat een bediende drie da
gen noodig heeft gehad om labels te verzorgen
voor de 150 kisten waarin de verschillende sou
venirs werden geborgen.
Honden, jachtgeweren, speelgoed, kleeren en
een auto van £1000 hadden o.m. den kooplust
van het gezelschap opgewekt. Het gezelschap
heeft gelogeerd in meer dan twintig vertrekken
van Grosvenor House, vanwaar het uitzicht
had op Hyde Park.
De Maharadja en zyn beide broers, de prin
sen Nirmal en Dharma Kumarsinghi hadden
spoedig ontdekt, dat de winkelpaleizen te Lon
den voor hen de grootste bekoring hadden. In
de eerste plaats werd toen speelgoed voor de
kinderen gekocht. De rekening hiervoor beliep
£80, waarop als duurste post voorkwam een
electrisch gedreven miniatuur-autootje. Vervol
gens werden in het geheel negen honden ge
kocht; een dezer, een windhond, kwam in 's vor
sten bezit tegen betaling van £75. Voor ieder
der honden werd een apart hok geconstrueerd.
De Maharadja en zyn broers namen de ge
legenheid waar om hun garderobe wat aan te
vullen, zy meenden daarvoor noodig te hebben
vijftig costuums, eenige hoeden en andere mo
desnufjes, waarvoor in het geheel byna £800
werd neergeteld.
In den tyd van een uur werd beslist, dat een
auto van 1000 het meest geschikt voor het
hooge gezelschap was.
Dagenlang brachten de hooge bezoekers door
in de winkelzaken en byna overal ontdekten zij
iets van hun gading. Toen de maharadja hoor
de, dat vele welgestelde lieden thans hun eigen
geluidsopnemingen doen en deze „thuis" laten
hooren, kon hy de verleiding niet weerstaan.
Hy liet een complete installatie „noteeren".
Om de Maharanee een genoegen te doen wer
den te haren behoeve aangeschaft eenige ju-
weelen en een.... keukenuitrusting.
Het vertrek was geheel in de zelfde iyn. Een
speciale Fullmanwagen was gereserveerd voor
de reis naar Dover. Te Marseille zal het gezel
schap zich inschepen naar Bombay.
Men schat de uitgaven van het vacantieuit-
stapje van den Maharadja op 8000, waarby de
reiskosten niet zijn inbegrepen.
r. Georg Lamsa, een ethnoloog van groote
internationale vermaardheid, aie zyn
wetenschappelijke onderzoekingen ver
richt in samenwerking met het bekende
Smithsonian Institution te Washington, bericht
thans, dat hij de oplossing van een duizenden
jaren'oud raadsel heeft gevonden, het probleem
van den oorsprong van ons alphabet.
Lamsa kwam bij zijn navorschingen allereerst
tot het wel eenigszins verrassende resultaat, dat
de oude Grieken er niet het minste vermoeden
van hadden waar hun alphabet vandaan kwam;
ei' ten slotte ontdekte hy, dat het oorspronke
lijke, het oer-alphabet, in het verre verleden
van den prae-historischen tijd door de volken
van het Nabye Oosten gevormd moet zyn. De
Arameesche taal, die zich omstreeks het jaar
900 voor Christus in het dal van den Euphraat
verbreidde, leverde hem den sleutel; aan de
hand van dit idoom wist Lamsa vast te stel-
ien, dat het oudste alphabet, welks vormen tot
op heden óngewyzigd zijn blyven voortbestaan,
e.genlijk een beeldschrift was, waarvoor de din
gen van het dageiyksche leven de basis leverden.
Bijna elke letter van dit alphabet had een
bepaalde beteekenis, van de A, die de Godheid
voorstelde, tot de Y, het beeld van de mensche-
lyke hand. Kenmerkend en van groote beteeke
nis acht Lamsa het feit, dat de eerste drie let
ters, God, huis en kameel, beteekenden: religie,
woonplaats en verkeer.
Hieronder volgt dr. Lamsa's beeldalphabet.
dat de meeste van de 22 Arameesche symbolen
cm vat:
A Alep of Alpo beteekent os, het machtig
ste dier van Assyrië en daarom als godheid ver
eerd.
B Bet beteekent huis; de vorm van de let
ter doet nog altyd denken aan den plattegrond
van een oud-semietisch huis.
C Camla beteekent kameel; de bult is nog
te bespeuren.
