De wereld aan een groot gevaar ontsnapt I! Voorlichting omtrent ons land in het buitenland SI flAN'S LINIMENT Nogmaals 't bezuinigingsontwerp CRISIS IN EGYPTE LUWT REGEERING ANTWOORDT EERSTE KAMER REGEERINGSPERSDIENST WOENSDAG 20 NOVEMBER 1935 Ernstige moeilijkheden in Egypte zouden voor Engeland en Euro pa tragische gevolgen met zich meegebracht kun nen hebben Een zinledig gebaar KASTEEL BLITTERSWIJK VERKOCHT Paters van Cadier en Keer uit Noord-Limburg vertrokken Als de K.E.M.A. niet naar Delft gaat Protest van het curatorium der Technische Hoogeschool verwacht DE VRACHTVERDEELING Minister Gelissen confereert met belanghebbenden WIJZIGING PENSIOENWET Voor 1936 rekent de regeering op een direct ingaande verlaging van f 43.8 millioen Maatregelen verdedigd Salarisverlaging onverm ijd el ijk Defensie TWEEDE KAMER Het is noodig, dat in economisch opzicht nieuwe relaties wor den aangeknoopt Emigratiemogelijkheid naar Brazilië Minister de Graeff aan het woord BIJZONDER INVOERRECHT OP ZUIDVRUCHTEN (Van onzen Londenschen correspondent) Op denzelfden dag waarop de sancties tegen Italië in werking traden, kwam uit Kairo het bericht, dat de anti-Britsche agitatie in Egypte over het hoogtepunt heen is, en dat de positie van den Eersten Minister, Nessim Pacha, aanmerkelijk is versterkt. Welkomer nieuws kon men in Engeland voor het oogenblik niet verlangen. De omstandigheid dat de onlusten in Egypte Uitbraken aan den vooravond der algemeene verkiezingen in Groot-Brittannië, en dat een Passage uit de op 9 November door Sir Samuel Hoare in de Guildhal gehouden rede er de onmiddellijke oorzaak van was, maakt het ver klaarbaar, dat men van Britsche zijde niet on middellijk den nadruk gelegd heeft op de tragi sche gevolgen, welke ernstige moeilijkheden in Egypte met zich zouden kunnen sleepen. Op de Britsche kiezers immers zou het geen gunstigen indruk gemaakt hebben indien het hun duide lijk voor den geest gestaan had dat de kansen op een ernstig conflict met Italië plotseling aan merkelijk gestegen waren. In een brief van 17 September schreven wij: Sinds eenigen tijd reeds heeft men zich te Londen bezorgd gemaakt over anti-Britsche propaganda, van Italiaansche zijde in Egypte gevoerd. De agitatie zou erop gericht zijn de Wafd-, de nationalistische partij en andere extre misten op te zetten tegen het thans aan de macht zijnde regime, in de hoop dat binnen- landsche onlusten in Egypte, Engeland ernstig belemmeren zouden, indien het, in samenwer king met andere leden van den Volkenbond, maatregelen mocht nemen in verband met het Ïtaliaansch-Abessinische geschil." Ofschoon Egypte sinds 1922 opgehouden heeft een Britsch protectoraat te zijn, staat het toch feitelijk onder een soort Britsche voogdij. Niet alleen onderhoudt Engeland troepen in Egypte vooral ter bescherming van het kanaal van Suez en neemt zijn Hooge Commissaris te Kairo een positie in welke in menig opzicht herinnert aan die van een Gouverneur-Generaal, maar bovendien oefent het een feitelijke poli tieke souvereiniteit uit. Het kabinet-Nessim Pacha werd tegen het einde van het vorig jaar als een niet-politieke regeering met goedgekeu- Hng van het Britsche kabinet gevormd, en of be opgeschorte grondwetten van 1923 en 1930 Weder ingesteld, dan wel door een andere (of 'h het geheel niet) vervangen zullen worden, hangt veeleer af van de wenschen en inzichten van Londen dan van die van Kairo. Het is waar dat Groot-Brittannië, door bemiddeling van zijn Hoogen Commis saris te Kairo slechts adviseerend op treedt, maar niet minder waar is het dat de Egyptische Regeering het niet zou moeten wagen tegen het Britsche advies in te handelen. Zij, die het afkeuren dat Engeland aldus zijn Wil laat gelden in een land, dat