ffldvM&aal den dag Met twee kameraadjes op avonturenreis Stijn Streuvels over tevredenheid Groeipijnen GEEN SPRAKE VAN! IDe Dubbelgangster I VOEDING EN STEMMING MAANDAG 18 NOVEMBER 1935 VURIG JOURNALIST GEKAPITTELD },Al zijn de tijden slecht, we hebben cd niet veel anders meer, maar mhebben nog Vlaamsche leute" Goed bevonden bij den arbeid Sint Bernulphusgilde Radio AT I r A DOMIMP'Q °P dIt Wad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen C1 *7üZf\ WJ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door U *7 ECG bl] een ongeval met C OCf| WJ verlies van een tfana M I .1 .r. f\Dv/l11 LLi ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 i ÜV«" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen i f ïJl/e" doodelijken afloop 1 een voet of een oog AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 5e Stijn Streuvels, de bekende schrijver, publi ceert in de Vlaamsche Standaard artike len over de crisis op het platteland. Hij laat er ook een stuk over een „persoonlijk feit" door loopen, want een jong ën heethoofdig jour nalist heeft hem verwijten gemaakt: hij zou te gezapig zijn, een arrivist, die maar aan zijn boeken denkt en aan de aangename dingen van zijn huis. Hij heeft geen politieke belang stelling, geen sociaal gevoel, hij maalt niet om i.het groote leven". Enfin, al de gangbare ver wijten, die domooren richten tot den kunste naar, die van nature is aangewezen op het ma ken van mooie dingen en zich daartoe bepaalt, omdat hij zich op dit terrein alleen thuis voelt, heeft Stijn Streuvels te hooren gekregen. Hij gaat er wijsgeerig tegenin: Waar den drommel haalt „Vooruit" het dat ik de Vlaamsche kuituur wil verdedigen. Of het heter is op klompen te loopen ofwel op schoe nen, toets ik eenvoudig aan de kwestie: of die schoenen tevredenheid en geluk brengen bij de hienschen. 't Zelfde met ..den stempel der ar- hioede"; ik zal maar liever zeggen: „stempel Van eenvoud, stempel van gezond inzicht". ..Vooruit", noch om 't even wie vraag ik dat er eenig belang zou gehecht worden aan mijn oor deel, om de goede reden dat ik geen oordeel Uitspreek. Ik geef het grif toe: van sociale en ekonomische zaken heb ik geen sikkepit ver stand, dé,drom, „Vooruit", stel ik mij niet aan als apostel, ik bepaal mij tot hetgeen ik kan en tracht: schoone zinnen te maken en letterkun dige werken te schrijven; ik laat het zoeken haar de oplossing der crisis over aan vakman hen die er hun wetenschap van maken en de Plannen op zak hebben om welvaart en tevre denheid in de wereld te brengen. Als iedereen doet waartoe hij in staat is, zal 't wel zijn. „Vooruit" beweert dat ik oud word goed dat hij het zegt, anders zou ik het misschien hiet weten. Toen ik jong was verlangde ik om °ud te zijn, want in dien tijd was oud-zijn een eer, nu blijkt het eene schande, en de ouden hunnen niet gauw genoeg de baan ruimen: de jongen zullen het doen. Denk er aan dat het Voor ieder gelijk is: als gij den tijd hebt van leven, zult ge ook oud worden. Ik ben vergiftigd door fatalisme, pessimisme, Zwartgallig, verbitterd, en wat nog? Verbitterd op wie, op wat? Er is in heel de Wereld niemand dien ik benijd, of met wien ik maar zou willen wisselen er zijn er maar wei- hig die zoo iets kunnen zeggen. Mijn misdaad is: dat ik profiteer van het uit zicht der dingen, men is noodzakelijk profi teur van iets, als ik U moest vragen waarvan Gij profiteert? Ik heb altijd getracht mij met Zoo weinig mogelijk „profijt" tevreden te stellen, Zoo weinig mogeüjk parasiet, te zijn van de maatschappij. Ik profiteer eigenlijk meer van {dijn lochting dan van dat zoogezegde „uitzicht". Dien lochting bewerk ik zelf op klompen dan hog; ik bak mijn brood zelf, heb nooit aan iemand eenige gunst gevraagd, en niemand heeft mij iets te vragen. Ik stel mij tevreden met 't geen ik heb, en ik zie daarin eene uitzonde- zing te zijn. Aan mijn 20 jaar, „Vooruit", zat ik •"ondom in de anarchisten, die voor leus had- hen de wereld schooner te maken" dat Waren de letterkundige middens van toen. Of zij er iets aan gedaan hebben om de wereld schooner te maken, is me nooit duidelijk ge- Worden, maar later hebben zij één voor één, ge ëvolueerd en zijn een waardige positie gaan be- hleeden in die