f 25.- Echt iets voor geheugensport ZOEK-LICHT w 1 Encyclopaedic m m m w ïfë INDISCHE BEGROOTING Kerkelijk Leven Voorheen f 54.— thans ineens geheel compleet VOOR „ELCK WAT WILS m m e M t ■e .f ZONDAG 17 NOVEMBER 1935 De financieele toestand vereischt nog steeds de uiterste zorg Millioenentekort MGR. C. JURGENS EEN ONGELOOFELIJKE GELEGENHEIDS-AANBIEDING LICHT LICHT LICHT LICHT lü LICHT MOTORRIJDER BOTST TEGEN MOTORBAKFIETS Bakfietsrijder over zijn voertuig geslingerd INBREKER GEARRESTEERD Na de inbraak te Zwolle GEKNOEI MET MARGARINE Boter voldeed niet aan gestelde voorwaarden ONS PRIJSRAADSEL Genua-expres Examen Staatsinrichting M. O. AUTO TEGEN BOOM Notarieel examen Examen M. O., akte KI (Wiskunde) UIT DE STAATSCOURANT Onderscheiding Onderwijs Vier rijksdaalders wachten weer om onder de goede oplossers verloot te worden Ernstige rijmspreuk in een cirkel-puzzle n P o f P t /e ïM m e t s s c W t e e s t k k k 4 M z s e. s P e z Él t a k a 4 4 f. t t 0 t e t k o p e. z z. e f o d. aas m t i e e *s z r o -e n e te- m n z n f k z k Examen Wiskunde l.o. Populaire liedjes „Waar de wieken van de molens lustig slaan" was het liedje, dat onze teekenaaT vorige week in beeld had gebracht. Oplossing vorig raadsel In ons volgende Zondag ochtendblad kun' nen onze lezers vernemen, wat boven' staande teekening voorstelt. |iiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiii:iiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiSR^B^j5CH£ BRIEVEN Den Fielp en den Jaan zaten druk tezwijgen! Nat laangst den weg Rimmeltiekweer Al 't vuil is nou uit de lochten! iiiiiminui! Ingediend is de begrooting van Nederlandsch- Indië voor het jaar 1936. Aan de Memorie van Toelichting wordt het volgende ontleend: Na aftrek van de rechtstreeks tegenover de Uitgaven staande ontvangsten en omgekeerd na uitschakeling onder ontvangsten en uit gaven van een bedrag van 15.000.000, zijnde de opbrengst van het bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber en de daartegenover gestelde Uitgaven wordt in de thans ingediende be grooting voor den gewonen dienst de volgende opstelling (in duizenden guldens) verkregen: Uitgaven 293.299.000; ontvangsten 246.862.000; tekort ƒ46.437.000. Vergeleken met de raming voor 1935, na overbrenging van de daarvoor aangewezen credieten van 1934 naar 1935, vertoont het tekort over 1936 een vermindering met rond 3.356.000. Deze geringe verbetering van de budgetaire positie is geheel te danken aan een verdere daling van de zuivere gewone uitgaven, die 7.384.000 lager konden worden geraamd, waar tegenover de ontvangstenraming 4.028.000 bij de begrooting voor 1935 ten achter blijft. De genoemde vermindering der uitgaven draagt intusschen voor slechts 1.8 millioen een reëel karakter; voor de overige 5.6 mil lioen is de gewone dienst ontlast als gevolg van een andere wijze van berekening van het deel der schuldaflossing, hetwelk tegenover de afschrijving op de landsbedrijven ten laste van den buitengewonen dienst komt. Mede tengevolge van deze verandering van boekingswijze vertoont de buitengewone dienst voor 1936 een nadeelig saldo van 195.000 tegen over een geraamd voordeelig saldo v. 12.100.000 in 1935. De uitgaven daalden sedert 1929 met 37 pet., de ontvangsten met 47,5 pet. Wat de pensioe nen betreft, blijkt de door de verandering in het stelsel van financiering teweeg gebrachte verlichting van druk met 10 millioen weder gedeeltelijk ongedaan te zijn gemaakt door den