STA D S N I E U W S fflctv&daal den dag Met twee kameraadjes op avonturenreis V MARIA-STICHTING )e|ospbus voor londeh OPENBAAR CONSISTORIE IN VATICAANSTAD HEFFING VAN OPCENTEN DONDERDAG 19 DECEMBER 1935 DIEFSTALLEN IN HAARLEM MERMEER Complot van dieven en helers berecht Benzine-diefstallen IEDEREN MIDDAG VAN 2-3 UUR POLIKLINIEK WERELDKAMPIOENSCHAP DAMMEN Ook enkele partijen te Haarlem? Bureau voor beroepskeuze BURGERLIJKE STAND Apostolaat ter Zee Openingstoespraak van minister Deckers Herziening staatsvorm in Oostenrijk? Groote plechtigheden door Z. H. den Paus in den St. Piet er Zestien kardinalen de roode hoed opgezet EERSTE KAMER Ernstige bezwaren tegen de voor gestelde belastingverhooging naar voren gebracht ERNSTIG AUTO-ONGELUK UIT DE STAATSCOURANT DOOR FLETCHER Dank it, iS rppk liever een van mijn eigen I De 28-jarige arbeider H. S. uit Nieuw-Vennep, de 28-jaxige arbeider G. C. uit Nieuw-Vennep, de 25-jarige arbeider K. C. ook uit de Haarl.- meer, de 27-jarige arbeider v. d. L. uit Lisse en de 24-jarige chauffeur v. d. B. uit Lisse, stonden hedenmorgen gezamenlijk voor de Haarlemsche rechtbank terecht, verdacht van diefstal in ver- eteniging. Zfj hadden te zamen in den nacht van 25 op 26 September niet minder dan 31 balen suiker gestolen van een schuit, welke eerst door de verdachten was verhaald. De balen suiker, die toebehoorden aan een N.V. Meelfabriek te Lisse, werden eerst op een lorrie en vervolgens op een auto geladen. De opbrengst werd samen ver deeld. Bij deze zaak deed zich een merkwaardige juridische knoop voor. De vaart, waarin de schuit met suiker lag, behoorde, wat het water betreft, tot de gemeente Haarlemmermeer; de wal ech ter lag in de gemeente Lisse. De Officier van Justitie merkte op dat ver dachten S. en de gebr. C. reeds een keer ver oordeeld zijn en ongunstig bektend staan. Ver dachte v. d. L. en v. d. B. staan beter bekend, doch v. d. L. die knecht was bij de fabriek, waar is suiker is gestolen is de aanstichter van den diefstal. Tegen S. ten K. C. eischte spreker 10 maan den gevangenisstraf. Tegen G. C. en v. d. L. .6 maanden gevangenisstraf. Tegen v. d. B. 4 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met 3 jaar proeftijd ten f 40 boete of 20 dagen. Hierna stond terecht de heler C. de G. uit Nieuw-Vennep, een 22-jarigje winkelbediende, die 10 balen suiker van de dieven gekocht had, De verdachten S. en v. d. L. uit de vorige zaak moesten in deze zaak als getuigen op treden. v. d. L. verklaarde dat de zakken naar den schoonvader van de G. waren overgebracht; of schoon deze zelf bergruimte genoeg had. S. vertelde hoe hij de gestolen suiker aan ver dachte verkocht had. Bij de onderhandelingen had verdachte volgens getuige kunnen bemerken, dat het met de suiker niet geheel in den haak was; getuige had gezegd, dat het „Belgische suiker" was, waaruit hij dus min stens had kunnen afleiden, dat ze, den bedongen prijs in aanmerking genomen, gemokkeld was. Bovendien had getuige vroeger al eens zes balen gestolen suiker verkocht aan den vader van verdachte. Verdachte ontkende, dat hij geweten of ver moed zou hebben, dat de suiker gestolen was. Ook het feit, dat de zakken niet van loodjes voorzien waren, had zijn argwaan niet gaande gemaakt, hij had nog nooit met Belgische suiker te doen gehad. Verdachte was zeer verward in zijn verklarin gen, kwam herhaaldelijk op vorige verklaringen terug en sprak zichzelf tegen. Cok de veldwachter, die het onderzoek ge leid had, verklaarde, dat de houding van de G. steeds zeer verdacht geweest was. De Officier van Justitie, requisitoir nemend, gaf als zijn meening te kennen, dat verdachte inderdaad aan heling van 10 balen schuldig was. Om schuldheling te bewijzen, is slechts noodig aan te toonen, dat de vernachte rede lijkerwijze had kunnen veronderstellen, dat de goederen van diefstal afkomstig zijn. Niemand, aldus de officier, twijfelt er aan, dat deze ver- ojjjachte geheel te goeder trouw was. Tvten verdachte