KIN'S LUNCHKOOM het hustpuut tutnetnetid&eid cup Uw Jt. Mica taai-wa*cdeitnq. S TA D S N I E U W S <Kdm&aal van dag Met twee RINGERS IDe Dubbelgangster I lIlP MAANDAG 25 NOVEMBER 1935 TOT 'S AVONDS 10 UUR GEOPEND SLOTAVOND „ST. GENESIUS" Nationaal Tooneelconcours Uitslag der jury Dankwoorden STADSSCHOUWBURG Ballet Jooss De Blokkendoos. Cabaret revue onder leiding van Fientje de la Mar ZONIDAGMIDDAGCONCERT H.O.V. de bekendste bonbon van De R. K. Gemengde Tooneelvereteniging „St. Genesius" te Overveen zorgde Zondagavond voor een vroolijk slot van haar uitnemend geslaagd Nationaal Tooneelconcours. „De Baas in Huis," dat in plaats van het eerst aangekondigde too- neelstuk werd opgevoerd, is een aardig Engelsch blijspel met twee goed geschreven bedrijven. Jammer dat in het laatste bedrijf een paar per sonen er met de haren bijgesleept moeten wor- d enom „De baas in Huis" inderdaad tot zooda nig te kunnen forceeren. 't Stuk heeft eenige fijne karakteristieken, welke echter door de optreden den nu en dan (de dominee b.v.) tot karikaturen werden misvormd. De best getroffen rollen leken ons die van Leo van Kessel als den vreemde ling, Bep van der Erf als Myra ten Jan de Goede als een onder de plak zittenden echtge noot. Dora Doeswijk als de feeks, Rie van der Goes als Elaine, Annie Aarnink als Mabel, Wil Sweyen als de vriend, Piet en Gé van Kessel resp. als de dominee en de haastige bruidegom en tenslotte Chris Eichhorn als een (onbeleefde!) detective haddten goede momenten zonder dat nu bepaald alles een tien verdiende. De regisseur, Ely Huyboom, maakte enkele foutjes, terwijl hij had moeten zorgen dat Elaine inderdaad de jongste der zusters leek en de vreemdeling uiter lijk wel wat ouder had mogen wezen. Het decor had ook beter gekund. Maar wij willen op dezten gezelligen avond de loupe liever opzij leggen temeer daar voor een zeer vlotte opvoering was gezorgd, al was de uitspraak, vooral van sommigen, minder goed en te haastig en het stuk zeer in den smaak viel in de, tot de uiterste hoeken bezette zaal, en dan ook een daverend lachsucces oogstte. De avond werd geopend door den heer Huy boom, die speciaal de aanwezige heeren geeste lijken en paters van het R. K. Lyceum verwel komde. Na de pauze was het woord aan den voorzitter van de jury, den heer Jan Icas van Dijk die over de resultaten van het concours (de allerbeste bleven maar even boven de middel maat) niet zoo buitengewoon tevreden was. Spr. waarschuwde ervoor het tooneelspelen te veel als een liefhebberijtje te beschouwen. Wij Katho lieken hebben hier een betere taak te vervullen. De verzorging der uitspraak was zoodanig Slecht geweest, dat de uitspraakprijs was ver vallen. Ook de keuze der stukken moet zeer on voldoende genoemd, worden, (Welke, conclusie wij speciaal onderschrijven). Alleten „De lichte Last" Y%n Kees Spieripgs, opgevoerd door de R.K. Gem. Tooneelvereenïging ,.St. Bonifacius" uit Krom menie beschouwde spr. als een ideaal tooneelstuk voor het Kath. Tooneel. (Een volgende spreker merkte op dat er te weinig goede Kath. looneel- stukken zijn, welke klacht veel waarheid bevat.) De jury had tenslotte de volgende prijzen toe gekend: Eereprys: St. Bonifacius (48 van de 90 pun ten); Eerste prijs: R. K. Gem. Tooneelvereeni- ging „Ludamus" uit Haarlem-Noord (met 39% pnt. van de 90 pnt.); Tweede prijs: R. K. Gem. Tooneelver. „Thalia". Haarlem (29 van de 90 pnt.); derde prijs R. K. Gem Tooneelver. „St. Gerardus Majella" (K. J. M. V.), Hemstede (met 28van de 90 pnt.); regieprijs: regisseur van St. Bonifacius" (met 14 van de 30 pnt.); prijs beste keuze stuk: „St. Bonifacius"; beste speler- prijs A: A. Koning (49 van de 60 pnt.); beste speelsterprijs A: Ans Astendelft (40% van de 60 pnt.); beste type heer: Jac. Neelen "(44 van de 60 pnt).; prijs beste type dame: Mien Stam (40 2/3 van de 60 