stijgenden last van nieuwe pensionneeringen. Bij de raming van 1936 is aangenomen, dat de huidige pensioenkorting, welke sonder nadere wettelijke voorziening ultimo 1935 afloopt, be stendigd blijft. Gebeurt dit niet, dan moet de raming nader met 8 millioen verhoogd wor den. Bij de middelenraming voor 1936 is rekening gehouden met de bestendiging van de volgende crisisheffingen: 50 opcenten op de inkomsten belasting: 100 opcenten op de vennootschapsbe lasting; 50 opcenten op de invoerrechten. Voorts is gerekend op een verhooging van den bieraccijns van ƒ5 tot ƒ6 per H.L. met hand having van de daarboven geheven 50 opcenten. Over het geheel genomen wijkt het beeld van 's Lands f inancieelen toestand volgens de hoofdbegrooting voor 1936 niet veel af van dat in de beide voorgaande jaren. Bij het jaar 1934 vergeleken is het tekort voor den geheelen dienst ƒ8.600.000 lager en tegenover 1935 (vermoedelijke uitkomsten) 21,1 millioen h o o g e r. Aangezien voor schuldaflossing in 1936 21.1 millioen noodig zal zijn, moet het tekort met 25,5 millioen verminderd worden om te kun nen voldoen aan den dringenden eisch, dat aan de voortdurende toeneming der Indische schuld paal en perk worde gesteld. Daartoe strekkende maatregelen zijn reeds aangekondigd. De financieele toestand van Nederlandsch-In- dië vereischt nog steeds de uiterste zorg Na de lichte vleug van verbetering, die het jaar 1934 te zien gaf, met een klein accres het eerste na vele jaren van 7 millioen, hebben de middelen hun dalende beweging zij het in langzamer tempo hervat. De voortgaande daling van de uitgaven wordt daardoor gedeeltelijk van haar effect beroofd. Indien geen verbetering in den algemeenen toestand intreedt, zal het groote inspanning vergen om den eersten mijlpaal op den weg Naar wij vernemen, is Mgr. C. Jurgens, bis schop van Tugugarao (Philippijnen), tijdelijk in het vaderland teruggekeerd. Mgr. bezocht zijn familie te Dieren. Zaterdagmiddag is Mgr. in het Mgr. Hamer missiehuis van de missionarissen van Scheut te Nijmegen aangekomen. Mgr. zal vermoedelijk eenige dagen te Nij megen verblijven vóór zijn vertrek naar Rome. Wij hebben de hand kunnen leggen op de laatste exemplaren van de bekende Nederlandsche Ency clopaedic ZOEK-LICHT, samengesteld door Dr. T. P. SEVENSMA met medewerking van een staf van deskundigen. Deze encyclopaedie geeft juist datgene, waarom men een woord in een encyclo paedic opslaat: een eenvoudig voor ieder begrijpelijk en prettig leesbaar beknopt artikel, waarin volledig te vinden is wat men weten wil. Er verschijnen momenteel in ons land een aantal be langrijke, groote encyclopaedieën, waarvoor wij alle bewondering hebben. Geen enkele is echter nog volledig verschenen, en dat zal nog wel jaren duren. De Encyclopaedie ZOEK-LICHT, bevattende 5000 pagina's op keurig papier, uitstekend gedrukt met een groot aantal fraaie illustraties, waarvan vele in kleurendruk, gebonden in 5 kunstleeren prachtbanden wordt ineens compleet geleverd. Het doet mij genoegen aldus een R. K. Priester dat U in de exemplaren, die van deze Ency clopaedie door U worden afgeleverd, een noodzakelijk gebleken correctie hebt aangebracht, daar ik overigens van deze Encyclopaedie, om haar volledigheid en goedkoopen prijs zoo zeer te prijzen, niet anders kan zeggen dan dat de tendenz van het geheel zakelijk objectief en wat de specifiek-Katho- lieke onderwerpen betreft goed geïnformeerd is. Het bedrag ad 25.kan ook worden betaald in maandel. term. van 2.50 of meer. Toezending van de complete Encyclopaedie geschiedt onmiddellijk na ontvangst van onderstaanden bon. n A Ondergeteekende wenscht franco te ontvangen van N. V. Roman-, Boek- en Kunsthandel, p IJ N Leidschegracht 72, A'dam, giro 60C92, de Encyclopaedie ZOEK-LICHT. in 5 kunstleeren prachtbanden en wenscht het bedrag ad 25.