de G. werd 6 maanden ge- eischt. De verdediger mr. W. de Rijke bezag de twijfelachtige houding van verdachte uit een heel ander gezichtspunt. Volgens nem had ver dachte vermoedens dat hij een fiscale overtre ding beging, ontduiking van een der vele wetten en crisisbepalingen die op suiker betrekking hebben. Ook de prijs van 17 ct. per pond, terwijl de gangbare prijs 20 ct. is kon ge makkelijk verdachte suggereeren, dat de suiker van smokkel afkomstig was. De verdediger meende, daarom dat noch op zettelijke heling, noch schuldheling bewezen was en drong daarom aan op vrijspraak. Mocht evenwel de rechtbank zich met deze zienswijze niet kunnen vereenigen, dan nog vond spr. een straf van zes maanden te zwaar In dit geval bepleit', e mr. de Rijke een voor waardelijke straf, en inwinning van een re- classeeringsrapport. In hetzelfde tijdsverloop werden bij zeer veel landbouwers in de Haarlemmermeer vaten ben zine gestolen. Ook aan deze diefstallen bleken de hoofddaders uit de vorige zaak schuldig n 1 S. en de gebroeders G. en K. C. Alle drie bekenden het ten las'.e gelegde. Ze plachten erop uit te gaan met een vrachtauto van zekere R., aan wien zij ook de benzine verkochten. De officier van justitie noemde het een bru taal stukje, om met een vrachtauto op roof tocht te gaan, met een regelmaat als verdach ten gedaan hadden. Hij eischte tegen S. en K. C. 1% jaar gevan genisstraf, tegen G. C. 8 maanden. De verdediger mr. H. A. M. Smits bepleit', e clementie en adviseerde een gedeeltelijk voor waardelijke straf. Volgens hem was de hoofd schuldige in deze zaak de heer R., van wien de verdachten den auto huurden en die zon der veel risico de grootste voordeelen uit de zaak trok. Onmiddellijk hierna slond de heler R. zelf terecht, een 28-jarige garagehouder uit Haar lemmermeer. Deze verdachte bekende. De officier van justitie eischte tegen hem 1y2 jaar gevangenisstraf. Ook volgens den officier was deze verdachte de hoofdschuldige. Mr. H. O. Drilsma vroeg een gedeeltelijk voor waardelijke slraf. In al deze zaken zal de rechtbank op 2 Jan. uitspraak doen. Dezer dagen sebben wij reeds gemeld, dat zeer spoedig hier te lande een match om het wereldkampioenschap zal worden gehouden tus- schen den titelhouder Maurice Rajchenbach en onzen nationalen kampioen j. H. Vos. Oorspronkelijk was het plan deze match te Amsterdam te verspelen. Er zullen tien par tijen worden gespeeld (één partij per dag). Voor deze match is een wedstrijd-commissie be noemd, bestaande uit de heeren S. S. van Baa ien, W. H. Lieve, J. Groenteman, A. Jacobs en K. de Jong. Natuurlijk stelt deze match de commissie voor groote moeilijkheden, wat de financiering be treft. Daarom werd door de commissie besloten de districten of vereenigingen buiten Amster dam in de gelegenheid te stellen één of meer dere partijen te organiseeren, waarvan de kos ten gedragen moeten worden door de betref fende districten of vereenigingen. Voor de Haarlemsche dambeweging en in 't bijzonder voor de propaganda van ons spel hier ter stede zou 't van groote beteekenis zijn, wan neer één of meerdere partijen te Haarlem zou den kunnen worden vastgesteld. De kosten zullen ongeveer 40 per partij bedragen. Wanneer de Haarlemsche clubs bereid zouden zijn zich garant te stellen voor een eventueel tekort, dan zou 't zeer goed mogelijk zijn één of meerdere partijen te Haarlem te doen ver spelen en dan een billijk entrée te heffen van hen, die de partij (en) van nabij willen volgen. Wij weten, dat andere districten reods en kele partijen voor hunne rekering hebben ge nomen. Men verzoekt ons mede te deelen dat het Gemeentelijk Bureau van Beroepskeuze niet is opgeheven. Men kan zich dus nog om advies tot dit bureau wenden. Ondertrouwd: 19 December W. Ketting (en G. Clemens. L. Bonting en E. S. Kuijken. M. Hassink en E. W. C. van Koningshoven. D. Ph Immer en G. J. Akersloot. Getrouwd: 19 December Th. Dantuma en M. Bakker. C. van Poe'je en A. Bakker. Geboren: 17 December d. van W. J. Beukers- v. Leeuwen. d. van M. E. C. Heems-Teeuwen. 