leelijke maatschappij, en ze heb ben vooral ingezien dat men er moet aan den host komen, met zooveel mogelijk overschot. Zij hebben hun apostolaat opgegeven, ofwel in he begane wegen gestuurd. Ik kan hun geen ongelijk geven, want het Saat niet iedereen af, en apostelen verdragen geen concurrentie, ze kunnen het alleen gedaan hrijgen; probeer het maar eens candidaat-apos- tel te worden, ze duwen u uit den weg of zul- ien u den kop inslagen: sociaal-economie is eene vaste wetenschap, waarvoor men het di ploma moet bekomen hebben om er te mogen in •hedespreken. Schrijver van „Vooruit", ik ben ook jong ge weest, maar oud genoeg geworden om over de hwestie „tevredenheid" met betrek tot weelde °f armoede, mijn persoonlijke ervaringen te mo gen mededeelen. Ik weet niet of gij ooit anders han met de pen hebt gewerkt en weet wat lichamelijke arbeid is? Ik wel, en ik zal u zeg gen dat ik er mij goed bij bevonden heb: ge- hwongen lichamelijke arbeid leert drogredenen Verafschuwen en grootspraak belachelijk vinden, •Uen leert er bijde zaken bedaard en nuchter in zien. 't Geen gij opgepropte zwartgalligheid hoemt, vossenhol en het tragische geval-Streu- vels is rhethorische journalisten-bombast. Het geval Streuvels is eenvoudig dat geweest van het meerendeel der Vlaamsche volksjongens en •h haal het hier slechts aan omdat het dienen han als levend argument in de kwestie. Men weet, dat Streuvels, vóór hij als schrij ver begon, een eenvoudige bakkersknecht is ge weest. Aan 14 jaar was ik op 't ambacht, zoo ver telt hij; 's morgens te 4 ure er uit en aan den trog; de baas goot een zak tarwemeel uit en met een paar emmers warm water, mocht ik daarin ploeteren tot het taaie deeg werd en ik er bij flauw viel. Na een paar uur van dergelijke sport- oefening kwam de bazin eerst met de koffie en een paar boterhammen; dat ging zoo tot 's middags, en de rest van den dag mocht ik met de kar op ronde met brood bij de klanten geen triporteuse, geene hond die hielp trekken, alles te lijve, 's Avonds afgerend naar bed. Dat hiet men toen: het ambacht leeren. Aan 19 jaar was ik volle gast, dat wil zeggen: we werkten voor het badseizoen aan de kust: 22 uren daags aan 't werk, met 2 uren nachtrust, in normalen tijd, 18 uren aan den trog, maar we waren jong en met zeven acht kerels vol levenslust en wel gezindheid val niet om en toch tevreden! Als we 's nachts te elf ure aan 't werk vielen en verre van uitgerust, mieken we telkens 't vaste voornemen: onmiddellijk na 't werk, gaan slapen, maar na een paar uren was de een of ander aan 't zingen dat 't dreunde en de politie man door 't keldervenster kwam roepen dat het moest uit zijn met dat nachtlawaai; 's namid dags was alle vermoeidheid vergeten, en we liepen weer wandelen in plaats van te gaan slapen. Om u te zeggen dat we met dat zware werk en een loon van 10 frank in de maand, geen zwartgalliglieid kweekten. Ik heb eigenlijk den slechten tijd meegemaakt, en doe me asjeblieft niet zeggen dat het toen beter was dan nu! diezelfde werkplaats bestaat nog; in mijn tijd was 't er een vuile rommel, nu gelijkt het meer op een laboratorium: de wan den in wit gleiersteen, het gereedschap gechro- meerd, en 't geen waaraan wij onze armen lam- werkten en echte folteringen waren, nu door electrischen stroom voortbewegen, de man nen staan er bij, heel in 't proper wit, duwen op een knop, en mogen er op staan kijken. Meent ge dat die werkgasten nu tevreden zijn, welge zind en lustig aan de bezigheid? Vraag het maar eens aan hun baas. Het is gekend en geweten: als een Vlaming, om gelijk welke reden in een blad afgetakeld wordt, zijn de Fransche gazetten er even gauw bij om er nog een stootje aan toe te geven ze willen deelen in het jolijt. Ik heb een paar Fransche kranten toegezonden gekregen die het zich op hunne beurt aangetrokken hebben om het schandaal aan te klagen. Zij hebben mijn artikel niet gelezen, maar enkel dat van „Voor uit". De „Matin" van Antwerpen neemt het ge val echter niet zoo tragisch op als „Vooruit" doet niet zoo grootsprakerig gewichtig, niet zoo nijdig, er komt zelfs een beetje humor bij te pas. Die immers weten het fijne er van en ze beschouwen het meer als eene „dichterlijke vrijheid" de manie van een