Kerststemming
Het wiegen van het Kerstkindje
HET BLINDE KNAAPJE
Mistletoe
Maria's slaapliedje
Kerstfeest -
Kinderfeest
OGOOOOOOOOOOOOOQOOOOQOOOOOOOQO
OOOOOOOGOOOOQOOGOOOGOQOOOOGOOa
Kerstboomverlichting
en brandgevaar
Van een Kerstmisplant
en een Godenzoon
Engelen en herders waren de eersten,
die den Mensch geworden God aanbaden
Het is ieder jaar het oude verhaal, nu ai
büna tweeduizend jaar! Vroeger werd
het verhaal mondeling gedaan, nu
wordt het in boek en geschrift en vooral door
de krant verder verteld; het verhaal, dat men
zou kunnen noemen: overwegingen omtrent
Kerstmis.
Maar ieder jaar klinkt toch weer even een
andere toon door, een nieuw optimisme, dat
nooit versaagt, al moeten wij helaas de beken
tenis doen, dat de toon thans niet veel anders
kan klinken dan het vorige jaar. Ook toen was
er misère, en wel zoo erg, dat het langzamer
hand bon ton werd de crisis te negeeren, om
dat zü toch niet eeuwig kon duren.
Inderdaad: eeuwig duren kan de crisis niet,
omdat de eeuwigheid niet op crisis is ingesteld,
maar lang duurt zij wel en wij vreezen, dat ve
len onder onze medemenschen het Kerstfeest
zullen moeten vieren in grooter duisternis dan
het vorig jaar.
Welnu, laten wij dit zooveel mogelijk verhin
deren! Als gij, lezer en lezeres, -de ontelbare
kerstboomen geschaard zult zien op de pu
blieke plaatsen, die van ouds de veilingplaat
sen der kerstboomen zijn, maak u er dan niet
van af door te overwegen, dat er blijkbaar nog
duizenden zijn, die een kerstboom kunnen koo-
pen, want dan moet gij daar direct aan toe
voegen, dat er meerdere duizenden zijn, die dat
niet kunnen doen, tenzij wij helpen. En dan
nog zullen zij het gegevene niet aan een boom
besteden, maar aan noodzakelijker dingen: eten
en vuur en als symbool hebben zij reeds zelf
een kribbetje getimmerd, om de warmte van
den stal van Bethlehem in him huizen te bren
gen.
Kerstmis, het feest van den vrede aan allen,
die van goeden wil zijn, het feest van de ge
boorte van het Kind, dat de wereld kwam ver
lossenVrede en verlossing, ziedaar twee
begrippen, die juist deze Kerstmis actueel zijn,
want nooit had de wereld zooveel behoefte aan
vrede als nu en nooit was een verlossing uit de
ellende zoo dringend noodzakelijk. Niet alleen
de geestelijke ellende, ook de materieele. De
ontberende mensch komt er niet met overpein
zingen omtrent inflatie en oorlogsschulden,
noch met de verzekering, dat het niet zal blij
ven duren en dat in „de naaste toekomst" het
ergste geleden zal zijn. Hij heeft brood noodig,
nu, onmiddellijk, en hij kan evenmin het zelf
vertrouwen missen, dat een geregelde arbeid
hem ingeeft en zonder hetwelk een mensch niet
menschwaardig leven kan. Dit alles heeft hij
niet, hoe zeer men ook tracht van overheids
wege de moeilijkheden te bestrijden. Het leger
groeit met den dag en dit dienen we te erken
nen, niet omdat we pessimisten willen zijn,
maar in de optimistische hoop, dat een kennen
van de werkelijkheid de eerste voorwaarde
moge zijn tot opheffing der moeilijkheden.
Wanneer echter de officieele instanties er
niet in kunnen slagen om den nood geheel te
lenigen, laat dit dan geschieden door een van
de schoonste christelijke deugden, de naasten
liefde, die door felle radicalen wel eens onaan
genaam wordt bejegend, maar die niettemin
steunt op een der eerste geboden Gods. De re
deneering, dat de naastenliefde de armoede
recht van bestaan zou geven en zelfs gewenscht
zou maken, is een andere dan deze, die zegt,
„M'n Kindje, wil nu slapen gaan,
Kom, sluit Uw oogjes maar zacht;
Moederke gaat hier niet vandaan,
Ze houdt bij Jezuke wacht.