18 December d. vn E. E. de Droog-Dries- sten. 19 December d. van J. P. Meiners- Erdtsieck. (Nadruk verboden). Z. Exc. dr. L. N. Deckers heeft, zooals elders reeds gemeld, het gebouw van het Apostolaat ter Zee te IJmuiden officieel geopend. Daarbij hield hij een toespraak, waarin hij er op wees, dat het heel wat zegt, in deze moeilijke tijden te komen tot de stichting van een zeemanshuis. Men moet daarom groote bewondering hebben voor de krachtsinspanning en de energie, die daarvoor Voodig zijn geweest. Vele grooten en kleinen hebben daaraan medegewerkt en zoo wil ook Zijne Excellentie zijnerzijds blijk van zijn waardeering aan dit werk geven, vooral ook, omdat het hier de zee lieden betreft. Al wordt er gezegd, dat de zee ons land groot gemaakt heeft, tenslotte zijn het de zeelieden geweest, die den naam van Holland over de grenzen naar de verr elanden hebben gebracht. Op alle zeeën hebben zij de vaderlandsche drie kleur doen waarien en kostbare deelen hebben zij aan het Koninkrijk weten toe te voegen. Ook in onzen tijd houden zij den naam van den Hollandschen zeeman hoog. En dan denken wy ook aan onze visschers, die nog altijd een belangrijke groep der bevolking uitmaken en wier bedrijf nog altijd een tak van beteekenis is voor ons volksbestaan. De minister wees er tenslotte op, dat het onze plicht is, de belangen van den zeeman te behar tigen, vooral de godsdientsige belangen, die van de hoogste orde zijn. Het Apostolaat ter Zee verdient dan ook alle ■waardeering voor zijn werk ten bate der zee lieden, die in de tehuizen met de voortreffelijk ste zorgen worden omringd en wien het gemak kelijk wordt gemaakt, hun godsdienstige plicht te vervullen. De minister verheugt zich dan ook over de totstandkoming dezer inrichting, welke uitmunt door gezelligheid en door opzet en dankte ook als lid der regeering allen, die aan dit mooie dotl hebben medegewerkt. Met den wensch, dat het tehuis zeer druk zal worden bezocht en dat de zeelieden er alles vinden, wat zfj hier komen zoeken, verklaarde de minister het te huis voor geopend. Gezellig tehuis ook in IJmuiden Pastoor De Moei, die den Minister inleidde, zei, dat wanneer wij aan Holland denken wij van zelf ook denken aan den zeeman en onze visschers. Wanneer zij gegaan zijn naar heinde en verre, naar de ijspolen en den evenaar, en zij keerden dan terug, dan hoorden wij vaak hun stemmen over het prettig tehuis, dat zij in de steden van de wereld hadden aangetrof- fen. Die gedachte werd door ons. aldus de pas toor, omgekeerd; ook hier in IJmuiden maest een gezellig tehuis komen, waar de zeeman een klein stukje terug zou kunnen vinden van wot hij mist in zijn werk. Iedereen kan dit beamen, maar wy" Chris tenen, en wij katholieken wij voelen nog meer voor dit apostolaat. Heeft Christus de eerste apostelen niet gezo-ht uit de zeelieden en de visschers? Chrisus, Die ons Model is voor alles, had ook groote liefde voor den zeeman. De visschers zullen in dit tehuis vinden, wat hun goed doet. De eerwaarde spreker besloot met de woor den uit de H. Schrift: „Hier treffen wij broe ders aan. die ons verzochten zeven dagen bij hen te blijven." Dit is ook de doelstelling van dit zeemans huis. (Ongecorrigeerd.) WEENEN, 18 Dec. (Stefani). Volgens de .Oesterreichische Volkswirt" zal de Oostenryk- sche regeering in Januari a.s. beginnen met een herziening van den staatsvorm. Het Vader landsche Pront zou belast zijn met de taak de bevolking te polsen en haar op de gebeurtenis voor te bereiden. In de staten der Kleine Entente heeft dit be richt, mede in verband met de jongste verkla ringen van vice-kanselier Starhemberg, diepen indruk gemaakt. De vertegenwoordigers der drie regeeringen hebben heden de Oostenrijk- sche Bondskanselarij om opheldering verzocht. VATICAANSTAD, 19 Dec. (Reuter). In een plechtig Openbaar Consistorie in den Sint Pieter heeft Z. H. de Paus heden de roode hoeden