pnt.); beste spelerprijs B: Joop Beelen (38% van de 60 pnt.); beste speêl- sterprijs B: Nelly v. d. Weljden (38% van de 60 pnt.); beste heerenbijrol-prljs: Wim Schoone- beek (38 van de 60 pnt.)beste damesbijrol- prijs: Lies Schoonebeek (36 van de 60 pnt.) De lauwertakken en kransen werden vervol gens onder het applaus van de aanwezigen uitgereikt. De heer van Kessel, voorzitter van St. Gene sius" achtte in zijn toespraak het tooneelcon cours uitstekend geslaagd en een mooie propa ganda voor de cultureele taak van het Kath. tooneel. Spr. bracht hartelijken dank aan alle medewerkenden, in het bijzonder aan de leden der jury, aan wie spr. ieder een geschenk aan bood. De meening, dat in Overveen geen medewer king te krijgen is voor het Kath. tooneel, is wel geheel den kop ingedrukt. De samenwerking tusschen de deelnemende vereenigingen was uit stekend. In het algemeen is er echter tusschen de kath. tooneelvereenigingen niet genoeg sa menwerking en spr. betreurde in dit verband dat er nog steeds geen R. K. Tooneelbond be staat. Daarna spraken achtereenvolgens de verte genwoordigers van de vereenigingen „St. Boni facius", „Ludamus", „Thalia" en „Gerardus Majella". Zij spraken hun bewondering uit voor den durf en moed van „St. Genesius" om in de zen crisistijd een tooneelconcours te organisee- ren, en brachten dank aan de jury. De ver tegenwoordiger van „Ludamus" feliciteerde in 't bijzonder de vereeniging „St. Bonifacius" met het winnen van den eereprijs (applaus). De laatste spreker wekte de Overveners op propaganda te maken voor ,,St. Genesius", op dat deze actieve vereeniging nog meer kan tot stand brengen dan ze nu reeds gedaan heefa. Deze uitwisseling van vriendelijkheden over en weer ten vooral het amusante tooneelstuk zorg den dat er een geschikte stemming aanwezig was voor het gezellig samenzijn, waarbij de band onder leiding van Jan Rozekrans zeer gewaar deerde medewerking verleende. In velerlei opzichtten dus een prettig slot van het gehouden „tooneelexamen", dat speciaal de gezakten geleerd moge hebben, dat elk tooneel nog geen goed tooneel is, ook denkt men in de tooneelspeelkunst een heele bolleboos te zijn. Wien de schoen past, trekke hem aan! Tijdens de afscheidstournée van het Ballet Jooss voor zijn vertrek naar Amerika werd Za terdag Haarlem aangedaan, alwaar voor een uitverkochten schouwburg werd opgetreden. Vertoonde bij de vorige uitvoering de zaal nog vele gapingen, thans was blijkbaar tot het groo- te publiek doorgedrongen, dat dit ballet toch wel iets bijzonders moest zijn, weshalve t thans en masse opkwam. Vier nummers stonden nu in het lijvige pro gramma vermeld, t.w. Ballade, Wereldstad, He denJohann Strauss en De Spiegel, waar van alleen nummer twee een oude bekende was, tenminste gedeeltelijk want het slot was omgewerkt en aanmerkelijk verkort, waarschijn lijk terwille van den tijd. Een andere reden kunnen wij er niet voor vinden, daar het naar o.i. in dezen vorm geen verbetering was. Het eind was slapper en minder krachtig; overi gens is aan de geheele uitvoering te bemerken, dat het gezelschap kennelijk minder zorgen heeft, want nog afgezien van de artistieke pres tatie, muntten de nummers stuk voor stuk uit in een opvallend geraffineerde verzorging der costumes, wat het effect natuurlijk niet, on aanzienlijk verhoogde. We hebben reeds vroeger gezegd, dat 't niet zoo eenvoudig is, een beschouwing over 'n de gelijk ensemble te geven. Jooss is van een en ander onbeperkt eigenaar, d.w.z. hij schrijft een scenario voor ieder dansspel en laat dat zijn ballet onder zijn leiding interpreteeren. Is hij er dus in geslaagd het gegeven volkomen cho reografisch verantwoord, in zinnen weer te ge ven, dan blijft er practisch weinig, of liever ge zegd heelemaal geen ruimte over, met hem van meening te verschillen. Het is zijn goed