Suja, suja, nina, noe
En als Ge zoet geslapen hebt
Dan komen de herdertjes weer.
Ze zijn nu bij hun schaapjes,
schat;
Kom. leg Uw hoofdje maar neer.
Suja, suja, nina, noe
Vaderke is naar 't bosch gegaan,
Hij zoekt daar wat takkenhout
Straks steekt hij hier 'n vuurtje
aan,
Dan is 't niet langer zoo koud.
Suja, suja, ninanoe
Kindje, sluimer dus maar gerust,
Ge zijt van 't schreien zoo moe
Slaap zacht, m'n allerliefste schat,
Daar gaan XJw oogjes al toe.
Suja, suja, nina, noe
8 HENDR. M. SMITS
De verlichting van den Kerstboom levert
altijd een fantastisch effect in de huis
kamer, als de huisgenooten zich rondom
den versierden boom hebben geschaard.
Toch kan 't zijn nut hebben er op aan te drin
gen, bij het aansteken van de kaarsen voor
zichtig te werk te gaan. Elk jaar hoort en
leest men van kleine en groote ongelukken, ont
staan door het in brand geraken van Kerst
boomen. Bij deze soort branden gaan niet alleen
goederen en gebouwen verloren doch komen
ook dikwijls menschenlevens in gevaar. Het bij
de hand hebben van brandbluschmiddelen is
van groot belang en kan daarom niet genoeg
worden aangeraden.
De National Fire Board in Amerika gaf eenige
jaren geleden een zeer suggestieve plaat uit,
waarbij een jongen werd afgebeeld, die met een
brandenden lucifer de kaarsen van een Kerst
boom ontstak en dit zóó onhandig deed, dat
de boom in brand geraakte. In een onderschrift
werd op 't gevaar gewezen en aangedrongen op
't gebruik van electrische lampjes gij Kerstboo
men en 't verwijderen van lucifers bij andere
verlichting, 't Zou van het grootste nut en be
lang zijn, indien dergelijke platen ieder jaar
opnieuw tegen de komende Kerstdagen hier en
elders in den handel werden gebracht.
Onze vrome voorouders, die hun geestelijke
;moties in de fijnste en teerste nuances
wisten uit te beelden, hebben wel hun
meest poëtische gedachten bewaard voor 't
mysterie van Bethlehem. De stalletjes en krib
jes toch, die in onzen tijd kerk en huis hun be
koring geven in deze blijde Kerstdagen, zijn
het erfgoed van onze warme Middeleeuwers, die
in naïef geloof en in kinderlijke verbeelding
't wondere Kerstgebeuren naar zich toetrokken
en het weergaven in hun eigen begrijpelijke
volksche taal en vorm.
In de eerste benauwde tijden van het Chris
tendom schijnt er geen sprake van Kerstkrib
ben geweest te zijn. Wel kende en vereerde men
de grot en kribbe te Bethlehem, zooals de H.
Justinus en Origenes ons verhalen (2e eeuw).
In de 4e eeuw verrees zelfs 'n prachtige basiliek
op de historische plaats, gebouwd door keizer
Constantijn. Maar ook Rome wenschte de
authentieke kribbe te bezitten en zoo werd in
de 7e eeuw een deel der kribbe door Paus Li-
berius naar Rome overgebracht en geplaatst in
de kerk Santa Maria Maggiore, waar ze nu
nog vereerd wordt.
Op Kerstmis wordt dan deze reliquie, wegge
sloten in 'n zilver en kristallen reliekschrijn,
in processie rondgedragen. Paus Gregorius IV
liet de kribbe namaken en plaatste er 'n Maria
beeld met Kindje naast. En nu was er maar 'n
kleine stap noodig om 't kindje in de kribbe
te leggen en te komen tot de eerste echte
Kerstkribbe.