op de hoofden van zestien nieuwe kardinalen ge plaatst. Voor de eerste maal in de geschiedenis had deze plechtigheid in het middenschip van den Sint Pieter plaats. De plechtigheden Werden bijgewoond door vele bisschoppen, Alfonso XIII, den grootmeester der Malthezer-ridders, het corps diplomatique en familieleden van den Paus. Kardinaal Salotti, ook uit naam van de an dere nieuwe kardinalen sprekend, zeide, dat zij allen hun geheele werkkracht en ijver in dienst van de H. Kerk zouden stellen. Z. H. de Paus gaf daarop aan de kardinalen den Apostoii- schen zegen. Na het openbaar consistorie in den Sint Pie ter vereenigden de kardinalen zich tot een geheim consistorie in de Zaal van het Consis torie in het Vatikaan, waar de Paus den nieu wen kardinalen de ringen overhandigde en elk zijn presbytorialen titel gaf. In de heden gehouden vergadering van de Eerste Kamer was aan de orde het wetsont werp: heffing opcenten op enkele belastingen ter versterking van de middelen tot dekking van de uitgaven des rijks. De heer BLOMJOUS (R.K.) acht de voorge stelde belastingverhooging hoogst bezwaarlijk en geeft verre de voorkeur aan een verhooging der invoerrechten. Het wetsontwerp is voor spr. ganschelijk onaanvaardbaar, wegens zijn bezwaren tegen de opcenten op de successiebelasting, in verband staande met zijn principieele opvatting van het eigendomsrecht. Spr. wijst op de moeilijkheid in veel geval len van overlijden des vaders tevens gezins hoofd. Hij meent, dat de geraamde opbrengst 6.8 millioten gulden niet zal worden bereikt. De heer VAN DER HOEVEN (C.H.) uit be denkingen tegen de veelvuldige belastingver hooging, waardoor den menschen het verlangen om hun bezit te vermeerderen ontnomen wordt. Een bezwaar is voorts, dat in dezen tijd de prijzen zoo zeer wisselen en dat het voor een weduwe met kinderen tcch al zoo moeilijk is successiebelasting te beta'en. Ze hadden elkaar honderd uit te vertellen en Pietje lette heelemaal niet meer op zijn krantenstalletje, waardoor de menschen erg boos op hem waren. Het deerde Piet niet. Hij had zijn ouderen vriend teruggevonden. Daar kwam de chef aangeloopen. Hij zag rood van kwaadheid. „Zeg eens aap van een jongen," begon hij. Doch plotseling hield hij op, toen hij den stuurman ontwaarde. Hij keek van den een naar den ander. Hij be greep er niets van. Pietje wilde hem uit gaan leggen wie de mijnheer feitelijk was, maar door zijn zenuw achtigheid bracht hij er niets van terecht en de chef begreep er hoe langer hoe min der van. Korten tijd na de ontdekking van het on heil verscheen het parket ter plaatse. Men vond het slachtoffer, ruggelings lig gend op het kiezelpad voor zijn broeders wo ning, met een kogelvormige wonde aan den slaap, levenloos en reeds half verstijfd. Een re volver, waaruit een der patronen afgeschoten bleek, lag naast hem op enkele centimeters af stand van zijn rechterhand in het gras. Een geneesheer constateerde, dat de dood naar alle waarschijnlijkheid den avond tevoren tusschen elf en twaalf uur moest ingetreden zijn. Alle aanwijzingen wezen in de richting van zelfmoord of gefingeerden zelfmoord. By fouilleering van het lijk traden geen na dere bijzonderheden aan den dag. Enkele voor werpen van geringe waarde, een horloge, een ring, een dasspeld, een portemonnaie met wat zilvergeld bleken onaangeroerd. Getuigenverklaringen van buurtbewoners brachten aan het licht, dat het slachtoffer dienzelfden avond te ongeveer elf uur bij zijn broeder aan huis was geweest. Op grond van deze verklaringen werd laatstgenoemde in ar rest gesteld. Verder bleek, dat de broeder van het slacht offer in de omgeving voor een rijken zonderling en gierigen vrek bekend stond. Nu en dan zou hij zijn broeder, die in minder gunstige finan- tieele omstandigheden verkeerde, met wat geld uit den nood geholpen hebben. Daarbij zouden vaak harde woorden gevallen zijn, en het was meerdere malen voorgekomen, dat den aan bellenden broeder onmiddellijk de deur met