ffldvM&aal den dag
Met twee kameraadjes op avonturenreis
Stijn Streuvels over tevredenheid
Groeipijnen
GEEN SPRAKE VAN!
IDe Dubbelgangster I
VOEDING EN STEMMING
MAANDAG 18 NOVEMBER 1935
VURIG JOURNALIST
GEKAPITTELD
},Al zijn de tijden slecht, we
hebben cd niet veel anders
meer, maar mhebben nog
Vlaamsche leute"
Goed bevonden bij den
arbeid
Sint Bernulphusgilde
Radio
AT I r A DOMIMP'Q °P dIt Wad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen C1 *7üZf\ WJ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door U *7 ECG bl] een ongeval met C OCf| WJ verlies van een tfana
M I .1 .r. f\Dv/l11 LLi ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 i ÜV«" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen i f ïJl/e" doodelijken afloop 1 een voet of een oog
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
5e
Stijn Streuvels, de bekende schrijver, publi
ceert in de Vlaamsche Standaard artike
len over de crisis op het platteland. Hij
laat er ook een stuk over een „persoonlijk feit"
door loopen, want een jong ën heethoofdig jour
nalist heeft hem verwijten gemaakt: hij zou te
gezapig zijn, een arrivist, die maar aan zijn
boeken denkt en aan de aangename dingen
van zijn huis. Hij heeft geen politieke belang
stelling, geen sociaal gevoel, hij maalt niet om
i.het groote leven". Enfin, al de gangbare ver
wijten, die domooren richten tot den kunste
naar, die van nature is aangewezen op het ma
ken van mooie dingen en zich daartoe bepaalt,
omdat hij zich op dit terrein alleen thuis voelt,
heeft Stijn Streuvels te hooren gekregen.
Hij gaat er wijsgeerig tegenin:
Waar den drommel haalt „Vooruit" het dat
ik de Vlaamsche kuituur wil verdedigen. Of het
heter is op klompen te loopen ofwel op schoe
nen, toets ik eenvoudig aan de kwestie: of die
schoenen tevredenheid en geluk brengen bij de
hienschen. 't Zelfde met ..den stempel der ar-
hioede"; ik zal maar liever zeggen: „stempel
Van eenvoud, stempel van gezond inzicht".
..Vooruit", noch om 't even wie vraag ik dat er
eenig belang zou gehecht worden aan mijn oor
deel, om de goede reden dat ik geen oordeel
Uitspreek. Ik geef het grif toe: van sociale en
ekonomische zaken heb ik geen sikkepit ver
stand, dé,drom, „Vooruit", stel ik mij niet aan
als apostel, ik bepaal mij tot hetgeen ik kan en
tracht: schoone zinnen te maken en letterkun
dige werken te schrijven; ik laat het zoeken
haar de oplossing der crisis over aan vakman
hen die er hun wetenschap van maken en de
Plannen op zak hebben om welvaart en tevre
denheid in de wereld te brengen. Als iedereen
doet waartoe hij in staat is, zal 't wel zijn.
„Vooruit" beweert dat ik oud word goed
dat hij het zegt, anders zou ik het misschien
hiet weten. Toen ik jong was verlangde ik om
°ud te zijn, want in dien tijd was oud-zijn een
eer, nu blijkt het eene schande, en de ouden
hunnen niet gauw genoeg de baan ruimen: de
jongen zullen het doen. Denk er aan dat het
Voor ieder gelijk is: als gij den tijd hebt van
leven, zult ge ook oud worden.
Ik ben vergiftigd door fatalisme, pessimisme,
Zwartgallig, verbitterd, en wat nog?
Verbitterd op wie, op wat? Er is in heel de
Wereld niemand dien ik benijd, of met wien ik
maar zou willen wisselen er zijn er maar wei-
hig die zoo iets kunnen zeggen.
Mijn misdaad is: dat ik profiteer van het uit
zicht der dingen, men is noodzakelijk profi
teur van iets, als ik U moest vragen waarvan
Gij profiteert? Ik heb altijd getracht mij met
Zoo weinig mogelijk „profijt" tevreden te stellen,
Zoo weinig mogeüjk parasiet, te zijn van de
maatschappij. Ik profiteer eigenlijk meer van
{dijn lochting dan van dat zoogezegde „uitzicht".
Dien lochting bewerk ik zelf op klompen dan
hog; ik bak mijn brood zelf, heb nooit aan
iemand eenige gunst gevraagd, en niemand
heeft mij iets te vragen. Ik stel mij tevreden met
't geen ik heb, en ik zie daarin eene uitzonde-
zing te zijn. Aan mijn 20 jaar, „Vooruit", zat ik
•"ondom in de anarchisten, die voor leus had-
hen de wereld schooner te maken" dat
Waren de letterkundige middens van toen. Of
zij er iets aan gedaan hebben om de wereld
schooner te maken, is me nooit duidelijk ge-
Worden, maar later hebben zij één voor één, ge
ëvolueerd en zijn een waardige positie gaan be-
hleeden in die leelijke maatschappij, en ze heb
ben vooral ingezien dat men er moet aan den
host komen, met zooveel mogelijk overschot.