artist om al wat antiek is mooi te vinden en glad de hielen te vegen aan 't geen er achter zit. Luistert: Ik ben de zoon van een Ingoyghem- schen boer dét is nu niet zoo erg, men kan zwaarder vergissingen begaan het is alleen kwestie van informatie: daarop volgt: (je le gende van de bakkerij, en dan in eens luidt het dat ik ben geworden: un homme arrivé. Dét is perfect, maar nog niet alles. Mijn romans heb ben mij rijk gemaakt (exploitatie van het uit zicht der dingen) hemel-lief laat de ontvan ger der belastingen het achterhalen! mijn woning heeft de allures van een kasteel, en ik geniet er van alle materieele en intellectueele raffinementen die het fortuin kan verleenen! Je ne vous dis que qa. De inwoners van In- goyghem beschouwen den kasteelheer voortaan als een groot man. Daar hebt ge 't iets in den aard dus van d'Annunzio zeker? En nu Als zoo'n oneindig lange das hond niet meer loopen wil, zit er niets anders op dan hem te dragen. (Sondagsnisse Strix). praat ik maar van uit mijne hoogte over „le bon vieux temps", 't Is alles wat de „Matin" mij weet te verwijten. Dat heet men reportage, of journalisme bij onze Fransche bladen. Wan neer is de reporter hierlangs gekomen? Jam mer dat hij mij niet ontwaard heeft in mijn lochting, aardappels aan 't kappen, met de spade aan 't delven of hout aan 't klieven, hij zou me zeker voor den hovenier aangekeken hebben. Mijn god, ik was al heel preusch van een voorbijganger te hooren: een schoon huize- ke? En nu die raffinementen? hij heeft de wa terleiding gezien? de centrale verwarming? een auto in de garege, waar de kordewagen staat? meiden en knechten? En die brave inwoners van het dorp die zouden weten dat ze een groot man in hun midden hebben! En zeggen dat nog nooit één van hen er aan gedacht heeft mij „menheer" te noemen, maar gewoonweg zeggen: „dag Stijn". Als een journalist iemand uitschilderen moet, is 't hem om 't even of hij den borstel in den pot wit doopt of in den pot zwart. Kom, Verlinde moet dat lezen; hij zal op zijn bil slaan en we zullen lachen. Al zijn de tijden slecht: „Wij hebben al niet veel anders meer, maar m'hebben nog Vlaamsche leute". Misschien hebben die heeren journalisten het enkel gedaan om mijn zwartgalligheid te ver drijven. Dat ware al iets. Nog altijd spreekt de 'volksmond over iemand die bijzonder opgewonden is als over een „die paardenvleesch gege ten" heeft. Met deze en dergelijke uitspraken drukt men een vaag vermoeden uit, dat er tusschen voeding en stemming, misschien zelfs tusschen voeding en karakter verband bestaat. Sinds de oudheid heerscht deze opvatting. Wat is hiervan de oorzaak? Men zou kun nen meenen dat het ontstaan terug te voeren is tot de vroegere magische geneeskunde, waarbij allerlei deelen van dieren werden ge geven om booze geesten te verdrijven, het ka rakter te veranderen, stemmingen te verwek ken. Daarbij werd vaak op zeer uitwendige ken- teekenen gelet. Het eten van het hart van een roofdier zou moed geven, hersenen ver stand, spieren kracht. Aan lever, milt en lon gen werden geheimzinnige werkingen toege kend. Nog in de 17e eeuw en ook thans in aller lei kwakzalvervoorschriften treft men dit bij geloof aan, zoo bijvoorbeeld in de behandeling van oude wonden met bloed of weefsel van jonge dieren. Volksbijgeloof is diep geworteld en hoewel het door latere gebruiken en overwegingen de meest dwaze vormen aanneemt, de oorsprong ligt vaak in een ervaring, waar een element van waarheid in zit. Zoo is ook het verband van voeding en psychischen toestand een feit, dat zelfs in de moderne geneeskunde de aandacht vraagt. Het is een opvallend verschijnsel, dat er groot ver schil bestaat tusschen het temperament van volken, die een andere leefwijze volgen, zich anders voeden. Natuurlijk is het mogelijk dat beide verschijnselen op eian dieper liggende oorzaak moeten worden herleid. Ook is het mogelijk, dat niet de voeding den psychischen toestand bepaalt, maar omgekeerd iemand var. bepaald karakter een bepaald voedsel verkiest. Een dergelijke vraag doet zich vooral ten aan zien van de voorkeur van vleesch of plantaar dig voedsel voor. Vele vegetariërs bijv. vertoo- nen een ander type, dan zij, die vleesch ver kiezen. In vegetarisiche kringen