een harden smak voor den neus dichtgesmeten was Algemeen was men van oordeel, dat de thans gearresteerde, na aanvankelijk voor de smeek beden van zijn broeder gezwicht te zijn, kort daarop wederom spijt van zijn weekhartigheid gekregen had. De geldgier zou wederom de overhand gekregen hebben. Er moest een wor steling plaats gehad hebben, waarvan enkele verkreukelde bankbiljetten op de vloermat achter de voordeur getuigden. Daarop zou hij in een vlaag van woede de hand aan zijn broe der geslagen hebben. De ligging van de revolver in de onmiddel lijke nabijheid van het slachtoffer moest hem behulpzaam zijn, het vermoeden van zelfmoord uit wanhoop naar voren te brengen. Een huiszoeking bij den verdachte bracht het bankpapier niet te voorschijn. Deze omstan digheid kon de verdenking tegen hem echter bezwaarlijk opheffen, daar hij immers ruim schoots den tijd gehad had, dit op een veilige plaats te verbergen. Eenigszins afzijdig van de dienaren van het gerecht had een man het tooneel van de ramp of misdaad nauwlettend gadegeslagen. Hy was een vreemdeling in de omgeving, en niemand der aanwezigen scheen eenige notitie van hem te nemen. Nochtans bestond er aan leiding te veronderstellen, dat het parket geen bezwaar tegen de aanwezigheid van dien vreem deling opperde; althans, men liet hem onge moeid, toen hij op eenigen afstand een tooneel- of verrekyker op het ïyk richtte, en eenige oogenblikken scherp leek toe te zien. Deze man was detective Barling. Het verhoor was in vollen gang. Ge erkent, zei de ondervrager, dat de ver houding tusschen u en uw broeder verre van vriendschappelijk was? De verdachte, die in een zeer beklagenswaar- digen toestand verkeerde, bracht met moeite, nu en dan door snikken onderbroken, den loop van het gebeurde naar voren. Ik verkeer in gunstige financieele omstan digheden, en, zooals dit aan eenieder bekend is, was ook myn broeder hiervan maar al te goed op de hoogte. In verband met de verdenking, die op mij rust, ben ik thans wel genoodzaakt bekend te maken, dat mijn broeder zeer ver kwistend leefde, en ik heb hem reeds herhaalde malen uit zeer pynlijke situaties dienen te red den. Ik deed dit niet alleen terwille van hem zelf, doch hoofdzakeiyk terwille van zyn vrouw en gezin, die tengevolge van zijn losbandige le venswijze een ellendig bestaan leidden. Ook dien laatsten avond kwam de over ledene financieele hulp by u inroepen? Ja. En ook ditmaal heb ik tenslotte niet geweigerd. U zult zich kunnen indenken, dat er vaak, wanneer ik hem op het verkeerde en on verantwoordelijke van zyn gedrag wees, harde woorden vielen, en ook gisteren, ik erken het. De verdachte barstte in snikken uit, en kon geen woord meer uitbrengen. Dan, na eenigen tyd, hernam de ondervrager: Ditmad zijt ge byzonder verwytend tegen hem opgetreden? Indien ik maar eenigszins had kunnen ver moeden, dat dit de uitwerking geweest zou zünik verzeker u, ik zou my gematigd heb ben. Maar ik ben ditmaal scherper dan ooit tegen hem uitgevaren. Ik heb hem toege schreeuwd, dat dit nu met absolute zekerheid de allerlaatste maal was, ik heb hem het geld toegesmeten en de deur gewezen.... ge weet heeren, ik heb hem niet meer levend terug gezien! Opnieuw bedekte hy het gelaat met de han den, en snikte kreunend. Enkele nummers der bankbiljetten zyn u bekend? Ja, omdat ik, zooals ik reeds verklaard heb, die toevallig gisterenochtend in een aan- geteekend schrijven ontvangen had. Hoe verklaart u de aanwezigheid van twee dier bankbiljetten op de vloermat achter uw voordeur? Mijn broeder moet ze, terwyi hy de deur uitging, verloren hebben. Hoe verklaart ge, dat deze bankbiljetten verfrommeld zyn, verkreukeld? Eén ervan half verscheurd? Ik kan hiervoor geen verklaring vinden. Voor my duidt dit in de richting van een plaats gehad hebbende worsteling! Hoe ver klaart ge, dat op het ïyk van uw broeder voor uw woning niets van het geld is teruggevonden? Hy moet, nadat hij in een vlaag van ver twijfeling de