Het Derde Rijk en de Joden D Met twee kameraadjes op avoeterenreis ffldvM&aal mn den da§ IDe Dubbelgangster I GEEN SPRAKE VAN! VERGIF Het Alphabet ZATERDAG 9 NOVEMBER 1935 gevolg* De oeconomïsche van den boycot en Rijkaards Invoer van films in Frankrijk Wat een vacantiebezoek aan Londen kan kosten De oorsprong ontdekt Het afscheid van Reginald Spark AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL nnimiinimniimmmii WT (Van onzen bijzonderen correspondent) Het heeft twee-en-een-half jaar geduurd voor de wettelijke regeling van het joden vraagstuk in Duitschland een feit werd. Thans is er alweer een maand verloopen sinds Hitier op het partijcongres te Neurenberg de zoogenaamde jodenw'etten proclameerde. En nog steeds gebeurt er niets. Het rijksministerie van Binnenlandsche Zaken had al lang geleden een ontwerp klaar van de uitvoeringsbepalingen der jodenwetten. Dit ontwerp zou door Minister Trick persoonlijk worden uiteengezet, doch op het laatste oogenblik werd de voordracht van dr. Prick voor onbepaalden tijd uitgesteld. Direct na het partijcongres der N.S.D.A.P. namen de Academie voor Duitsch Recht en het Bruine Huis te München de uitwerking der jodenwet ten van het rijksministerie voor Binnenlandsche Zaken over. Wat er nu komen zal, weet niemand. Alleen schijnt deze gang van zaken er op te wijzen dat er achter de schermen een felle strijd gestreden wordt tusschen de radicale elementen die vinden dat het nu maar voor eens en voor goed uit moet wezen met allen joodschen in vloed in Duitschland, en de meer gematigde kringen die het noodzakelijk vinden vóór alles rekening te houden met de gevolgen welke een onbesuisd optreden tegen de joden ongetwijfeld hebben zou. Dat de gevolgen van het nationaal-socialis- tisch ageeren tegen de joden, vooral op oecono- tnisch gebied, in Duitschland hier en daar ern stig tot nadenken beginnen te stemmen, blijkt wel hieruit dat zelfs Hitler's eigen orgaan, de „Vol- kischer Beobachter", er reeds op meende te moeten wijzen. Verder publiceerde het vaktijd schrift „der Konfektionar" op industrieel gebied is de joodsche invloed in Duitschland hergens zoo sterk als in de textielnijverheid; een alarmeerend artikel. En ten slotte heeft ook de „Frankfurter Zeitung" zich met de zaak bemoeid, in een uitvoerige beschouwing en op een opvallende plaats. Dit alles Wekt zoo den indruk dat men er in meer gematigde kringen frijs op stelt de radicale elementen te waar schuwen voor een al te brute „Draufgangerei". Of het helpen zal? Het dient te worden afge wacht, maar het schijnt niet alleen voor de loden, doch ook voor Duitschlands eigen best- Wil wenschelijk te zijn. De boycot van joodsche winkeliers en fabri kanten duurt nu reeds eenige jaren. De felheid dezer actie is plaatselijk zeer verschillend, even als de vorm- Op het platteland, in de dorpen en in de meeste kleine steden heeft men den loden het leven reeds practisch onmogelijk ge maakt. In de groote steden konden zij nog blij ven bestaan voor zoover zij niet afhankelijk Waren van opdrachten van gemeentelijke, lan delijke of rijksbestuursorganen of van groepen der bevolking die voor een zeer groot deel aan gesloten waren bij de nationaal-socialistische Party en aanverwante organisaties wier leden het op straffe van royement verboden is by loden te koopen. Een eerste gevolg van dit alles was natuur- hjk dat het percentage van joodsche fir ma's op de lyst van faillissementen begon te stijgen. Deze stijging is echter niet zoo groot geweest als men misschien verwachten zou, en het percentage van joodsche failleerende firma's kan thans weer normaal worden genoemd. Dit valt te verklaren door het feit dat de loden in het algemeen eieren hebben gekozen Voor hun geld. Om te redden wat er te redden Viel, verkochten zij heel hun hebben en houden togen eiken prys. Deze tactiek heeft echter een ornstigen terugslag gehad op de huizen- en de offectenmarkt. Een aanbod dat de vraag verre en verre overtrof, vooral in dezen crisistyd, had catastrofalen terugslag op de pryzen. Bo vendien konden