D Dalet beteekent delta; vooral in het
Grieksche alphabet nog duideiyk.
H Hawta beteekent val; heeft volkomen
den vorm van de in dien tijd gebruikte vossen
vellen.
I Aena beteekent oog.
K Kap is de gebalde vuist; nog bestaat
er eenige geiykenis.
L Lama beteekent kin; de vorm is duide-
Ujk te herkennen.
M Maya beteekent water; men lette op dep
geïfvorm in dit teeken.
N Nargo is bijl; beeld van twee houweelen,
bet een naar boven, het ander naar beneden
gericht.
O Wazna beteekent olie- of parfumhouder;
een verzegelde vaas.
P Pey of Poma is de mond; de kin is in den
staart van de P nog bewaard gebleven
R Resha is het hoofd, met inbegrip van
der. hals.
S Sahra is de maan.
T Taraa beteekent deur, misschien van een
tent.
TH Tera beteekent vogel.
Y De menscheiyke hand met gespreide
vingers. J
De Fransche regeering zal zich dezer dagen
bezig houden met de wenscheiykheid van toe
passing van een quoten-systeem voor den
invoer van buitenlandsche films in Frankryk
ter bescherming van de Fransche filmindustrie.
Toen pakte de boerin een steenen melk
kan en ging naar buiten om wat versche
geitemelk te halen. Er was echter geen geit
te bekennen, waarna de boerin zich naar 't
geitenhok begaf. Het was er erg donker en
ze greep op goed geluk naar binnen, waar
op ze echter Piet's oor te pakken had.
Nogmaals deed de boerin een greep in 't
duister enhad de baard van Hermann
te pakken, waaraan ze hevig begon te ruk
ken. Hermann kon het niet meer uithou
den en gaf een schreeuw van pyn, waarop
de boerin angstig wegholde.
Juist kwam haar man thuis. Dit was een
grappig klein dik kereltje met een grappig
hoedje op. De boerin vertelde hem wat er
gebeurd was, waarop het dikke mannetje
naar den stal ging en op zyn hurken zit
tend, begon te fluiten. Een voor een kwa
men de geiten nu naar buiten. Hermann en
Piet kropen er op handen en voeten ach
teraan. Plots keerde de geit die voor Her
mann liep zich om en gaf den man een
kopstoot dat hy over den grond rolde.
Dien avond zocht ik lang naar een onbezet
tafeltje in het kleine café in Soho-street
te Londen. Eindelyk vond' ik, achteraan
in een gezellig hoekje, een vrije plaats naast
een bejaard heer, die rustig voor z'n kop thee
zat.
Ik ging zitten en nadat ik m'n bestelling ge
daan had, geraakte ik met m'n tafelgenoot in
gesprek.
„Ik geloof," begon ik, „dat ik u wel eens meer
in dit hoekje heb zien zitten."
„Best mogelyk. Ik zit hier iederen avond al
acht jaar lang en altijd alleen. Vroeger noemde
men het hier „Spark's hoek," maar dat is al
meer dan elf jaar geleden. Heeft u nooit van
mijnheer Spark gehoord?" vroeg de oude heer
en keek me scherp aan.
Ik antwoordde ontkennend, waarop hij her
nam: „Maar misschien wilt u wel eens de ge
schiedenis van mynheer Spark hooren?"
Hij glimlachte en voor dat ik: graag zei, stak
hij met z'n verhaal van wal.
„Elf jaar geleden was dit hoekje een plaats
waar een troepje levenslustige menschen ge
regeld bijeen kwam. Tooneelspelers, journalis
ten, kunstenaars, zakenmenschen, kwamen hier
en hun vroolykheid gaf aan dit café een aparte
sfeer. Iederen avond wisselde het gezelschap
van personen, maar één ontbrak er nooit: Re
ginald Spark. Hy was een financier van middel
baren leeftyd uit Ryssel in Frankrijk en ver
telde, dat hij in zaken veel succes had gehad.
Hij was buitengewoon geestig en vroolijk en
was weldra de ziel van den geheelen kring.
Meermalen zaten ze daar tot dicht by den
morgenstond, maar steeds kon men 's morgens
om 9 uur Reginald Spark op z'n kantoor aan den
arbeid vinden. Dat duurde zoo enkele maanden,
waarna 't den schyn had, dat z'n zaken niet zoo
voorspoedig meer gingen. Hy begon geld te ver
liezen by z'n transacties. Hy bleef echter het
café geregeld bezoeken en z'n levenslust en op
gewektheid werden er niet minder om. Ook z'n
geest bleef even scherp.
