KIN'S LUNCHKOOM
het hustpuut tutnetnetid&eid cup Uw Jt. Mica taai-wa*cdeitnq.
S TA D S N I E U W S
<Kdm&aal van dag
Met twee
RINGERS
IDe Dubbelgangster I
lIlP
MAANDAG 25 NOVEMBER 1935
TOT 'S AVONDS 10 UUR
GEOPEND
SLOTAVOND „ST. GENESIUS"
Nationaal Tooneelconcours
Uitslag der jury
Dankwoorden
STADSSCHOUWBURG
Ballet Jooss
De Blokkendoos. Cabaret
revue onder leiding van
Fientje de la Mar
ZONIDAGMIDDAGCONCERT
H.O.V.
de bekendste
bonbon van
De R. K. Gemengde Tooneelvereteniging „St.
Genesius" te Overveen zorgde Zondagavond voor
een vroolijk slot van haar uitnemend geslaagd
Nationaal Tooneelconcours. „De Baas in Huis,"
dat in plaats van het eerst aangekondigde too-
neelstuk werd opgevoerd, is een aardig Engelsch
blijspel met twee goed geschreven bedrijven.
Jammer dat in het laatste bedrijf een paar per
sonen er met de haren bijgesleept moeten wor-
d enom „De baas in Huis" inderdaad tot zooda
nig te kunnen forceeren. 't Stuk heeft eenige fijne
karakteristieken, welke echter door de optreden
den nu en dan (de dominee b.v.) tot karikaturen
werden misvormd. De best getroffen rollen leken
ons die van Leo van Kessel als den vreemde
ling, Bep van der Erf als Myra ten Jan de
Goede als een onder de plak zittenden echtge
noot.
Dora Doeswijk als de feeks, Rie van der Goes
als Elaine, Annie Aarnink als Mabel, Wil Sweyen
als de vriend, Piet en Gé van Kessel resp. als
de dominee en de haastige bruidegom en
tenslotte Chris Eichhorn als een (onbeleefde!)
detective haddten goede momenten zonder dat nu
bepaald alles een tien verdiende. De regisseur,
Ely Huyboom, maakte enkele foutjes, terwijl hij
had moeten zorgen dat Elaine inderdaad de
jongste der zusters leek en de vreemdeling uiter
lijk wel wat ouder had mogen wezen. Het decor
had ook beter gekund.
Maar wij willen op dezten gezelligen avond
de loupe liever opzij leggen temeer daar voor
een zeer vlotte opvoering was gezorgd, al was
de uitspraak, vooral van sommigen, minder goed
en te haastig en het stuk zeer in den smaak
viel in de, tot de uiterste hoeken bezette zaal, en
dan ook een daverend lachsucces oogstte.
De avond werd geopend door den heer Huy
boom, die speciaal de aanwezige heeren geeste
lijken en paters van het R. K. Lyceum verwel
komde. Na de pauze was het woord aan den
voorzitter van de jury, den heer Jan Icas van
Dijk die over de resultaten van het concours (de
allerbeste bleven maar even boven de middel
maat) niet zoo buitengewoon tevreden was. Spr.
waarschuwde ervoor het tooneelspelen te veel als
een liefhebberijtje te beschouwen. Wij Katho
lieken hebben hier een betere taak te vervullen.
De verzorging der uitspraak was zoodanig
Slecht geweest, dat de uitspraakprijs was ver
vallen. Ook de keuze der stukken moet zeer on
voldoende genoemd, worden, (Welke, conclusie wij
speciaal onderschrijven). Alleten „De lichte Last"
Y%n Kees Spieripgs, opgevoerd door de R.K. Gem.
Tooneelvereenïging ,.St. Bonifacius" uit Krom
menie beschouwde spr. als een ideaal tooneelstuk
voor het Kath. Tooneel. (Een volgende spreker
merkte op dat er te weinig goede Kath. looneel-
stukken zijn, welke klacht veel waarheid bevat.)
De jury had tenslotte de volgende prijzen toe
gekend:
Eereprys: St. Bonifacius (48 van de 90 pun
ten); Eerste prijs: R. K. Gem. Tooneelvereeni-
ging „Ludamus" uit Haarlem-Noord (met 39%
pnt. van de 90 pnt.); Tweede prijs: R. K. Gem.
Tooneelver. „Thalia". Haarlem (29 van de 90
pnt.); derde prijs R. K. Gem Tooneelver. „St.