hand aan zichzelf geslagen heeft, daarna beroofd zyn. Ik kan er geen andere ver klaring voor vinden. Herkent gy deze revolver als het eigendom van uw broeder? Ja. De ondervrager gaf een tee ken, den verdachte weg te leiden. Het voorloopig verhoor was be ëindigd. Wat detective Barling door zyn verrekijker gezien had, leek weinig byzonders. Het waren eenige grassprietjes en een geknakt madeliefje tusschen de vouwen van het vest van den on gelukkige. Hij borg den kijker bij zich en verwijderde zich, langzaam slenterend, speurend langs den oever van het kanaal, waaraan de woning van den verdachte gelegen was. Na ongeveer tien minuten gaans, aldoor speu rend, zyn weg vervolgd te heb- ben, bereikte hy de veerpont, wel- I Het Madeliefje ke naar het aan i de overzyde van het kanaal ge- I I legen dorpssta tion leidde, en liet zich overzetten. Met den veerman knoopte hy een kort, onbe duidend gesprek aan, verliet aan de overzyde het vaartuig, en verdween in de richting van het station. Eenige minuten daarna, nadat hy zich vergewist had, dat de veerman wederom overgehaald had, wendde hy zyn schreden en onderwierp nu ook de overzyde van het kanaal aan een nauwkeurig onderzoek. Nog geen uur daarna was de veerman gear resteerd, gevankelijk weggevoerd en het bank papier, waarvan enkele nummers bekend wa ren, bij een huiszoeking in zyn woning te voor schijn gebracht. Een daarop volgende bekentenis bracht de volle waarheid aan het licht. De veerman had den avond tevoren zyn slachtoffer, nadat hy hem overgezet had, hei- melyk gevolgd. Op dit late uur waren weinig of geen overzetklanten meer te wachten ge weest. Nadat zyn passagier de woning van diens broeder was binnengegaan, had hy buiten het gesprek en de luidruchtige ruzie afgeluisterd, waardoor hy wist, dat zyn slachtoffer een vrij groot bedrag aan geld geïnd moest hebben. Daarna was hy teruggeslopen, en had den niets vermoedenden man, nadat hy hem over gezet had, aan de overzijde plotseling overrom peld, diens eigen revolver op hem afgeschoten en hem beroofd. Wat hij daarop gedaan had, laat zich denken. Het terugvaren naar de overzyde, het depo- neeren van het slachtoffer voor de buitendeur van diens broeders woning, 't listiglyk schuiven van enkele bankbiljetten in het portaal, de lig ging van de revolver.... dit alles te zamen moest het vermoeden van zelf- of broedermoord doen rijzen. Maar welke aanwijzing had detective Barling op het rechte spoor geleid? Niets anders dan het geknakte madeliefje tusschen de vouwen van het vest van het slachtoffer. Barling had by zyn onderzoek de ontdekking gedaan, dat aan de zijde van het kanaal, waar aan de woning van den verdachte gelegen was. geen enkel madeliefje te vinden was, terwyl deze aan de overzyde, met name by de plek van den overhaal, welig tierden. Hieruit maakte Barling de gevolgtrekking, dat het slachtoffer aan de overzyde ter aarde ge legen moest hebben, en verdere combinatie bracht hem naar de waarschynlykheid van een aldaar plaats gehad hebbende worsteling. De conclusie van den bekenden detective bleek ook ditmaal juist te zyn. Op den Nieuwen Rijksweg tusschen Delft en Ryswyk is vanochtend te kwart over elf een ernstig ongeluk gebeurd, waarbij vier dames ernstig werden gewond. Twee auto's op weg naar Rotterdam kwamen by het passeeren in aanraking met elkaar, waardoor een der wagens aan den kant werd geworpen en daardoor werd vernield. Van de vier inzittenden werden de dames mevr. Kuiper en mevrouw de Man, beiden uit Rotterdam, ernstig gewond. Een van hen be kwam een wervelfractuur, terwyl de andere een kaakfractuur bekwam. Van de 4 inzittenden van den anderen auto werden eveneens 2 dames gewond, wier namen nog onbekend zyn. Een van hen liep een ern stige schedelfractuur op en de andere bekwam verschillende sny wonden en brak een pols. Dr. A. H. Ph. Augustyn uit Delft, bijgestaan door de Delftsche en Ryswijksche politie, ver- leede de eerste hulp. Twee slachtoffers werden naar het ziekenhuis aan het Westeinde te 's-Gravenhage overgebracht en twee naar het gasthuis te Delft. De toestand van de dame, die een wervel- fractuur bekwam, is zorgwekkend. De overige vier personen werden niet ern stig gewond. Bij K. B. is benoemd tot ridder in de Orde van den Ned. Leeuw mr. S. H. Vening Meinesz, afgetreden griffier van de Prov. Staten van Noord-Holland te Haarlem. 