En deze stap werd al gauw gedaan in de
geestelijke spelen, die vanaf de 11e eeuw in en
vóór de kerk plaats vonden. Wilde de geeste
lijkheid niet 't ongeletterde volk aanschouwe
lijk de geheimen van ons geloof voor oogen
houden? En zoo kwam de Kerstkribbe op 't
altaar te staan; 'n Engel kondigde de geboorte
aan, herders verschenen in hun bonte dracht,
en 'n jongenskoortje zong 't Gloria. Steeds
rijker werd 't gegeven de kribbe werd al
fraaier uitgedost, de rollen uitgebreid en me
nig grappig tooneeltje tusschen den gewijden
tekst ingeschoven, 't Is Franciscus geweest, die
de Kerstkribbe terug bracht naar zijn ouden
simpelen eenvoud. In 1223 vierde hij voor 't
eerst met zijn vromen broeder 't Kerstfeest in
'n bosch te Greccio, waar hij poogde al 't sim
pele en armoedige van Jesus' komst op aarde
uit te beelden. De zilveren sierkrib uit de kerk
werd hier weer 't nederige houten voerbakje,
gedekt met hooi en stroo 'n os en ezel ver
warmden het hulplooze kindje en toen al 't
volk uit den omtrek bijeen was gestroomd,
werd daar te middernacht in de open lucht de
H. Mis gelezen. Grotfo, zijn tijdgenoot, heeft ons
deze poëtische kerstviering oververteld in een
fresco in de basiliek van Assisië. En ontelbare
kunstenaars na hem hebben deze Franciscaan-
sche kersttentoonstelling in 't hart van 't volk
gegrift en tot 'n traditie gevormd in de kerst
voorstellingen van onze kerken en huisgezinnen.
De 14e eeuw werd nog vertrouwder met het
Kerstwonder. Men haalde het nog meer naar
zich toe, dacht het geheel in eigen omgeving,
ja zelfs in den tegenwoordigen tijd gebeurd.
Schilders plaatsten hun eigen portret tusschen
de koppen van de aanbiddende herders, de lie
deren bezongen realistische tafereeltjes rond de
kribbe en de geloovigen stelden zich niet meer
tevreden met 't Kerstkindje te begroeten en
te vereeren, maar wilden het daadwerkelijk
troosten en liefkoozen. En allereerst in vrouwen
kloosters uitte zich deze teederheid in de zorg
voor de kribbe, die tot wiegje uitgroeide, waar
in 't Kerstkindje en gewiegd werd. On
der 't zingen van echte wiegeliedjes met 'n
sussend refrein werd 't kindje door middel van
koorden geschommeld. Zoo zongen de zusters
van Chester hun eigen liedje:
„Qui creavit coelum lully, lully lu
Nascitur in stabulo, by, by, by, by."
En al spoedig ging deze gewoonte op de ge
loovigen over, die in de Nachtmis 't kindje
wiegden in ontelbare varianten van wiege
liedjes.
U kent wel dat oude ontroerende Duitsche
liedje, dat een samenspraak tusschen Maria en
Joseph weergeeft, en waaronder men eveneens
't kindje -wiegde zooals 'n monnik uit Salzburg
in 'n handschrift van de abdij van Tegernsee
voor ons opgeteekend heeft, 't Is het Latiinsche
Resonet in laudibus met den naieven Middel-
eeuwschen tekst:
„Joseph, lieber Joseph mein
Hilf mir wiegn mein Kindelein."
En dan loopen de wiegedeuntjes de eeuwen
door: de 15e eeuwsche liedjes met eia-eia, 't
16e eeuwsche Susaninna, susa noe, ,17e eeuwsche
Susani-susani, die alle als refrein het wiegen
aangeven.
En ook in den tekst wordt duidelijk gesproken
over 't daadwerkelijke wiegen.
Zoo in 't frissche Driekoningenliedje:
„Wij zijn de drie koningen met de ster
Nu wiegen, nu wiegen al wij"
of in den duidelijken tekst:
„Joseph ghinck van Nazareth nae Bethleëm
En Maria, sijn vriendinneken ghinck met hem
Nu wiegen al wij
dat alreliefste kindeken."