meent men vaak, dat inderdaad plantaardig voedsel en het vermijden van vleesch een karakterverande ring in gunstigen zin meebrengt. De menschen zouden goedaardiger worden en minder dier lijke driften vertoonen. Wil men het vraagstuk oplossen, zoo ls de eenige weg de proefneming. Dat is inderdaad de methode, die de moderne wetenschap in slaat. Veel is er echter nog niet gebleken over een verband van voeding en psychischen toe stand. Wel weet men dat bij verschillende zie kelijke toestanden een voorkeur of afkeer voor sommige spijzen bestaan en door diëet- verandering psychische klachten kunnen ver dwijnen. Onlangs heeft Prof. Hoff over den invloed van een zuur en basisch dieet op de stemming Bloemenstilleven door Stephan Lucian eenige belangwekkende mededeelingen gedaan. Voegt men aan de voeding een hoeveelheid salmiak toe, dan veroorzaakt dit een afname van de alcalische stoffen in het bloed en de weefsels. Omgekeerd kan men door een voeding rijk aan basische stoffen (soda) een verschuiving van het chemisch evenwicht in omgekeerden zin verkrijgen. Het was reeds uit dierproeven bekend, dat een dergelijke zure of basische kost een verandering gaf in de gevoeligheid voor adrenaline, het product van de bijnier, dat vooral bij emotioneele toestanden wordt af gescheiden. In de proeven, die prof. Hoff op zichzelf nam, bleek dat bij het zuur dieet een ongewone psychische depressie optrad, die bij alcalische voeding weer verdween. Ook bij pa tiënten, die afwisselend deze voeding kregen, werd hetzelfde waargenomen. Er zou dus met een stijging van het alcaligehalte van het bloed een meer opgewekte gemoedstoestand gepaard gaan. Bij suikerziekte komt vaak een zuurvermeerdering in het organisme voor, die wellicht ook de oorzaak is van den depressieven toestand der lijders. Anderzijds treedt bij de versterkte ademhaling in het hooggebergte een meerdere koolzuurafglfte op en het is een be kend verschijnsel, dat een opgewekte stemming bij het verblijf in hooge lucht optreedt. Door de zeer ingewikkelde betrekkingen, die er tus schen de physiologische functies bestaan is de samenhang dikwijls moeilijk te ontwarren en zijn theoretische voorspellingen moeilijk te maken. De ervaring zal dan ook moeten leeren of inderdaad door het dieet, bijv. geringe eiwit voeding, meer alcalische plantaardige voeding enz. eenige blijvende invloed op den geestelij ken toestand is te verkrijgen. Het Sint Bernulphus-Gilde, de Vereeniging tot bevordering van de Kerkelijke Kunst, houdt zijn algemeene jaarvergadering op Woensdag 20 Nov. e.k. in het hotel Kasteel van Antwer pen (Oude Gracht 129) te Utrecht, om 2 uur n.m. De agenda vermeldt: 1. Opening door den Deken; 2. Voorlezing van ingekomen stukken; 3. Voorlezing van het jaarverslag door den Se cretaris; 4 Goedkeuring rekening 1934; 5. Be noeming van een kascommissie; 6. Proclamatie van nieuwe leden 1935; 7. Bestuursverkiezing. Aftredende leden zijn; H. H. Thunissen n.m. herkiesbaar en seer. Ad. Welters, Kap.; 8. Le zing te houden door Ir. F. W J. Schweigman w.i. te Utrecht over; „Kerk-Acoustlek" (Hoe verkrijgt men goede acoustiek en hoe is deze te verbeteren)9. Korte pauze, waarna gelegen heid tot gedachtenwlsseling- 10. Rondvraag en Slot. ""-TV-, De officier was inmiddels in slaap ge vallen en ook de soldaten waren erg sla perig. De boer riep Hermann apart en fluis terde Hermann toe dat hij nu het beste met de kinderen kon vluchten. Dze wilde hiervan echter niets weten. Men had hem toch niet herkend. Neen hij bleef liever. Den volgenden morgen liet de officier Hermann roepen. Hij bedankte hem harte lijk voor zijn gul onthaal en daar hij ge zien had hoe graag Hermann motor reed, was hü besloten hem er een cadeau te doen. Wat keek Hermann op. Maar de officier had hier tevens een be doeling mee. Hij vroeg aan Hermann om zooveel mogelijk uit te kijken naar den ont snapte gevangene en de twee kinderen en hem direct te doen waarschuwen als hij iets bemerkte. Tegen den avond zou hij weer terug komen en dan zouden ze elkaar hun bevindingen vertellen. De officier zou met zijn mannen links gaan en Hermann rechts. Het „Dagblad van Gent" bracht onder Laatste Nieuws het volgende sensatio- neele bericht: Hedenmiddag omstreeks twee