Gerardus Majella" (K. J. M. V.), Hemstede (met
28van de 90 pnt.); regieprijs: regisseur van
St. Bonifacius" (met 14 van de 30 pnt.); prijs
beste keuze stuk: „St. Bonifacius"; beste speler-
prijs A: A. Koning (49 van de 60 pnt.); beste
speelsterprijs A: Ans Astendelft (40% van de 60
pnt.); beste type heer: Jac. Neelen "(44 van de
60 pnt).; prijs beste type dame: Mien Stam
(40 2/3 van de 60 pnt.); beste spelerprijs B:
Joop Beelen (38% van de 60 pnt.); beste speêl-
sterprijs B: Nelly v. d. Weljden (38% van de
60 pnt.); beste heerenbijrol-prljs: Wim Schoone-
beek (38 van de 60 pnt.)beste damesbijrol-
prijs: Lies Schoonebeek (36 van de 60 pnt.)
De lauwertakken en kransen werden vervol
gens onder het applaus van de aanwezigen
uitgereikt.
De heer van Kessel, voorzitter van St. Gene
sius" achtte in zijn toespraak het tooneelcon
cours uitstekend geslaagd en een mooie propa
ganda voor de cultureele taak van het Kath.
tooneel. Spr. bracht hartelijken dank aan alle
medewerkenden, in het bijzonder aan de leden
der jury, aan wie spr. ieder een geschenk aan
bood.
De meening, dat in Overveen geen medewer
king te krijgen is voor het Kath. tooneel, is wel
geheel den kop ingedrukt. De samenwerking
tusschen de deelnemende vereenigingen was uit
stekend. In het algemeen is er echter tusschen
de kath. tooneelvereenigingen niet genoeg sa
menwerking en spr. betreurde in dit verband
dat er nog steeds geen R. K. Tooneelbond be
staat.
Daarna spraken achtereenvolgens de verte
genwoordigers van de vereenigingen „St. Boni
facius", „Ludamus", „Thalia" en „Gerardus
Majella". Zij spraken hun bewondering uit voor
den durf en moed van „St. Genesius" om in de
zen crisistijd een tooneelconcours te organisee-
ren, en brachten dank aan de jury. De ver
tegenwoordiger van „Ludamus" feliciteerde in 't
bijzonder de vereeniging „St. Bonifacius" met
het winnen van den eereprijs (applaus).
De laatste spreker wekte de Overveners op
propaganda te maken voor ,,St. Genesius", op
dat deze actieve vereeniging nog meer kan tot
stand brengen dan ze nu reeds gedaan heefa.
Deze uitwisseling van vriendelijkheden over en
weer ten vooral het amusante tooneelstuk zorg
den dat er een geschikte stemming aanwezig
was voor het gezellig samenzijn, waarbij de band
onder leiding van Jan Rozekrans zeer gewaar
deerde medewerking verleende.
In velerlei opzichtten dus een prettig slot van
het gehouden „tooneelexamen", dat speciaal de
gezakten geleerd moge hebben, dat elk tooneel
nog geen goed tooneel is, ook denkt men in de
tooneelspeelkunst een heele bolleboos te zijn.
Wien de schoen past, trekke hem aan!
Tijdens de afscheidstournée van het Ballet
Jooss voor zijn vertrek naar Amerika werd Za
terdag Haarlem aangedaan, alwaar voor een
uitverkochten schouwburg werd opgetreden.
Vertoonde bij de vorige uitvoering de zaal nog
vele gapingen, thans was blijkbaar tot het groo-
te publiek doorgedrongen, dat dit ballet toch
wel iets bijzonders moest zijn, weshalve t thans
en masse opkwam.
Vier nummers stonden nu in het lijvige pro
gramma vermeld, t.w. Ballade, Wereldstad, He
denJohann Strauss en De Spiegel, waar
van alleen nummer twee een oude bekende was,
tenminste gedeeltelijk want het slot was
omgewerkt en aanmerkelijk verkort, waarschijn
lijk terwille van den tijd. Een andere reden
kunnen wij er niet voor vinden, daar het naar
o.i. in dezen vorm geen verbetering was. Het
eind was slapper en minder krachtig; overi
gens is aan de geheele uitvoering te bemerken,
dat het gezelschap kennelijk minder zorgen
heeft, want nog afgezien van de artistieke pres
tatie, muntten de nummers stuk voor stuk uit
in een opvallend geraffineerde verzorging der
costumes, wat het effect natuurlijk niet, on
aanzienlijk verhoogde.
We hebben reeds vroeger gezegd, dat 't niet
zoo eenvoudig is, een beschouwing over 'n de
gelijk ensemble te geven. Jooss is van een en
ander onbeperkt eigenaar, d.w.z. hij schrijft een
scenario voor ieder dansspel en laat dat zijn
ballet onder zijn leiding interpreteeren. Is hij
er dus in geslaagd het gegeven volkomen cho
reografisch verantwoord, in zinnen weer te ge
ven, dan blijft er practisch weinig, of liever ge
zegd heelemaal geen ruimte over, met hem van
meening te verschillen. Het is zijn goed recht,
het zoo te doen als hij het 't beste acht en
zoolang hij er in slaagt zijn verhaal in dans-
pantomime aannemelijk te maken, kan men
niet anders dan in meerdere of mindere mate
bewondering hebben voor hetgeen hij schiep.