recht, het zoo te doen als hij het 't beste acht en zoolang hij er in slaagt zijn verhaal in dans- pantomime aannemelijk te maken, kan men niet anders dan in meerdere of mindere mate bewondering hebben voor hetgeen hij schiep. Want dat Jooss op dansgebied een knap kunstenaar is, is ontegenzeggelijk waar, al blijkt zijn meesterschap ook voornamelijk en 't duidelijkst in het weergeven van tijdbeelden, zooals wijlen de groene tafel wereldstad en nu, als pièce de résistancè: De Spiegel. Dit laatste is een heel verhaal in acht tafereelen, waarvan het eerste gedeelte ongetwijfeld het beste was, al ligt er aan het ridiculiseeren van het leven op deze wijze ook een grenzenlooze troosteloosheid ten grondslag, als gevolg van het feit, dat men, doorredeneerend, tot geen enkele bevredigende oplossing kan komen. Want dat alleen een „opbeurend moederhart" den onderlingen vrede en Een Nieuw Begin kan in luiden, is een zoo goedkoope en banaal melo dramatische oplossing dat wU in ernst niet kunnen gelooven, dat het Kurt Jooss zelf heeft bevredigd. De Ballade, een kort ballet, waarmede het programma opende (volgens het eene deel van het programma naar een zin in een oude kro niek uit de 12e eeuw en volgens een andere mededeeling geïnspireerd door het Fransche volksliedje: „Le roi a fait battre tambour") maar dat is betrekkelijk bijzaak) was een sier lijk, vriendelijk en hoogst gratieus drama, zon der veel pretentie doch uitermate fijn ver zorgd. Tenslotte nog: Heden.... Johan ^rauss dat ons ondanks enkele uitstekende trouvailles toch te verward en langdradig gecompliceerd leek, om te blijven boeien. In een voorwoord van het kostbare program ma schrijft Jooss dat de dans een kunst is die niet vertaald kan worden door woorden; haar taal is beweging, opgebouwd uit vormen en doordrongen van gevoelens. Wij onderschrijven dat volkomen. En hoe sterker de gevoelens en hoe zuiverder de beweging des te grootscher 't effect. De geweldige hoogte, welke Jooss op dit gebied heeft weten te bereiken, is werkelijk unique en voor een goed opmerker is zoo'n avond dan ook een zichtbare symphonie van allerlei kunstig gearrangeerde gedachten, die door een perfect geschoold ensemble, op sublie me wijze worden geëtaleerd. Het publiek was zoo ongeduldig om te ap- plaudisseeren, dat het in het begin zelfs op on gelegen oogenblikken de stemming wegmepte „omdat het zoo mooi was, weet u!" Met een geweldig succes voor het ensemble werd dit optreden in Haarlem besloten. V-t. Het is wel een uitgelezen troepje dat giste ren en heden in den Stadsschouwburg De Blokkendoos bracht en brengt. Een vlot programma vol afwisseling met brillanten humor, vroolijke liedjes, aardige scènes, uitstekende muziek en voorts van alles wat zooal tot het cabaret-genre gerekend kan worden. Leidster is Fientje de la Mar en voor het eerst zijn we het nu eens met Shakespeare niet eens als hij zegt: What is a name, want in dit speciale geval is een naam toch heel wat. Indien men ons op den man af zou vragen, wie tot de beste actrices van Nederland behoort, dan zouden wij op de eerste plaats Fientje de la Mar noemen, want dat is zij zeer zeker. Er zijn maar Weinig actrices die met zooveel over gave zoo zuiver en zoo intens hunne voor dracht beleven en er zooveel flonkerende reali teit in kunnen leggen, als Fientje dat doet. Als zij optreedt, onverschillig in welke taal of welk genre men kan er zeker van zijn dat ieder een aan haar lippen hangt en geslagen wordt in den ban van haar kunstenaarschap. Hoewel er dan ook meer goede dingen in dit programma waren (ook enkele dingen, die op het randje van het nette waren) toch was zij ongetwijfeld het middelpunt. Wij willen echter graag ook den anderen den lof geven die hun toekomt en dan noemen we Johan Elsensohn, eveneens een voortreffelijk acteur, die thans onder de banier van de