Maar 't tastbaarste bewijs van dit -wiegen op
de jefreinen, vinden we wel in de kribben zelf,
die uit dien tijd in sommige kerken en musea
bewaard gebleven zijn. De meeste toch zijn be
weegbaar en van gaten voorzien, waardoor heen
de koorden gestoken werden, die de wieg heen
en weer schommelden. Ja zelfs is dit naïeve
gebruik tot op onzen tijd bewaard gebleven,
zooals b.v. in de St. Godelieve kerk te Brugge!
Dergelijke beweegbare wiegen, hetzij op 'n
schommelend onderstel, hetzij opgehangen aan
rijk bewerkte pilaartjes (in Museum te Utrecht)
werden overdadig versierd en gebeeldhouwd.
Dikwijls werden ze nog van 'n baldakijntje
voorzien, en weelderig opgedekt met parelen
bestikte dekentjes en kussentjes. Vogeltjes op
buigzame spiralen (Mus. v. Namen) en belle
tjes als rammelaars moesten 't kindje verma
ken, en op de vier hoeken illustreerden de 4
engelen van 't Leuvensche wiegje 't aloude
kindergebedje
,,'s Avonds als ik slapen ga
Volgen mij veertien engeltjes na:
Twee aan mijn hoofdeind, twee aan
[mijn voeteneind..—"
En in deze omgeving ontstond het motief
van de baby „Jesus", de „Bambino" zooals de
Italianen zeggen.
Zoo wordt nu nog ieder jaar in S. Maria de Area
Coeli te Rome de pronkwieg opgericht met de
bambino in zijn goudbestikte wikkelkleertjes,
en den Kerstmiddag verschijnen de kleine
Roomsche kleutertjes om hun gedichtjes op 'n
podium voor 't Kindje op te zeggen.
En lezen we niet in Axel Munthe's Geschie
denis van S. Michele hoe jaarlijks op Ana-capri
de ambino bezoeken aflegt, rondgedragen in
zijn wiegje, voorzien van speelgoed en lekkers!
't Zijn alle nog resten van 'n speelsch Mid-
deleeuwsch geloof, n.l. 't verweven van de meest
geestelijke motieven met 't vertrouwde alledag-
leven, iets waaraan onze zakelijke moderne tijd
zoo bedroevend arm geworden is!
Bij de oude volken stond de Vogellijm of
Mistletoe (Mistel) in hoog aanzien. Aller
hande tooverkrachten schreef men haar
toe. Vooral ook de Germanen hadden voor deze
plant den grootsten eerbied.
Hoe dat komt? De volgende geschiedenis zal
u dit duidelijk maken.
Balder, een van de Germaansche Goden,
meende, dat hij ging sterven. Daarom kwam
hij zekeren keer bij zijn moeder Freia en klaag
de haar zijn nood. Freia had innig medelijden
met haar zoon, die zich zoo diep ongelukkig
voelde, en bezwoer vuur en water, steenen, me
talen, dieren en planten, om hem toch geen
kwaad te doen. Haar smeekingen waren zóó
vurig, dat niets daaraan weerstand kon bieden.
Wat die Balder blij was, hoe gerust hij nu
ook was! Geen bange vrees hield hem meer
tegen, als hij zich in 't strijdperk van de Goden
begaf, temidden der pijlen. Neen, hij kende
thans geen vrees meer, want hij wason
kwetsbaar.
Nu had die Balder 'n vriend, Loki genaamd,
'n God zooals hij. Die Loki kon maar niet be
grijpen, hoe 't kwam, dat zijn vriend Balder
door niemand en niets gedeerd kon worden. Hij
werd alzoo zeer nieuwsgierig, en wilde door 'n
list achter de waarheid komen. Hij nam dan
de gedaante aan eener oude vrouw. Aldus ging
hij naar Balder's moeder, Freia, om 't geheim
van haar zoon uit te vorschen. En Freia, de ar-
gelooze, vertelde hem: „Alle machten hebben
gezworen, mijn zoon Balder geen leed te doen;
daarom kan niets en niemand hem kwetsen.
AlJes, wat eenige kracht bezit, heeft mij die
gunst toegezegd. Er is maar één struikje, waar
aan ik dat niet heb gevraagd wijl 't zoo nie-
tie is. 't Leeft zonder aarde, heeft nauwelijks 'n
wortel en tiert op de boomen. Zijn naam is
„Mistletoe".