Want dat Jooss op dansgebied een knap
kunstenaar is, is ontegenzeggelijk waar, al
blijkt zijn meesterschap ook voornamelijk en 't
duidelijkst in het weergeven van tijdbeelden,
zooals wijlen de groene tafel wereldstad en
nu, als pièce de résistancè: De Spiegel. Dit
laatste is een heel verhaal in acht tafereelen,
waarvan het eerste gedeelte ongetwijfeld het
beste was, al ligt er aan het ridiculiseeren van
het leven op deze wijze ook een grenzenlooze
troosteloosheid ten grondslag, als gevolg van
het feit, dat men, doorredeneerend, tot geen
enkele bevredigende oplossing kan komen. Want
dat alleen een „opbeurend moederhart" den
onderlingen vrede en Een Nieuw Begin kan in
luiden, is een zoo goedkoope en banaal melo
dramatische oplossing dat wU in ernst niet
kunnen gelooven, dat het Kurt Jooss zelf heeft
bevredigd.
De Ballade, een kort ballet, waarmede het
programma opende (volgens het eene deel van
het programma naar een zin in een oude kro
niek uit de 12e eeuw en volgens een andere
mededeeling geïnspireerd door het Fransche
volksliedje: „Le roi a fait battre tambour")
maar dat is betrekkelijk bijzaak) was een sier
lijk, vriendelijk en hoogst gratieus drama, zon
der veel pretentie doch uitermate fijn ver
zorgd.
Tenslotte nog: Heden.... Johan ^rauss dat
ons ondanks enkele uitstekende trouvailles toch
te verward en langdradig gecompliceerd leek,
om te blijven boeien.
In een voorwoord van het kostbare program
ma schrijft Jooss dat de dans een kunst is die
niet vertaald kan worden door woorden; haar
taal is beweging, opgebouwd uit vormen en
doordrongen van gevoelens. Wij onderschrijven
dat volkomen. En hoe sterker de gevoelens en
hoe zuiverder de beweging des te grootscher 't
effect. De geweldige hoogte, welke Jooss op dit
gebied heeft weten te bereiken, is werkelijk
unique en voor een goed opmerker is zoo'n
avond dan ook een zichtbare symphonie van
allerlei kunstig gearrangeerde gedachten, die
door een perfect geschoold ensemble, op sublie
me wijze worden geëtaleerd.
Het publiek was zoo ongeduldig om te ap-
plaudisseeren, dat het in het begin zelfs op on
gelegen oogenblikken de stemming wegmepte
„omdat het zoo mooi was, weet u!"
Met een geweldig succes voor het ensemble
werd dit optreden in Haarlem besloten.
V-t.
Het is wel een uitgelezen troepje dat giste
ren en heden in den Stadsschouwburg De
Blokkendoos bracht en brengt.
Een vlot programma vol afwisseling met
brillanten humor, vroolijke liedjes, aardige
scènes, uitstekende muziek en voorts van alles
wat zooal tot het cabaret-genre gerekend kan
worden.
Leidster is Fientje de la Mar en voor het
eerst zijn we het nu eens met Shakespeare
niet eens als hij zegt: What is a name, want
in dit speciale geval is een naam toch heel wat.
Indien men ons op den man af zou vragen, wie
tot de beste actrices van Nederland behoort,
dan zouden wij op de eerste plaats Fientje de
la Mar noemen, want dat is zij zeer zeker. Er
zijn maar Weinig actrices die met zooveel over
gave zoo zuiver en zoo intens hunne voor
dracht beleven en er zooveel flonkerende reali
teit in kunnen leggen, als Fientje dat doet. Als
zij optreedt, onverschillig in welke taal of welk
genre men kan er zeker van zijn dat ieder
een aan haar lippen hangt en geslagen wordt
in den ban van haar kunstenaarschap.
Hoewel er dan ook meer goede dingen in dit
programma waren (ook enkele dingen, die op
het randje van het nette waren) toch was zij
ongetwijfeld het middelpunt.
Wij willen echter graag ook den anderen den
lof geven die hun toekomt en dan noemen we
Johan Elsensohn, eveneens een voortreffelijk
acteur, die thans onder de banier van de
Blokkendoos van zijn kostelijke spelerskwalitei
ten laat genieten. Eerst als Amsterdamsche
„Kar-ga-door" naar een schets van hemzelf vol
sappige mokumsche gein, en onbetaalbaar hu
moristisch en later als trambestuurder, waarin
hij zoo mogelijk zich zelf nog overtreft.