uur heeft in het kantoorgebouw van de Bank van Vlaande ren aan de Hoogstraat alhier een brutale roof overval plaats gegrepen. Op het oogenblik, waarop de kassier aan een der loketten een cheque ten bedrage van twee honderd-twintig duizend francs uitbetaalde en het geld in bankbiljetten voor zijn cliënt neer telde, loste eensklaps een tot nu toe onbekend gebleven individu, hetwelk zich in de nabijheid van genoemd loket bevond, kort achtereen twee revolverschoten in de lucht, greep de gereed liggende bankbiljetten, en wist zich, gebruik makend van de ontstane paniek, ijlings uit de voeten te maken. Vooraleer het bankpersoneel of het publiek zich, bewust geworden was, wat er gebeurde, was de dader in een voor het bankgebouw gepar- keerden huurauto gesprongen, en was in een oogwenk uit het gezicht verdwenen. Wij vernemen, dat de kassjer, die het geld uitbetaalde, in staat is, een vrij nauwkeurig sig nalement van den dader op te geven. Dit sig nalement luidt als volgt: Lengte 1.70 a 1.75 M-, mager postuur, glad geschoren gelaat, ongezonde, geelachtige ge laatskleur, sterk vooruitstekende kin, leeftijd 30 35 jaar. Hij was gekleed in een bruinen, breed-uitval- lenden ulster, droeg een donkergrijzen deukhoed, dikken wandelstok met ronden haak, bruine glacé-handschoenen en een groote zwartlederen actentasch. De hoofd-commissaris van politie verzoekt de (n) gene (n), die in staat is (zijn) terzake die nende inlichtingen te verstrekken, zich ten spoedigste te vervoegen aan het hoofdbureau van politie, alhier. Nader vernemen wij, dat de recherche het spoor volgt van eenige gegevens, welke erop zouden wijzen, dat de dader vermoedelijk af komstig ik uit Brussel, in welke stad den laat- sten tijd meerdere soortgelijke overvallen heb ben plaats gegrepen. Dienzelfden avond, omstreeks half tien, zat aan de leestafel van een weinig-bezocht restau rant in een der buitenwijken van Amsterdam een heer te luisteren naar het Blazerskwartet- concert, uitgezonden door het radio-station Brussel. De muziek scheen hem echter slechts matig te boeien. Zijn gelaat ging vrijwel geheel schuil achter een languit voor zich uitgestrekte cou rant, en onophoudelijk wierp hij een blik in het zakspiegeltje, dat hij nu en dan tersluiks uit zijn vestzak te voorschijn bracht. Meer spe ciaal scheen zijn zorgvuldig gesoigneerd grij zend puntbaardje het voorwerp van zijn volle aandacht te zijn. Na eenigen tijd, blijkbaar tevreden met zijn spiegelbeeld, stak hij het zakspiegeltje nu voor goed resoluut in zijn vestzak en plaatste de courant recht-overeind tegen de koperen stan gen van het tijdschriften-rek. Dan sloeg hij links en rechts eenige zijdelingsche blikken langs zich heen, als om zich ervan te overtuigen, dat niemand hem gadesloeg, en nam toen uit zijn binnenzak een pasboekje, dat hij voor zich leg de en waaruit hij vlug de opgeplakte pasfoto losmaakte. De foto vertoonde het gelaat van een 30 a 35-Jarlgen clean-shaven heer met magere trekken en min of meer ziekelijke gelaatsuit drukking. De kin stak opvallend vooruit Hij stopte de verfrommelde foto in zijn broek- zak en plakte op de plaats daarvan een andere foto, na deze tevoren met een gegomd sponsje bevochtigd te hebben. De tweede foto vertoonde het gelaat van een, heer met een zorgvuldig gesoigneerd, grij zend puntbaardje Nadat hij hiermede gereed gekomen was, stak hjj het piasboekje wederom in zijn zak. En tusschen de blaadjes van het piasboekje stak een passage-biljet naar Huil.... Plotseling werd het Blazerskwartet-concert onderbroken „Dames en hee- t ren, het concert wordt een oogen- i blik onderbro- ken voor uit- i zending van het volgende S.O.S.- j bericht: ...«•..•••■■..«.