— te betalen: ineens a contant/in maandelijksche termijnen van Het bedrag ad 25.-/de le termijn van is heden verzonden. S.v.p. doorslaan wat NIET verlangd wordt. NAAM: ADRES: naar een sluitende begrooting in 1936 te berei ken en niet minder om zich daar te hand haven. Bij verwezenlijking van al de voorgestelde maatregelen zal de begrooting voor 1936 het volgende beeld vertoonen: Uitgaven: ge- heele dienst ƒ465.930.518, gewone dienst ƒ444.670.864, buitengew. dienst ƒ21.259.654. Middelen: resp. ƒ440.748.433, ƒ419.683.975, ƒ21.064.458. Tekort: resp. ƒ25.182.085, ƒ24.986.889, ƒ195.196. De Indische schuld is sedert 1 Januari 1929 toegenomen met rond 500.000.000 of 50 pet. van het vóór de crisis uitstaand bedrag. Op het Weesper Zandpad, tusschen de Gein en de Gaasperbrug, heeft een ernstige botsing plaatsgehad tusschen een motorrijder en een motorbakfiets. Laatstgenoemd driewielig voer tuig werd bestuurd door den 38-jarigen J. v. S., knecht van den bakker J. K. P. B. te Diemen. De motorrijder reed volgens ooggetuigen in een zeer snel tempo en kwam met de motorbakfiets, welke hij achterop reed, met zoo'n kracht in botsing, dat J. v. S. uit het zadel werd gelicht en over de bakfiets heen werd geslingerd, en daarna op het wegdek neerkwam, waar hij eenige oogenblikken verdoofd door den val bleef liggen. Langzamerhand kwam de man weer wat bij. zoodat, toen even later dr. Balfcort van Diemen, die juist passeerde, hem zijn hulp aan bood, de bakkersknecht meende, die hulp niet te behoeven. Later is echter gebleken, dat J. v. S. inwen dige kneuzingen had bekomen. De motorrijder kon van zijn rijwiel geen gebruik meer maken, daar dit door de botsing ernstig beschadigd was Hij laadde dit op een vrachtauto en reed zelf met een voorbijkomenden auto weg, aan de omstanders zeggende, dat hij de politie van het gebeurde in kennis zou stellen. Dit blijkt echter niet geschied te zijn. De marechaussee stelt thans een onderzoek in naar den, tot nu toe cnbekend gebleven motorrijder. Tên bewijze, met welk een kracht de motor- lijder op de bakfiets is gereden, kan dienen, dat een carbidlantaam, welke in den bak ge borgen was, geheel platgedrukt werd. In verband met den jongstleden Zondag ge- pleegden diefstal met braak in de woning van de familie K. aan de Van Lennepkade te Zwol le, waarbij een ijzeren geldkistje, bevattende een aantal bankbiljetten van tien gulden, als mede waardevolle papieren, effecten en andere stukken, werd ontvreemd, heeft de recherche aldaar gearresteerd den schild'ersknecht W. G. en diens 15-jarigen broer L. J. G. De eerste legde een volledige bekentenis af. Het geldkistje werd in het Almelosche Kanaal teruggevonden. W. G. is ter beschikking van de Justitie ge steld. Vrijdag controleerde een rechercheur te Rot terdam, dat de boterhandelaar De K. margarine vevoerde, welke niet van de vereischte hande- rolle was voorzien. De boter werd in beslag ge nomen. Bij onderzoek bleek deze afkomstig te zijn van een boterfabriek, gelegen in het weste lijk deel van Rotterdam. De politie deed een inval in deze fabriek, juist toen men bezig was een