Als derde en vierde Corry Vonk en Jan van
Ees (welke laatste tevens als conferencier
fungeerde) die voornamelijk in de half-ondeu-
gende éénacters optraden en ieder in hun gen
re zeer tot het welslagen van den avond bij
droegen. Corry Vonk gaf ook nog eenige solo
nummers waarvan dat als koormeisje hoe goed
op zichzelf ook, toch een beetje navrant was,
vanwege den bitteren ernst die er in beridiculi-
seerd werd.
Een kwartet van zangers voor den micro
foon (typisch, dat de microfoon oorspronkelijk
bedoeld, als surrogaat thans zelfs een plaats
op het tooneel krijgt ingeruimd, waar de oor
spronkelijke stemmen bij de hand zijn) zong
een paar moderne liedekens die insloegen, ter
wijl Han Beukers en Denijs van eenige piano-
soli lieten genieten.
Er was nog een danseres en een actrice,
waarvan wij helaas de namen hebben vergeten,
doch die allebei voor de afwisseling hielpen.
Het was dan ook een echt gezellige avond,
waarvan volwassenen zeker kunnen genieten,
cabaret van links naar rechts en van noord tot
zuid.
Het applaus werd gul en royaal gegeven om
dat men ook gul en royaal genoten had.
V-t
Marinus Adam leidde dit Zondagmiddagcon
cert in den aardig bezetten Stadsschouwburg,
waarop als soliste mevrouw StotijnMolenaar
op zou treden. Deze zangeres, die vooral in het
midden-register beschikt over een soepel or
gaan, maar in hoogere ligging weinig kracht
ontwikkelen kan, had met beide door haar ge
kozen werken wel een zware taak op zich ge
nomen. De heele „Ah! Perfido!" scene met de
aria van Beethoven is een verre van gemakke
lijke, vaak weinig gunstig voor de stem ge
schreven muziek. Wat de zangeres evenwel hier
aan stemmiddelen te kort schoot, vergoedde zij
ruimschoots door haar gevoelige intelligente
voordracht, waarbij zij nu en dan handig ge
bruik maakte van het mezzo om de ontoerei
kendheid van het geluid te vervangen. Op een
te vroegen inzet na, die Marinus Adam gerouti
neerd wist te ondervangen, bracht de soliste het
lastige werk vlot en verdienstelijk ten einde.
Haar tweede optreden met het „Air de Lia" uit
Debussy's „L'Enfant prodigue" vergde zoo mo
gelijk een nog feller dramatisch accent, een
kracht, die zij jammer genoeg niet ten volle
kon ontplooien. De voordracht bleef echter mu
zikaal verantwoord en intelligent. De zangeres
vielen bloemen en hartelijk applaus van de
aanwezigen ten deel.
Het orkest speelde de Eerste Symphonie van
Lf van Beethoven met fraai verzorgde dynamiek
en kleur, vooral in het Andante en het Me-
nuetto. Ook het mooie Cortège uit de opera
„L'Enfant prodigue" van Debussy, waarmee de
tweede concerthelft geopend werd, viel door de
goedverzorgde uitvoering zeer in den smaak.
Met de Acht Russische Volkswijsjes van Lia-
dow werd deze uitvoering besloten. Hier be
merkten we in het ensemble-spel enkele on
gelijkheden van rhythme, die echter aan den
goeden indruk weinig afbreuk deden, maar die
toch met wat sterker geconcentreerdheid in
enkele instrumentengroepen konden vermeden
zijn. Alle Zondagmiddaguitvoeringen mogen deel
hebben in de voortdurende accuratesse, waar
door reeds de voorgaande executies zoo gun
stig werden gekenmerkt en die we daarom dan
ook zoo van harte gaarne blijven aanbevelen.
J. S.
De vrouw huilde en lachte tegelijk en
ook Hermann kon zijn ontroering nauwe
lijks verbergen. Zij vertelde dat, terwijl
Hermann in het werk was opgesloten, ze
geprobeerd had om met zingen het brood te
verdienen en zoo geleidelijk door dorpen en
steden te trekken naar de plaats waar haar
man was. Zoo was ze al zingend in dit
plaatsje terecht gekomen en het was lou-
teT toeval dat ze haar man hier nu ontdekt
had.
Het eerste wat hun nu te doen stond was
een nachtverblijf op te zoeken. Gelukkig
vonden ze aan het einde van de straat
een kleine herberg, waar ze voor weinig
geld een onderdak vonden.