de concerns en groote maat- schappyen onder deze omstandigheden hun Positie gemakkelijk aanzienlijk versterken. Im- diers, het geld is schaarsch en de particulier die over voldoende liquide middelen beschikt °m een winkel of fabriek contant te koopen, jv°rdt meer en meer een zeldzaamheid. Daarbij a°mt nog dat de particulier die het geld bij de hand heeft, lang niet altijd over voldoende ken- hjs van zaken beschikt om zich aan een dergc- hjke onderneming te wagen. Die alle twee te Eamen èn contant geld èn kennis van zaken hebben uitsluitend de concerns en de groote Jha-atschappijen. Deze instellingen maakten en maken nog gaarne gebruik van den nood der Delen, koopen winkels en fabrieken voor een Prik op waar zy ze krijgen kunnen, en uit de f®de welke Ooering de vorige week te Dessau h'eld, valt tevens nog af te leiden dat zij van hhn op deze manier veroverd monopolie gaarne jhpfiteeren om de pryzen hunner producten op r6 jagen. De middenstand welke de oudste en kl; '°Uwste kern is van het nationaal-socialisme, aagt natuurlijk ach en wee en houdt niet op regeering te herinneren aan wat zy vroeger «e 'eloofd heeft. Beeds meermalen heeft men de stichting over- y°§en van een „Auffanggesellschaft", een tasti nt dat met geld van den staat joodsche zaken ''elke door de eigenaars te koop worden aan- gehoden, zou moeten overnemen, ofwel aan Duit sers credleten zou moeten verstrekken om kwam men tot het inzicht dat het tamelijk moei- ïyk wezen zou, voldoende kapitaal bijeen te brengen om alle kleine joodsche zaken over te nemen, en dat het volslagen onmogelijk was alle groote bedrijven te koopen. En ook wan neer het mogelyk zou blijken hierop iets te vin den, dan nóg stond men voor de moeiiykheid dat een nieuwe directie welke zonder zich in gewerkt te hebben, plotseling aan het hoofd van een groot bedryf geplaatst wordt, een schier hopelboze taak krygt. Verder zyn, vooral in groote import- en exportzaken, de persoonlijke relaties van den directeur al te dikwyis de ziel der onderneming. Zendt men den directeur weg. dan is het een open vraag of de nieuwe direc teur mèt de zaak de relaties krijgt. Bovendien heeft de ervaring geleerd dat men in het bui tenland vry spoedig overgaat tot boycot van Duitsche handelshuizen wier directie om rede nen van jodenhaat tot heengaan wordt genoopt. De Duitsche handelsbalans heeft de laatste jaren reeds zoodanig geleden dat een verdere daling kost wat kost voorkomen moet worden. en slotte is er nog een ernstige bezwaring van de Duitsche betalingsbalans. Wanneer een jood in Duitschland zijn zaak of bedryf verkoopt, dan is dat natuurlijk met geen an dere bedoeling dan het land Waar hij onge- wenschte vreemdeling geworden is, zoo spoedig mogelyk te verlaten. De geldende deviezenbepa- lingen maken het hem onmogelijk zyn geldelyk bezit en de opbrengst van zyn zaak of bedryf mee te nemen naar het buitenland waar hij zal trachten een nieuw bestaan op te bouwen. Maar hij krijgt een chèque met Sperrmarken. Vanuit het buitenland kan hij in Duitschland bestellen wat hy wil en Duitschland moet leveren. Ook kan hy zyn chèque rustig bewaren tot eventueel de Sperrmark in k t buitenland wat meer wordt gewaardeerd. In beide gevallen wordt de bui- tenlandsche schuldenlast welke de toch al eenigszins zwakke Duitsche oeconomie drukt, opnieuw verzwaard. Waarmee het Duitsche zakenleven op het oogenblik vooral zwaar te kampen heeft, is de groote onzekerheid welke er nu reeds sedert jaren omtrent de uiteindelijke oplossing van het jodenvraagstuk bestaat. Vele joden hebben aanvankeiyk nog op betere tyden gehoopt en gaan nu den ondergang te gemoet. Bezitters van effecten welke joodsche ondernemingen tot onderpand hebben, leden reeds zware verliezen door het dalen van de koersen. Te koop aange boden huizen en winkels waarvan de joodsche eigenaars baar geld wilden hebben, bedierven den prys der onroerende goederen. Joodsch kapitaal is naar het buitenland overgeheveld. Failleerende firma's stuurden hun personeel wetkloos de straat op. De uitvoer daalde door