DE VREK
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
De „Oriol" naar de West.
Het vliegtuigongeluk bij de Bilt.
CVoor onze jeugdige lezers"]
EEN SURPRISE
DONDERDAG 21 NOVEMBER 1935 öiiiiiiHiiniiiiiinniuHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniinifiiiniiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiininiiiiHniiiiiinniininii
Een Indische fabel
Er leefde te Benares eens een koop
man, die niet alleen achthonderd
millioen gulden bezat, maar ook alle
maar denkbare fouten, die een mens kun
nen aankleven. Hij was lam en krom, hij
keek scheel en had een kaal hoofd; en
even lelijk als zijn lichaam, was ook zijn
ziel, want die werd verteerd door gierig
heid. Zichzelf gunde hij nauwelijks 't aller
noodzakelijkste; over zijn ondergeschikten
dus maar gezwegen. Kwam er een arme
drommel aan zijn deur bedelen, dan werd
hij onder stokslagen weggejaagd.
In zijn familie was dat nog nooit voor
gekomen. Want zijn ouders en grootouders
waren goede en milddadige mensen ge
weest en hadden zelfs een aparte hal la
ten bouwen om de behoeftigen van het
noodige te voorzien. Maar hij was door
den geldduivel bezeten en had de hal laten
sluiten, terwijl hij maar geld en nog eens
geld opstapelde, waar hij zelf nauwelijks
iets van durfde te gebruiken.
Op zekere dag zag hij op een landweg
een arme man die een kruik wijn bij zich
droeg en zo nu en dan daaruit een slok
nam.
Het was ook verbazend warm en hij
kreeg eveneens heel veel trek in een koele
dronk, maar terstond zette hij de gedachte
van zich af: het was immers een onnodige
uitgave.
Toen hij echter thuiskwam werd hem
de lust naar een fris glas wijn toch te
sterk en hij overlegde bij zichzelf:
„Laat ik de wijn hier naar toe brengen,
dan komt mijn vrouw en déze of gene en
wil met mij meedrinken. Het is beter dat
ik een kruik in de stad ga halen en die er
gens ongezien leegdrink.
Zo deed hij, ging uit de stad naar de
oever van de rivier en verborg zich achter
een struik om zijn glas te vullen.
Zijn vader, die reeds lang dood was en
in den hemel vertoefde, zag met leedwezen,
hoe zijn zoon de oude gebruiken van zijn
voorvaderen verachtte; hoe hij de aalmoe-
zenhal gesloten had. de armen met stok
slagen verdreef en zich zelfs uit gierigheid
verborg om wijn te drinken.
Hij zei toen:
„Ik zal weer naar de aarde teruggaan
en mijn zoon bekeren. Misschien kan ik er
hem van overtuigen dat hij voor iedere
daad ook loon zal ontvangen. Misschien
kan ik hem nog zo veranderen dat hij zijn
gestorven vader eer aandoet."
zijn dienaren hen uit elkaar konden ken
nen. Toen zei de koning: „Laat degenen
halen, die hem het beste kennen."
En men haalde zijn slaven, Zijn bedien
den, zijn zoons en zijn dochters, maar
geen van hen kon den echten Illisa aan
wijzen.
Toen zei Illisa:
„Mijn vrouw zal me beslist herkennen."
Maar ook zij kon al evenmin haar eigen
man aanwijzen.
Toen begon Illisa te sidderen en viel op
zijn aangezicht neer. Plotseling werd de ge
stalte van zijn vader nu met een heldere
glans omgeven en de gedaante sprak:
„Illisa, mijn zoon, hard was de leer, maar
gelukkig niet zonder nut. Je zult nu niet
meer met hart en ziel aan het verganke
lijke kunnen hangen en met een stenen
hart de armen van je deur wijzen. Wees
voortaan vrijgevig en dan pas zal ik je
eens welkom kunnen heten in het paradijs
van de gelukzaligen."
Met deze woorden verdween hij.
Illisa hief zijn handen naar de hemel en
riep:
„Mijn vader, zo zal het geschieden."
Hij werd de steun en de troost voor
armen en ongelukkigen.
PIET BROOS
Koeientrouw
Een paar jaar geleden waren eenige
mannen in een Duitsch dorp er op
uit om een koe te stelen. Ze dron
gen daartoe een stal binnen en grepen een
koe aan, die daar stond.
Het dier verzette zich ongemakkelijk,
zoodat de dieven vrij wat moeite hadden 't
buiten de deur te brengen, maar toen wil
de de koe in 't geheel niet verder. In dit
moeilijk geval kwamen zij op den inval
den slapenden boer te wekken en hem te
verzoeken de koe, die zij voorgaven op de
markt gekocht te hebben, te helpen drij
ven, waarvoor zij hem een flinke fooi be
loofden. De boer was er toe bereid en be
merkte door de duisternis niet, welke koe
het was, doch het dier herkende zijn baas
en volgde hem gewillig. Een goed eind ver
der oordeelden de dieven, dat het genoeg
was, gaven den boer een fooi en trokken
verder.