Den volgenden morgen bespraken Her
mann en zijn vrouw wat er gedaan moest
worden. Zij wist na lang praten Hermann
te bewegen om zich maar weer aan te
melden bij de politie. Hij had nog maar
eenige maanden straf te goed en als hij
eerlijk opbiechtte, dan zou hij er waar
schijnlijk nog wel genadig afkomen.
„Dus vandaag gaan we een mantel koopen,
hé man?" zei mevrouw Jansma, terwijl zij zich
de slaperige oogen uitwreef.
Het blinkende zonlicht dat als dartele veulens
de slaapkamer binnenspeelde, wierp een van
zijn stralen in het gezicht van mijnheer. Slaap
dronken knipperde hij met zijn oogen.
Zei je wat, vrouw?
Ik zei, dat we vandaag een mantel gaan
koopen in de stad, antwoordde zij nu op beslis
ten toon.
Oü
Met welken trein moet ik gaan? vervolgde
ae, maar tevergeefs wachtte ze op het ant
woord, want mijnheer had den spelenden zon
nestraal uit zijn gezicht geweerd en snurkte
weer als een dragonder.
Wel heeremetijdbitste mevrouw, terwijl ze
haar echtgenoot ruw doorelkaar "schudde. Voor
uit, slaapkop, over drie kwartier gaat je trein.
Ehhhh, geeuwde Jansma, Wat zeg je
vrouw? Is er onweer? Moet het licht aan?
Nee, sufferd, ruziede zij. 't Is tijd om op te
staan. Het is vandaag Zaterdag. Je hebt dus
mooi gelegenheid, als je van het kantoor komt,
met mij mee te gaan om een mantel te koopen.
Kijk je even het spoorboekje na?
Mijnheer Jansma liet onwillig zijn been over
den rand van het ledikant glijden en mom
pelde
Elf uur, zes en vijftig
Dat mijnheer nog half slapende met zoo'n
geruststellende zekerheid het vertrekuur van
den trein noemde, kwam omdat hij forens was.
Acht jaar waren ze getrouwd, acht jaar ach
tereen hadden ze in hetzelfde vriendelijke land
huisje in Hilversum gewoond en acht jaar lang
was mijnheer met denzelfden trein naar Am
sterdam gereisd. Zes dagen in de week. Dat
was zesmaal twee en vijftig, maal acht
Sjonge, zou hij dan niet weten hoe de spoor
wagen liep? Z'n collega's noemden hem niet
voor niets „het wandelende spoorboekje."
Elf uur zes en vijftig, schat, herhaalde hij,
terwijl hij na enkele vergeefsche pogingen zijn
pantalon had aangekregen.
Ze drukte hem zonder op zijn definitieve
tijdsbepaling te antwoorden, een spoorgids in
zijn hand.
Hierkijk het boekje evene na, dan
weet ik het zeker. Ik moet aan het Muider-
poortstation uitstappen, anders moeten we veel
te ver loopen.
Hij legde het spoorboekje ongeopend op het
nachtkastje en herhaalde met nadruk:
Elf uur zes en vijftig. Dan ben je om
twaalf uur twintig aan Centraal. We pikken
een trammetje naar Zuid en dan
Niks hoor!!! Geld uitgeven voor niemen
dal?..
....En dan gaan we
We gaan niks! viel ze hem in de rede.
Ik wil er aan de Muiderpoort uit en bovendien
ga ik niet om elf uur zes en vijftig. Gisteren
heb ik in het boekje gekeken en er staat een
mooie trein in om elf uur dertig. Die stopt aan
de Muiderpoort en dat is voor jou ook dich
terbij. Maar als je geen zin hebt, om even na
te zien, dan
Tuttutvrouwtje, kalmeerde nij
haar. Wie zegt dat nu? Maar als ik nu toch
zeg elf uur zes en vijftig, dan is het toch goed?
Mevrouw griste het spoorboekje van het
kastje en sloeg de bewuste tabel op.
Zie je wel??juichte ze zegevierend.
Elf uur dertig is een mooie trein en dien neem
ik. Die stopt aan de Muiderpoort.
Jamaar.wilde hij haar overreden.
Niets te jamaren. Ik ga met den trein van
elf uur dertig en daarmee uit. Even kijken, die
is om twaalf uur twee aan de Muiderpoort. Als
jij nu maar zorgt dat je op tijd bent.
Zoo je wilt, schat, zei hij gedwee. Tegen
de vrouwen was niet te redeneeren, meende hij.
Maar.
Hè, schei nu toch uit met dat maren. Het
is nu afgesproken, dus praten we er verder
niet over.
Hij knoopte zijn schoen vast en suste;
Je hebt gelijk, vrouw. We praten er niet
meer over. Waarom zouden we er om kibbelen?