de boycot van Duitsche waren aan gene zijde van de grenzen. Ziedaar de oeconomische gevolgen van de jodenvervolging welke eindelyk ook sommige nationaal-socialistische kringen tot nadenken hebben gestemd. Hopen wy dat ten minste deze harde les in staat moge wezen om de leiders van het Derde Ryk tot een meer humaan op treden aan te zetten. Hopen wij het. Maar.... rekenen wy er nog niet te stellig op. he: b in staat te stellen joodsche zaken in arische veei ■veranderen. Dit plan Werd aanvankelijk met sympathie ontvangen. Al spoedig echter De Maharadja van Bhavnagar, de vieren twintigjarige bestuurder van een half miljoen zielen, die een gebied van 3000 vierkante myien bewonen, is na een vacantiebezoek aan Londen huiswaarts vertrokken. Hij heeft in old Enge land heel wat gezien dat hem interesseerde en is heengegaan met vier wagonladingen baga ge, zoo vertelt de Sunday Express. De Maha radja is een fantastisch rijk heerschap, die aiiiiiiiiiiuiiimimiimi iiiimmimnimiiiimtu i In Amsterdam "beleeft men thans Een fanatieken strijd, Heel Nederland is erg benieuwd 1 1 Wie 't eerst het loodje leit: 1 Aan d'eenen kant staat Sijmen toch, g De Sijmen, die betaalt, I Aan d'anderen kant het rattenvolk, 1 i Waar 't aantal niet van daalt. I Ja, dat wil zeggen, zoo beweert Tenminste Jan Publiek. 't Vraagt „Hoeveel dooden?" en gelooft Slechts aan een statistiek. Op cijfers is men plotseling I i Verschrikkelijk gebrand, Maar bij de ratten is helaas Geen Burgerlijke Stand. Toch is de rat in Amsterdam i Een eigenaardig dier, Want 't eet liefst lekkernijen op Gehuld.... in krantpapier! Hoewel de rat van die lectuur Niet veel plezier beleeft, Want ach! de inhoud is vergif, Zoodat zij spoedig sneeft. 1 Dit feit, o lezer, spreekt toch wél I Zeer sterk tot het verstand; Het uiterlijk kan prachtig zijn, De inhoud maakt de krant! 1 Het is bekend dat in ons land Wel mooie kranten zijn, Van buiten heel aanlokkelijk, 1 Van binnen vol venijn! I De ratten, ja, die weten 't niet, 5 Maar u bént toch geen rat? 5 Bij u telt niet slechts 't uiterlijk, Maar.d' inhoud van uw blad! 1 HERMAN KRAMER SiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiniMiiimMiiiiiiiiiiii^ „het goed doen kan", zyn staat Bhavnagar le vert hem jaarlyks 750.000 pond sterling op. Zeven weken geleden is de Maharadja in Engeland aangekomen, vergezeld van zyn ge malin, hun twee zoontjes, zyn beide broers en een gevolg, dat bestond uit den minister-pre sident, zyn adjudant, een particulieren secre taris, een dokter, twee verpleegsters en twee mannelijke bedienden. Het bezoek werd gekenmerkt door inkoopen op ongekend groote schaal. Het resultaat was dat een bediende drie da gen noodig heeft gehad om labels te verzorgen voor de 150 kisten waarin de verschillende sou venirs werden geborgen. Honden, jachtgeweren, speelgoed, kleeren en een auto van £1000 hadden o.m. den kooplust van het gezelschap opgewekt. Het gezelschap heeft gelogeerd in meer dan twintig vertrekken van Grosvenor House, vanwaar het uitzicht had op Hyde Park. De Maharadja en zyn beide broers, de prin sen Nirmal en Dharma Kumarsinghi hadden spoedig ontdekt, dat de winkelpaleizen te Lon den voor hen de grootste bekoring hadden. In de eerste plaats werd toen speelgoed voor de kinderen gekocht. De rekening hiervoor beliep £80, waarop als duurste post voorkwam een electrisch gedreven miniatuur-autootje. Vervol gens werden in het geheel negen honden ge kocht; een dezer, een windhond, kwam in 's vor sten bezit tegen betaling van £75. Voor ieder der honden werd een apart hok geconstrueerd. De Maharadja en zyn broers namen de ge legenheid waar om hun garderobe wat aan te vullen, zy meenden daarvoor noodig te hebben vijftig costuums, eenige hoeden en andere mo desnufjes, waarvoor in het geheel byna £800 werd neergeteld. In den tyd van een uur werd beslist, dat een auto van 1000 het meest geschikt voor het hooge gezelschap was. Dagenlang brachten de hooge bezoekers door in de winkelzaken en byna overal ontdekten zij iets van hun gading. Toen de maharadja hoor de, dat