Zij hebben hun apostolaat opgegeven, ofwel in
he begane wegen gestuurd.
Ik kan hun geen ongelijk geven, want het
Saat niet iedereen af, en apostelen verdragen
geen concurrentie, ze kunnen het alleen gedaan
hrijgen; probeer het maar eens candidaat-apos-
tel te worden, ze duwen u uit den weg of zul-
ien u den kop inslagen: sociaal-economie is
eene vaste wetenschap, waarvoor men het di
ploma moet bekomen hebben om er te mogen in
•hedespreken.
Schrijver van „Vooruit", ik ben ook jong ge
weest, maar oud genoeg geworden om over de
hwestie „tevredenheid" met betrek tot weelde
°f armoede, mijn persoonlijke ervaringen te mo
gen mededeelen. Ik weet niet of gij ooit anders
han met de pen hebt gewerkt en weet wat
lichamelijke arbeid is? Ik wel, en ik zal u zeg
gen dat ik er mij goed bij bevonden heb: ge-
hwongen lichamelijke arbeid leert drogredenen
Verafschuwen en grootspraak belachelijk vinden,
•Uen leert er bijde zaken bedaard en nuchter in
zien. 't Geen gij opgepropte zwartgalligheid
hoemt, vossenhol en het tragische geval-Streu-
vels is rhethorische journalisten-bombast. Het
geval Streuvels is eenvoudig dat geweest van
het meerendeel der Vlaamsche volksjongens en
•h haal het hier slechts aan omdat het dienen
han als levend argument in de kwestie.
Men weet, dat Streuvels, vóór hij als schrij
ver begon, een eenvoudige bakkersknecht is ge
weest.
Aan 14 jaar was ik op 't ambacht, zoo ver
telt hij; 's morgens te 4 ure er uit en aan den
trog; de baas goot een zak tarwemeel uit en met
een paar emmers warm water, mocht ik daarin
ploeteren tot het taaie deeg werd en ik er bij
flauw viel. Na een paar uur van dergelijke sport-
oefening kwam de bazin eerst met de koffie en
een paar boterhammen; dat ging zoo tot 's
middags, en de rest van den dag mocht ik met
de kar op ronde met brood bij de klanten
geen triporteuse, geene hond die hielp trekken,
alles te lijve, 's Avonds afgerend naar bed. Dat
hiet men toen: het ambacht leeren. Aan 19 jaar
was ik volle gast, dat wil zeggen: we werkten
voor het badseizoen aan de kust: 22 uren daags
aan 't werk, met 2 uren nachtrust, in normalen
tijd, 18 uren aan den trog, maar we waren jong
en met zeven acht kerels vol levenslust en wel
gezindheid val niet om en toch tevreden!
Als we 's nachts te elf ure aan 't werk vielen
en verre van uitgerust, mieken we telkens 't
vaste voornemen: onmiddellijk na 't werk, gaan
slapen, maar na een paar uren was de een of
ander aan 't zingen dat 't dreunde en de politie
man door 't keldervenster kwam roepen dat het
moest uit zijn met dat nachtlawaai; 's namid
dags was alle vermoeidheid vergeten, en we
liepen weer wandelen in plaats van te gaan
slapen. Om u te zeggen dat we met dat zware
werk en een loon van 10 frank in de maand,
geen zwartgalliglieid kweekten.
Ik heb eigenlijk den slechten tijd meegemaakt,
en doe me asjeblieft niet zeggen dat het toen
beter was dan nu! diezelfde werkplaats bestaat
nog; in mijn tijd was 't er een vuile rommel, nu
gelijkt het meer op een laboratorium: de wan
den in wit gleiersteen, het gereedschap gechro-
meerd, en 't geen waaraan wij onze armen lam-
werkten en echte folteringen waren, nu door
electrischen stroom voortbewegen, de man
nen staan er bij, heel in 't proper wit, duwen op
een knop, en mogen er op staan kijken. Meent
ge dat die werkgasten nu tevreden zijn, welge
zind en lustig aan de bezigheid? Vraag het
maar eens aan hun baas.
Het is gekend en geweten: als een Vlaming,
om gelijk welke reden in een blad afgetakeld
wordt, zijn de Fransche gazetten er even gauw
bij om er nog een stootje aan toe te geven
ze willen deelen in het jolijt. Ik heb een paar
Fransche kranten toegezonden gekregen die het
zich op hunne beurt aangetrokken hebben om
het schandaal aan te klagen. Zij hebben mijn
artikel niet gelezen, maar enkel dat van „Voor
uit". De „Matin" van Antwerpen neemt het ge
val echter niet zoo tragisch op als „Vooruit"
doet niet zoo grootsprakerig gewichtig, niet zoo
nijdig, er komt zelfs een beetje humor bij te
pas. Die immers weten het fijne er van en ze
beschouwen het meer als eene „dichterlijke
vrijheid" de manie van een artist om al wat
antiek is mooi te vinden en glad de hielen te
vegen aan 't geen er achter zit.