Ha! nu wist Loki genoeg! Hij ging het, in
Freia's oogen, zoo nietige struikje halen en
spoedde zich daarmee naar de vergadering der
Goden, die nog immer den onkwetsbaren Bal
der bevochten.
De eerste, dien hij ontmoette, was de blinde
Heder. Hem vroeg hij onmiddellijk, waarom ook
hij geen pijlen op Balder afschoot.
„Omdat ik blind ben en geen wapen heb,"
antwoordde Heder. Toen gaf Loki hem een
marentakje.
Juist bevond Balder zich voor den blinde.
En op dit rampzalig moment wierp Heder 't
takje naar Balder; deze duizelde en stortte dan
doorboord tegen den grond. Op dezelfde plaats
stierf hij 'n roemloozen doodDe mare dezer
droevige gebeurtenis drong weldra door bij ge
héél het Germaansche volk. Vandaar dat de
Germanen nadien 'n groote vrees opvatten
voor 't eenvoudige mistletoe-plantje, maar méér
nog: dat zij dit plantje gingen eerbiedigen voor
de doodende kracht, die het in zich had
Zoo luidt de oude Germaansche vertelling om
trent Balder en Loki, Heder en het mistel-takje.
Het Kerstfeest wekt bij ons, ouderen altoos
weer opnieuw herinneringen op uit eigen
jeugd. Zooals onze kinderen, konden ook
wij in onze kinderjaren verrukt zijn, als moeder
thuis het Kerststalletje weer z'n oude plaats
in de huiskamer gaf. Dan zagen we met stra
lende oogjes van blijdschap toe, dan zongen we
reeds onze lieve Kerstliedjes en we hoopten
maar, dat het spoedig Kerstfeest was. Want is
Kerstmis ook geen schitterend kinderfeest?
Ziet, hoe ze zich verdringen, de onschuldige
kleinen, om zich maar zoo dicht mogelijk bij
't kribje in de kerk (immers, dat is altijd véél
aantrekkelijker met z'n grootere beeldenfigu
ren) te kunnen komen.
De onschuld zoekt de Onschuld.
Laten we door onze daden toch nooit de reine
blijdschap van onze kinderen verderven, maar
laten we het onzen kleinen voorhouden, dat zij
wel de bijzondere lievelingen zijn van het
Kerstkindje. Laat alles in uw huiskamer vrede
en blijheid ademen dan zult gij met uw
kinderen een Zalig Kerstfeest mogen vieren,
wat we u van harte toewenschen.
Volgens de Engelsche traditie kreeg de
jongeling, dien het gelukte een bou-
quetje mistletoe boven haar hoofd
van een meisje te houden, de vrijheid haar een
bescheiden kus te geven.
In Engeland moet dit gebruik ten tijde van
de Middeleeuwen zijn ingevoerd. Thans
nog heeft de mistletoe in Engeland bij de Kerst
misviering een symbolieke beteekenis. De mare
takken speelden in de Oudheid reeds een rol
in de mythologie of fabelleer der Grieken en
Noorsche volken. En ook in onze dagen is de
mistletoe tijdens het Kerstfeest door velen niet
graag te missen; het ïfjjft een aardige Kerst
versiering.
Brabantsch houten kerstwiegje
Groot Begijnhof, Leuven
dat de naastenliefde er o.a. is om mede de ar
moede de wereld uit te helpen of althans te
verzachten. Of echter deze deugd, die bij uit
stek christelijk genoemd wordt en inderdaad
ook is, bij voorkeur door ons, christenen, wordt
beoefend, is een vraag, die wij vreezen niet be
nen met het oog op zijn jeugdigen leeftijd en
vooral in den droevigen toestand, waarin het
arme kind verkeerde. Doch had hij niet ge
hoord, dat het pasgeboren Kind de Zon der
gerechtigheid was, het ware Licht?
Zachtjes stond hij op, zoo zachtjes, dat
grootmoeder niets hoorde en rustig doorsliep.