Toen de man thuisgekomen was, ging
hij toevallig eens naar zijn koe kijken en
bemerkte tot zijn schrik, dat zij verdwe
nen was en moest wel tot de treurige over
tuiging komen, dat hij zelf geholpen had
haar te drijven. Het was onmogelijk de
dieveD nog in te halen en daarom ging de
man, hoewel troosteloos, weer naar bed.
Hij nam nu de gestalte aan van z'n zoon,
den koopman, en betrad het rijk waar de
menschen leven, net als hij, krom, lam
en scheeL Hij liep door de straten van Be
nares tot voor de poort van het koninklijk
paleis en liet zich bij den vorst aandienen.
Deze ontving hem en vroeg:
„Waarom laat je je op een zo ongewone
tijd aandienen?"
„Majesteit," antwoordde de koopman,
„in mijn huis liggen achthonderd miljoen
guldens. Ik wil ze U schenken om er uw
schatkamers mee te vullen."
De koning antwoordde:
„Beste man, ik heb je geld niet nodig!"
De verklede koopman zei toen:
„Dan ga ik het onder de armen ver
delen."
De koning was daar erg blij om en liet
hem met veel eerbetoon behandelen. Hij
ging nu naar het huis van zijn zoon, riep
zijn vrouw, kinderen en al de bedienden bij
elkaar en zei:
„Laat onder tromgeroffel bekend maken
in de stad, dat al degenen, die in behoef
tige omstandigheden verkeren hier naar
toe komen om van mij het nodige te ont
vangen. Ik ga al mijn schatten onder de
armen verdelen."
Tot de poortwachters zei hij:
„Als er iemand komt met dezelfde ge
stalte als ik en zegt: Dit huis is van mij,
geef hem dan een dracht stokslagen en
jaag hem weg!"
Er kwam veel volk gelopen met korven
en zakken en allen wachtten verlangend
voor de poort van het huis van den rijken
koopman. Hij liet de schatkamers openen
en de stallen en de zalen en riep:
„Ik schenk jullie alles; neemt en weest
er gelukkig mee."
De hele volksmenigte stroomde zijn huis
binnen; veel nood en ellende onder de ar
men werd gelenigd en luid jubelde ieder
zijn dank uit.
Een arme boer had voor zich twee ossen
en een wagen van den koopman uitgekozen
en reed dol van blijdschap uit de stad naar
De menschen lachten hem uit
iuiuuiiiiiiuiuiuiiuiiiuiuiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiuiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiuuiiiiiiiiiiuiiuiiiiiyuuiiiiiiiimiUiiuHiiuiiuiijij
iiinnraiiiinintniminiiiinniiiiiiiiiiiniiiiüiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiMniiiiiiiiininiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiimiiraniniiI
In 'n hoekje van de kamer
Vlak bij het schemerlicht
Kan ik wel uren zitten
Met bei m'n oor en dicht.
Ik zit daar fijn te lezen
In een of ander boek,
Daar komt me niemand storen
Daar in dien stillen hoek!
Als 't huiswerk 's middags af is,
De taak dien dag gedaan,
Dan mag ik van m'n moeder
Vlug naar m'n hoekje gaan.
M'n hoofd in beide handen,
M'n vingers in m'n oor,
Zoodat niets me kan storen,
Ik heelemaal niets hoor!
Zoo zit ik fijn te lezen,
Ik kijk niet op of om,
Totdat ik moe hoor roepen
„Of 'k eindelijk eten kom?"
Daar in m'n stille hoekje,
Breng ik den winter door....
Maar komt de nieuwe lente
Dan speel ik buiten hoor!
Een paar uren had hij gerust, toen
gewekt werd door een luid geloei aan
staldeur; hij sprong op, snelde er heen
vond er zijn koe, die uiterst vermoeid
en een jas op de horens had. Toen bij
dier hiervan bevrijd had, bemerkte hij. "a
hij niet alleen zijn trouwe koe terug öa
maar dat de jas nog een kleine dertK
gulden aan geld bevatte, wat hij dan
wel voor den schrik verdiend had.
üiiiiiiiimiiiiiiiniiiiiinimiiniiiiiiuiniiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiii
het dorp waar hij woonde. Onderweg zei hij
telkens hardop vol dankbaarheid:
„Honderd jaar zijn je gegund, heer
koopman. Door jouw goedheid kan ik nu
mijn akker bebouwen en de oogst naar de
stad rijden. Mijn hele leven lang zal ik je
dankbaar zijn, Illisa!"
Hij was nu juist op de plek gekomen waar
achter 't struikgewas de koopman, Illisa,
wijn zat te drinken. Deze hoorde de woor
den van den landbouwer en dacht vol
schrik:
„Wat praat die man voor onzin en
waarom noemt hij mijn naam?"