Luistert: Ik ben de zoon van een Ingoyghem-
schen boer dét is nu niet zoo erg, men kan
zwaarder vergissingen begaan het is alleen
kwestie van informatie: daarop volgt: (je le
gende van de bakkerij, en dan in eens luidt het
dat ik ben geworden: un homme arrivé. Dét is
perfect, maar nog niet alles. Mijn romans heb
ben mij rijk gemaakt (exploitatie van het uit
zicht der dingen) hemel-lief laat de ontvan
ger der belastingen het achterhalen! mijn
woning heeft de allures van een kasteel, en ik
geniet er van alle materieele en intellectueele
raffinementen die het fortuin kan verleenen!
Je ne vous dis que qa. De inwoners van In-
goyghem beschouwen den kasteelheer voortaan
als een groot man. Daar hebt ge 't iets in
den aard dus van d'Annunzio zeker? En nu
Als zoo'n oneindig lange das
hond niet meer loopen wil, zit er
niets anders op dan hem te dragen.
(Sondagsnisse Strix).
praat ik maar van uit mijne hoogte over „le
bon vieux temps", 't Is alles wat de „Matin"
mij weet te verwijten. Dat heet men reportage,
of journalisme bij onze Fransche bladen. Wan
neer is de reporter hierlangs gekomen? Jam
mer dat hij mij niet ontwaard heeft in mijn
lochting, aardappels aan 't kappen, met de
spade aan 't delven of hout aan 't klieven, hij
zou me zeker voor den hovenier aangekeken
hebben. Mijn god, ik was al heel preusch van
een voorbijganger te hooren: een schoon huize-
ke? En nu die raffinementen? hij heeft de wa
terleiding gezien? de centrale verwarming? een
auto in de garege, waar de kordewagen staat?
meiden en knechten? En die brave inwoners
van het dorp die zouden weten dat ze een groot
man in hun midden hebben! En zeggen dat nog
nooit één van hen er aan gedacht heeft mij
„menheer" te noemen, maar gewoonweg zeggen:
„dag Stijn".
Als een journalist iemand uitschilderen moet,
is 't hem om 't even of hij den borstel in den
pot wit doopt of in den pot zwart.
Kom, Verlinde moet dat lezen; hij zal op zijn
bil slaan en we zullen lachen.
Al zijn de tijden slecht:
„Wij hebben al niet veel anders meer, maar
m'hebben nog Vlaamsche leute".
Misschien hebben die heeren journalisten het
enkel gedaan om mijn zwartgalligheid te ver
drijven. Dat ware al iets.
Nog altijd spreekt de 'volksmond over
iemand die bijzonder opgewonden is
als over een „die paardenvleesch gege
ten" heeft. Met deze en dergelijke uitspraken
drukt men een vaag vermoeden uit, dat er
tusschen voeding en stemming, misschien zelfs
tusschen voeding en karakter verband bestaat.
Sinds de oudheid heerscht deze opvatting.
Wat is hiervan de oorzaak? Men zou kun
nen meenen dat het ontstaan terug te voeren
is tot de vroegere magische geneeskunde,
waarbij allerlei deelen van dieren werden ge
geven om booze geesten te verdrijven, het ka
rakter te veranderen, stemmingen te verwek
ken.
Daarbij werd vaak op zeer uitwendige ken-
teekenen gelet. Het eten van het hart van
een roofdier zou moed geven, hersenen ver
stand, spieren kracht. Aan lever, milt en lon
gen werden geheimzinnige werkingen toege
kend. Nog in de 17e eeuw en ook thans in aller
lei kwakzalvervoorschriften treft men dit bij
geloof aan, zoo bijvoorbeeld in de behandeling
van oude wonden met bloed of weefsel van
jonge dieren.
Volksbijgeloof is diep geworteld en hoewel het
door latere gebruiken en overwegingen de
meest dwaze vormen aanneemt, de oorsprong
ligt vaak in een ervaring, waar een element
van waarheid in zit.
Zoo is ook het verband van voeding en
psychischen toestand een feit, dat zelfs in de
moderne geneeskunde de aandacht vraagt. Het
is een opvallend verschijnsel, dat er groot ver
schil bestaat tusschen het temperament van
volken, die een andere leefwijze volgen, zich
anders voeden. Natuurlijk is het mogelijk dat
beide verschijnselen op eian dieper liggende
oorzaak moeten worden herleid. Ook is het
mogelijk, dat niet de voeding den psychischen
toestand bepaalt, maar omgekeerd iemand var.
bepaald karakter een bepaald voedsel verkiest.
Een dergelijke vraag doet zich vooral ten aan
zien van de voorkeur van vleesch of plantaar
dig voedsel voor. Vele vegetariërs bijv. vertoo-
nen een ander type, dan zij, die vleesch ver
kiezen. In vegetarisiche kringen meent men
vaak, dat inderdaad plantaardig voedsel en het
vermijden van vleesch een karakterverande
ring in gunstigen zin meebrengt. De menschen
zouden goedaardiger worden en minder dier
lijke driften vertoonen.