Eens op een avond, toen het gezelschap weer
by een was, en het een avond werd vol uitge
latenheid als op een carnaval, stond Spark by
het grauwe licht van den nieuwen dag op. Hf)
liet al de glazen vullen met champagne, hief
glimlachend het zijne op en vroeg;
„Wie wil voor 't laatst met my drinken?"
Allen stemden van harte daarmee in.
„Vrienden," ging Reginald Spark voort, „ik
drink op de ondergaande zon!"
Allen dronken hun glas leeg, maar keken
verwonderd naar hem op.
„U bedoelde de opgaande zon?" merkte
iemand op.
„Neen," zei Spark, „de ondergaande zon. Ik
zal hier niet meer terugkomen."
Hy hief z'n hand op en wenkte den kellner,
wien hy de rekening vroeg, die hij een oogen
blik later met een ryke fooi betaalde.
„Die fooi, vrienden," sprak hij bedaard, „was
het laatste geld, dat Reginald Spark op deze
wereld bezat. Gisteren heb ik een passage-biljer
naar de Vereenigde Staten genomen, om in het
land der millionnairs een nieuwe kans te wagen.
Over een paar uur vertrek ik. Vaarwel vrienden.
ik zal steeds met genoegen aan u allen denken."
Allen keken hem verbaasd aan, maar toen hij
heen ging en het café verliet, was er niemand
die hem volgde. Wellicht werd hij door deze on-
hartelykheid toch wel onaangenaam getroffen,
want in de hall van 't café keek hy even om en
aarzelde te vertrekken.
„Wacht u nog even, mijnheer Spark!" riep
eensklaps een stem.
Spark keek op en zag een zekeren mynheer
Lupin voor zich, een fabrikant, eveneens uit
Ryssel, die eenige maanden tijdeiyk voor zaken
in Londen was.
„Kom nog even hier zitten," noodigde Lupin
uit, „misschien kunnen we
Spark aarzelde, trok de schouders op, maar
liet zich weer naar dit hoekje terug voeren.
„Welnu," vroeg hy, „wat had u te zeggen?"
„Is het werkelijk waar, dat u niets meer be
zit?" vroeg Lupin voorzichtig.
„Het is niet heelemaal juist, want ik geloof
dat ik thuis nog vier of vijf shilling heb."
„Maar wat wilt u dan doen als u in Amerika
aankomt?"
„Waarschijnlijk zal ik trachten Vrouwe For-
tuna's gunst te winnen," glimlachte Spark.
Lupin keek hem scherp aan.
„Mag ik u dan misschien wat leenen om die
gunst mogelyk te maken?" vroeg hy. „Ik heb
wat overgespaard, een 500 pond. Als u dat hel
pen kan
Reginald Spark keek den ander ontroerd
aan. Zoo'n grootmoedigheid had hy nog niet
aangetroffen. Opnieuw bood Lupin hem het
geld aan.
„Waarom zou ik het aannemen?" vroeg hy.
„Omdat ik het graag geef," luidde het open
hartige antwoord.
De oogen van den geruïneerden man werden
vochtig. „Ik kan niet, ik mag het niet aanne
men, uw overgespaard geld en dan zonder eeni
ge zekerheid!"
„Maar u kunt toch niet zonder geld vertrek
ken," hield Lupin aan. „Bovendien, een man
als u, verdient er binnen een jaar een fortuin
mee."
„Maarals het geld verloren gaat."
„Amerika biedt u meer kansen, dan u hier
ooit zou kunnen vinden."
„Welnu," zei Spark, „ik neem het aan, maar
als een leening. U zult er geen spyt van heb
ben, dat beloof ik u."
Lupin knikte. Ook hy scheen ontroerd.
„Weet u," hernam Spark, „weet u waarom ik
zoo blij ben? Omdat ik nu eerst een oprecht
vriend heb leeren kennen."
Lupin nam z'n chèque-boek en schreef een
bedrag van 500 pond uit voor Reginald Spark.
„Ik vrees, dat dit niet veel zal helpen." zei
Spark. „Ik zal Southampton hebben verlaten
vóór de banken geopend zijn."
Over Lupin's gelaat viel een schaduw van te
leurstelling. Zou zijn zoo edelmoedig aangebo
den hulp nu toch vergeefsch zijn?