groote hoeveelheid mar garine B. te vermengen met roomboter tot het verkrijgen van margarine A. Het bleek echter dat de beide soorten boter niet aan de door de Ned. Zuivelcentrale gestel de voorwaarden voldeden. Zoowel den directeur als het personeel werden door de politie verhoord. Zij bekenden dat er werd geknoeid. Men leidde de aandacht van den controleur af en mengde de boter met slao lie en roomboter. Zoo werd ongeveer 100 K.G. te veel boter A verkregen. Daar er geen beschikking was over bande rollen, moest het bedrog uitkomen. Tegen De K. en den directeur van de boter fabriek is proces-verbaal opgemaakt. Barendrecht; R. M. Lievaart te Rotterdam; Th. J. de Loos te Den Haag; L. W. C. Maritz te Den Haag; mej. S. A. Meyers te Den Haag; H. P. M. van Mourik te Lith (N. B.)J. A. G. van Nievelt te Groningen; R. F. Ouwer- sloot te Bilthoven; A. C. J. M. Ploegmakers te Oss, mej. mr. T. A. Poelstra te Leeuwarden; J. IJ. Postma te Noordwijk; H. P. A. E. Ribbers te Apeldoorn; J. M. van Riet te Woerden; L. Riestra te Dussem (N. B.)W. H. Roefs te Den Haag; G. E. K. A. Roskopp te Utrecht; K. Th. M. van Rijckevorsel te Den Haag; H Rijneveld te Willege-Langerak; J. H. C. M. Schepers te Hengelo (O.)P. Th. Smit te Hilversum; J. W. Snackers te Helmond; Ch. A- M. Stassen te Echt; H. van Steeg te Naar- den; L. J. van den Steenhoven te Den Haag; J. H. P. Stouten te Nijmegen, D. J. Teenstra te Wildervank; J. J. P. Tesselaar te Leiden; S H. Trip te Wierden (O.)E. D. v. d. Velde te Tholen; E. L. L. Volgraaf te Dordrecht; D. Wemes te Zwolle; F. L. Wichman te Ede (G.). De speciale boottrein met post en passa giers, in aansluiting op het motorschip „Johan van Oldenbarneveldt" zal Dinsdagmorgen 19 November te 10.20 uur van Genua vertrekken. Aankomst Woensdagmorgen 20 November te 6.18 uur te Zevenaar, 7.11 te Arnhem, 8 uur te Utrecht (C.S.), 8.58 te Den Haag (S.S.), 9 uur Amsterdam (W.P.), 9.19 uur te Amster dam (C.S.), en te 9.33 uur Rotterdam-Maas. R. K. Universiteit NIJMEGEN. Candidaatsexamen in de rechten de heeren F. F. X. Cerutti te Breda en A. Steinhauser te Nijmegen. DEN HAAG. Geslaagd: W. Caspaile te Sneek. Te Heerlen is op den Schaesbergerweg ter hoogte van Klooster Koolhoz een auto wegens een defect aan de stuurinrichting tegen een boom gereden en geheel vernield. De inzitten den, de heer P. uit Waubach, met vrouw en dochter, liepen ernstige verwondingen op en zijn, nadat de eerste hulp was verleend, naar het St. Jozefziekenhuis vervoerd. DEN HAAG. Voor het derde deel van het notarieel examen zijn geslaagd: G. van Aar- denne te Dordrecht; mej. mr. C. B. F. van Baasbank, Den Haag; A. T. M. Blankhart te Den Haag; A. J. Bolhuis te Groningen; W Boogman te Arnhem; M. Buining te Gronin gen; G. J. Buysingh Damstee te Utrecht; Z. Den Deenick te Naarden; H. H. G. van Ever- dingen te Beusichem; T. C. Gaanderse te Heineoord; G. H. Galema te Groeneterp bij Sneek; J. D. le Grand te Rotterdam; J. W. de Haan te Den Haag; C. Hoogervorst te Haarlem; J. C. in het Hout te Rijswijk (Z.