nominaal een souverein koninkrijk is, zullen in aanmerking moeten nemen, dat Egypte zijn moderne ontwik keling bijna uitsluitend dankt aan hetgeen daar onder Britsch protectoraat, en in het bijzonder onder de Hooge Commissarissen Kitchener en Milner tot stand gebracht is. Maar de eigenlijke reden van Engelands „be langstelling" in Egypte, is toch hierin gelegen, bat dit land de .sleutel" is van het Britsche Rijk. Engelands vijanden hebben dit steeds ge- Weten: Napoleon en, meer dan honderd jaren later. Duitschland, hebben gehoopt het Rijk daar een doodelijken slag toe te brengen. En van het oogenblik af waarop Engeland zijn houding in het Italiaansch-Abessinische geschil vastgesteld had, wist men te Londen, dat Italiaansche agen ten, rijk van geld voorzien, aan het werk geto gen waren in Egypte. Indien tengevolge hiervan de Britsche invloed 'h het Nijldal in gevaar mocht komen, dan zou al het pacifisme der Regeering te Londen niet opwegen tegen de dringendste noodzakelijkheid •het militaire kracht, ja zelfs tot den prijs van "b oorlog tegen Italië, dien invloed te herstellen. Dit was het zeer groote gevaar dat de vorige Week dreigde. ,,In verantwoordelijke kringen", seinde Zondag be correspondent der „Daily Telegraph" te Kai- „heerscht een wijdverbreid geloof dat Ita liaansche invloed staat achter het besluit der Wafdpartij, 'n positie aan den Volkenbond te ^nden. Bovendien is het bekend dat Italiaansche Propaganda verantwoordelijk geweest is voor 't aanwakkeren der nationalistische gevoelens in ®§ypte sinds de Italiaansch-Britsche betrek kingen gespannen werden." De vorige week meendg men dat het pro- ^ritsche kabinet Nessim Pacha zich onmoge lijk zou kunnen handhaven. Nahas Pacha, de lei- tier der Walfpartij, die de Regeering gesteund l'ad onder voorwaarde dat deze de Grondwet van 1923 zou herstellen, had in de omstandig heid dat deze voorwaarde niet vervuld ^as, aanleiding gevonden het kabinet de i°eh reeds niet zeer hechte vriendschap op te ïeggen. Hierbij liet hij zich vooral leiden door be overweging dat de groote massa der Natio nalisten, onder den invloed der Italiaansche Agitatie, een algeheele wijziging in de betrek kingen tot Engeland verlangde en in het bij- ^hder het terugtrekken der Britsche garni zoenen en de opheffing der capitulaties eischte. Bah: as Pacha's invloed onder zijn eigen volge lingen zou ernstig ondermijnd zijn indien hij de Regeering was blijven steunen. Sir Samuel Hoare had het Nahas Pacha gemakkelijk gemaakt het kabinet de vriend schap op te zeggen. De op Egypte betrek king hebbende passage uit de Guildhallrede deed hem een ongetwijfeld welkom voorwendsel aan de hand. In deze rede sprak Sir Samuel tegen dat de Britsche Regeering het herstel van een constitutioneel regime in Egypte zou hebben belet. Dit, zeide hij, zou in strijd geweest zijn met de Britsche tradities. Maar „toen onze raad gevraagd werd, hebben wij geadviseerd tegen het herstel van de constituties van 1923 en 1930, daar gebleken was dat de eerste on uitvoerbaar en de tweede alom impopulair was." Hierop volgde een tirade over de onafscheide lijkheid van Groot-Brittannië en Egypte als „vrienden en deelgenooten." Die vriendschap en dat deelgenootschap brengt wèl met zich dat er Britsche garnizoenen liggen in Egypte, maar niet dat er Egyptische garnizoenen liggen in Groot-Brittannië. Ook is het niet bekend dat bij de vorming of recon structie van een Britsch kabinet het „advies" gevraagd wordt van de Egyptische Regeering. Zoo vatten, ofschoon van praktisch stand punt bezien met minder recht dan men op het eerste gezicht denken zou, de Egyptische Na tionalisten (die niet, gelijk sommige Engelsche bladen beweren, slechts een rumoerige minder heid vormen) de