Hij loerde eens van achter de takken en
herkende plotseling zijn eigendom. Hij
schoot uit zijn schuilplaats te voorschijn
als een havik op zijn prooi en schreeuwde
wild:
„Ha dief, heb ik je! Waar wou je naar
toe met mijn wagen?"
De landman riep terug:
„Wat wou jij, landloper, spitsboef, maak
dat je wegkomt! Ik heb deze wagen van
Hlisa den koopman uit Benares gekregen;
hij geeft vandaag de hele stad aalmoe
zen."
„Waarom koning," klaagde hij, „staat
u toe dat mijn huis op deze manier ge
plunderd wordt?"
„Geplunderd wordt," zei de koning ver-
Qaasd, „wat bedoel je met plunderen? Je
bent toch zelf naar mij toe gekomen met
de woorden: „Ik wil mijn schatten onder
de armen verdelen"; je hebt de trommel
laten roeren en de armen uit de stad naar
je huis geroepen!"
„Majesteit," zei toen Illisa, „ik heb nog
nooit een druppel van de olie die van de
spits van een halm naar beneden vloeit,
weggegeven, zou ik dan zo iets gedaan
hebben? Hier is een vergissing in 't spel
Laat dengene roepen, die mijn goederen
weggeeft en onderzoekt deze zaak!"
De koning liet nu den anderen koopman
halen en zij leken zoveel op elkaar, dat
noch de koning noch zijn raadgevers en
Vol woede greep nu de koopman de ossen
bij de neusring en hield ze tegen. Maar
de boer, die zijn verworven bezit zo maar
niet wilde afstaan, sprong van de wagen
af en sloeg hem met zijn stevige knuisten,
dat de koopman in een oogwenk bont en
blauw was. Toen sprong de boer weer op
zijn wagen en reed weg.
De koopman stond half gebroken op; hij
waschte zich in de rivier het stof van zijn
gezicht af en liep zo hard hij kon met zijn
kreupele benen naar de stad. Onderweg
trof hij allerlei mensen aan die zingend
en juichend hun gekregen schatten bij
zich droegen en met gevulde geldbuidels
zwaaiden. Hij riep:
„Wat is er gebeurd? Laat de koning mijn
huis plunderen? Blijft staan dieven!"
Hij wilde hen vastgrijpen en hun zijn
eigendom ontnemen. Maar de mensen lach
ten den bedrieger uit en gaven hem een
pak slaag. Moeizaam sleepte hij zich voor
de poort van zijn eigen huis en wilde naar
binnen. De poortwachters riepen echter:
„Wacht even, bedrieger, hier is geen
plaats voor jou."
Ze sloegen hem met bamboestokken en
gooiden hem naar buiten.
Toen jammerde Illisa: „Hier kan alleen
de koning helpen," en haastig spoedde hij
zich naar den vorst.
Misschien is er in je familie iemand, die
cactussen verzamelt en die je met St. Ni-
colaas dus zoudt kunnen verrassen met een
nieuw ontdekt soort. Welnu doe dat dan.
Je hebt er vast en zeker succes mee. De
cactus bestaat (je moet het met verder
vertellen, hoor!) uit een zure augurk die
overal beprikt is met dorens, of haren uit
een boender. Onderin steek je een houtje
en steekt dit weer in de aarde van het cac
tuspotje. Als je het erg natuurgetrouw wilt
maken steek je in de aarde nog een geel-
geverfd plat houtje waarop met potlood
geschreven wordt: CEREUS AUGURKI.
Dat is de Latijnsche naam van deze soort.
■ww^eMw/
Oe leeuwin .Gertha", eigendom van
•en der bewoners van het woonwagen
kamp aan den Osdorperweg te Am
sterdam, is Woensdag naar den Haag
vervoerd, waar de Haagsche Dieren
tuin zich over het beest ontfermd heeft
Het proces inzake den koningsmoord te Marseille. Een overzicht
gedurende de zitting te Aix-En-Provence. Links de verdediger Desbons,
die van zijn ambt ontheven is
De Lord Mayor van Hammersmith was persoonlijk tegenwoordig bij
de bereiding der Kerstpudding te Londen voor de Engelsche koloniën.
Een aardig snapshot
Het doodelijk auto-ongeluk te Heesch bij Oss. De luxe auto, welke
geheel vernield werd door de ontzettende botsing
FOTOREPORTAGE I
Het Concertgebouworkest, dat de
orkestrale partij vervult bij de
opvoering van de opera „Ariane
et Barbe Bleue repeteerde
Woensdag onder leiding van
Philippe Gaubert, dirigent der
Parijsche Opera
De .Oriol", het te Schiphol omgebouwde vliegtuig de .Oehoe", is
Woensdag in het s s. „Alkmaar" te Amsterdam ingeladen om naar
West-lndië vervoerd te worden. Het gevaarte wordt aan boord
geheschen