Wil men het vraagstuk oplossen, zoo ls de
eenige weg de proefneming. Dat is inderdaad
de methode, die de moderne wetenschap in
slaat. Veel is er echter nog niet gebleken over
een verband van voeding en psychischen toe
stand. Wel weet men dat bij verschillende zie
kelijke toestanden een voorkeur of afkeer
voor sommige spijzen bestaan en door diëet-
verandering psychische klachten kunnen ver
dwijnen.
Onlangs heeft Prof. Hoff over den invloed van
een zuur en basisch dieet op de stemming
Bloemenstilleven door Stephan Lucian
eenige belangwekkende mededeelingen gedaan.
Voegt men aan de voeding een hoeveelheid
salmiak toe, dan veroorzaakt dit een afname
van de alcalische stoffen in het bloed en de
weefsels.
Omgekeerd kan men door een voeding rijk
aan basische stoffen (soda) een verschuiving
van het chemisch evenwicht in omgekeerden
zin verkrijgen. Het was reeds uit dierproeven
bekend, dat een dergelijke zure of basische kost
een verandering gaf in de gevoeligheid voor
adrenaline, het product van de bijnier, dat
vooral bij emotioneele toestanden wordt af
gescheiden. In de proeven, die prof. Hoff op
zichzelf nam, bleek dat bij het zuur dieet een
ongewone psychische depressie optrad, die bij
alcalische voeding weer verdween. Ook bij pa
tiënten, die afwisselend deze voeding kregen,
werd hetzelfde waargenomen. Er zou dus met
een stijging van het alcaligehalte van het
bloed een meer opgewekte gemoedstoestand
gepaard gaan. Bij suikerziekte komt vaak een
zuurvermeerdering in het organisme voor, die
wellicht ook de oorzaak is van den depressieven
toestand der lijders. Anderzijds treedt bij de
versterkte ademhaling in het hooggebergte een
meerdere koolzuurafglfte op en het is een be
kend verschijnsel, dat een opgewekte stemming
bij het verblijf in hooge lucht optreedt. Door
de zeer ingewikkelde betrekkingen, die er tus
schen de physiologische functies bestaan is de
samenhang dikwijls moeilijk te ontwarren en
zijn theoretische voorspellingen moeilijk te
maken. De ervaring zal dan ook moeten leeren
of inderdaad door het dieet, bijv. geringe eiwit
voeding, meer alcalische plantaardige voeding
enz. eenige blijvende invloed op den geestelij
ken toestand is te verkrijgen.
Het Sint Bernulphus-Gilde, de Vereeniging
tot bevordering van de Kerkelijke Kunst, houdt
zijn algemeene jaarvergadering op Woensdag
20 Nov. e.k. in het hotel Kasteel van Antwer
pen (Oude Gracht 129) te Utrecht, om 2 uur
n.m.
De agenda vermeldt: 1. Opening door den
Deken; 2. Voorlezing van ingekomen stukken;
3. Voorlezing van het jaarverslag door den Se
cretaris; 4 Goedkeuring rekening 1934; 5. Be
noeming van een kascommissie; 6. Proclamatie
van nieuwe leden 1935; 7. Bestuursverkiezing.
Aftredende leden zijn; H. H. Thunissen n.m.
herkiesbaar en seer. Ad. Welters, Kap.; 8. Le
zing te houden door Ir. F. W J. Schweigman
w.i. te Utrecht over; „Kerk-Acoustlek" (Hoe
verkrijgt men goede acoustiek en hoe is deze te
verbeteren)9. Korte pauze, waarna gelegen
heid tot gedachtenwlsseling- 10. Rondvraag en
Slot.
""-TV-,
De officier was inmiddels in slaap ge
vallen en ook de soldaten waren erg sla
perig. De boer riep Hermann apart en fluis
terde Hermann toe dat hij nu het beste
met de kinderen kon vluchten. Dze wilde
hiervan echter niets weten. Men had hem
toch niet herkend. Neen hij bleef liever.
Den volgenden morgen liet de officier
Hermann roepen. Hij bedankte hem harte
lijk voor zijn gul onthaal en daar hij ge
zien had hoe graag Hermann motor reed,
was hü besloten hem er een cadeau te doen.
Wat keek Hermann op.
Maar de officier had hier tevens een be
doeling mee. Hij vroeg aan Hermann om
zooveel mogelijk uit te kijken naar den ont
snapte gevangene en de twee kinderen en
hem direct te doen waarschuwen als hij iets
bemerkte. Tegen den avond zou hij weer
terug komen en dan zouden ze elkaar hun
bevindingen vertellen. De officier zou met
zijn mannen links gaan en Hermann rechts.
Het „Dagblad van Gent" bracht onder
Laatste Nieuws het volgende sensatio-
neele bericht:
Hedenmiddag omstreeks twee uur heeft in
het kantoorgebouw van de Bank van Vlaande
ren aan de Hoogstraat alhier een brutale roof
overval plaats gegrepen.