Angio-Egyptische vriendschaps betrekkingen op. Het was misschien niet tact vol van Sir Samuel Hoare, op een kritiek tijd stip deze betrekkingen ter sprake te brengen op een manier, welke in Egypte tegen Enge land en tegen het pro-Britsche kabinet-Nessim Pacha kon worden uitgespeeld. Wij kunnen overigens de wellicht zeer gegronde redenen welke den minister bewogen aldus te spreken, niet beoordeelen. Het onmiddellijke gevolg even wel was dat Nahas Pacha, vreezend zijn invloed onder zijn eigen volgelingen te verbeuren, brak met het kabinet. Nessim Pacha, die een mid denpositie tusschen koning Foead en de Wafd- partij innam, scheen nu in 'n onhoudbare posi tie geraakt te zijn. Zijn regime was niet populair; de zoogenaamde „paleiskliek", die tot het eind van het vorige jaar toe de macht uitgeoefend had, wachtte op zijn val, en te Londen meende men dat deze nog slechts een kwestie van da gen was. Dergelijke en zelfs veel ernstiger crises heeft Engeland in Egypte herhaaldelijk door gemaakt, maar ditmaal vielen de moeilijkhe den samen met de afkondiging der sancties te gen Italië. Er behoefde zeer weinig te gebeu ren of de Egyptische crisis zou geheel op den achtergrond verdwijnen, en de wereld zou staan tegenover een Engelsch—Italiaansch conflict. Er liggen tal van Britsche oorlogsschepen in de haven van Alexandrië. Deze zijn niet daarheen gezonden om op rebelsche studenten van Kaïro te schieten. Terwijl de Britsche Regeering haar groote stembusoverwinning behaalde, onder de leus „vrede en bewapening", was de vrede misschien meer bedreigd dan ooit sinds 1919. Maar te Kaïro namen de zaken plotseling een anderen loop. Het vaak wankelmoedige kabinet-Nessim Pacha, in plaats van door de af scheiding der Wafdpartij den genadeslag te krij gen, gaf eensklaps blijk van ongekende energie. Minister-president dr. H. Colijn voor de K.R-O.-microfoon tijdens den radio-marineavond te Den Haag De Regeering trad op met groote vastberaden heid. Zij onderdrukte de onlusten die in ver schillende deelen des lands uitgebroken waren. Door het optreden van Nahas Pacha had zij, in- plaats van hopeloos verzwakt te zijn, nieuwe levenskracht gekregen. Haar prestige was her steld. Zij denkt niet meer aan heengaan, want naar de Egyptische minister-president ver klaard heeft, zou heengaan onder de huidige omstandigheden vluchten beteekenen. Hoe lang Nessim Pacha zich z^l kunnen handhaven, we ten wij niet, maar een crisis, welke tot een ca tastrophe had kunnen aangroeien, is op het meest kritieke oogenblik vermeden. De leider der Wafd-partij heeft wel-is-waar een beroep op den Volkenbond gedaan om te protesteeren tegen de Britsche „overheersching" van het „onafhankelijke" koninkrijk Egypte, maar dit beroep, dat bedoeld is om het momenteel zoo Volkenbondsgetrouwe Engeland moreel en juri disch in het nauw te drijven, is niet meer dan een zinledig gebaar. Immers Egypte is geen lid van den Volkenbond en de Wafdpartij is geen officieele instantie, welke Genève kan dwingen haar klacht in behandeling te nemen. Slechts van officieele mededeelingen van Vol kenbondsleden behoeft de Volkenbond formeel notitie te nemen, en Genève, dat veel te geluk kig is met den eindelijken ruggesteun van Groot- Brittannië, zal zich wel wachten ook maar iets te doen, dat Engeland onaangenaam zou kun nen zijn. Naar de „N. Venl. Crt." verneemt, is het klooster met circa 10 H.A. grond, toebehooren- de aan de Eerw. Paters te Blitterswijk, van het Missiehuis te Cadier en Keer, overgegaan in handen van den heer Alphons Creemers, aldaar. De Eerw. Paters gaan zich metterwoon te Bemelen bij Maastricht vestigen. Het Patersklooster is een oud kasteel, voor heen in het bezit der adellijke families Sour de Berg en Hamelberg; op