vele welgestelde lieden thans hun eigen geluidsopnemingen doen en deze „thuis" laten hooren, kon hy de verleiding niet weerstaan. Hy liet een complete installatie „noteeren". Om de Maharanee een genoegen te doen wer den te haren behoeve aangeschaft eenige ju- weelen en een.... keukenuitrusting. Het vertrek was geheel in de zelfde iyn. Een speciale Fullmanwagen was gereserveerd voor de reis naar Dover. Te Marseille zal het gezel schap zich inschepen naar Bombay. Men schat de uitgaven van het vacantieuit- stapje van den Maharadja op 8000, waarby de reiskosten niet zijn inbegrepen. r. Georg Lamsa, een ethnoloog van groote internationale vermaardheid, aie zyn wetenschappelijke onderzoekingen ver richt in samenwerking met het bekende Smithsonian Institution te Washington, bericht thans, dat hij de oplossing van een duizenden jaren'oud raadsel heeft gevonden, het probleem van den oorsprong van ons alphabet. Lamsa kwam bij zijn navorschingen allereerst tot het wel eenigszins verrassende resultaat, dat de oude Grieken er niet het minste vermoeden van hadden waar hun alphabet vandaan kwam; ei' ten slotte ontdekte hy, dat het oorspronke lijke, het oer-alphabet, in het verre verleden van den prae-historischen tijd door de volken van het Nabye Oosten gevormd moet zyn. De Arameesche taal, die zich omstreeks het jaar 900 voor Christus in het dal van den Euphraat verbreidde, leverde hem den sleutel; aan de hand van dit idoom wist Lamsa vast te stel- ien, dat het oudste alphabet, welks vormen tot op heden óngewyzigd zijn blyven voortbestaan, e.genlijk een beeldschrift was, waarvoor de din gen van het dageiyksche leven de basis leverden. Bijna elke letter van dit alphabet had een bepaalde beteekenis, van de A, die de Godheid voorstelde, tot de Y, het beeld van de mensche- lyke hand. Kenmerkend en van groote beteeke nis acht Lamsa het feit, dat de eerste drie let ters, God, huis en kameel, beteekenden: religie, woonplaats en verkeer. Hieronder volgt dr. Lamsa's beeldalphabet. dat de meeste van de 22 Arameesche symbolen cm vat: A Alep of Alpo beteekent os, het machtig ste dier van Assyrië en daarom als godheid ver eerd. B Bet beteekent huis; de vorm van de let ter doet nog altyd denken aan den plattegrond van een oud-semietisch huis. C Camla beteekent kameel; de bult is nog te bespeuren. D Dalet beteekent delta; vooral in het Grieksche alphabet nog duideiyk. H Hawta beteekent val; heeft volkomen den vorm van de in dien tijd gebruikte vossen vellen. I Aena beteekent oog. K Kap is de gebalde vuist; nog bestaat er eenige geiykenis. L Lama beteekent kin; de vorm is duide- Ujk te herkennen. M Maya beteekent water; men lette op dep geïfvorm in dit teeken. N Nargo is bijl; beeld van twee houweelen, bet een naar boven, het ander naar beneden gericht. O Wazna beteekent olie- of parfumhouder; een verzegelde vaas. P Pey of Poma is de mond; de kin is in den staart van de P nog bewaard gebleven R Resha is het hoofd, met inbegrip van der. hals. S Sahra is de maan. T Taraa beteekent deur, misschien van een tent. TH Tera beteekent vogel. Y De menscheiyke hand met gespreide vingers. J De Fransche regeering zal zich dezer dagen bezig houden met de wenscheiykheid van toe passing van een quoten-systeem voor den invoer van buitenlandsche films in Frankryk ter bescherming van de Fransche filmindustrie. Toen pakte de boerin een steenen melk kan en ging naar buiten om wat versche geitemelk te halen. Er was echter geen geit te bekennen, waarna de boerin zich naar 't geitenhok begaf. Het was er erg donker en ze greep op goed geluk naar binnen, waar op ze echter Piet's oor te pakken had. Nogmaals deed de boerin een greep in 't duister enhad de baard van Hermann te pakken, waaraan ze hevig begon te ruk ken. Hermann kon het niet meer uithou den en gaf een schreeuw van pyn, waarop de boerin angstig wegholde. Juist kwam haar man thuis. Dit was een grappig klein dik kereltje met een grappig hoedje op. De boerin vertelde hem wat er gebeurd was, waarop het dikke mannetje naar den stal ging en op zyn