Op het oogenblik, waarop de kassier aan een
der loketten een cheque ten bedrage van twee
honderd-twintig duizend francs uitbetaalde en
het geld in bankbiljetten voor zijn cliënt neer
telde, loste eensklaps een tot nu toe onbekend
gebleven individu, hetwelk zich in de nabijheid
van genoemd loket bevond, kort achtereen twee
revolverschoten in de lucht, greep de gereed
liggende bankbiljetten, en wist zich, gebruik
makend van de ontstane paniek, ijlings uit de
voeten te maken.
Vooraleer het bankpersoneel of het publiek
zich, bewust geworden was, wat er gebeurde, was
de dader in een voor het bankgebouw gepar-
keerden huurauto gesprongen, en was in een
oogwenk uit het gezicht verdwenen.
Wij vernemen, dat de kassjer, die het geld
uitbetaalde, in staat is, een vrij nauwkeurig sig
nalement van den dader op te geven. Dit sig
nalement luidt als volgt:
Lengte 1.70 a 1.75 M-, mager postuur, glad
geschoren gelaat, ongezonde, geelachtige ge
laatskleur, sterk vooruitstekende kin, leeftijd
30 35 jaar.
Hij was gekleed in een bruinen, breed-uitval-
lenden ulster, droeg een donkergrijzen deukhoed,
dikken wandelstok met ronden haak, bruine
glacé-handschoenen en een groote zwartlederen
actentasch.
De hoofd-commissaris van politie verzoekt
de (n) gene (n), die in staat is (zijn) terzake die
nende inlichtingen te verstrekken, zich ten
spoedigste te vervoegen aan het hoofdbureau
van politie, alhier.
Nader vernemen wij, dat de recherche het
spoor volgt van eenige gegevens, welke erop
zouden wijzen, dat de dader vermoedelijk af
komstig ik uit Brussel, in welke stad den laat-
sten tijd meerdere soortgelijke overvallen heb
ben plaats gegrepen.
Dienzelfden avond, omstreeks half tien, zat
aan de leestafel van een weinig-bezocht restau
rant in een der buitenwijken van Amsterdam
een heer te luisteren naar het Blazerskwartet-
concert, uitgezonden door het radio-station
Brussel.
De muziek scheen hem echter slechts matig
te boeien. Zijn gelaat ging vrijwel geheel schuil
achter een languit voor zich uitgestrekte cou
rant, en onophoudelijk wierp hij een blik in
het zakspiegeltje, dat hij nu en dan tersluiks
uit zijn vestzak te voorschijn bracht. Meer spe
ciaal scheen zijn zorgvuldig gesoigneerd grij
zend puntbaardje het voorwerp van zijn volle
aandacht te zijn.
Na eenigen tijd, blijkbaar tevreden met zijn
spiegelbeeld, stak hij het zakspiegeltje nu voor
goed resoluut in zijn vestzak en plaatste de
courant recht-overeind tegen de koperen stan
gen van het tijdschriften-rek. Dan sloeg hij
links en rechts eenige zijdelingsche blikken langs
zich heen, als om zich ervan te overtuigen, dat
niemand hem gadesloeg, en nam toen uit zijn
binnenzak een pasboekje, dat hij voor zich leg
de en waaruit hij vlug de opgeplakte pasfoto
losmaakte.
De foto vertoonde het gelaat van een 30
a 35-Jarlgen clean-shaven heer met magere
trekken en min of meer ziekelijke gelaatsuit
drukking. De kin stak opvallend vooruit
Hij stopte de verfrommelde foto in zijn broek-
zak en plakte op de plaats daarvan een andere
foto, na deze tevoren met een gegomd sponsje
bevochtigd te hebben.
De tweede foto vertoonde het gelaat van
een, heer met een zorgvuldig gesoigneerd, grij
zend puntbaardje
Nadat hij hiermede gereed gekomen was, stak
hjj het piasboekje wederom in zijn zak.
En tusschen de blaadjes van het piasboekje
stak een passage-biljet naar Huil....
Plotseling werd het Blazerskwartet-concert
onderbroken
„Dames en hee- t
ren, het concert
wordt een oogen- i
blik onderbro-
ken voor uit- i
zending van het
volgende S.O.S.- j
bericht: ...«•..•••■■..«.■•.u.
Te Mechelen heeft zoo juist een botsing plaats
gehad tusschen twee auto's, waardoor een ern
stig ongeluk ontstaan is. In een der auto's be
vonden zich drie Nederlanders. Ik laat de na
men volgen: de heer en mevrouw Brouwer en
mevrouw Wolders. allen uit Rotterdam. In den
tweeden auto bevond zich mevrouw de weduwe
Van Govink geboren De Lindaert uit Lokeren.
Ik herhaal den naam: mevrouw de weduwe Van
Govink geboren De Lindaert uit Lokeren.
De toestand der drie Nederlanders is zorg
wekkend, hoewel niet hopeloos. Mevrouw de
weduwe Govink uit Lokeren verkeert in levens
gevaar en vraagt kennisgeving aan haar zoon
Leendert, zonder bekende woonplaats."