het einde der 19e eeuw was het in het bezit van den heer Thissen, in leven advocaat te Roermond: in het begin der 20e eeuw werd het bewoond door Fransche Zusters, die het na enkele jaren hebben over gedragen aan de tegenwoordige Paters-congre- gatie, die daarin een noviciaat en drukkerij ge vestigd hadden. Het feit, dat het in de bedoeling der regee ring ligt, dat dê KEMA zijn zetel niet in Delft zal krijgen, maar te Arnhem gevestigd zal blij ven, is, naar volgens de Telegraaf in regeerings- kringen is vernomen, voor het curatorium dei- technische hoogeschool te Delft aanleiding ge weest om, voor het geval de regèering inderdaad de keuze op Arnhem laat vallen, te overwegen of er alsdan aanleiding zou bestaan als protest en bloc af te treden. Naar verluidt heeft in het bijzonder minister Gelissen in den ministerraad, welke zich reeds eenige malen uitvoerig met deze aangelegenheid heeft beziggehouden, warm de vestiging van dc K.E.M.A. te Arnhem verdedigd, in verband met de hangende plannen om in de naasteHoekomst te Arnhem een economisch-technologisch in stituut voor Gelderland op te richten, waaroij dan een hecht samengaan met de K.E.M.A. ge- wenscht zou zijn. Op het Ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart is Dinsdagmiddag tusschen den minister prof. dr. ir. Gelissen en een aantal, daartoe door hem uitgenoodigde vertegenwoor digers van de particuliere binnenschipperij in verschillende deelen van het land een be spreking gehouden over de werking van de wet op de evenredige vrachtverdeeling. Deze samenkomst droeg, volgens de N. R. Crt., een zuiver informatief karakter, ter oriën tatie van den minister omtrent de evenredige vrachtverdeeling. Besluiten van welken aard ook zijn er niet genomen. Bij derde Nota worden door de Regeering eenige wijzigingen voorgesteld, welke de strek king hebben buiten twijfel te stellen dat na aftreding als wethouder of als lid van Ged. Staten na herbenoeming het pensioen herleeft. A\s U* „raagt en h nik de ntin o c. s e e r8 O L U H II O VERDRIJFT PIJN Verschenen is de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Eerste Kamer no pens het wetsontwerp tot verlaging van de openbare uitgaven. De Regeering ontkent, dat het te bezui nigen bedrag ten hoogste 12 millioen be loopt en verwezenlijking van de overige voorstellen slechts een verschuiving van uitgaven of besparing in ver verschiet be- teekent. In dit verband herinnert de re geering er aan, dat reeds aanstonds een be sparing van 15.6 millioen in de begrooting is verwerkt. Bij aanneming van dit wets ontwerp en de mede aanhangig zijnde wetsontwerpen wordt voor 1936 voorts nog gerekend op een direct ingaande verlaging van pl.m. 43.8 millioen. Voorts betoogt de regeering der maatregelen op het terrein van volkshuishouding en staats huishouding hand in hand dienen te gaan. Dat de door haar genomen maatregelen tot een ver mindering van koopkracht hebben geleid, is een misvatting. Verhinderd is, dat de door de om standigheden reeds verminderde koopkracht zich te veel naar een groep verschoof. Tegen overdreven verwachtingen op het stuk der industrialisatie heeft de regeering zelf bü herhaling gewaarschuwd. Dat de politiek der regeering te weinig ge richt zou zijn op vermeerdering van den uit voer, moet de regeering met de meeste beslist heid ontkennen. Integendeel is geheel haar streven op die vermeerdering gericht. Dat devaluatie in sommige opzichten tij delijk eenig voordeel zal kunnen opleveren, is juist. De regeering blijft echter zeer stel lig van oordeel, dat voor het economisch leven als geheel en over iets langeren duur gezien, daarvan geen heil is te verwachten. De Regeering kan niet anders doen dan her halen, dat van haar geen voorstel tot devalua