De knaap scheen als door eene bovennatuur
lijke kracht bezield. In der haast trok hij zijn
schoonste feestkleederen aan en richtte zich
al tastend naar den stal. Daar zocht hij het
lammetje op waarmede hij overdag gewoonlijk
speelde en dat nu, evenals het Lam Gods,
nederlaag op een handvol stroo, vatte een blauw
lint dat hij aan moeders spinrokken gevonden
had, bond het eene eind aan den hals van het
zachtaardige dier, het andere om zijn arm en
opende toen voorzichtig de deur.
En, o wonder, de blinde knaap sloeg juist
den weg naar Bethlehem in. Zacht blatend ging
het lammetje vooruit en vermeed zorgvuldig
de struiken en die bloemen, wier stekelige ruwe
bladeren het kind hadden kunnen bezeeren, als
ook de steenen de hier en daar op den weg
lagen. Moedig stapte de kleine reiziger voort.
Hij naderde al meer en meer. Reeds vernam
zijn oor uit de verte lof- en jubelzangen, die
zijn hart déden popelen van vreugde. Ook het
lam scheen de juichende stemmen te hebben
vernomen en het huppelde nu zoo snel vooruit,
dat Nephtali moeite had zijn geleider bij te
houden. Weldra kwam het zoontje van Esdras
gelukkig te Bethlehem aan, juist toen het eer
ste morgenlicht aan den gezichteinder door
schemerde.
Hij volgde de menigte naar den stal en steeds
door het lammetje geleid, kroop hij tusschen
de in aanbidding verzonken herders door en
naderde de kribbe. Daar, aan de voeten van de
H. Maagd tusschen os en ezel, knielde nu de
kleine blinde voor den Menschgeworden Ver
losser neer.
Het Kindje Jesus zoo verhaalt de legende
bemerkte nu het blatend lammetje en daar
naast den biddenden knaap. Het glimlachte vol
Hemelsche zoetheid en zag met welgevallen
neer op het lieve kind.
Wie schetst de verbazing der ouders, toen zij
daar plotseling hun dierbaar kind in de on
middellijke nabijheid van de kribbe ontwaarden.
Mijn God! Is dat onze Nephtali niet? klonk
het tegelijk uit beider mond. Maar vooraleer
zq den tijd hadden door de schare tot hem
door te dringen, had Nephtali de kleine, geze
gende hand van Jesus met eerbied in de zijne
genomen en ze vol geloof en teedere liefde aan
zijn voorhoofd gebracht.
En zie, daar gingen plotselin* zijne oogen
open en Nephtali zag al wat er om hem heen
geschiedde. En de ouders juichten van vreugde
en onverwacht geluk en de geheele schaar van
herders hief opnieuw en als uit een mond den
lofzang der Engelen aan: Glorie zij God in den
hooge en vrede op aarde aan de menschen
van goeden wil.
Dat heerlijk wonder, zoo besluit de legende,
kenmerkte de geboorte van Christus, die het
Licht der wereld is en die Zijne weldoende
stralen mildelijk uitgiet over de kleinen en een-
voudigen van harte.
Het was Kerstnacht. Omstreeks een uur bui
ten Bethlehem, in een armoedige herdershut,
zat een jonge vrouw aan het bed van haar
lieveling, een bevallig knaapje van ongeveer
zes jaren. Zij had haar legerstede verlaten,
om den kleine, die niet kon slapen, op haar
armen in rust te wiegen en trachtte nu door
een eentonig, zoet-vloeiend lied het kind te
doen insluimeren. Weemoedig klonk haar stem
door de nachtelijke stilte en droevig rustte
haar blik op het dierbaar wicht: helaas! de
knaap, met zooveel tranen en smeeken van
den Hemel afgebeden, was blind geboren.
Eensklaps weerklinken naderende voetstap
pen. Vol onrust luistert de arme vrouw naar
dit ontijdig gerucht. Wie toch zou op dit uur
haar komen storen en wat voert den bezoeker
naar deze eenzame hut? Doch dit angstig ge
voel maakte weldra plaats voor verwondering
en blijde verrassing, want ijlings wordt de deur
geopend en Sara's echtgenoot, de goede god-
vreezende Esdras, treedt binnen. Hij behoorde
tot de herders, die voor eenige dagen met
hunne kudden vertrokken waren om vette
weilanden op te zoeken.