■•.u. Te Mechelen heeft zoo juist een botsing plaats gehad tusschen twee auto's, waardoor een ern stig ongeluk ontstaan is. In een der auto's be vonden zich drie Nederlanders. Ik laat de na men volgen: de heer en mevrouw Brouwer en mevrouw Wolders. allen uit Rotterdam. In den tweeden auto bevond zich mevrouw de weduwe Van Govink geboren De Lindaert uit Lokeren. Ik herhaal den naam: mevrouw de weduwe Van Govink geboren De Lindaert uit Lokeren. De toestand der drie Nederlanders is zorg wekkend, hoewel niet hopeloos. Mevrouw de weduwe Govink uit Lokeren verkeert in levens gevaar en vraagt kennisgeving aan haar zoon Leendert, zonder bekende woonplaats." Bij het vernemen van dit bericht werd de heer aan de leestafel doodsbleek. Hij staarde een oogenblik als wezenloos voor zich uit, wenkte toen den kellner en verzocht hem om opgave van het telefoonnummer van de best gerenom meerde garage van de stad. Omstreeks twee uur in den nacht schoot een luxe-auto in razende vaart nabij Sas van Gent in Belgische richting de grens over, zonder acht te geven op de halt-signalen der grenswacht. Enkele nagezonden karabijn-schoten misten hun doel De vrouw was stervende. De ziekenzuster gaf den man een wenk. Hij trad nader. „Met uw moeder zal het weldra...." Zij sprak niet verder, en trok zich terug. De stervende sloeg de oogen op en herkende haar zoon. Zij bewoog de lippen.... De man boog het hoofd en bracht zijn oor tot vlak bij den mond van zijn moeder. Dan ving hij haar laatste woorden op: „Goddank, m'n jongenGoddank, dat ik je nog gezien hebBid veel, m'n jongen.... voor Je goeden, eerlijken vader.... envoor je.... moeder Toen gaf zij den geest. Het „Dagblad van Gent" bevatte den vol genden avond een kort bericht: De dader van den roofoverval bij de Bank van Vlaanderen aan de Hoogstraat, alhier, heeft zich hedenmorgen bij de politie aangemeld. Het bedrag van tweehonderd-twintig duizend francs is door hem in zijn geheel aan den po- iitie-commissaris ter hand gesteld. Op last van den officier van justitie zal hem verlof gegeven worden de teraardebestelling bij te wonen van zijn moeder, die in den afgeloopen nacht aan de gevolgen van een auto-ongeluk te Mechelen overleden is. De belangrijkste taak van de geneeskunde is het voorkomen van ziekten door hygiënische maatregelen en het zeer vroeg herkennen van een ziekelijke aandoening om door een tijdig ingrijpen erger te voorkomen. Voor de vervulling van deze dubbele taak is de medewerking van de bevolking noodig en deze is alleen te verkrijgen door een steeds weer herhaalde populaire voorlichting. Voor de be strijding van infectieziekten, tuberculose, kin derziekten, voedingsstoornissen, enz. is de hy giëne en de vroeg-diagnose van groot belang. De laatste is alleen mogelijk als de arts tijdig wordt geroepen. Dit geschiedt alleen indien de leek de eerste teekenen van een ziekte her kent. De voorlichting hiervoor noodig is niet zon der gevaar. Zij kan n.l. onnoodige ongerustheid wekken die even ongewenscht als onverantwoor delijke zorgeloosheid is. Vooral ten aanzien van de kinderen komt het herhaaldelijk voor, dat moeders, opgeschrikt door een suggestief gesteld courantenbericht, zich ongerust maken, zonder dat hiervoor reden is. Den in haast geroepen arts gelukt het dan wel meestal de ouders gerust te stellen, maar soms slaagt hij hierin niet en er ontstaat een nerveuze toestand in het gezin, waaraan de ondoordachte voorlichting (soms ook een onjuist bericht) schuld is. Voor eenigen tijd heeft Dr. O. Meyer erop ge wezen, dat de vage, yluchtige pijnen in de lede maten waarover kinderen soms klagen een tee- ken zijn van aderontsteking. Meestal meent men dat deze pijnen „groeipijnen" zijn en wordt er weinig aandacht aan besteed. Dit is ook be- grüpieHjk, omdat de pijnen niet lang aanhou den en na rust en wat aspirine of een of an der huismiddeltje weer verdwijnen. Er is dan ook meestal geen enkele reden voor ongerust heid en verdere gevolgen worden doorgaans niet opgemerkt. Toch is het goed een kind, dat zeer vaak over „groei" in de beenen klaagt, nauwkeurig te observeeren. Als er andere alge meene verschijnselen zich voordoen, zooals ver moeidheid, bleek uiterlijk, gemis aan eetlust, neusbloedingen, dan wijzen de vage pijnen op een mogelijke lichte infectie. Dr. O. Meyer kon bij zulke kinderen een nei ging tot aderontsteking aantoonen. Van uit een ontstoken ader kunnen andere deelen van het lichaam worden aangedaan, hetgeen bij een tij dige en doelmatige behandeling te voorkomen is. Zooals boven gezegd moet men wel voorzich tig en oplettend zijn, maar zonder overdrijving en zeker niet noodeloos ongerust. In dezen zin zal men dan ook met de waarnemingen van Dr. Meyer over de groeipijnen rekening dienen te houden. Een advertentie behoeft geen „kapitalen" te kosten. Plaats maar eens een Omroeper I Rubri ceering en gelijkvormige zetwijze. Billijk han delstarief. door Charles Garvice w. .,Ze is geen bedriegster, geen indringster, J®t op zekere hoogte," zei Irene. „Ze is mijn "alfzuster, dochter van mijn vader, het meisje, ••'aar hij u van vertelde, het kind van zijn eerste, wettige vrouw. Zij was mijn kamenier; °°k zij luisterde het gesprek af tusschen u en ®hjn vader, dien avond in de bibliotheek. Ze haakte zich aan me bekend en eischte haar échten op; en ik gaf toe. Had ik geen telijk?" ..Gelijk? Neen, duizendmaal neen! Je deed *det goed door je thuis te verlaten het is jou; je vader heeft het je vermaakt; hij •et je een onmetelijk fortuin na." ..Ik zou dat nooit kunnen aannemen; ik zou daarmee bestelen." ..Maar hoe kon je dan toch zonder één woord r je vrienden verlaten, allen, die je lief hebben?" ..Denkt u, dat me dat niets gekost heeft?" ze, haar handen krampachtig ineenge klemd. „Dét is me juist het allerzwaarste ge ilen; al het andere was niets, daarbij ver beken; en ik heb het verlies van alles wat ik moest achterlaten, ontzettend diep gevoeld. Maar ik deed, wat ik voor het beste hield. Wat ik nóg voor het beste houd. Ik heb geen plaats, geen bezit in de wereld dan wat ik me zïelf verschaf. Met het verleden heb ik afgedaan." „En heb je Terenee dan vergeten?" vroeg Redmayne heesch. „Terence, met wien met wien je zou gaan trouwen?" „Ik heb hem niet vergeten; maar ik zou nooit met hem hebben kunnen trouwen. Ik was geen partij meer voor hem. En en sinds ik ben weggegaan, heb ik leer'en inzien, dat ik het hem zelfs niet had mogen beloven, toen ik nog van niets wist dat ik hem niet had mogen trouwen, zelfs al was ik Lady Irene." „Waarom niet?" vroeg hij snel, bijna heftig. „Moet ik daar antwoord op geven? Omdat ik niet van hem houd, nooit van hem ge houden heb. Ik schaam me er over, dat ik het bekennen moet, maar het is zoo. Ik heb het vroeger zelf niet begrepen." Haar hoofd zonk op haar borst; ze zag den glans niet, die op zijn gezicht kwam, de plot selinge vreugde, die uit zijn oogen straalde. „En nu moet u gaan," zei ze met zeer zachte stem. „U moet me alleen 'aten en niet meer terugkomen. Ik maak het hier uit stekend, zooals u ziet; en als ik misschien niet volkomen gelukkig ben, ben ik toch in elk geval tevreden en geheel verzoend met mijn lot. De menschen, bü wie ik woon, zijn meer dan goed voor me, en Toe, gaat u nu, en laat u me naar mijn werk terugkeeren." „Ik kén je niet laten gaan!" stiet hij uit. Ze trachtte haar handen uit zijn greep te bevrijden, maar hij hield ze stevig vast; hij zag echter, dat ze beefde, en dwong zichzelf tot kalmte. „Ga eens zitten, Irene," zei hij; zelf zette hij één voet op den stam en klemde zijn han den om zijn knie, terwijl hij zich naar haar overboog. Het was een domlneerende hou ding, al was hij zichzelf daar niet van be wust; maar Irene voelde het en haar hart klopte sneller. „Ik heb geduldig naar je ge luisterd en nu moet je naar mij luisteren. Ik zal volmaakt oDenhartig met je spreken en niets achterhouden. Er is een kans, dat wat Ik zeggen ga, je zal hinderen of mis schien zelfs verdriet doen. Als ik heb uitge sproken, mag je me wegsturen, als je wilt, en dan zal ik gaan; maar ik zal nooit ophouden, je vriend te zijn. Ik was een eenzaam mensch, die leefde voor zijn werk en zijn plichten; mijn eenige ontspanning vormden de uren, die ik bij jou mocht doorbrengen, bij jou en bij je onvergetelijken vader. De rest van de wereld, alle andere menschen, mannen zoowel als vrouwen, beteekenden weinig of niets voor me. Ik dacht, dat onze verhouding niets was dan eten bijzonder mooie vriendschap, omdat jij ook altijd blij was, me te zien, omdat je vertrouwen in me stelde en graag met me praatte; maar langzamerhand werd ik me bewust, hoe het kwam, dat ik me nooit gelukkig voelde, tenzij in jouw gezelschap. Ik ging beseffen, d£.t ik je liefhad." Irene schrok even op en boog haar hoofd nog dieper voorover. ,3en je verrast, onaangenaam getroffen misschien? En toch moet ik je alles vertellen. De liefde, die ik voor je voelde, was geen een voudige genegenheid. Ze nam bezit van heel mijn wezen. Dag en nacht dacht ik alleen aan jou. Ik leefde