tie en geen vrijwillig prijsgeven van den gouden standaard is te verwachten. Wel is zij ten volle bereid harerzijds iedere poging tot stabilisatie der ruilmiddelen te bevorderen. Het Plan van den arbeid is in zijn alge- meenen opzet voor de regeering niet aan vaardbaar. Een en ander sluit echter niet uit, dat, naar de meening van de regeering, in het Plan on- derdeelen voorkomen, die alle aandacht verdie nen. Die aandacht zal de regeering er dan ook gaarne aan schenken. De regeering kan niet toegeven, dat het Staatskrediet reeds zeer ge schokt zou zijn. Naar aanleiding van de ernstige bezwaren van verscheidene leden tegen de voornemens der regeering met betrekking tot de verlaging van de salarissen der ambtenaren, zij medege deeld, dat de regeering de daarmede beoogde besparing op de rijksuitgaven onvermijdelijk acht en dat zij daarom haar standpunt ten deze onverkort moet handhaven. Het ligt geenszins in de bedoeling, zoolang geen sluiten de begrooting is te bereiken, elk jaar 5 pet. op de ambtenarensalarissen te korten. De mededeeling, dat de inrichting van de werkkamer van den Minister van Landbouw en Visscherij ƒ6000 zou hebben gekost, is een ver zinsel. De juiste kosten hebben bedragen ƒ3365.40. Wat betreft de opheffing van Armenraden zal met groote voorzichtigheid worden gehan deld. Nauwgezet wordt nagegaan in welke ge vallen tot opheffing kan worden overgegaan, zonder gevaar, dat daaruit nadeelen zouden ontstaan, waartegenover het voordeel van de bezuiniging zou wegvallen. Een onderzoek naar de mogelijkheid van samenvoeging van kleine gemeenten in het al gemeen is niet aan Gedeputeerde Staten ver zocht. Hoewel dus samenvoeging niet als bezuini gingsmiddel wordt gebruikt, merkt de regee ring tegenover de leden, die waarschuwen te gen het bevorderen van werkloosheid, met be trekking tot bezuinigingsmaatregelen in het al gemeen op, dat deze niet achterwege kunnen blijven, ook al vallen er slachtoffers. Het groo- tere belang van versobering heeft hier den voorrang. Een soort algemeene promotie van secretaris sen tot burgemeester-secretaris ligt niet in het voornemen. De bevoegdheden, welke het wetsontwerp aan de regeering bedoelt te geven inzake het aan gaan van leeningen en conversies, mogen rui mer zijn dan de tot dusver verleende, te ruim, althans ruimer dan noodig, zijn zij niet. Dat door de voorgestelde bevoegdheden de financieele opzet en het evenwicht in de fond sen zullen worden ontwricht, kan niet worden toegegeven. Bij de defensie betoogt de regeering, dat ver schillende feiten tot voorzichtigheid dwingen bij den wensch om de uitgaven voor de defensie nog verder te verminderen, te meer waar ten onzent de uitgaven per hoofd der bevolking be duidend lager zijn dan in andere kleine lan den. Ten aanzien van het capitulantenstelsel betoogt de regeering, dat er van aanranding dei- grondwettelijke bevoegdheden der lagere orga nen door het capitujantenreglement geen sprake is. f Het thans aanwezige onderofficierskorps zal geleidelijk, uit hoofde van het normale verloop, het leger verlaten en worden vervangen door zooveel capitulanten als door de burgerlijke diensten kunnen worden opgenomen, terwijl tevens zal worden zorg gedragen, dat zooveel capitulanten als beroeps-onderofficier in dienst worden gesteld als noodig zal blijken om in het korps een behoorlijk loopenden bevorderingS1 gang te verkrijgen. Ter zake van de bedenkelijke daling van de ontvangsten der Spoorwegen merkt de regeering op, dat deze daling, welke de krachtige beperking van uitgaven aanhou dend achterhaalt, toegeschreven moet wor den aan oorzaken buiten de macht der di rectie. De voorgestelde bezuinigingen leiden tot in krimping van verschillende der bestaande Nij