Bij het vernemen van dit bericht werd de heer
aan de leestafel doodsbleek. Hij staarde een
oogenblik als wezenloos voor zich uit, wenkte
toen den kellner en verzocht hem om opgave
van het telefoonnummer van de best gerenom
meerde garage van de stad.
Omstreeks twee uur in den nacht schoot een
luxe-auto in razende vaart nabij Sas van Gent
in Belgische richting de grens over, zonder acht
te geven op de halt-signalen der grenswacht.
Enkele nagezonden karabijn-schoten misten
hun doel
De vrouw was stervende.
De ziekenzuster gaf den man een wenk. Hij
trad nader.
„Met uw moeder zal het weldra...."
Zij sprak niet verder, en trok zich terug.
De stervende sloeg de oogen op en herkende
haar zoon. Zij bewoog de lippen....
De man boog het hoofd en bracht zijn oor
tot vlak bij den mond van zijn moeder.
Dan ving hij haar laatste woorden op:
„Goddank, m'n jongenGoddank, dat ik
je nog gezien hebBid veel, m'n jongen....
voor Je goeden, eerlijken vader.... envoor
je.... moeder
Toen gaf zij den geest.
Het „Dagblad van Gent" bevatte den vol
genden avond een kort bericht:
De dader van den roofoverval bij de Bank
van Vlaanderen aan de Hoogstraat, alhier, heeft
zich hedenmorgen bij de politie aangemeld.
Het bedrag van tweehonderd-twintig duizend
francs is door hem in zijn geheel aan den po-
iitie-commissaris ter hand gesteld.
Op last van den officier van justitie zal hem
verlof gegeven worden de teraardebestelling bij
te wonen van zijn moeder, die in den afgeloopen
nacht aan de gevolgen van een auto-ongeluk te
Mechelen overleden is.
De belangrijkste taak van de geneeskunde is
het voorkomen van ziekten door hygiënische
maatregelen en het zeer vroeg herkennen van
een ziekelijke aandoening om door een tijdig
ingrijpen erger te voorkomen.
Voor de vervulling van deze dubbele taak is
de medewerking van de bevolking noodig en
deze is alleen te verkrijgen door een steeds weer
herhaalde populaire voorlichting. Voor de be
strijding van infectieziekten, tuberculose, kin
derziekten, voedingsstoornissen, enz. is de hy
giëne en de vroeg-diagnose van groot belang.
De laatste is alleen mogelijk als de arts tijdig
wordt geroepen. Dit geschiedt alleen indien
de leek de eerste teekenen van een ziekte her
kent.
De voorlichting hiervoor noodig is niet zon
der gevaar. Zij kan n.l. onnoodige ongerustheid
wekken die even ongewenscht als onverantwoor
delijke zorgeloosheid is. Vooral ten aanzien van
de kinderen komt het herhaaldelijk voor, dat
moeders, opgeschrikt door een suggestief gesteld
courantenbericht, zich ongerust maken, zonder
dat hiervoor reden is. Den in haast geroepen arts
gelukt het dan wel meestal de ouders gerust te
stellen, maar soms slaagt hij hierin niet en er
ontstaat een nerveuze toestand in het gezin,
waaraan de ondoordachte voorlichting (soms
ook een onjuist bericht) schuld is.
Voor eenigen tijd heeft Dr. O. Meyer erop ge
wezen, dat de vage, yluchtige pijnen in de lede
maten waarover kinderen soms klagen een tee-
ken zijn van aderontsteking. Meestal meent men
dat deze pijnen „groeipijnen" zijn en wordt er
weinig aandacht aan besteed. Dit is ook be-
grüpieHjk, omdat de pijnen niet lang aanhou
den en na rust en wat aspirine of een of an
der huismiddeltje weer verdwijnen. Er is dan
ook meestal geen enkele reden voor ongerust
heid en verdere gevolgen worden doorgaans
niet opgemerkt. Toch is het goed een kind, dat
zeer vaak over „groei" in de beenen klaagt,
nauwkeurig te observeeren. Als er andere alge
meene verschijnselen zich voordoen, zooals ver
moeidheid, bleek uiterlijk, gemis aan eetlust,
neusbloedingen, dan wijzen de vage pijnen op
een mogelijke lichte infectie.
Dr. O. Meyer kon bij zulke kinderen een nei
ging tot aderontsteking aantoonen. Van uit een
ontstoken ader kunnen andere deelen van het
lichaam worden aangedaan, hetgeen bij een tij
dige en doelmatige behandeling te voorkomen
is.
Zooals boven gezegd moet men wel voorzich
tig en oplettend zijn, maar zonder overdrijving
en zeker niet noodeloos ongerust. In dezen zin
zal men dan ook met de waarnemingen van Dr.
Meyer over de groeipijnen rekening dienen te
houden.
Een advertentie behoeft geen „kapitalen" te
kosten. Plaats maar eens een Omroeper I Rubri
ceering en gelijkvormige zetwijze. Billijk han
delstarief.
door Charles Garvice
w.