16 Om tien uur nam Jocelyn afscheid; Reder- dale zei, dat het ook zyn tyd was en zoo ver trokken ze samen. Von Schleinitz met Vespucci en zyn nicht achterlatend. Buiten de hooge muren van de V la Firenzi wierp de volle maan een zilverachtigen glans over de houtrijke tuinen van St. Johns' Wood. Wat een schitterende avond! riep Jocelyn uit, terwijl hy Rederdale n sigarettenkoker voorhield. Ik ga een eindje wandelen neem me niet kwalyk. dat ik op een avond als deze wat oploop. Welken kant gaat u uit? Ik woon in Down Street, antwoordde Rederdale. Down Street! Dat is eigenaardig. Daar woon ik ook. Gek, dat we elkaar nooit ontmoet hebben. Maar Londen Is een zonderlinge stad Kom mee, dan gaan we samen en als we moe worden van het wandelen dan nemen we een taxi. Is von Schleinitz een musicus? Von Schleinitz? Neen, hy is uitvinder. Alle vrienden van Vespucci zyn geleerden, uit- uit vir>"'°rs of iets van dien aard. H ook?, vroeg Jpcexyn die er altijd spoed achter zette als hy iets over iemand weten wilde. Och, ik heb wel een paar dingen uitge vonden maar ik ben van beroep werktuigKun- dig ingenieur, was het antwoord. Zoo nu en dan ga ik er wel eens op uit voor Vespucci, daar hy zelf niet veel reist. Ik kwam juist terug van een opdracht, die ik voor hem in Parijs had vervuld en toen op Wight, waar ik u op de boot zag. Vreemde samenloop dat we elkaar weer by de Vespucci's moesten ont moeten. Och, ik weet ai met, zei Jocelyn. de wereld is zoo klein. Een knappe man die Vespucci. Vespucci is bijzonder knap, gaf Rederdale toe. Uit wat ik van hem gezien heb. maak ik op, dat hy een van de grootste geleerden is van den tegenwoordigen tyd. Maar al wat hy uitvoert doet hij voor zijn genoegen. Dan zou ik willen dat hy vivisectie op honden naliet, merkte Jocelyn op. Rederdale zuchtte. Ik ook. zei hy vurig. Maar hy haastte zich er dan aan toe te voegen dat Vespucci hem verzekerd had, dat ze volstrekt geen pyn leden. Och, repliceerde Jocelyn droog, ik zou de lezing van die honden ook wel eens willen hooren. U kent zeker de Vespucci's al ge- ruimen tyd? hoorde hy zyn metgezel verder uit. Zoowat vijftien maanden, antwoordde Rederdale. Vespucci vroeg me hem met een bepaald werk te helpen, en sinds kwam ik er vaak. U zult me wel een verschrikkelijk nieuwsgierig stuk mensch vinden, ging Jocelyn voort, toen ze Malda Vale naderden, maar ik merkte in den trein dat u een eigenaardigen ring droeg, die daarom mijn belangstelling opwekte omdat ik meende er zoo een meer ge zien te hebben. U bedoelt dien ring met dat vreemde zegel er op? antwoordde Rederdale onbe vangen. Dat is een eigenaardig geval. Ik vond hem in een winkel van oude curiosi teiten te Parijs, in de nabijheid van het Lou vre, toen ik daar dezer dagen was, en ik stak hem aan den vinger. Toen ik te Londen terug was, reed ik regelrecht naar Vespucci om hem verslag van mijn opdracht uit te brengen en hy herkende den ring onmiddel'yk; hy had toebehoord aan ©en vriend van hem die thans dood is, op een kwaden dag gesneuveld. Hy was er zoo zeker van dat ik hem op stel en sprong den ring gegeven heb. Wat toevallig merkte Jocelyn op. A propos, ik vind dat deze wyk voor een wan deling by maanlicht wel wat erg dicht bevolkt is. Wat zou u er van zeggen als we hier een taxi namen, bijvoorbeeld tot Park Lane en dan verder weer te voet gingen? En daar we toch buren zyn, ga even met me mee voor een whisky en soda en een pypje; 't is nog vroeg genoeg. Jocelyn had zich aangewend In taxi's of openbare vervoer^i'-'de'en nooit meer te zeggen dan noodig was en hy bewaarde dan ook het stilzwijgen