-H.); J. A. C. Huybregts te Eindhoven; J/ J. de Jong te Noordwolde (Fr.)B. Kemink te Maassluis; E. Kloosterhuis te Winschoten; J. C. Kort te 't Meer bij Heerenveen; mej. J. J. A. H. van Krimpen te Hilversum; R. H. J. Lamers te Den Bosch; J. Ph. de Lange te DEN HAAG. Geslaagd: D. Far jon, Amster dam; W. D. v. Hettema, Tilburg. Toegekend de bronzen eeremedaille der Oranje-Nassau-Orde aan J. H. Asveld, lid vat de muziekvereeniging „Excelsior" te Hengel* O Aan Dr. H. van Wely, eerste geneesheer aar het Gemeente Ziekenhuis aan den Zuid'wal t», 's-Gravenhage is een opdracht verstrekt, to' het opleiden van co-assistenten in de inwendige geneeskunde gedurende het studiejaar 1935- 1936. Ons vorig raadsel vond men al gemeen een gezellig nummer, niet alleen omdat het een „crossword" was, maar ook, omdat het verschil lende gelegenheden bood om de vroeger verkregen kennis op aard rijkskundig en ander gebied nog eens op te frisschen: „echt iets voor geheugensport." Getrouw aan ons systeem: voor „elck wat wils", dus nu eens wat gemakkelijker en dan weer eens wat lastiger, kregen we van dit nummer natuurlijk niet zoo'n stormloop van inzendingen als de vorige week, maar het was toch weer een respectabel aantal. De animo zit er flink in: we kunnen „er op rekenen, dat men in het vervolg elke week van de partij zal zijn, heusch niet alleen om den geldprijs" en: ,,Voor 't eerst is het, dat ik aan puzzelen doe, Maar nu doe ik voortaan geen krant meer toe, Vóórdat ik fijn alles heb opgelost, En opgeschreven, en tijdig gepost." De vier prijzen van een rijksdaalder werden deze week door het lot toegewezen aan: A. Hoogen, Kleverparkweg 31, Haarlem. W. Smulders, Stationstraat 16, Utrecht. W. v. d. Putten, Kamerlingh Onnesstraat 6, Eindhoven. A. Ruhé, St. Urbanuspark 4, Bovenkerk (Noord-Holland) aan wie een postwissel zal worden gezonden. Als nieuw raadsel geven wij thans een cir kel-puzzle, die bij goede oplossing een ernstige rijmspreuk te lezen zal geven. Natuurlijk wor den er ook nu onder de goede oplossers weer vier rijksdaalders verloot. Gedachtig aan het gezegde „De aanhouder wint" wekken wij al onze lezers op zooveel mogelijk mee te doen met deze interessante puzzle, die ongetwijfeld weer voor velen een gezellige tijdpasseering zal zijn. De groote cirkelvlakte is verdeeld in 36 seg menten. In eljc van die segmenten komt een woord van 7 letters, beginnend bij de punt naast elk cijfer, en eindigend met de r in het kleine cirkeltje, welke dus de eindletter van alle 36 woorden is. Op den middelsten cirkel komt van elk dezer woorden de derde letter te staan (zie het voorbeeld in de figuur). Is nu alles naar de hierna volgende opgave goed ingevuld, dan leest men op dien middelsten, cirkel: van 1 tot 18 in de bovenhelft den eersten regel, en van 1 tot 18 in de benedenhelft den twee den regel van de bedoelde rijmspreuk, waarvan elke regel dus 18 letters bevat. De woorden van 118 in de bovenhelft be- teekenen achtereenvolgens: 1 deel van een bloem; 2 koffiehuisbediende; 3 R. K. geestelijke; 4 dood lichaam van een dier; 5 roofvogel; 6 weersverschijnsel; 7 vrien delijke benaming van een dienstbode; 8 bu reau van administratieve werkzaamheden; 9 straatkei; 10 voorzitter, secretaris, enz. van een vereeniging; 11 praal, schittelrend ver toon; 12 kaartspel; 13 waarvoor velen een bad plaats bezoeken; 14 schoonmaak-artikel; 15 iemand, die effecten- en geldzaken behandelt; 16 trommelslager; 17 bewoner van Aziatisch rijk; 18 geen dame. En de woorden van 118 in de beneden helft: 1 de persoon, voor wien de rijmspreuk be stemd is; 2 vervoermiddel van de brievenmaal; 3 een der stations van de Postvluchten naar Indië; 4 ondergeschikte; 5 oppasser, concier ge; 6 adellijke titel, bezitter van een vrije heerlijkheid; 7 alle tot een zaak behoorende documenten; 8 schaapherder; 9 roofvogel; 1" uitgever; 11 concurrentie, actie om anderen te overtreffen; 12 wever; 13 werkman in ma chinefabriek; 14 amazone; 15 aequator; 16 vlootdeel; 17 plaatsnijder; 18 overtreder van Gods wetten. Men lette er dus wel op, dat elk der beide rijmregels bij 1 begint, en bij 18 e i nd i g t. Oplossingen tot Donderdag 12 uur aan den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. ci a m O Z CL U a a. m Z O Z c 71 4. z o I i/ uf L 3' 'vV J 4 ?Z L CL X. 71 '■iiïx d a c CL X. CL 71 d CL CL L CL 9 t Z O -£ Z U. L CL a a X 1 d O !.