Precies een half uur te vroeg was mevrouw
op het perron. Zij was geheel alleen en toen
de trein van elf uur dertig kwam binnenrollen,
glimlachte ze vergenoegd, toen ze zag dat alle
coupé's leegliepen.
Van het lange wachten was ze moe geworden
en nu had ze een heelen coupé voor zch alleen.
Met een zucht liet zjj zich in de kussens val
len en droomde van een prachtige beige man
tel met bontkraag. Ze had hem in de Van
Woustraat zien hangen en dadelijk was ze er
verliefd op geworden.
Coupédeuren werden dichtgesmeten en een
grove mannenstem riep:
Hilversum! Allen uitstappen!
Dat was natuurlijk niet voor haar bedoeld.
Zjj moest naar Amsterdam.
Allen uitstappenklonk het nu dicht
bij en tegelijk verscheen er een hoofd in de
deur.
Hoort u het niet, juf?vroeg hij barsch.
mot eruit!
Eruit? echode ze ongeloovig. Maar man,
ik zit pas.
Kan me niet schelen, juf. D mot eruit.
We moeten ransjeere.
Maar ik moet naar Amsterdam.
Elf uur zes en vijftig, juf. Dan bent u de
eerste.
Daar had je het weerelf uur zes en vijf
tig, en ze had zich stellig voorgenomen met
den trein van elf uur dertig te gaan.
Kom, schiet nou op, haastte de man. Deze
trein
Maar mevrouw Jansma hoorde het al niet
meer. Snel had ze den coupé verlaten en zette
zich boos op alles en iedereen op een bank neer.
Precies op tijd rolde de trein van elf uur zes
en vijftig binnen, maar ditmaal kon ze er niet
aan denken het zich in de kussens gemakkelijk
te maken. Tusschen twee zwaarwichtige per
soonlijkheden werd ze als het ware samenge
perst.
Juist toen de trein zich in beweging stelde,
hoorde zij nog de stem van den conducteur:
Sneltrein Amsterdam, stopt alleen Cen
traal!....
Mevrouw verbleekte.
Alleen Centraal en ze hadden nog wel zoo
pertinent afgesproken dat ze aan de Muider
poort zou afstappen. George zou haar op het
perron wachten. O, waarom had hij toch niet
even goed in het
spoorboekje ge-
keken. Weg wa-
droomen. Hij1 aan j De fOTeUS
de M.P., zij aan I
C.Szij naar I
de M.Phij
naar C.S
Rrrttt!daar passeerden zij de Muider
poort.
Ai.... wat ging dat hard. Die dikke hee
ren, die haar als in een schroef geklemd hiel
den, beletten haar naar buiten te kijken, naar
haar man, die nu vergeefs stond te wachten.
Dan had ze hem een seintje kunnen geven.
Ze zuchtte diep.
Sssttttt.... de remmen knarsten. De snel
trein stond stil onder de kap.
Amsterdam Centraalklonk het en het
was alsof de mannen het zeiden om haar te
plagen.
De coupédeur ging open en een lachend man-
nengelaat keek naar binnen.
George!!! riep mevrouw, plotseling al haa*
narigheid vergetende. Jij hier?.... En ik
dacht.... i
Je moet niet alleen denken, schat. Je moet
ook eens een keer zeker weten. Zoo zeker als ik
wist dat je niet aan de Muiderpoort zou uit
stappen, want de trein van elf uur dertig loopt
op Zaterdag niet.... Je kon dus niet anders
weg dan om elf uur zes en vijftig. Ik heb het
je toch gezegd? Maar je wilde persé om elf uur
dertig en je liet mij niet uitspreken.
Hij riep een taxi aan en sprak:
Rembrandtplein, chauffeur. Cosmopoliet.
En tot zijn vrouw:
Vandaag kijken we niet op een paar gul
den, schat.
Hij voelde haar lippen op zijn wang en haar
fluisterende woorden:
Ik zal nooit meer tegenspreken, hoor!
Dat moet je bij een forens ook nooit doen,
zei hij lachend. Want dat zijn wandelende
spoorgidsen.
aGut op da naasru!
door Charles Garviee
62
„Ja, Lily, snoes, heel erg goed nieuws," zei
ze; „zulk goed nieuws, dat ik nauweJijks kan
gelooven, dat het waar is. Je moet me niet
vragen, wat het is; maar ik hoop, dat ik het
je al heel gauw zal kunnen vertellen, en ik
weet zeker, dat je dan erg bly zult zijn."
„Ik zal blij zijn, als het tenminste niet iets
is, waardoor je van ons weggaat," zei Lily,
met de snelle intuïtie van haar leeftijd.