hurken zit tend, begon te fluiten. Een voor een kwa men de geiten nu naar buiten. Hermann en Piet kropen er op handen en voeten ach teraan. Plots keerde de geit die voor Her mann liep zich om en gaf den man een kopstoot dat hy over den grond rolde. Dien avond zocht ik lang naar een onbezet tafeltje in het kleine café in Soho-street te Londen. Eindelyk vond' ik, achteraan in een gezellig hoekje, een vrije plaats naast een bejaard heer, die rustig voor z'n kop thee zat. Ik ging zitten en nadat ik m'n bestelling ge daan had, geraakte ik met m'n tafelgenoot in gesprek. „Ik geloof," begon ik, „dat ik u wel eens meer in dit hoekje heb zien zitten." „Best mogelyk. Ik zit hier iederen avond al acht jaar lang en altijd alleen. Vroeger noemde men het hier „Spark's hoek," maar dat is al meer dan elf jaar geleden. Heeft u nooit van mijnheer Spark gehoord?" vroeg de oude heer en keek me scherp aan. Ik antwoordde ontkennend, waarop hij her nam: „Maar misschien wilt u wel eens de ge schiedenis van mynheer Spark hooren?" Hij glimlachte en voor dat ik: graag zei, stak hij met z'n verhaal van wal. „Elf jaar geleden was dit hoekje een plaats waar een troepje levenslustige menschen ge regeld bijeen kwam. Tooneelspelers, journalis ten, kunstenaars, zakenmenschen, kwamen hier en hun vroolykheid gaf aan dit café een aparte sfeer. Iederen avond wisselde het gezelschap van personen, maar één ontbrak er nooit: Re ginald Spark. Hy was een financier van middel baren leeftyd uit Ryssel in Frankrijk en ver telde, dat hij in zaken veel succes had gehad. Hij was buitengewoon geestig en vroolijk en was weldra de ziel van den geheelen kring. Meermalen zaten ze daar tot dicht by den morgenstond, maar steeds kon men 's morgens om 9 uur Reginald Spark op z'n kantoor aan den arbeid vinden. Dat duurde zoo enkele maanden, waarna 't den schyn had, dat z'n zaken niet zoo voorspoedig meer gingen. Hy begon geld te ver liezen by z'n transacties. Hy bleef echter het café geregeld bezoeken en z'n levenslust en op gewektheid werden er niet minder om. Ook z'n geest bleef even scherp. Eens op een avond, toen het gezelschap weer by een was, en het een avond werd vol uitge latenheid als op een carnaval, stond Spark by het grauwe licht van den nieuwen dag op. Hf) liet al de glazen vullen met champagne, hief glimlachend het zijne op en vroeg; „Wie wil voor 't laatst met my drinken?" Allen stemden van harte daarmee in. „Vrienden," ging Reginald Spark voort, „ik drink op de ondergaande zon!" Allen dronken hun glas leeg, maar keken verwonderd naar hem op. „U bedoelde de opgaande zon?" merkte iemand op. „Neen," zei Spark, „de ondergaande zon. Ik zal hier niet meer terugkomen." Hy hief z'n hand op en wenkte den kellner, wien hy de rekening vroeg, die hij een oogen blik later met een ryke fooi betaalde. „Die fooi, vrienden," sprak hij bedaard, „was het laatste geld, dat Reginald Spark op deze wereld bezat. Gisteren heb ik een passage-biljer naar de Vereenigde Staten genomen, om in het land der millionnairs een nieuwe kans te wagen. Over een paar uur vertrek ik. Vaarwel vrienden. ik zal steeds met genoegen aan u allen denken." Allen keken hem verbaasd aan, maar toen hij heen ging en het café verliet, was er niemand die hem volgde. Wellicht werd hij door deze on- hartelykheid toch wel onaangenaam getroffen, want in de hall van 't café keek hy even om en aarzelde te vertrekken. „Wacht u nog even, mijnheer Spark!" riep eensklaps een stem. Spark keek op en zag een zekeren mynheer Lupin voor zich, een fabrikant, eveneens uit Ryssel, die eenige maanden tijdeiyk voor zaken in Londen was. „Kom nog even hier zitten," noodigde Lupin uit, „misschien kunnen we Spark aarzelde, trok de schouders op, maar liet zich weer naar dit hoekje terug voeren. „Welnu," vroeg hy, „wat had u te zeggen?" „Is het werkelijk waar, dat u niets meer be zit?" vroeg Lupin voorzichtig. „Het is niet heelemaal juist, want ik geloof dat ik thuis nog vier of vijf shilling heb." „Maar wat wilt u dan doen als u in Amerika aankomt?" „Waarschijnlijk zal ik