-Vi :>V( L JCL Z O O O 7TL CL L <S L n. cl L 4. is# 771 O O 71 -£ U. CL TL i 771 O tl a CL k Z X. a 71 DEN HAAG. Geslaagd: H. Huisman, Nieuwe- Pekela. v llllllllllllllUllllllllllllflIllllllllllllllllllllilllllllllll ULVENHOUT, 12 Nov. 1935. Menier, Den zwarten toog met de ver gulde blommekes en 't bleeke spiegelglas duisterde weg in den Novemberschen Zondagmiddag en alleen 't blin- kend-gewasschen en rose gezicht van Kee ach ter de toonbank lichtte helder op, als ik na den middag, na m'n dutje de „Gouwen Koei" bin nenstapte. 'Nen dreinenden motregen streepte schuins over den weg, want den Zuidwester stond met bol zeil. 't Was dus sjuust of de warmte aan m'n ge zicht vastplakte, als ik de „Gouwen" binnen kwam. Want zo'nen dunnen slagregen slaat diep in de pories van oew vel. En de kolomkachel van de „Gouwen" brandde met open kleppen. Nen vurigen gloed laaide uit de bovenste klep, die als 'nen muil was, zóó likten de vuurtongen naar 't duister van de „Gouwen". Heel den hoek, waar de kachel staat, stond In ëenen rossen gloei. 't Was schemeruur in ons sociëteit". Den Fielp zat er al. Lijk 'nen monsterachtigen Belzebub in de hel, zoo schamde zijnen koles- salen, grooten, kalen kop in dat rosse flakker- licht. Want aan zijnen rechterkant ving ie den groenen dag en aan zijnen linkerkant den vu rigen weerschijn. Hij zat voorover, met z'n elle- bogen 'op z'n knieën, z'n han den slap neerhangend langs z'n beenen. Naast 'm, dichter bij 't vuur, zat den Jaan, met aan zijnen tuniek roodgloeiende knoopen, nou. Ook den Jaan zat voor over, met zijnen kop gewend naar den Fielp. 't Was stillekes. Kee zat te blaren in 'nen Zondagschen illu stratie die, op de toonbank, dicht by heur ge zicht lag. Zoodoende kost ze 'r nog iets van zien. Aan de biljert stond Kees Schellelkens in zyn eentje te oefenen op „moeilijke ballen", terwijl den Fielp en den Jaan druk zaten te.... zwijgen „Middag samen," wenschte ik van Kee via de biljert naar die twee rosverlichte zwijgers. „Kunde 't nog al winnen, Kees," vroeg ik aan den eenzamen biljerter. ,,'t Is hier zoo donker as den nacht," kwekte den Schel, „en de die-daar mokt gin licht veur juilie binnen zijn!" Kee sloeg nog 'ns 'n blad om, den Fielp en den Jaan zeiën „middag! Den Dré!" en ik ging na m'nen natten jas te hebben gehangen by 't keuënrek, bij m'n kameraads zitten, in „de hel". „Nat laangst den weg," zoo ging ik zitten. „Rimmeltiekweer," zei Janus. „Ge zyt laat," zei den bakker. „Den Joost er nog nie?" vroeg ik en ik keek naar den kapstok bij 't keuënrek. Toen kwam den Blaauwe binnen. „Ollee, Keeke!" kwekte-n-ie. „Zoo, Schel, is 't af mee oew meske?" en meteen, vlug as 'n kat, greep ie den bal weg, waarmee den Kees moest stooten. „Middag, jongens. Wa zitten guilie daar sjecuur gestoken as 'nen derde van Schuppenboer „Den Blaauwe," „den Tiest", groetten wij. „Kee, breng me 's rap 'n glaske volksver- pesting, recht-op-en-neer asteblieft!" „Maar, maar, maarbromde den Schel daar in z'n eentje, terwijl ie gebukt stond en in de zakken van de biljert snuffelde. „Da's toch, da's toch, da's toch kasjeweelToen har der: „Kee, mokt vergimme toch 's licht, 'k ben sodeju 'nen bal kwyt!" „Gaan juilie kaarten, Fielp?" vroeg ze over den Schel heen naar den bakker. „As den vierden ezel afkomt," riep den Fielp: „weet ik waar die kerels uithaangen, vanda. Daar was den Joost! Meteen knipte Kee, daar achter in den toog, 'n licht aan. 