„Ik beloof je, Lily, dat, éls ik wegga, het
niet voor goed zal zijn dat we elkaar altijd
heel dikwijls zullen zien."
„Dan ben ik niet bang meer voor het goede
nieuws," zei het kleine meisje, „want ik weet,
dat je je belofte zult houden. Daar hoor ik
vader roepen; ik moet weg. Wat hoest hij
toch vreeselijk; en het wordt maar niets beter.
En hij wordt tegenwoordig zoo gauw moe;
hij kan haast niet meer in den tuin wandelen
zonder op mijn schouder te leunen."
Lily liep weg op haar vlugge en toch be
hoedzame manier en Irene ging door met
haar werk. Ze was bijna klaar met wat ze
te doen had, toen ze stappen hoorde op het
pad stappen, die ze goed kende, en die
haar hart onzinnig deden kloppen. De deur
van de kas ging open en een seconde later
was ze in Redmaynes armen.
„Eindelijk! De uren hebben me dagen ge
leken en de dagen maanden, liefste, en de
sneltrein, die me hier naar toe heeft ge
bracht, kroop eenvoudig over de rails!" Hij
hield haar een eindje van zich af en keek
naar het mooie gezichtje, alsof hij gedorst had
naar het weerzien daarvan. Ook hij zag de
verandering, die het geluk in heel haar ex
pressie had gebracht, en zijn hart sprong op
van vreugde en dankbaarheid.
Ze legde haar hand op zijn mouw. „Je hebt
treurige dagen achter den rug," zei ze zacht.
„Als ik maar bij je had kunnen zijn, om je
er doorheen te helpen, maar iri gedachten
heb ik je geen oogenblik alleen gelaten."
„Dat heb ik aldoor wel geweten, liefste,"
zei hij, „en ik verzeker je, dat me dat getroost
en gesteund heeft." Hij vertelde over den dood
van zijn broer en de begrafenis, beschreef het
oude huis in Redmayne en sprak van de sympathie
en aanhankelijkheid, die de menschen daar
hem betoond hadden „Ik vertelde hun, dat
het niet lang zou duren, of ik bracht mijn
bruid daarheen, liefste; want we zullen daar
gaan wonen, Irene, tenzij je er iets op tegen
hebt."
„Overal, waar ik met jou kan zijn, zal ik
me gelukkig voelen,' zei ze.
„Ik ben bang, dat ik niet half zoo'n goede
!endbe"i zal als mijn arme broer.
HU was een prachtkerel, en geknipt yoor de
positie, die hij innam. Zijn dood is een ont
zettend verlies voor zijn menschen; ik ben
bang, dat ze met hun nieuwen graaf lang
met zoo ingenomen zullen zijn."
Irene schrok en keek naar hem op; ze was
bleek geworden.
„Ben je een graaf?" vroeg ze.
„Ja; wist je dat niet?" vroeg hij eenvou
dig. „Ik ben natuurlijk de erfgenaam van
den titel. Ik zal nu in The House of Lords
terecht komen" hij glimlachte „maar veel
last zal ik er wel niet van hebben, want
mijn gravinnetje en ik zullen op de oude
bezitting gaan wonen en een eenvoudig,
landelijk leven leiden. Hemel! wat verheug
ik me daarop! Je krijgt een overvloed van
bloemen in den tuin, hoor, en soms moet je
deze zelfde jurk aandoen en dien zonnehoed
opzetten."
„Word ik een gravin?" zei Irene met be
vende stem, terwijl ze haar hoofd op de borst
liet zinken. „O, Mayne dat ben ik toch zeker
niet waard. Het maakt het offer, dat je brengt,
nog maar grooter."
Het was de eerste maal, dat ze hem bij
zijn voornaam noemde; ze had het haar vader
nu en dan hooren doen; ook had ze altijd met
dien naam aan hem gedacht en die kwam baar
nu geheel onbewust op de lippen. Zijn gezicht
straalde.
„Ja, jij wordt een gravin, liefste," zei hij.
„Mayne, ik moet je iets vertellen, iets ver
schrikkelijks! Terence is terug; ik heb hem
esnroken!"
i Ze verhaalde hem van het huwelijk tus
schen Terence en Madge met ingehouden
adem en oogen, groot van ontzetting. Red
mayne luisterde gespannen, terwijl hij haar
hand vasthield en die kalmeerend streelde.
„Goede hemel! wat een merkwaardige
vrouw, Irene!" zei hij. „De brutaliteit van
zooiets is bijna niet te gelooven! Arme Te
rence! Ik moet dadelijk naar hem toe om te
zien, wat ik voor hem kan doen!"
„Is het huwelijk geldig?" vroeg Irene ge
dempt.