.,Ze is geen bedriegster, geen indringster,
J®t op zekere hoogte," zei Irene. „Ze is mijn
"alfzuster, dochter van mijn vader, het meisje,
••'aar hij u van vertelde, het kind van zijn
eerste, wettige vrouw. Zij was mijn kamenier;
°°k zij luisterde het gesprek af tusschen u en
®hjn vader, dien avond in de bibliotheek. Ze
haakte zich aan me bekend en eischte haar
échten op; en ik gaf toe. Had ik geen
telijk?"
..Gelijk? Neen, duizendmaal neen! Je deed
*det goed door je thuis te verlaten het is
jou; je vader heeft het je vermaakt; hij
•et je een onmetelijk fortuin na."
..Ik zou dat nooit kunnen aannemen; ik zou
daarmee bestelen."
..Maar hoe kon je dan toch zonder één woord
r je vrienden verlaten, allen, die je lief
hebben?"
..Denkt u, dat me dat niets gekost heeft?"
ze, haar handen krampachtig ineenge
klemd. „Dét is me juist het allerzwaarste ge
ilen; al het andere was niets, daarbij ver
beken; en ik heb het verlies van alles wat
ik moest achterlaten, ontzettend diep gevoeld.
Maar ik deed, wat ik voor het beste hield.
Wat ik nóg voor het beste houd. Ik heb geen
plaats, geen bezit in de wereld dan wat ik
me zïelf verschaf. Met het verleden heb ik
afgedaan."
„En heb je Terenee dan vergeten?" vroeg
Redmayne heesch. „Terence, met wien
met wien je zou gaan trouwen?"
„Ik heb hem niet vergeten; maar ik zou
nooit met hem hebben kunnen trouwen. Ik
was geen partij meer voor hem. En en
sinds ik ben weggegaan, heb ik leer'en inzien,
dat ik het hem zelfs niet had mogen beloven,
toen ik nog van niets wist dat ik hem niet
had mogen trouwen, zelfs al was ik Lady
Irene."
„Waarom niet?" vroeg hij snel, bijna
heftig.
„Moet ik daar antwoord op geven? Omdat
ik niet van hem houd, nooit van hem ge
houden heb. Ik schaam me er over, dat ik het
bekennen moet, maar het is zoo. Ik heb het
vroeger zelf niet begrepen."
Haar hoofd zonk op haar borst; ze zag den
glans niet, die op zijn gezicht kwam, de plot
selinge vreugde, die uit zijn oogen straalde.
„En nu moet u gaan," zei ze met zeer
zachte stem. „U moet me alleen 'aten en
niet meer terugkomen. Ik maak het hier uit
stekend, zooals u ziet; en als ik misschien
niet volkomen gelukkig ben, ben ik toch in
elk geval tevreden en geheel verzoend met
mijn lot. De menschen, bü wie ik woon, zijn
meer dan goed voor me, en Toe, gaat u
nu, en laat u me naar mijn werk terugkeeren."
„Ik kén je niet laten gaan!" stiet hij uit.
Ze trachtte haar handen uit zijn greep te
bevrijden, maar hij hield ze stevig vast; hij
zag echter, dat ze beefde, en dwong zichzelf
tot kalmte.
„Ga eens zitten, Irene," zei hij; zelf zette
hij één voet op den stam en klemde zijn han
den om zijn knie, terwijl hij zich naar haar
overboog. Het was een domlneerende hou
ding, al was hij zichzelf daar niet van be
wust; maar Irene voelde het en haar hart
klopte sneller. „Ik heb geduldig naar je ge
luisterd en nu moet je naar mij luisteren.
Ik zal volmaakt oDenhartig met je spreken
en niets achterhouden. Er is een kans, dat
wat Ik zeggen ga, je zal hinderen of mis
schien zelfs verdriet doen. Als ik heb uitge
sproken, mag je me wegsturen, als je wilt, en
dan zal ik gaan; maar ik zal nooit ophouden,
je vriend te zijn. Ik was een eenzaam mensch,
die leefde voor zijn werk en zijn plichten;
mijn eenige ontspanning vormden de uren, die
ik bij jou mocht doorbrengen, bij jou en bij
je onvergetelijken vader. De rest van de wereld,
alle andere menschen, mannen zoowel als
vrouwen, beteekenden weinig of niets voor me.
Ik dacht, dat onze verhouding niets was dan eten
bijzonder mooie vriendschap, omdat jij ook
altijd blij was, me te zien, omdat je vertrouwen
in me stelde en graag met me praatte; maar
langzamerhand werd ik me bewust, hoe het
kwam, dat ik me nooit gelukkig voelde, tenzij
in jouw gezelschap. Ik ging beseffen, d£.t ik je
liefhad."
Irene schrok even op en boog haar hoofd
nog dieper voorover.
,3en je verrast, onaangenaam getroffen
misschien? En toch moet ik je alles vertellen.
De liefde, die ik voor je voelde, was geen een
voudige genegenheid. Ze nam bezit van heel
mijn wezen. Dag en nacht dacht ik alleen aan
jou. Ik leefde op, als ik weer bij je was; moest
ik weer van je weg, dan was het me, of het
licht van den dag voor me doofde. God weet,
dat ik tegen mijn liefde gestreden heb, maar
je was sterker dan ik."