„Dat is te verhelpen!" riep eensklaps iemand
van het gezelschap.
Het was de koopman Vaupel uit Parijs, die
door vrienden in den kring geïntroduceerd was.
„Toevallig heb ik voor dat bedrag aan bank
papier bij me," zei Vaupel; „ik zal dus uw
chèque zoolang voldoen."
Lupin bedank-
te hem harte- I
lyk; ook Spark
liet zich niet
onbetuigd.
Vaupel bergde
Lupin's chèque 1
in z'n porte-
feuille. De moeiiykheid was opgelost.
.Daten we afspreken," zei Reginald Spark,
toen hij het geld by zich gestoken had, „dat u
rustig naar Rijssel terug keert, doch na 3 jaar
weer naar Londen komt. Vanavond, over drie
jaar, zullen we elkander hier weer ontmoeten."
„Afgesproken,'" zei Lupin eenvoudig, „dus tot
over 3 jaar in Spark's hoek."
Daarmee nam Spark hartelijk afscheid van
allen. Het heele gezelschap deed hem juichend
uitgeleide.
Myn verteller zweeg en zag peinzend voor
zich uit.
„Wat gebeurde er verder?" vroeg ik.
„Weinig. Op 't eind der drie jaren trok ik me
uit m'n zaken terug en op den afgesproken dag
kwam ik hier. Ik wachtte en wachtte, maar
niemand verscheen. Ik ben iederen avond terug
gekomen, de afspraak werd nooit gehouden. De
vriendenkring was al lang uiteengevallen. Wat
kon ik doen?"
Ik begreep. Hier was een man, die succes had
gehad, z'n zaken aan kant had gedaan om naar
Londen te komen, en slechts verlangde z'n
dankbaarheid te toonen aan den man, die hem
uit een onmogelyke positie had gered en zien
daardoor een oprecht vriend had betoond. Hij
kon nu z'n rykdom niet deelen met hem, voor
wien hy gewerkt had. Het was hard.
„Hebt u niet eens aan een informatiebureau
gedacht?" vroeg ik.
„Zeker. Ik heb al het mogeiyke aan nasporin
gen geprobeerd, maar niets, geen enkel spoor
gevonden, zelfs in Rijssel is niets bekend, ab
soluut niets."
„Dan hebt u gedaan, wat u kon doen," troost
te ik. „U hebt u zelf niets te verwyten."
Hij keek me scherp aan.
„U kunt niets meer doen, dan u voor uw
vriend hebt trachten te doen, mynheer Spark."
herhaalde ik.
„Spark?" riep hij, „maar ik heet niet Spark!"
„Is u niet mijnheer Spaxk? Ik.ik had geen
idee, dat ik met mynheer Lupin sprak," stot
terde ik verlegen.
„U hebt me verkeerd begrepen, mynheer."
antwoordde de bejaarde heer, „myn naam is ook
niet Lupin. Ik heet Vaupel. Ik was de man, die
zoo bedrogen werd. Ik nam de chèque van Lupin
in betaling aan, terwijl den volgenden dag bleek,
dat die Lupin in 't geheel geen bankrekening
bezat."
Een advertentie behoeft geen „kapitalen" te
kosten. Plaats maar eens een Omroeper! Rubri
ceering en gelykvormige zetwijs. Billyk han
delstarief.
Baron Aloisi, die te Genève in het mid
delpunt der belangstelling staat, en die
nog heeft weten te bereiken, dat de
onderhandelingen over den vrede on
danks het in werking treden der sanc
ties op 18 November a.s. voortgezet
zullen worden
A I I C A °P dlt blad zyn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 17 7CA MJ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door U b1J een ongeval met C OCA
M I il «r. Jul W1 v 1 v Ju O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen Ov»" verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen A 0 doodehjken afloop A een voet oi een oog
fa i i i ii -■
door Charles Garvice
49
s had verscheidene briefje van Terence
k ^tegen, haastig onderweg gekrabbeld en
«oedzaam gesteld, alsof hy vreesde, dat ze
t eens in audere handen dan de hare konden
leh. Een of twee voorzichtige lieve woordjes
ti ®n hy smeekte haar, hun laatste ontmoe-
niet te vergeten. Maar elk zinnetje
einde vurige liefde en Madge verstond de
Ist, tusschen de regels door te lezen,
kïïi de dagen van spanning en onrust, toen
'ence's vliegtuig vermist was en men alge-
^n het ergste vreesde, had Madge, evenmin
ier hertogin, de hoop willen opgeven. Gis-
tjj ®h had haar de blijde tyding bereikt van
ifj? behoud; wanneer ze hem zou terugzien,
jq ze nog niet, maar ze voelde zich als her-
nu ze de zekerheid had, dat hy nog
t»
kibhaWerd op de deur 8'ekl°pt en Lucy kwam
"Ben jy dat, Lucy?" vroeg Madge.
a> mylady," zei het meisje. „Ik kom uw
ladyschap zeggen, dat mynheer Redmayne er
is en u wenscht te spreken."