„Ik weet het niet, maar me dunkt van
niet," antwoordde Redmayne. „Terence moet
in elk geval de beste raadslieden en helpers
hebben, die er maar te vinden zijn."
„Zullen ze haar straffen?" vroeg Irene aar
zelend. „Ze is mijn halfzuster, liefste." Red
mayne keek ernstig.
„Dat zal van Terence afhangen," zei hij.
„Ik zal hem zoo gauw mogelijk gaan opzoe
ken." Hij keek op zijn horloge. „Maar ik kan
nog een uurtje bij je blijven, den hemel zij
dank!"
„Nu moest je even mee naar binnen gaan
en een kopje thee drinken," zei ze na een
poosje. „Ik zou graag willen, dat je kennis
maakte met mijn familie." Ze glimlachte.
„Je zult ze graag mogen, Mayne, niet alleen
omdat ze zoo goed voor me geweest zijn, maar
ook omdat ze zoo eenvoudig en eerlijk zijn
echte rondborstige menschen van het land."
„Ik ben gewoonweg verlangend om ze te zien,"
zei Redmayne. „Ik voel, dat ik groote ver
plichtingen aan ze heb voor alles, wat ze
voor jou gedaan hebben."
Juffrouw Carter kwam hen in de deur tege
moet, en ze leek niet verbaasd, ofschoon ze
Redmayne oplettend opnam
„Dit is Lord Redmayne, juffrouw Carter,"
zei Irene; en de blos op haar gezichtje, de
glans in haar oogen zeiden juffrouw Carter
genoeg. 21e stak Redmayne haar hand toe en
hij drukte die warm.
„Ik ben meer dan blij, dat ik gelegenheid
heb om u te danken voor uw goedheid jegens
Lady Irene," zei hij. Irene keek hem waar
schuwend aan; maar het was te laat. „Ze
heeft me zooveel van u verteld en ik weet
niet, hoe ik mijn erkentelijkheid moet uit
drukken voor alles wat u voor haar gedaan
hebt."
„De schuld is geheel aan onzen kant,
mijnheer my lord," zei juffrouw Carter
op haar korte, laconieke manier; „ze heeft
meer voor ons gedaan dan wij voor haar;
en als we haar kwijtraken en ik zie wel
dat dat er van komen gaat dan zal dat
een heel groot verlies voor ons zijn. Wilt
u eten kopje thee met ons drinken en iets
eten, my lord? Ik zal maar geen verontschul
digingen maken voor onze eenvoudige huise
lijke gewoonten."
Redmayne lachte, den gullen, vroolijken lach
van een schooljongen.
„Ik twijfel er niet aan, jufrouw Carter,
of uw thee, om nog te zwijgen van uw boter
hammen, zal me heel wat beter smaken dan
die ze bij mij thuis voor me zetten. En daarbij
heb ik Treeseljjken honger, zoodat ik uw vrien
delijk onthaal alle eer zal aandoen." i
Juffrouw Carter knikte, alsof ze zijn tact
apprecieerde; toen keek ze naar Peters, die
beleefd was opgestaan.
„Dat is mijn schoonzoon, de heer Peters,"
zei ze; „de vader van dit kleine meisje"
Irene had Lily bij Redmayne gebracht, die
dadelijk haar yertrouwen gewonnen scheen
te hebben „hij is op het oogenblik niet
te best in orde. Ga maar gauw weer zitten,
James, zijn lordschap zal dat wel excuseeren."
Peters zakte weer op zijn stoel neer, na een
verontschuldigenden blik od Redmayne. Juf
frouw Carter bracht de thee en wees de
blozende Irene een stoel naast Redmayne.
„Ik heb altijd geweten, dat ze op een dag
wel gevonden zou worden en iemand haar
zou komen halen," zei ze, „en ik ben hartelijk
blij, dat ze nu gelukkig zal worden dat
kan ik zóó wel zien want hoewel ze zich
nooit met één woord beklaagd heeft, merkte
ik toch heel goed, dat ze verdriet had; en
ik heb óók al dien tijd geweten, dat ze een
geboren dame was, al heeft ze even flink en
eerlijk gewerkt als het eerste beste meisje uit
den arbeidersstand. Ik hoop, dat u daarom
niet minder van haar zult denken, my lord."
„Ik denk daarom nog beter van haar. juf
frouw Carter," zei Redmayne warm. „Terwijl
u sprak, heb ik bij mijzelf zitten wenschen,
dat ik u haar heele geschiedenis kon vertel
len onze geschiedenis; dan zoudt u nóg
meer reden hebben om haar te prijzen, en u
zoudt begrijpen, hoe trotsch ik er op ben. dat ze
mijn vrouw wil worden."
Wordt vervolgd