totdat de auto op Stanhope Gate stilhield. Hij dacht ernstig na over de gebeurtenissien van den avond en met name over hetgeen Rederdale hem zoo juist over den ring verteld had. Hy voelde er zich zeker van dat die ring iets te maken had met dien welke op Somerboume Huize gevonden was en evenzeer was hy er van overtuigd dat Rederdale's verhaal van de wyze waarop de ring in zyn bezit was geraakt juist was. Rederdale had iets over zich, dat Jocelyn aan zyn op rechtheid deed gelcoven. Maar hij zocht een schakel tusschen de vondst van George Albert Jermey en het feit dat Signor Vespucci een vriend had gehad, die eenze'fden ring had bezeten en hij martelde daarover zyn hoofd, toen hy en Rederdale de taxi verlieten en hun wandeling naar Down Street vervolgden. Jannaway bevond zich in zyn heiligdom verdiept In de lectuur van een roman van zyn meest geliefden schryver toen hij zijn heer den sleutel in het slot hoorde steken. Hij ging der. ontbijtsalon binnen en vond daar mr Chenerv met den jongeman dien hy tot St Johns Wood gevo'gd was, maar als wel opgevede bediende liet hy ze'fs door geen knipoogje merken, dat hy hem herkende. Geef ons wat whisky en soda Jannaway, zei Jocelyn. Je hebt toch zeker ys gehaald? Ja mijnheer, antwoordde hy en hy haastte zich aan den arbeid; Jocelyn schoof een ge- makkeiyken stoel bij voor zijn gast. Probeer dezen, Rederda'e, zei hij Kan ik n dienen met e?n sigaar of met tabak? sigaretten, luidde het antwoord. Ik rook heel weinig en gebruik alleen de lichtste tabak, van wege myn keel. Hy haalde een sigarettenkoker uit den zak van de lichte overjas, die hy juist cpzy gelegd had en voor het vuur staand stak hy eer, sigaret aan, terwyl hy een langen haal deed Jannaway die aan het buffet bezig was maar hem in den spiegel op den rug kon zien en op hem lette, zag hem plotseling de handen ophef fen en waggelen en.... Pas op, mijnheer, mynheer Chenery, vang hem op, riep Jannaway Maar Rederdale zakte als een vormelooze massa tegen den grond en bleef zonder bewe ging liggen en heer en knecht die zich. haast verlamd van schrik, aarzelend over nem heen- bogen bemerkten dat zy staarden op een doode ZESDE HOOFDSTUK Huiverend en onpasse'ijk stond Jocelyn Chenery op. Wat Jannaway betreft, hy b'eef op één knie bij het ïyk van Rederdale zitten met een hand tusschen diens kleeding. Vlak daarop rees ook hy op en staarde zyn meester emsfg aan. Hy is er geweest, mynheer! zei hy. t Is afgeloopen Jocelyn deed een poging om zyn verdroogde lippen vochtig te maken. Onwillekeurig knikte hy. Ja, zei hy toonloos. Ja! Jannawav keek hem eens aan en oen der glazend opnemend die hjj zoo juist gevuld. had, drukte hij het in de hand van zyn meester. Hier mijnheer, drink dat eens gauw uit, zei by op bevelenden toonAchter elkaar, mijnheer! Zoo, daar knap je van op; wie is het myrmeer? Joce'yn zette het ledigt glas neer. Hij heet Rederdale, zcoals je weet, ant woordde hij. Hij woont wat verder in de straat, nummer 81. Ik weet niet, of hy er een knecht op na houdt. Goede God, Jannaway is hy werkelijk dood? Morsdood, mynheer, 't spyt me dat ik het zeggen moet, luidde het antwoord. Er is geen twyfel mogelyk, mynheer. De arme kerel! U blyft hier, mynheer, dan ga ik om een dokter en op politie uit, en ik zal ook op nummer 81 aanbel'en maar ik geloof niet dat hy een knecht had, anders zou ik het wel geweten hebben. Jocelyn hield hem tegen, toen hy zich wilde wegspoeden. Jannaway? vroeg hy, Is het wel noodig dat we er nu dadelijk de poiit'e bijbalen? Jannaway keek zyn meester met vragenden blik ran. Nu of straks, we zullen het toch moeten doen, mijnheer, zei hy. Zooiets kan men niet geheim houden. Joce'yn knikte en Jannaway vertrok. Alleen met den doode. achtergelaten, vermande Joce 'yn zichzelf, hij trad naderbij en schouwde naar Rederdale, wiens stoffelyk overschot door aen knecht op passende wyze op een kleed was gelegd. j /Wordt vervolgd), 7

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 9