„Ga jy naar mijnheer Redmayne toe en
zeg hem, dat ik me niet prettig voel" Toen
zweeg ze en klemde haar tanden opeen. Ze
kon daar toch niet altyd maar mee blij van
doorgaan. Ze zou hem vroeger of later
moeten zien. Waarom dan niet nu? Als hy
de waarheid ontdekte, zou ze zich aan hem
bekend maken, haar rechten opeischen. Het
had geen nut, het beslissend oogenolik maar
steeds te verschuiven. Haar goed gesternte
en haar durf hadden haar ai door menig
moeilyk oogenblik heen geholpen; misschien
ging ze nu ook wel alles goed. „Wacht eens
Lucy. Ik zal mijnheer Redmayne toch maar
ontvangen. Laat de markies neer en trek de
gordijnen een beetje dicht; ik heb erge
hoofdpijn en kan niet veel licht verdragen.
Zoo, laat mynheer Redmayne nu maar bin
nen; maar denk er aan, kom onmiadeiiyk
wanneer ik bel, en laat hem uit."
„Ja, mylady," zei Lucy, een beetje ver
wonderd over Lady Irene's veranderde hou
ding jegens den heer Redmayne. Vroeger was
zs altijd zoo biy geweest, als hy kwam. Ze
vond Redmayne wachten in den salon
„Mylady kan u ontvangen, mynheer,"
zei ze,
Hy volgde haar naar de" sehemerige kamer
en zag een tengere meisjesgedaants half
liggend op den divan zitten. Zelfs op dat
oogenblik werd hij getroffen door de ver
anderde atmosfeer van de kamer; iets in de
weeke, zwakke houding van de gedaante op
den divan scheen hem vreemd en niet-
bekend. Ze stond niet op, maar stak haar
hand uit, slapjes en zenuwachtig. Hij nam ze
en hield ze voor een oogenblik in de zyne.
Terwyi hy dat deed, drong dat gevoel van iets
vreemds, iets anders, zich nog sterker aan
hem op; ze scheen volkomen van hem ver
vreemd te zyn.
„Het is erg aardig van je, dat je me wilt
ontvangen, Irene," zei hy. „Ik heb het vroeger
al zoo dikwyis geprobeerd; maar ik kan heel
goed begrypen, dat je er voor terugschrikt,
je oude vrienden te ontmoeten, dat je bang
bent, allerlei lieve herinneringen op te wekken
en weer opnieuw verdrietig te worden. Maar
ik was je vader's beste vriend; ik ben je
voogd en ik ben wel gedwongen, in je afzon
dering door te dringen en eens met je praten."
Ze trok haar hand weg en bedekte er haar
oogen mee. Ze sprak niet.
„Gisteravond was ik by de hertogin," ging
hy voort. „Het deed haar erg veel verdriet,
dat je bleef weigeren, haar te zien. Ze is toch
altyd ais een moeder voor je geweest; ze ver
langt erg, je nu te mogen troosten. Irene, je
moet* haar werkelijk niet langer op een af
stand houden: dat heeft ze niet aan je ver
diend."
„Goed dan."
Redmayne had gedorst naar den klank van
Irene's stem, maar toen Madge sprak, was hy
niet bevredigd. De woorden waren ïiauwelijks
hoorbaar en leken onderbroken door gesmoorde
snikken. Weer streek dat gevoel van vreemd
heid als een huivering over hem heen.
„Ik zal nu gaan, Wene," zei hy. „Ik ben
biy, dat ik je gezien heb. Ik beloofde de
hertogin, dat ik naar je toe zou gaan en dat
ik haar daarna zou berichten, hoe je het
maakte. Mag ik haar zeggen, dat 1e dezer
dagen naar haar toe zult gaan en een paar
dagen by haar blyven?"