Groot was de nieuwsgierigheid der vrouw
bij de onverwachte terugkomst van haar echt
genoot en deze haastte zich haar een vreugde
volle tijding mede te deelen.
Verheug u met mij, dierbare vrouw, zoo
riep Esdras haar bij het binnenkomen toe,
verheug u, want ik ben zoo haastig terugge
komen om u een gewichtige en blijde tijding
te brengen! Luister! Gisteren tegen den avond
kwamen wij in de streek van Jorah, waar
heerlijk gras opschiet in de schaduw der palm-
boomen.
Daar sloegen wij dan onze tenten op om er
den nacht door te brengen, terwijl wij beurt
om beurt de schapen zouden bewaken. Eens
klaps werd onze geheele legerplaats schitte
rend verlicht: engelen verschenen in 't lucht
ruim en zongen de schoonste lofliederen. Een
hunner verkondigde ons, dat dezen nacht de
Messias, de aan onze vaderen beloofde Ver
losser geboren is!
Groote God! Zou het mogelijk zijn? riep
Sara in blijde verwondering uit.
Ja, er valt niet aan te twijfelen!
Gode zij dank! juicht nu de brave vrouw.
Geloofd en gezegend zij Zijne oneindige barm
hartigheid, thans zal het aanschijn der aarde
vernieuwen, overal moet vreugde en blijdschap
heerschen!
Sara, gaat Esdras voort, ik wilde het ge
luk den Redder van Israël te zien en te aan
bidden, niet alleen genieten. Ik weet, met welk
een vurig geloof, met hoeveel godsvrucht gij
Zijne komst verbeidt. Kom, vrouw laten wij
te zamen de Zon der gerechtigheid bij haar
opgang gaan begroeten. Laat ons te zamen
het ware Licht aanschouwen! Niet waar, wij
spoeden onmiddellijk naar Bethlehem heen
om het Goddelijk Kind te aanbidden? De
kleine Nephtali kan hier blijven. Hij slaapt.
Nephtali had zich echter slechts gehouden
alsof hij sliep. Toen zijn ouders goed en wel
vertrokken waren en hij al meer en meer over
het gehoorde nadacht, kwam hij plotseling tot
een besluit, dat wel onuitvoerbaar moest schij-
vestigend te kunnen beantwoorden. Er zijn heel
wat niet-christenen, die ons hierin een be
schamend voorbeeld geven, maar dit moge dan
ook voor ons een aanleiding zijn om onszelf te
herzien en daarvoor kan het Kerstfeest als de
allerbeste gelegenheid gelden.
Geen mensch, die niet met Kerstmis die
teedere gevoelens ondergaat, die de Kerstnacht,
de kerstelijke huiskamer, de hartelijkheid der
menschen op Kerstmis opwekken. Het groen
der sparren op straat, ja zelfs de kerstboom,
waar hy niet eens thuis hoort, in het café, stra
len toch altijd iets uit van die Kerststemming,
die in den loop der jaren spreekwoordelijk is
geworden en die haar formule vindt in den
„vrede op aarde". Er zijn honderden verhalen
geweven om deze stemming, verhalen, die spre
ken van verzoening tusschen ouders en kinde
ren, tusschen man en vrouw, broeder en zuster,
maar grootscher dan deze verhalen is de wer
kelijkheid, wanneer die vermelden kan, dat wij
onze zusters en broeders, die den nood der tij
den ondergaan, uit hun ellende weten op te
heffen.
Met wat goeden wil is dit niet zoo moeilijk.
Iedereen kent in zijn omgeving wel een gezin,
dat een prettige Kerstmis verdient, maar ze
zeker niet krijgen zal, wanneer hulp achter
wege blijft. Het beetje geluk, dat wij in zulk
een gezin kunnen brengen, zal den vrede in
ons eigen hart verhoogen, want de oude waar
heid blijft steeds nieuw: het is zaliger te geven
dan te ontvangen. Doen wij aldus, opdat er
vrede zij