Blokkendoos van zijn kostelijke spelerskwalitei ten laat genieten. Eerst als Amsterdamsche „Kar-ga-door" naar een schets van hemzelf vol sappige mokumsche gein, en onbetaalbaar hu moristisch en later als trambestuurder, waarin hij zoo mogelijk zich zelf nog overtreft. Als derde en vierde Corry Vonk en Jan van Ees (welke laatste tevens als conferencier fungeerde) die voornamelijk in de half-ondeu- gende éénacters optraden en ieder in hun gen re zeer tot het welslagen van den avond bij droegen. Corry Vonk gaf ook nog eenige solo nummers waarvan dat als koormeisje hoe goed op zichzelf ook, toch een beetje navrant was, vanwege den bitteren ernst die er in beridiculi- seerd werd. Een kwartet van zangers voor den micro foon (typisch, dat de microfoon oorspronkelijk bedoeld, als surrogaat thans zelfs een plaats op het tooneel krijgt ingeruimd, waar de oor spronkelijke stemmen bij de hand zijn) zong een paar moderne liedekens die insloegen, ter wijl Han Beukers en Denijs van eenige piano- soli lieten genieten. Er was nog een danseres en een actrice, waarvan wij helaas de namen hebben vergeten, doch die allebei voor de afwisseling hielpen. Het was dan ook een echt gezellige avond, waarvan volwassenen zeker kunnen genieten, cabaret van links naar rechts en van noord tot zuid. Het applaus werd gul en royaal gegeven om dat men ook gul en royaal genoten had. V-t Marinus Adam leidde dit Zondagmiddagcon cert in den aardig bezetten Stadsschouwburg, waarop als soliste mevrouw StotijnMolenaar op zou treden. Deze zangeres, die vooral in het midden-register beschikt over een soepel or gaan, maar in hoogere ligging weinig kracht ontwikkelen kan, had met beide door haar ge kozen werken wel een zware taak op zich ge nomen. De heele „Ah! Perfido!" scene met de aria van Beethoven is een verre van gemakke lijke, vaak weinig gunstig voor de stem ge schreven muziek. Wat de zangeres evenwel hier aan stemmiddelen te kort schoot, vergoedde zij ruimschoots door haar gevoelige intelligente voordracht, waarbij zij nu en dan handig ge bruik maakte van het mezzo om de ontoerei kendheid van het geluid te vervangen. Op een te vroegen inzet na, die Marinus Adam gerouti neerd wist te ondervangen, bracht de soliste het lastige werk vlot en verdienstelijk ten einde. Haar tweede optreden met het „Air de Lia" uit Debussy's „L'Enfant prodigue" vergde zoo mo gelijk een nog feller dramatisch accent, een kracht, die zij jammer genoeg niet ten volle kon ontplooien. De voordracht bleef echter mu zikaal verantwoord en intelligent. De zangeres vielen bloemen en hartelijk applaus van de aanwezigen ten deel. Het orkest speelde de Eerste Symphonie van Lf van Beethoven met fraai verzorgde dynamiek en kleur, vooral in het Andante en het Me- nuetto. Ook het mooie Cortège uit de opera „L'Enfant prodigue" van Debussy, waarmee de tweede concerthelft geopend werd, viel door de goedverzorgde uitvoering zeer in den smaak. Met de Acht Russische Volkswijsjes van Lia- dow werd deze uitvoering besloten. Hier be merkten we in het ensemble-spel enkele on gelijkheden van rhythme, die echter aan den goeden indruk weinig afbreuk deden, maar die toch met wat sterker geconcentreerdheid in enkele instrumentengroepen konden vermeden zijn. Alle Zondagmiddaguitvoeringen mogen deel hebben in de voortdurende accuratesse, waar door reeds de voorgaande executies zoo gun stig werden gekenmerkt en die we daarom dan ook zoo van harte gaarne blijven aanbevelen. J. S. De vrouw huilde en lachte tegelijk en ook Hermann kon zijn ontroering nauwe lijks verbergen. Zij vertelde dat, terwijl Hermann in het werk was opgesloten, ze geprobeerd had om met zingen het brood te verdienen en zoo geleidelijk door dorpen en steden te trekken naar de plaats waar haar man was. Zoo was ze al zingend in dit plaatsje terecht gekomen en het was lou- teT