op, als ik weer bij je was; moest ik weer van je weg, dan was het me, of het licht van den dag voor me doofde. God weet, dat ik tegen mijn liefde gestreden heb, maar je was sterker dan ik." Hij zweeg een oogtenblik, omdat zijn stem onvast was geworden; want hy was besloten, tot eiken prijs kalm te blijven en haar geen schrik aan te jagen. „Maar al kon ik mijn liefde voor jou niet uit mijn hart rukken, je er over spreken kon ik niet. Op de eerste plaats, Irene, was ik jaren ouder dan jij; maar dat zou me het zwijgen niet hebben opgelegd, dat alléén niet. Maar ik was een man zonder fortuin, die hard werkte; er was een diepe kloof tusschen jouw positie en de mijne. Ik vond en al je vrien den dachten er evenzoo over dat je slechts met iemand behoorde te trouwen, die in rang en fortuin geheel je gelijke was. Ik was van goede familie, maar dat was dan ook alles wat ik je te bieden had. Ik had niet het recht om te spreken, dus zweeg ik. Wat dat zwijgen me gekost heeft, zul je nooit kunnen vermoeden, Irene, nooit! Toen kwam de dag, dien ik ge vreesd had en Terence. Hennner Je 't nog, Irene, dien middag toen we in Fairlawn aan de rivier zaten len je me om raad vroeg, me vertelde, dat hij je gevraagd had en dat je niet wist, of je hem zoudt aannemen of niet?" Levendig rees het tafereeltje in Irene's herinnering op ieder woord van hem iedere blik. „Je zult toen wel gevonden hebben, dat ik koel en niet al te belangstellend was; ik herin ner me nog Je verbaasden en verwijtenden blik, toen ik je opeens verliet met een paar korte woorden. Maar, Irene, ik was aan het einde van mijn uithoudingsvermogen. Mijn hart brak bijna dien dag; en al dien tijd sinds dien heb ik geleden onder mijn hopclooze, onbeantwoorde liefde. Ik veronderstel, dat de meeste mannen in mijn plaats er wel !n ge slaagd zouden zijn, te vergeten. Ik heb het ook geprobeerd. Ik heb me begraven in mijn werk maar het hielp me niets. Geen uur, geen seconde kon ik je vergeten. Ik had echter de kracht, mijn gevoelens te verbergen, niet enkel voor mijn omgeving, maar ook voor Jou. En nu moet ik spreken over iets, dat je verdriet doet, over dien verschrikkelijken avond, toen je de waarheid omtrent je geboorte te weten bent gekomen. Irene, toen je vader me ver telde, wie je eigenlijk was, me zei, dat hij mogelijk de papieren, de bewijzen, in zijn bureau zou achterlaten, sprong een wilde hoop op ln mijn hart. Ik wist, dat een huwelijk met Terence dan onmogelijk zou zijn, en ik maakte het voornemen, je dan te zeggen, wat ik nu zeg. je te smeeken, mij zóó'n groot geluk te schen ken, als maar zelden een sterveling te beurt valt. Het was een zelfzuchtige gedachte, maar lk kon ze niet onderdrukken. Ik werd er voor gestraft, want je vader vernietigde de papieren; hy besloot, dat je onwetend zoudt blijven van je werkelijke positie, dat je het geheim nooit zoudt kennen. Ik had beloofd, te zullen zwijgen; mUn lippen waren voorgoed gesloten en al mijn hoop vervloog weer. Ik heb er verkeerd aan gedaan, myn woord te geven, dat weet ik nu; maar toch voelde ik me er door gebonden." Hy zweeg en keek neer op haar gebogen hoofd. „Maar Je weet nu de waarheid, Irene je hebt al dien tijd alles geweten! Ik ben van myn belofte ontslagen. Ik ben vrij om tot je te spreken, heel mijn hart voor je open te leggen. Ik ben vrij om je te zeggen, dat ik je met heel mijn ziel liefheb, dat een leven zonder jou een ondenkbare verschrikking voor me zou zyn. Irene, liefste, ik houd van je, ik houd van je! Wil je mijn vrouw zijn? Wil je jezelf aan me toevertrouwen? Ik zal pro- beeren, je zoo gelukkig te maken als een mensch maar kén! Ik houd van je en ik heb je noodig! Kom by me, Irene!" HIJ strekte zyn armen naar haar uit; zyn adem ging kort en snel. Irene sloot de oogen; zij voelde zich onweerstaanbaar tot hem ge trokken door zyn groote liefde, en door haar eigen liefde voor hem, die altüd in haar ge sluimerd had en die ze zich pas op dit oogen blik ten volle bewust werd. Maar ze bedwong zichzelf; ze ging niet naar hem toe, week zelfs van hem terug. Hjj hield zyn adem in en stond een oogenblik onbeweegiyk, alsof hy zich Inspande om zyn ontroering meester te wor den. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 7