verheidsdiensten en dientengevolge zal de ge legenheid tot het geven van voorlichting aan de nijverheid minder groot zijn. Dit is onge twijfeld in hooge mate te betreuren. Het is echter een offer, dat, zij het ook met een bloe dend hart, aan de zoo noodzakelijke bezuini ging dient te worden gebracht. De regeering doet ten slotte gaarne de toe zegging. dat de mogelijkheid van bezuiniging zoowel voor de schatkist als voor het bedrijfs leven door vereenvoudiging en coördineering van de onderscheidene sociale verzekeringen haar volledige aandacht bezit. x-.' x Den Haag, 19 November 1935 In haar tweede avondvergadering hield de Tweede Kamer zich bezig met de begrooting van Buitenlandsche Zaken. Zeer op den voorgrond heeft daarbij ditmaal gestaan de voorlichting, omtrent Nederland te geven in het buitenland, de taak, welke te dien opzichte de regeeringspersdienst heeft, en de intrekking van het subsidie voor het Nationaal Bureau voor Documentatie, welke, juist omdat dit bureau zoo verdienstelijk wterk deed op dit gebied, vrij algemeene opnieuw werd betreurd. Alleen de anti-revolutionnair Mr. TERPSTRA legde zich bij deze bezuiniging neer en ook de katholieke afgevaardigde SCHAEPMAN kon met de intrekking van het subsidie accoord gaan, omdat naar zijn meening de regeerings persdienst, indien hij maar ietwat ruimer in de middelen komt te zitten, het werk, door het Bureau voor Documentatie verricht, zeer goed kan overnemen. Er werd totnog toe, aldus de heer Schaepman, op dit gebied vaak dubbel werk ge daan, dat gerust kan komen te vervallen. En als de gezantschap-1 pen en de cor respondenten der Nederlandsche bladen in den vreemde worden ingeschakeld, is best een organi satie te scheppen, die in het kader van den regee ringspersdienst de geheele taak van voorlichting van het buitenland naar behooren vervult. Over den persdienst zelf was de heer Schaepman trouwens meer tevreden dan dege nen, die daarop in het Voorloopig Verslag cri- tiek hadden doen hooren. Deze critici vergaten, zoo zeide hij, dat de dienst nog jong is en zijn verbindingen geleidelijk heeft moeten tot stand brengen. De departementen konden overigens nog veel meer dan tot nog toe geschiedt, van den dienst gebruik maken. Ook andere bezuinigingen, vooral die op den consulairen dienst, hadden zeer weinig instem ming. ir. BONGAERTS, de officieele woord voerder der Katholieke fractie bij dit hoofd stuk, begon al Ö5h avond met erop te wijzen, dat het toch broodnoodzakelijk is te zorgen, dat in economisch opzicht nieuwe relaties worden aangeknoopt, een werk, dat de consuls hebben voor te bereiden en te bevorderen. En ook de Christelijk-Historische woordvoerder Jhr. RUT GERS VAN ROZENBURG klaagde, dat het een verkeerde zuinigheid is te Willen besnoeien op diensten, die tot taak hebben de instandhquding van bestaande en het zoeken van nieuwe be staansmogelijkheden voor Nederlands industrie en handel. Een ander punt, waarvan vooral de sociaal democraat VLIEGEN nogal werk maakte, is het contact tusschen de regeering en de Vaste Com missie voor Buitenlandsche Zaken. Dat contact is lang niet voldoende volgens den sociaal- democratischën afgevaardigde, die 's Ministers standpunt, dat de regeering over stappen, door haar te doen, met de Commissie niet eerst over leg kan plegen, onmogelijk deelen kan. Het zou b.v. voor de regeering zelf zeer nuttig zijn ge weest, indien zij over kwesties als Ruslands toe treden tot den Volkenbond, de Saarkwestie en de sancties tegen Italië eerst eens met de Com missie van gedachten gewisseld had. Ook de liberaal Dr. BIEREMA, de vrijzinnig-democraat Mr. JOEKES en Ir. BONGAERTS hebben dit punt aangeroerd. De katholieke afgevaardigde wenschte bovendien, dat de regeering de Kamer m het