toeval dat ze haar man hier nu ontdekt had. Het eerste wat hun nu te doen stond was een nachtverblijf op te zoeken. Gelukkig vonden ze aan het einde van de straat een kleine herberg, waar ze voor weinig geld een onderdak vonden. Den volgenden morgen bespraken Her mann en zijn vrouw wat er gedaan moest worden. Zij wist na lang praten Hermann te bewegen om zich maar weer aan te melden bij de politie. Hij had nog maar eenige maanden straf te goed en als hij eerlijk opbiechtte, dan zou hij er waar schijnlijk nog wel genadig afkomen. „Dus vandaag gaan we een mantel koopen, hé man?" zei mevrouw Jansma, terwijl zij zich de slaperige oogen uitwreef. Het blinkende zonlicht dat als dartele veulens de slaapkamer binnenspeelde, wierp een van zijn stralen in het gezicht van mijnheer. Slaap dronken knipperde hij met zijn oogen. Zei je wat, vrouw? Ik zei, dat we vandaag een mantel gaan koopen in de stad, antwoordde zij nu op beslis ten toon. Oü Met welken trein moet ik gaan? vervolgde ae, maar tevergeefs wachtte ze op het ant woord, want mijnheer had den spelenden zon nestraal uit zijn gezicht geweerd en snurkte weer als een dragonder. Wel heeremetijdbitste mevrouw, terwijl ze haar echtgenoot ruw doorelkaar "schudde. Voor uit, slaapkop, over drie kwartier gaat je trein. Ehhhh, geeuwde Jansma, Wat zeg je vrouw? Is er onweer? Moet het licht aan? Nee, sufferd, ruziede zij. 't Is tijd om op te staan. Het is vandaag Zaterdag. Je hebt dus mooi gelegenheid, als je van het kantoor komt, met mij mee te gaan om een mantel te koopen. Kijk je even het spoorboekje na? Mijnheer Jansma liet onwillig zijn been over den rand van het ledikant glijden en mom pelde Elf uur, zes en vijftig Dat mijnheer nog half slapende met zoo'n geruststellende zekerheid het vertrekuur van den trein noemde, kwam omdat hij forens was. Acht jaar waren ze getrouwd, acht jaar ach tereen hadden ze in hetzelfde vriendelijke land huisje in Hilversum gewoond en acht jaar lang was mijnheer met denzelfden trein naar Am sterdam gereisd. Zes dagen in de week. Dat was zesmaal twee en vijftig, maal acht Sjonge, zou hij dan niet weten hoe de spoor wagen liep? Z'n collega's noemden hem niet voor niets „het wandelende spoorboekje." Elf uur zes en vijftig, schat, herhaalde hij, terwijl hij na enkele vergeefsche pogingen zijn pantalon had aangekregen. Ze drukte hem zonder op zijn definitieve tijdsbepaling te antwoorden, een spoorgids in zijn hand. Hierkijk het boekje evene na, dan weet ik het zeker. Ik moet aan het Muider- poortstation uitstappen, anders moeten we veel te ver loopen. Hij legde het spoorboekje ongeopend op het nachtkastje en herhaalde met nadruk: Elf uur zes en vijftig. Dan ben je om twaalf uur twintig aan Centraal. We pikken een trammetje naar Zuid en dan Niks hoor!!! Geld uitgeven voor niemen dal?.. ....En dan gaan we We gaan niks! viel ze hem in de rede. Ik wil er aan de Muiderpoort uit en bovendien ga ik niet om elf uur zes en vijftig. Gisteren heb ik in het boekje gekeken en er staat een mooie trein in om elf uur dertig. Die stopt aan de Muiderpoort en dat is voor jou ook dich terbij. Maar als je geen zin hebt, om even na te zien, dan Tuttutvrouwtje, kalmeerde nij haar. Wie zegt dat nu? Maar als ik nu toch zeg elf uur zes en vijftig, dan is het toch goed? Mevrouw griste het spoorboekje van het kastje en sloeg de bewuste tabel op. Zie je wel??juichte ze zegevierend. Elf uur dertig is een mooie trein en dien neem ik. Die stopt aan de Muiderpoort. Jamaar.wilde hij haar overreden. Niets te jamaren. Ik ga met den trein van elf uur dertig en daarmee uit. Even kijken, die is om twaalf uur twee aan de Muiderpoort. Als jij nu maar zorgt dat je op tijd bent. Zoo je wilt, schat, zei hij gedwee. Tegen de vrouwen was niet te redeneeren, meende hij. Maar. Hè, schei nu toch uit met dat maren. Het is nu