Kerststemming Het wiegen van het Kerstkindje HET BLINDE KNAAPJE Mistletoe Maria's slaapliedje Kerstfeest - Kinderfeest OGOOOOOOOOOOOOOQOOOOQOOOOOOOQO OOOOOOOGOOOOQOOGOOOGOQOOOOGOOa Kerstboomverlichting en brandgevaar Van een Kerstmisplant en een Godenzoon Engelen en herders waren de eersten, die den Mensch geworden God aanbaden Het is ieder jaar het oude verhaal, nu ai büna tweeduizend jaar! Vroeger werd het verhaal mondeling gedaan, nu wordt het in boek en geschrift en vooral door de krant verder verteld; het verhaal, dat men zou kunnen noemen: overwegingen omtrent Kerstmis. Maar ieder jaar klinkt toch weer even een andere toon door, een nieuw optimisme, dat nooit versaagt, al moeten wij helaas de beken tenis doen, dat de toon thans niet veel anders kan klinken dan het vorige jaar. Ook toen was er misère, en wel zoo erg, dat het langzamer hand bon ton werd de crisis te negeeren, om dat zü toch niet eeuwig kon duren. Inderdaad: eeuwig duren kan de crisis niet, omdat de eeuwigheid niet op crisis is ingesteld, maar lang duurt zij wel en wij vreezen, dat ve len onder onze medemenschen het Kerstfeest zullen moeten vieren in grooter duisternis dan het vorig jaar. Welnu, laten wij dit zooveel mogelijk verhin deren! Als gij, lezer en lezeres, -de ontelbare kerstboomen geschaard zult zien op de pu blieke plaatsen, die van ouds de veilingplaat sen der kerstboomen zijn, maak u er dan niet van af door te overwegen, dat er blijkbaar nog duizenden zijn, die een kerstboom kunnen koo- pen, want dan moet gij daar direct aan toe voegen, dat er meerdere duizenden zijn, die dat niet kunnen doen, tenzij wij helpen. En dan nog zullen zij het gegevene niet aan een boom besteden, maar aan noodzakelijker dingen: eten en vuur en als symbool hebben zij reeds zelf een kribbetje getimmerd, om de warmte van den stal van Bethlehem in him huizen te bren gen. Kerstmis, het feest van den vrede aan allen, die van goeden wil zijn, het feest van de ge boorte van het Kind, dat de wereld kwam ver lossenVrede en verlossing, ziedaar twee begrippen, die juist deze Kerstmis actueel zijn, want nooit had de wereld zooveel behoefte aan vrede als nu en nooit was een verlossing uit de ellende zoo dringend noodzakelijk. Niet alleen de geestelijke ellende, ook de materieele. De ontberende mensch komt er niet met overpein zingen omtrent inflatie en oorlogsschulden, noch met de verzekering, dat het niet zal blij ven duren en dat in „de naaste toekomst" het ergste geleden zal zijn. Hij heeft brood noodig, nu, onmiddellijk, en hij kan evenmin het zelf vertrouwen missen, dat een geregelde arbeid hem ingeeft en zonder hetwelk een mensch niet menschwaardig leven kan. Dit alles heeft hij niet, hoe zeer men ook tracht van overheids wege de moeilijkheden te bestrijden. Het leger groeit met den dag en dit dienen we te erken nen, niet omdat we pessimisten willen zijn, maar in de optimistische hoop, dat een kennen van de werkelijkheid de eerste voorwaarde moge zijn tot opheffing der moeilijkheden. Wanneer echter de officieele instanties er niet in kunnen slagen om den nood geheel te lenigen, laat dit dan geschieden door een van de schoonste christelijke deugden, de naasten liefde, die door felle radicalen wel eens onaan genaam wordt bejegend, maar die niettemin steunt op een der eerste geboden Gods. De re deneering, dat de naastenliefde de armoede recht van bestaan zou geven en zelfs gewenscht zou maken, is een andere dan deze, die zegt, „M'n Kindje, wil nu slapen gaan, Kom, sluit Uw oogjes maar zacht; Moederke gaat hier niet vandaan, Ze houdt bij Jezuke wacht. Suja, suja, nina, noe En als Ge zoet geslapen hebt Dan komen de herdertjes weer. Ze zijn nu bij hun schaapjes, schat; Kom. leg Uw hoofdje maar neer. Suja, suja, nina, noe Vaderke is naar 't bosch gegaan, Hij zoekt daar wat takkenhout Straks steekt hij hier 'n vuurtje aan, Dan is 't niet langer zoo koud. Suja, suja, ninanoe Kindje, sluimer dus maar gerust, Ge zijt van 't schreien zoo moe Slaap zacht, m'n allerliefste schat, Daar gaan XJw oogjes al toe. Suja, suja, nina, noe 8 HENDR. M. SMITS De verlichting van den Kerstboom levert altijd een fantastisch effect in de huis kamer, als de huisgenooten zich rondom den versierden boom hebben geschaard. Toch kan 't zijn