trachten Vrouwe For- tuna's gunst te winnen," glimlachte Spark. Lupin keek hem scherp aan. „Mag ik u dan misschien wat leenen om die gunst mogelyk te maken?" vroeg hy. „Ik heb wat overgespaard, een 500 pond. Als u dat hel pen kan Reginald Spark keek den ander ontroerd aan. Zoo'n grootmoedigheid had hy nog niet aangetroffen. Opnieuw bood Lupin hem het geld aan. „Waarom zou ik het aannemen?" vroeg hy. „Omdat ik het graag geef," luidde het open hartige antwoord. De oogen van den geruïneerden man werden vochtig. „Ik kan niet, ik mag het niet aanne men, uw overgespaard geld en dan zonder eeni ge zekerheid!" „Maar u kunt toch niet zonder geld vertrek ken," hield Lupin aan. „Bovendien, een man als u, verdient er binnen een jaar een fortuin mee." „Maarals het geld verloren gaat." „Amerika biedt u meer kansen, dan u hier ooit zou kunnen vinden." „Welnu," zei Spark, „ik neem het aan, maar als een leening. U zult er geen spyt van heb ben, dat beloof ik u." Lupin knikte. Ook hy scheen ontroerd. „Weet u," hernam Spark, „weet u waarom ik zoo blij ben? Omdat ik nu eerst een oprecht vriend heb leeren kennen." Lupin nam z'n chèque-boek en schreef een bedrag van 500 pond uit voor Reginald Spark. „Ik vrees, dat dit niet veel zal helpen." zei Spark. „Ik zal Southampton hebben verlaten vóór de banken geopend zijn." Over Lupin's gelaat viel een schaduw van te leurstelling. Zou zijn zoo edelmoedig aangebo den hulp nu toch vergeefsch zijn? „Dat is te verhelpen!" riep eensklaps iemand van het gezelschap. Het was de koopman Vaupel uit Parijs, die door vrienden in den kring geïntroduceerd was. „Toevallig heb ik voor dat bedrag aan bank papier bij me," zei Vaupel; „ik zal dus uw chèque zoolang voldoen." Lupin bedank- te hem harte- I lyk; ook Spark liet zich niet onbetuigd. Vaupel bergde Lupin's chèque 1 in z'n porte- feuille. De moeiiykheid was opgelost. .Daten we afspreken," zei Reginald Spark, toen hij het geld by zich gestoken had, „dat u rustig naar Rijssel terug keert, doch na 3 jaar weer naar Londen komt. Vanavond, over drie jaar, zullen we elkander hier weer ontmoeten." „Afgesproken,'" zei Lupin eenvoudig, „dus tot over 3 jaar in Spark's hoek." Daarmee nam Spark hartelijk afscheid van allen. Het heele gezelschap deed hem juichend uitgeleide. Myn verteller zweeg en zag peinzend voor zich uit. „Wat gebeurde er verder?" vroeg ik. „Weinig. Op 't eind der drie jaren trok ik me uit m'n zaken terug en op den afgesproken dag kwam ik hier. Ik wachtte en wachtte, maar niemand verscheen. Ik ben iederen avond terug gekomen, de afspraak werd nooit gehouden. De vriendenkring was al lang uiteengevallen. Wat kon ik doen?" Ik begreep. Hier was een man, die succes had gehad, z'n zaken aan kant had gedaan om naar Londen te komen, en slechts verlangde z'n dankbaarheid te toonen aan den man, die hem uit een onmogelyke positie had gered en zien daardoor een oprecht vriend had betoond. Hij kon nu z'n rykdom niet deelen met hem, voor wien hy gewerkt had. Het was hard. „Hebt u niet eens aan een informatiebureau gedacht?" vroeg ik. „Zeker. Ik heb al het mogeiyke aan nasporin gen geprobeerd, maar niets, geen enkel spoor gevonden, zelfs in Rijssel is niets bekend, ab soluut niets." „Dan hebt u gedaan, wat u kon doen," troost te ik. „U hebt u zelf niets te verwyten." Hij keek me scherp aan. „U kunt niets meer doen, dan u voor uw vriend hebt trachten te doen, mynheer Spark." herhaalde ik. „Spark?" riep hij, „maar ik heet niet Spark!" „Is u niet mijnheer Spaxk? Ik.ik had geen idee, dat ik met mynheer Lupin sprak," stot terde ik verlegen. „U hebt me verkeerd begrepen, mynheer." antwoordde de bejaarde heer, „myn naam is ook niet Lupin. Ik heet Vaupel. Ik was de man, die zoo bedrogen werd. Ik nam de chèque van Lupin in betaling aan, terwijl den volgenden dag bleek, dat die Lupin in 't geheel geen bankrekening bezat." Een advertentie behoeft geen „kapitalen" te kosten. Plaats maar eens een Omroeper! Rubri ceering en gelykvormige zetwijs. Billyk han delstarief. Baron Aloisi, die te Genève in het mid delpunt