afgesproken, dus praten we er verder niet over. Hij knoopte zijn schoen vast en suste; Je hebt gelijk, vrouw. We praten er niet meer over. Waarom zouden we er om kibbelen? Precies een half uur te vroeg was mevrouw op het perron. Zij was geheel alleen en toen de trein van elf uur dertig kwam binnenrollen, glimlachte ze vergenoegd, toen ze zag dat alle coupé's leegliepen. Van het lange wachten was ze moe geworden en nu had ze een heelen coupé voor zch alleen. Met een zucht liet zjj zich in de kussens val len en droomde van een prachtige beige man tel met bontkraag. Ze had hem in de Van Woustraat zien hangen en dadelijk was ze er verliefd op geworden. Coupédeuren werden dichtgesmeten en een grove mannenstem riep: Hilversum! Allen uitstappen! Dat was natuurlijk niet voor haar bedoeld. Zjj moest naar Amsterdam. Allen uitstappenklonk het nu dicht bij en tegelijk verscheen er een hoofd in de deur. Hoort u het niet, juf?vroeg hij barsch. mot eruit! Eruit? echode ze ongeloovig. Maar man, ik zit pas. Kan me niet schelen, juf. D mot eruit. We moeten ransjeere. Maar ik moet naar Amsterdam. Elf uur zes en vijftig, juf. Dan bent u de eerste. Daar had je het weerelf uur zes en vijf tig, en ze had zich stellig voorgenomen met den trein van elf uur dertig te gaan. Kom, schiet nou op, haastte de man. Deze trein Maar mevrouw Jansma hoorde het al niet meer. Snel had ze den coupé verlaten en zette zich boos op alles en iedereen op een bank neer. Precies op tijd rolde de trein van elf uur zes en vijftig binnen, maar ditmaal kon ze er niet aan denken het zich in de kussens gemakkelijk te maken. Tusschen twee zwaarwichtige per soonlijkheden werd ze als het ware samenge perst. Juist toen de trein zich in beweging stelde, hoorde zij nog de stem van den conducteur: Sneltrein Amsterdam, stopt alleen Cen traal!.... Mevrouw verbleekte. Alleen Centraal en ze hadden nog wel zoo pertinent afgesproken dat ze aan de Muider poort zou afstappen. George zou haar op het perron wachten. O, waarom had hij toch niet even goed in het spoorboekje ge- keken. Weg wa- droomen. Hij1 aan j De fOTeUS de M.P., zij aan I C.Szij naar I de M.Phij naar C.S Rrrttt!daar passeerden zij de Muider poort. Ai.... wat ging dat hard. Die dikke hee ren, die haar als in een schroef geklemd hiel den, beletten haar naar buiten te kijken, naar haar man, die nu vergeefs stond te wachten. Dan had ze hem een seintje kunnen geven. Ze zuchtte diep. Sssttttt.... de remmen knarsten. De snel trein stond stil onder de kap. Amsterdam Centraalklonk het en het was alsof de mannen het zeiden om haar te plagen. De coupédeur ging open en een lachend man- nengelaat keek naar binnen. George!!! riep mevrouw, plotseling al haa* narigheid vergetende. Jij hier?.... En ik dacht.... i Je moet niet alleen denken, schat. Je moet ook eens een keer zeker weten. Zoo zeker als ik wist dat je niet aan de Muiderpoort zou uit stappen, want de trein van elf uur dertig loopt op Zaterdag niet.... Je kon dus niet anders weg dan om elf uur zes en vijftig. Ik heb het je toch gezegd? Maar je wilde persé om elf uur dertig en je liet mij niet uitspreken. Hij riep een taxi aan en sprak: Rembrandtplein, chauffeur. Cosmopoliet. En tot zijn vrouw: Vandaag kijken we niet op een paar gul den, schat. Hij voelde haar lippen op zijn wang en haar fluisterende woorden: Ik zal nooit meer tegenspreken, hoor! Dat moet je bij een forens ook nooit doen, zei hij lachend. Want dat zijn wandelende spoorgidsen. aGut op da naasru! door Charles Garviee 62 „Ja, Lily, snoes, heel erg goed nieuws," zei ze; „zulk goed nieuws, dat ik nauweJijks kan gelooven, dat het waar is. Je moet me niet vragen, wat het is; maar ik hoop, dat ik het je al heel gauw zal kunnen vertellen, en ik weet zeker, dat je dan erg bly zult zijn." „Ik zal blij zijn, als het tenminste niet iets is, waardoor je