Hij zweeg een oogtenblik, omdat zijn stem
onvast was geworden; want hy was besloten,
tot eiken prijs kalm te blijven en haar geen
schrik aan te jagen.
„Maar al kon ik mijn liefde voor jou niet
uit mijn hart rukken, je er over spreken kon
ik niet. Op de eerste plaats, Irene, was ik
jaren ouder dan jij; maar dat zou me het
zwijgen niet hebben opgelegd, dat alléén niet.
Maar ik was een man zonder fortuin, die hard
werkte; er was een diepe kloof tusschen jouw
positie en de mijne. Ik vond en al je vrien
den dachten er evenzoo over dat je slechts
met iemand behoorde te trouwen, die in rang
en fortuin geheel je gelijke was. Ik was van
goede familie, maar dat was dan ook alles
wat ik je te bieden had. Ik had niet het recht
om te spreken, dus zweeg ik. Wat dat zwijgen
me gekost heeft, zul je nooit kunnen vermoeden,
Irene, nooit! Toen kwam de dag, dien ik ge
vreesd had en Terence. Hennner Je 't nog,
Irene, dien middag toen we in Fairlawn aan
de rivier zaten len je me om raad vroeg, me
vertelde, dat hij je gevraagd had en dat je
niet wist, of je hem zoudt aannemen of niet?"
Levendig rees het tafereeltje in Irene's
herinnering op ieder woord van hem
iedere blik.
„Je zult toen wel gevonden hebben, dat ik
koel en niet al te belangstellend was; ik herin
ner me nog Je verbaasden en verwijtenden blik,
toen ik je opeens verliet met een paar korte
woorden. Maar, Irene, ik was aan het einde
van mijn uithoudingsvermogen. Mijn hart
brak bijna dien dag; en al dien tijd sinds
dien heb ik geleden onder mijn hopclooze,
onbeantwoorde liefde. Ik veronderstel, dat de
meeste mannen in mijn plaats er wel !n ge
slaagd zouden zijn, te vergeten. Ik heb het ook
geprobeerd. Ik heb me begraven in mijn werk
maar het hielp me niets. Geen uur, geen
seconde kon ik je vergeten. Ik had echter de
kracht, mijn gevoelens te verbergen, niet enkel
voor mijn omgeving, maar ook voor Jou. En nu
moet ik spreken over iets, dat je verdriet doet,
over dien verschrikkelijken avond, toen je
de waarheid omtrent je geboorte te weten
bent gekomen. Irene, toen je vader me ver
telde, wie je eigenlijk was, me zei, dat hij
mogelijk de papieren, de bewijzen, in zijn
bureau zou achterlaten, sprong een wilde hoop
op ln mijn hart. Ik wist, dat een huwelijk met
Terence dan onmogelijk zou zijn, en ik maakte
het voornemen, je dan te zeggen, wat ik nu zeg.
je te smeeken, mij zóó'n groot geluk te schen
ken, als maar zelden een sterveling te beurt
valt. Het was een zelfzuchtige gedachte, maar
lk kon ze niet onderdrukken. Ik werd er voor
gestraft, want je vader vernietigde de papieren;
hy besloot, dat je onwetend zoudt blijven van
je werkelijke positie, dat je het geheim nooit
zoudt kennen. Ik had beloofd, te zullen zwijgen;
mUn lippen waren voorgoed gesloten en al mijn
hoop vervloog weer. Ik heb er verkeerd aan
gedaan, myn woord te geven, dat weet ik nu;
maar toch voelde ik me er door gebonden."
Hy zweeg en keek neer op haar gebogen
hoofd.
„Maar Je weet nu de waarheid, Irene
je hebt al dien tijd alles geweten! Ik ben
van myn belofte ontslagen. Ik ben vrij om
tot je te spreken, heel mijn hart voor je open
te leggen. Ik ben vrij om je te zeggen, dat
ik je met heel mijn ziel liefheb, dat een leven
zonder jou een ondenkbare verschrikking voor
me zou zyn. Irene, liefste, ik houd van je,
ik houd van je! Wil je mijn vrouw zijn? Wil
je jezelf aan me toevertrouwen? Ik zal pro-
beeren, je zoo gelukkig te maken als een
mensch maar kén! Ik houd van je en ik heb
je noodig! Kom by me, Irene!"
HIJ strekte zyn armen naar haar uit; zyn
adem ging kort en snel. Irene sloot de oogen;
zij voelde zich onweerstaanbaar tot hem ge
trokken door zyn groote liefde, en door haar
eigen liefde voor hem, die altüd in haar ge
sluimerd had en die ze zich pas op dit oogen
blik ten volle bewust werd. Maar ze bedwong
zichzelf; ze ging niet naar hem toe, week
zelfs van hem terug. Hjj hield zyn adem in en
stond een oogenblik onbeweegiyk, alsof hy zich
Inspande om zyn ontroering meester te wor
den. (Wordt vervolgd)