der belangstelling staat, en die nog heeft weten te bereiken, dat de onderhandelingen over den vrede on danks het in werking treden der sanc ties op 18 November a.s. voortgezet zullen worden A I I C A °P dlt blad zyn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 17 7CA MJ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door U b1J een ongeval met C OCA M I il «r. Jul W1 v 1 v Ju O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen Ov»" verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen A 0 doodehjken afloop A een voet oi een oog fa i i i ii -■ door Charles Garvice 49 s had verscheidene briefje van Terence k ^tegen, haastig onderweg gekrabbeld en «oedzaam gesteld, alsof hy vreesde, dat ze t eens in audere handen dan de hare konden leh. Een of twee voorzichtige lieve woordjes ti ®n hy smeekte haar, hun laatste ontmoe- niet te vergeten. Maar elk zinnetje einde vurige liefde en Madge verstond de Ist, tusschen de regels door te lezen, kïïi de dagen van spanning en onrust, toen 'ence's vliegtuig vermist was en men alge- ^n het ergste vreesde, had Madge, evenmin ier hertogin, de hoop willen opgeven. Gis- tjj ®h had haar de blijde tyding bereikt van ifj? behoud; wanneer ze hem zou terugzien, jq ze nog niet, maar ze voelde zich als her- nu ze de zekerheid had, dat hy nog t» kibhaWerd op de deur 8'ekl°pt en Lucy kwam "Ben jy dat, Lucy?" vroeg Madge. a> mylady," zei het meisje. „Ik kom uw ladyschap zeggen, dat mynheer Redmayne er is en u wenscht te spreken." „Ga jy naar mijnheer Redmayne toe en zeg hem, dat ik me niet prettig voel" Toen zweeg ze en klemde haar tanden opeen. Ze kon daar toch niet altyd maar mee blij van doorgaan. Ze zou hem vroeger of later moeten zien. Waarom dan niet nu? Als hy de waarheid ontdekte, zou ze zich aan hem bekend maken, haar rechten opeischen. Het had geen nut, het beslissend oogenolik maar steeds te verschuiven. Haar goed gesternte en haar durf hadden haar ai door menig moeilyk oogenblik heen geholpen; misschien ging ze nu ook wel alles goed. „Wacht eens Lucy. Ik zal mijnheer Redmayne toch maar ontvangen. Laat de markies neer en trek de gordijnen een beetje dicht; ik heb erge hoofdpijn en kan niet veel licht verdragen. Zoo, laat mynheer Redmayne nu maar bin nen; maar denk er aan, kom onmiadeiiyk wanneer ik bel, en laat hem uit." „Ja, mylady," zei Lucy, een beetje ver wonderd over Lady Irene's veranderde hou ding jegens den heer Redmayne. Vroeger was zs altijd zoo biy geweest, als hy kwam. Ze vond Redmayne wachten in den salon „Mylady kan u ontvangen, mynheer," zei ze, Hy volgde haar naar de" sehemerige kamer en zag een tengere meisjesgedaants half liggend op den divan zitten. Zelfs op dat oogenblik werd hij getroffen door de ver anderde atmosfeer van de kamer; iets in de weeke, zwakke houding van de gedaante op den divan scheen hem vreemd en niet- bekend. Ze stond niet op, maar stak haar hand uit, slapjes en zenuwachtig. Hij nam ze en hield ze voor een oogenblik in de zyne. Terwyi hy dat deed, drong dat gevoel van iets vreemds, iets anders, zich nog sterker aan hem op; ze scheen volkomen van hem ver vreemd te zyn. „Het is erg aardig van je, dat je me wilt ontvangen, Irene," zei hy. „Ik heb het vroeger al zoo dikwyis geprobeerd; maar ik kan heel goed begrypen, dat je er voor terugschrikt, je oude vrienden te ontmoeten, dat je bang bent, allerlei lieve herinneringen op te wekken en weer opnieuw verdrietig te worden. Maar ik was je vader's beste vriend; ik ben je voogd en ik ben wel gedwongen, in je afzon dering door te dringen en eens met je praten." Ze trok haar hand weg en bedekte er haar oogen mee. Ze sprak niet. „Gisteravond was ik by de hertogin," ging hy voort. „Het deed haar erg veel verdriet, dat je bleef weigeren, haar te zien. Ze is toch altyd ais een moeder voor je geweest; ze ver langt erg, je nu te mogen troosten. Irene, je moet* haar werkelijk niet langer op een af stand houden: dat heeft ze niet aan je ver diend." „Goed dan." Redmayne had gedorst naar den klank van Irene's stem, maar toen Madge