't Was ondertusschen nachtdonker geworren. 'Nen duister dien ge kneeën kost. 'n Staal- blaauw vlak boven de deur stond daar als 'n vierkant gat in den vasten donker. De kachel, met z'n open kleppen, was gaan dooven, zoodat ook van den rossen lichtschemer niks was over gebleven, dan twee rooie vierkanten, die als kattenoogen in den donker loerden. De hangklok sloeg elf keer; 't was dus half vijf. Want al jaren slaat dat klokske, daar boven de deur naar 't opkamerke, op alle halve uren elf keer en op alle heele uren eenen keer, en 'k was om vier uur van huis gegaan. „En nouw m'nen bal," zei den Schel in z'n eigen, toen 't licht was opgestoken. Weer begost ie te zoeken. Onder de biljert. Achter de pooten. In de zakken. Toen onder de tafeltjes en toen gaf den Blaauwe den bal aan den Joost, die nog niet was gaan zitten, en den bal zachtjes op 't biljertlaken legde. Langzamerhand was er leven gekomen in 't „Gouwen Koeike". De lampen schenen wittekens over de glim mende herbergmeubels, glommen over de ma- honiekleurige banden van de biljert, in 't spie gelglas van den toog blonken de kleuren van verschillende flesschen en karaffen, de gouwen blommekens pinkten op 't matzwart van den toog, maar de kachel z'n kattenoogen leken nou uitgeloofd, zoodat den Jaan wij zelf verzor gen de kachel de kleppen dichtgooide en van onderen in den rooster begost te wroeten met de kollesale pook, half zoo groot als 'nen biljertkeu. Stoeltjes wieren met veul lawijt bij „ons" ta feltje geschoven en toen riep den Schel giftig: „welke klier hee mee z'n pooten aan die ballen gezeten?" Onmiddellijk wees den Jaan, gehurkt als ie daar zat, met z'n pook naar den Blaauwe. „Docht 'k 't nie," bromde den eenzamen Schel, die heel den middag in z'n eentje al te biljerten en te ruziemaken stond. „Nou krijgt ie gin borreltje ok," zei den Tiest zachtjes tegen ons, maar zóó dat den Jaan 't hooren kon, zoodat ie nèt dee, of ie 't niet hoorde. „Groot gelijk," zei den Fielp: „van mijn rondje zal ie nou ok koud biyven, den Judas." „Zoo motten zukke verrajers nou sjuust weg komen," dee den Joost erby, waarop den Blaauwe me tegen m'n beenen schopte en ik dus „fluisterde": „Die verrajers slapen nooit, maar 't is z'n vak, ee, 't is z'n vak!" Toen sallemaanderde den Jaan de pook neer met 't lawijt van 'n onweer-door-den-Radio, getiteld: „vijf minuten rillen, 't Spook in den Nacht" en zonder iets te zeggen stapte-n-ie naar de deur. Voor ie de deur uitging schold le: „Kaaljakkers! Opscheppen kost nikt!" Bens! de deur dicht. „Da moest ik nou sjuust ebben," vertelde den bakker, terwijl ie de kaarten deelde. „Ik eb 'n honderoud gead mee den Burgemeester over dieën geaktbal z'n heervol hontslag en en mnouw Toen keek ie ons stuk voor stuk aan en trok voor deze gelegenheid z'n beste raadslidgezicht aan. De zakken onder z'n oogen builden op, als twee soezefranskes en z'n oogen stonden pein- zend-treurig. Met 'nen halven stok kaarten in z'n handen bleef ie zoo zitten, tot den Tiest vroeg: „hist 'n ge-eim, bakker?" (Hou-d-oe dan maar