van ons weggaat," zei Lily, met de snelle intuïtie van haar leeftijd. „Ik beloof je, Lily, dat, éls ik wegga, het niet voor goed zal zijn dat we elkaar altijd heel dikwijls zullen zien." „Dan ben ik niet bang meer voor het goede nieuws," zei het kleine meisje, „want ik weet, dat je je belofte zult houden. Daar hoor ik vader roepen; ik moet weg. Wat hoest hij toch vreeselijk; en het wordt maar niets beter. En hij wordt tegenwoordig zoo gauw moe; hij kan haast niet meer in den tuin wandelen zonder op mijn schouder te leunen." Lily liep weg op haar vlugge en toch be hoedzame manier en Irene ging door met haar werk. Ze was bijna klaar met wat ze te doen had, toen ze stappen hoorde op het pad stappen, die ze goed kende, en die haar hart onzinnig deden kloppen. De deur van de kas ging open en een seconde later was ze in Redmaynes armen. „Eindelijk! De uren hebben me dagen ge leken en de dagen maanden, liefste, en de sneltrein, die me hier naar toe heeft ge bracht, kroop eenvoudig over de rails!" Hij hield haar een eindje van zich af en keek naar het mooie gezichtje, alsof hij gedorst had naar het weerzien daarvan. Ook hij zag de verandering, die het geluk in heel haar ex pressie had gebracht, en zijn hart sprong op van vreugde en dankbaarheid. Ze legde haar hand op zijn mouw. „Je hebt treurige dagen achter den rug," zei ze zacht. „Als ik maar bij je had kunnen zijn, om je er doorheen te helpen, maar iri gedachten heb ik je geen oogenblik alleen gelaten." „Dat heb ik aldoor wel geweten, liefste," zei hij, „en ik verzeker je, dat me dat getroost en gesteund heeft." Hij vertelde over den dood van zijn broer en de begrafenis, beschreef het oude huis in Redmayne en sprak van de sympathie en aanhankelijkheid, die de menschen daar hem betoond hadden „Ik vertelde hun, dat het niet lang zou duren, of ik bracht mijn bruid daarheen, liefste; want we zullen daar gaan wonen, Irene, tenzij je er iets op tegen hebt." „Overal, waar ik met jou kan zijn, zal ik me gelukkig voelen,' zei ze. „Ik ben bang, dat ik niet half zoo'n goede !endbe"i zal als mijn arme broer. HU was een prachtkerel, en geknipt yoor de positie, die hij innam. Zijn dood is een ont zettend verlies voor zijn menschen; ik ben bang, dat ze met hun nieuwen graaf lang met zoo ingenomen zullen zijn." Irene schrok en keek naar hem op; ze was bleek geworden. „Ben je een graaf?" vroeg ze. „Ja; wist je dat niet?" vroeg hij eenvou dig. „Ik ben natuurlijk de erfgenaam van den titel. Ik zal nu in The House of Lords terecht komen" hij glimlachte „maar veel last zal ik er wel niet van hebben, want mijn gravinnetje en ik zullen op de oude bezitting gaan wonen en een eenvoudig, landelijk leven leiden. Hemel! wat verheug ik me daarop! Je krijgt een overvloed van bloemen in den tuin, hoor, en soms moet je deze zelfde jurk aandoen en dien zonnehoed opzetten." „Word ik een gravin?" zei Irene met be vende stem, terwijl ze haar hoofd op de borst liet zinken. „O, Mayne dat ben ik toch zeker niet waard. Het maakt het offer, dat je brengt, nog maar grooter." Het was de eerste maal, dat ze hem bij zijn voornaam noemde; ze had het haar vader nu en dan hooren doen; ook had ze altijd met dien naam aan hem gedacht en die kwam baar nu geheel onbewust op de lippen. Zijn gezicht straalde. „Ja, jij wordt een gravin, liefste," zei hij. „Mayne, ik moet je iets vertellen, iets ver schrikkelijks! Terence is terug; ik heb hem esnroken!" i Ze verhaalde hem van het huwelijk tus schen Terence en Madge met ingehouden adem en oogen, groot van ontzetting. Red mayne luisterde gespannen, terwijl hij haar hand vasthield en die kalmeerend streelde. „Goede hemel! wat een merkwaardige vrouw, Irene!" zei hij. „De brutaliteit van zooiets is bijna niet te gelooven! Arme Te rence! Ik moet dadelijk naar hem toe om te zien, wat ik voor hem kan doen!" „Is