sprak, was hy niet bevredigd. De woorden waren ïiauwelijks hoorbaar en leken onderbroken door gesmoorde snikken. Weer streek dat gevoel van vreemd heid als een huivering over hem heen. „Ik zal nu gaan, Wene," zei hy. „Ik ben biy, dat ik je gezien heb. Ik beloofde de hertogin, dat ik naar je toe zou gaan en dat ik haar daarna zou berichten, hoe je het maakte. Mag ik haar zeggen, dat 1e dezer dagen naar haar toe zult gaan en een paar dagen by haar blyven?" Terwijl hij sprak, brak de zon door en een straal viel dwars over den divan, waarop Madge lag. Ze voelde het en stond op om meer in de schaduw te gaan zitten. Daarbij moest ze langs Redmayne heen. Iets in haar bewegin gen, in de houding van haar hoofd, trof hem weer als iets onbekends. Hy keek haar met peinzend-gefronste wenkbrauwen aan; een ge voel van verbijstering maakte zich hoe langer hoe meer van hem meester. Hij deed een stap naar haar toe. „Irene, je bent ziek je moet jezelf niet zoo opsluiten. Denk aan je vrienden, die zich over je bezorgd maken!" Madge week zoo ver mogelyk achteruit De koude hand der vrees sloot zich om haar hart; het oogenblik der ontdekking naderde. Ze week nog verder terug, tot ze tegen den muur stond; toen strekte ze haar hand uit en mompelde: „Ja maar ga nu. Ik voel me niet goed, ik kan het niet verdragen Redmayne nam haar hand en hield die stevig in de zyne. „Ik zal gaan, Irene," zei hy. „En ik zal niet terugkomen, tenzy je me noodig hebt; maar zul je onthouden, wat ik gezegd heb?" „Ja - ja," mompelde ze, terwyi ze haar gezicht met de handen bedekte. Ze bleef zoo staan tot Redmayne de kamer veriaten had. In de hall, waar de knecht hem zijn hoed gaf, voelde Redmayne zich alsof hy rond waarde in een nachtmerrie. Was die koele, schuwe vrouw de Irene, die hy kende en liefhad? Hy verliet het huis, terneergeslagen door dat gevoel van vervreemding, verkoeling tusschen hen. Toen de deur achter hem dichtviel, liet Madge de handen van haar gezicht glyden en hief haar hoofd op met een gevoel van opluchting, van triomf zelfs; ze had zelfs den knappen mynheer Redmayne bedrogen, Irene's besten vriend en raadsman. Nu kon ze verder alles wagen. Ze zou op reis gaan tot de voorgeschreven rouwtijd om was; in het buitenland zou ze het zelfs kunnen wagen, slechts halve rouw te dragen. Ze voelde zich veilig, byna gelukkig. Als Terence nu maar Lucy bracht haar de middagthee; en Madge zat nog by den haard haar kooje leeg te drinken en od haar toast te knabbelen, toen het meisje alweer terug kwam en half- verontschuldigend zei; „Daar is iemand een man die u wil spreken, mylady." „Hoe heet hij, Lucy?" „Hij wilde geen naam opgeven, mylady," zei het meisje. „Hy zei, dat hy u wilde spreken over een bijzondere aangelegenheid." „Je weet. dat Ik byra niemand ontvang, Lucy," zei ze. „Wat is het voor iemand?" „Nu, mylady, hij ziet er uit als een soort wc-rkman," zei de kamenier. „Ik ken geen enkelen werkman. Lucy," zei ze. „Vraag hem, wat hij wil. Hij kan beter met den butler praten. Ik begryp niet, waarom hij juist naar my vraagt." ,Neen. mylady," stemde Lucy eerbiedig toe. „Maar hy wil den butler niet zeggen, waarvoor hij komt bedelen, mylady." Madge lachte half boos; maar toen herin nerde ze zich de rol, die ze te spelen had. Irene zou nooit geweigerd hebben, iemand te ontvangen die haar hulp kwam inroepen. „Laat hem maar hier komen, Lucy," zei ze. Lucy vertrok. Madge hoorde zachte, schui felende schreden de j-ap opkomen; de deur ging open en een sc' -ale gedaante met een grove pet in de hanc cwam de kamer pinnen met vooruitgestoker ïoofd; een paar fletse oogen wierpen eer schichtigen blik in bet rond. Madge keerr' angzaam het hoofd om met kwyner.de, i artige onverschilligheid en een soort var amuseerde verachting. Maar toen haar b' leef rusten op die jammerlyke gedaante, he "-enige gezicht, den mond zon der lippen en de kleurlooze oogen, zakte ze achterover in haar stoel, haar gezicht werd ioodelyk wit en haar hart scheen op te houden net kloppen. Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 11