algemeen beter in staat zou stellen, ken nis te nemen van wat in het buitenland van Th. F. M. Schaepman gezaghebbende zijde gesproken en geschre ven wordt over Nederland. Terzake van de verhouding tusschen Neder land en België heeft ir. Bongaerts gezegd, toe te zullen juichen, als hier en daar een partieele oplossing zal kunnen worden verkregen van hangende problemen. Wat echter verband houdt met de herziening van het tractaat van 1839, zal alleen als één geheel kunnen worden gere geld. Met Nederlands houding te Genève kon de katholieke afgevaardigde instemmen. Het drings zich daar niet op den voorgrond. Maar van den anderen kant zij het zijn waardigheid indachtig en beseffe het, dat het door zijn ligging nu een maal een sleutelpositie inneemt. Mr. WESTERMAN van Nationaal Herstel heeft opnieuw met minachting over den Vol kenbond gesproken, daarmee een verweer uit lokkend van Mr. JOEKES, die met name de houding, door Genève thans tegenover Italië aangenomen, nog eens verdedigde. De katholieke afgevaardigde VAN POLL heeft een practischen wenk gegeven door op de emi gratiemogelijkheid naar Brazilië te Wijzen. Italië, zoo luide zijn betoog, stuurt daar slechts 2000 emigranten heen, terwijl het er 30.000 mag stu ren. Is hier met eenigen steun van staatswege niet een en ander te bereiken, vroeg hij. Nadat ook nog de liberaal mr. BOON en de anti-revolutionnair WIELINGA eenige onder geschikte punten hadden aangeroerd en de com munist WIJNKOOP het opnieuw had opgeno men voor den vroeger zoo gesmaden Volkenbond, is te middernacht Minister DE GRAEFF aan het woord gekomen. De minister begon met de verdediging van den regeeringspersdienst, die nu eenmaal ach ter de schermen moet werken, zoodat de activi teiten niet aan de groote klok komen, al is er on getwijfeld, als zij wat ouder wordt en wat meer ervaring gekregen heeft, wel een en ander te verbeteren. De intrekking van de subsidie voor het Bu reau van Documentatie, vindt de minister lang niet de meest zorgwekkende bezuiniging op zijn departement. Erger zijn de bezuinigingen die moesten worden aangebracht op de diplomatieke en consulaire diensten, welke niet meer aan minimum-eischen voldoen. Zoo eenigszins mogelijk, zal minister de Graeff vier verbeteringen aanbrengen, waar voor de voorbereidingen reeds zijn getroffen. Hij is bereid tot overleg met de commissie voor bui tenlandsche zaken, maar de regeering moet uit maken of dit overleg gewenscht is. In verband met de verhouding Nederland- België, kreeg de Kamer toezegging door de commissie voor buitenlandsche zaken ter stond op de hoogte te zullen worden ge bracht, zoodra de situatie voldoende rijp is voor hervatting der onderhandelingen. Er heeft in het afgeloopen jaar ook contact bestaan tusschen Brussel en Den Haag, doch eerst moeten nog eenige bijzondere punten geregeld worden. De minister is het met ir. Bongaerts, eens, dat de herziening van het verdrag van 1839 als een geheel zal moeten te staan komen. Wat de erkenning van Sovjet-Rusland be treft heeft de minister nog eens herhaald, dat opportunistische motieven de regeering niet van haar standpunt af kunnen brengen. Overigens bevatte de buitengewoon vlot voor gedragen rede van den minister geen bijzondere uitspraken of concrete toezeggingen. Wij eindigen om 1 uur 'snachts. Woensdag middag om 1 uur wordt over de begrooting van Buitenlandsche Zaken gestemd. Het hoofdbestuur van de Ned. Vereeniging voor den handel in Zuidvruchten, specerijen en aanverwante artikelen heeft in een telegram aan den minister van Financiën restitutie ge vraagd van de sedert 15 October LI. door den inspecteur betaalde 20 opcenten op het bijzon der invoerrecht op Zuidvruchten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 5