het huwelijk geldig?" vroeg Irene ge dempt. „Ik weet het niet, maar me dunkt van niet," antwoordde Redmayne. „Terence moet in elk geval de beste raadslieden en helpers hebben, die er maar te vinden zijn." „Zullen ze haar straffen?" vroeg Irene aar zelend. „Ze is mijn halfzuster, liefste." Red mayne keek ernstig. „Dat zal van Terence afhangen," zei hij. „Ik zal hem zoo gauw mogelijk gaan opzoe ken." Hij keek op zijn horloge. „Maar ik kan nog een uurtje bij je blijven, den hemel zij dank!" „Nu moest je even mee naar binnen gaan en een kopje thee drinken," zei ze na een poosje. „Ik zou graag willen, dat je kennis maakte met mijn familie." Ze glimlachte. „Je zult ze graag mogen, Mayne, niet alleen omdat ze zoo goed voor me geweest zijn, maar ook omdat ze zoo eenvoudig en eerlijk zijn echte rondborstige menschen van het land." „Ik ben gewoonweg verlangend om ze te zien," zei Redmayne. „Ik voel, dat ik groote ver plichtingen aan ze heb voor alles, wat ze voor jou gedaan hebben." Juffrouw Carter kwam hen in de deur tege moet, en ze leek niet verbaasd, ofschoon ze Redmayne oplettend opnam „Dit is Lord Redmayne, juffrouw Carter," zei Irene; en de blos op haar gezichtje, de glans in haar oogen zeiden juffrouw Carter genoeg. 21e stak Redmayne haar hand toe en hij drukte die warm. „Ik ben meer dan blij, dat ik gelegenheid heb om u te danken voor uw goedheid jegens Lady Irene," zei hij. Irene keek hem waar schuwend aan; maar het was te laat. „Ze heeft me zooveel van u verteld en ik weet niet, hoe ik mijn erkentelijkheid moet uit drukken voor alles wat u voor haar gedaan hebt." „De schuld is geheel aan onzen kant, mijnheer my lord," zei juffrouw Carter op haar korte, laconieke manier; „ze heeft meer voor ons gedaan dan wij voor haar; en als we haar kwijtraken en ik zie wel dat dat er van komen gaat dan zal dat een heel groot verlies voor ons zijn. Wilt u eten kopje thee met ons drinken en iets eten, my lord? Ik zal maar geen verontschul digingen maken voor onze eenvoudige huise lijke gewoonten." Redmayne lachte, den gullen, vroolijken lach van een schooljongen. „Ik twijfel er niet aan, jufrouw Carter, of uw thee, om nog te zwijgen van uw boter hammen, zal me heel wat beter smaken dan die ze bij mij thuis voor me zetten. En daarbij heb ik Treeseljjken honger, zoodat ik uw vrien delijk onthaal alle eer zal aandoen." i Juffrouw Carter knikte, alsof ze zijn tact apprecieerde; toen keek ze naar Peters, die beleefd was opgestaan. „Dat is mijn schoonzoon, de heer Peters," zei ze; „de vader van dit kleine meisje" Irene had Lily bij Redmayne gebracht, die dadelijk haar yertrouwen gewonnen scheen te hebben „hij is op het oogenblik niet te best in orde. Ga maar gauw weer zitten, James, zijn lordschap zal dat wel excuseeren." Peters zakte weer op zijn stoel neer, na een verontschuldigenden blik od Redmayne. Juf frouw Carter bracht de thee en wees de blozende Irene een stoel naast Redmayne. „Ik heb altijd geweten, dat ze op een dag wel gevonden zou worden en iemand haar zou komen halen," zei ze, „en ik ben hartelijk blij, dat ze nu gelukkig zal worden dat kan ik zóó wel zien want hoewel ze zich nooit met één woord beklaagd heeft, merkte ik toch heel goed, dat ze verdriet had; en ik heb óók al dien tijd geweten, dat ze een geboren dame was, al heeft ze even flink en eerlijk gewerkt als het eerste beste meisje uit den arbeidersstand. Ik hoop, dat u daarom niet minder van haar zult denken, my lord." „Ik denk daarom nog beter van haar. juf frouw Carter," zei Redmayne warm. „Terwijl u sprak, heb ik bij mijzelf zitten wenschen, dat ik u haar heele geschiedenis kon vertel len onze geschiedenis; dan zoudt u nóg meer reden hebben om haar te prijzen, en u zoudt begrijpen, hoe trotsch ik er op ben. dat ze mijn vrouw wil worden." Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 7