goed, amico!) Rang! Daar donderde den Schel zijne* keu tegen den biljert, dat 't allemaal ratelde? „Hedde nouw wéér ruzie, Schel?" vroeg den Blaauwe. „Denkt 'n bietje om die kustelijke buljert!" kwekte Kee, die daar achter den toog als 'n duveltje uit 'n dooske opwipte. „Zoo? Is da-d-'n buljert?" foeterde den Schel. „Ik docht da-d-'t-'nen afgedaankten vliering was. Ge brikt er den nek op. De splin ters zitten in m'n pooten." „As ik Betje Besoyen van de week spreek," riep Kee: „dan za 'k 'r zeggen, da ze groot ge lijk hee g'ad, mee jouw den bons te geven, drifkop!" „Gy en Betje, ge kunt allebéi de kouwe koors krijgen," siste Kees Schellekens en meteen liep ie weg. „Ik mocht daarstrak nog wel vragen mee 't binnenkomen, of 't af was," lachte den Blauwe! „Daarom sjuust is ie zoo woeiend," zei Kee. ,,'t Is telkens af tusschen die twee! Zij is 'n stuk nichtje van me, verstade. Laangs mijnen mans kaant. Heur vader is getrouwd mee 'n nicht van 'n haalve zuster van mijnen baas za liger. Dus wijdweg." Dat wierd ons te ingewikkeld en dus zei den bakker: „Mjah! Die rechtszaak, die feitelijk eelemaal gin rechtszaak geworren is, die zit den burgemeester wa dwars in z'n maag." „Zuiveringszout," raadde den Tiest aan. Maar den Fielp keek op „deus hinterupsie" vaderlijk-berispend naar den Blaauwe. „Heb ik wa van oew aan?" vroeg toen den broodmageren Blaauwe aan den Fielp-van-300- pond-zonder-schoenen-aan. „De kwestie is deuze," sprak den Fielp on verstoord en seerjeus. ,,'t Is den Burgemeester ter hoore gekomen, dat wij den Jaan 'n dave rend en heervol hafscheidsfeest willen geven. En na veul wikken en wegen eeft ie mijn as veurzitter gehadviseerd, om 't 'n bietje kalmkes haan te pakken." Den Tiest trok 'n vies gezicht. Hy rimpelde z'n neus en knikte toen bedachtzaam, langdur'S en veelbeteekenend. Den Joost, 't weareldkampioeneke, sprak van 'nen vuilen handicap" van „haken" en ,,vai' schen start" en ik stelde voor, om dan voor deus bijzonder geval den Blaauwe te laten voorzitteren. Waarop den Fielp z'n raadslidgezicht onmid' dellijk afzette en beweerde: „Maar guilie vei" staat, ik trek me van die hopmerkingen nik® aan. Ze waren persoonlijk en da tellen „wö (dat zijn dan de Ministers, Raadslejen en zoo) nooit mee." Toen haalde-n-ie adem, dronk en sprak: piek". „Maar nóg 's wa," vroeg den Blaauwe: „wajj héé den Burger eigelijk teugen onzen Jaan..? „Ik weet nie of ge da-d-al hopgemorken eb maar den Jaan is as pliesieman ginnen huit' blinkert," zei den Fielp sarcastisch. „Worren dan alleen de huitblinkerts ge-U'" digd, Fielp?" vroeg den Tiest. „Vanzelvers!" „Zóóów. Maar eh maar wij hebben jod" toch ok 'n schoon feest gegeven mee oew zulver feest as Raadslid, Fielp?" Den bakker wier wit „En as alleen uitblinkers gehuldigd wieren> gedikkereerd, geëerd, geweetikveul, nouw Fielp' dan afijn, dan ikzegniksmeer, maar Onsen' lievenheer heurt me brommen! Den Jaan krijS 'n feest dat er de spaanders afvliegen! Da ben ik aan hum verschuldigd, af! Gij piek? pas!" Na deze toespraak van den Blaauwe zyn W'J gaan proppen. Al 't vuil is nou uit de lochten! Geen processen dheer, geen wikkers en wegers, kameraadschap! Lijk 't hooi> En nou kunt ge ook op 'n schoon feestverslag rekenen, amico! Volgende week vergaderen we nog 's. P® sfeer is nou zuiver als 'n zonneke! Maar n°u schei 'k er af. Veul groeten van Trui en als altij ëeeIt haarke minder van oewen toet a voe DR&

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 6