Terwijl hij sprak, brak de zon door en een
straal viel dwars over den divan, waarop
Madge lag. Ze voelde het en stond op om meer
in de schaduw te gaan zitten. Daarbij moest ze
langs Redmayne heen. Iets in haar bewegin
gen, in de houding van haar hoofd, trof hem
weer als iets onbekends. Hy keek haar met
peinzend-gefronste wenkbrauwen aan; een ge
voel van verbijstering maakte zich hoe langer
hoe meer van hem meester.
Hij deed een stap naar haar toe.
„Irene, je bent ziek je moet jezelf niet
zoo opsluiten. Denk aan je vrienden, die zich
over je bezorgd maken!"
Madge week zoo ver mogelyk achteruit De
koude hand der vrees sloot zich om haar hart;
het oogenblik der ontdekking naderde. Ze
week nog verder terug, tot ze tegen den muur
stond; toen strekte ze haar hand uit en
mompelde:
„Ja maar ga nu. Ik voel me niet goed, ik
kan het niet verdragen
Redmayne nam haar hand en hield die
stevig in de zyne.
„Ik zal gaan, Irene," zei hy. „En ik zal niet
terugkomen, tenzy je me noodig hebt; maar
zul je onthouden, wat ik gezegd heb?"
„Ja - ja," mompelde ze, terwyi ze haar
gezicht met de handen bedekte. Ze bleef zoo
staan tot Redmayne de kamer veriaten had.
In de hall, waar de knecht hem zijn hoed
gaf, voelde Redmayne zich alsof hy rond
waarde in een nachtmerrie. Was die koele,
schuwe vrouw de Irene, die hy kende en
liefhad? Hy verliet het huis, terneergeslagen
door dat gevoel van vervreemding, verkoeling
tusschen hen.
Toen de deur achter hem dichtviel, liet
Madge de handen van haar gezicht glyden
en hief haar hoofd op met een gevoel van
opluchting, van triomf zelfs; ze had zelfs
den knappen mynheer Redmayne bedrogen,
Irene's besten vriend en raadsman. Nu kon
ze verder alles wagen. Ze zou op reis gaan tot
de voorgeschreven rouwtijd om was; in het
buitenland zou ze het zelfs kunnen wagen,
slechts halve rouw te dragen.
Ze voelde zich veilig, byna gelukkig. Als
Terence nu maar
Lucy bracht haar de middagthee; en
Madge zat nog by den haard haar kooje leeg
te drinken en od haar toast te knabbelen,
toen het meisje alweer terug kwam en half-
verontschuldigend zei;
„Daar is iemand een man die u wil
spreken, mylady."
„Hoe heet hij, Lucy?"
„Hij wilde geen naam opgeven, mylady,"
zei het meisje. „Hy zei, dat hy u wilde
spreken over een bijzondere aangelegenheid."
„Je weet. dat Ik byra niemand ontvang,
Lucy," zei ze. „Wat is het voor iemand?"
„Nu, mylady, hij ziet er uit als een soort
wc-rkman," zei de kamenier.
„Ik ken geen enkelen werkman. Lucy," zei
ze. „Vraag hem, wat hij wil. Hij kan beter
met den butler praten. Ik begryp niet,
waarom hij juist naar my vraagt."
,Neen. mylady," stemde Lucy eerbiedig
toe. „Maar hy wil den butler niet zeggen,
waarvoor hij komt bedelen, mylady."
Madge lachte half boos; maar toen herin
nerde ze zich de rol, die ze te spelen had.
Irene zou nooit geweigerd hebben, iemand te
ontvangen die haar hulp kwam inroepen.
„Laat hem maar hier komen, Lucy," zei ze.
Lucy vertrok. Madge hoorde zachte, schui
felende schreden de j-ap opkomen; de deur
ging open en een sc' -ale gedaante met een
grove pet in de hanc cwam de kamer pinnen
met vooruitgestoker ïoofd; een paar fletse
oogen wierpen eer schichtigen blik in bet
rond.
Madge keerr' angzaam het hoofd om met
kwyner.de, i artige onverschilligheid en
een soort var amuseerde verachting. Maar
toen haar b' leef rusten op die jammerlyke
gedaante, he "-enige gezicht, den mond zon
der lippen en de kleurlooze oogen, zakte ze
achterover in haar stoel, haar gezicht werd
ioodelyk wit en haar hart scheen op te houden
net kloppen.
Wordt vervolgd