nut hebben er op aan te drin gen, bij het aansteken van de kaarsen voor zichtig te werk te gaan. Elk jaar hoort en leest men van kleine en groote ongelukken, ont staan door het in brand geraken van Kerst boomen. Bij deze soort branden gaan niet alleen goederen en gebouwen verloren doch komen ook dikwijls menschenlevens in gevaar. Het bij de hand hebben van brandbluschmiddelen is van groot belang en kan daarom niet genoeg worden aangeraden. De National Fire Board in Amerika gaf eenige jaren geleden een zeer suggestieve plaat uit, waarbij een jongen werd afgebeeld, die met een brandenden lucifer de kaarsen van een Kerst boom ontstak en dit zóó onhandig deed, dat de boom in brand geraakte. In een onderschrift werd op 't gevaar gewezen en aangedrongen op 't gebruik van electrische lampjes gij Kerstboo men en 't verwijderen van lucifers bij andere verlichting, 't Zou van het grootste nut en be lang zijn, indien dergelijke platen ieder jaar opnieuw tegen de komende Kerstdagen hier en elders in den handel werden gebracht. Onze vrome voorouders, die hun geestelijke ;moties in de fijnste en teerste nuances wisten uit te beelden, hebben wel hun meest poëtische gedachten bewaard voor 't mysterie van Bethlehem. De stalletjes en krib jes toch, die in onzen tijd kerk en huis hun be koring geven in deze blijde Kerstdagen, zijn het erfgoed van onze warme Middeleeuwers, die in naïef geloof en in kinderlijke verbeelding 't wondere Kerstgebeuren naar zich toetrokken en het weergaven in hun eigen begrijpelijke volksche taal en vorm. In de eerste benauwde tijden van het Chris tendom schijnt er geen sprake van Kerstkrib ben geweest te zijn. Wel kende en vereerde men de grot en kribbe te Bethlehem, zooals de H. Justinus en Origenes ons verhalen (2e eeuw). In de 4e eeuw verrees zelfs 'n prachtige basiliek op de historische plaats, gebouwd door keizer Constantijn. Maar ook Rome wenschte de authentieke kribbe te bezitten en zoo werd in de 7e eeuw een deel der kribbe door Paus Li- berius naar Rome overgebracht en geplaatst in de kerk Santa Maria Maggiore, waar ze nu nog vereerd wordt. Op Kerstmis wordt dan deze reliquie, wegge sloten in 'n zilver en kristallen reliekschrijn, in processie rondgedragen. Paus Gregorius IV liet de kribbe namaken en plaatste er 'n Maria beeld met Kindje naast. En nu was er maar 'n kleine stap noodig om 't kindje in de kribbe te leggen en te komen tot de eerste echte Kerstkribbe. En deze stap werd al gauw gedaan in de geestelijke spelen, die vanaf de 11e eeuw in en vóór de kerk plaats vonden. Wilde de geeste lijkheid niet 't ongeletterde volk aanschouwe lijk de geheimen van ons geloof voor oogen houden? En zoo kwam de Kerstkribbe op 't altaar te staan; 'n Engel kondigde de geboorte aan, herders verschenen in hun bonte dracht, en 'n jongenskoortje zong 't Gloria. Steeds rijker werd 't gegeven de kribbe werd al fraaier uitgedost, de rollen uitgebreid en me nig grappig tooneeltje tusschen den gewijden tekst ingeschoven, 't Is Franciscus geweest, die de Kerstkribbe terug bracht naar zijn ouden simpelen eenvoud. In 1223 vierde hij voor 't eerst met zijn vromen broeder 't Kerstfeest in 'n bosch te Greccio, waar hij poogde al 't sim pele en armoedige van Jesus' komst op aarde uit te beelden. De zilveren sierkrib uit de kerk werd hier weer 't nederige houten voerbakje, gedekt met hooi en stroo 'n os en ezel ver warmden het hulplooze kindje en toen al 't volk uit den omtrek bijeen was gestroomd, werd daar te middernacht in de open lucht de H. Mis gelezen. Grotfo, zijn tijdgenoot, heeft ons deze poëtische kerstviering oververteld in een fresco in de basiliek van Assisië. En ontelbare kunstenaars na hem hebben deze Franciscaan- sche kersttentoonstelling in 't hart van 't volk gegrift en tot 'n traditie gevormd in de kerst voorstellingen van onze kerken en huisgezinnen. De 14e eeuw werd nog vertrouwder met het Kerstwonder. Men haalde het nog meer naar zich toe, dacht het geheel in eigen omgeving, ja zelfs in den tegenwoordigen tijd gebeurd. Schilders plaatsten hun eigen portret tusschen de koppen van de aanbiddende herders, de lie deren bezongen realistische tafereeltjes rond de kribbe en de geloovigen stelden zich niet meer tevreden met 't Kerstkindje te begroeten en te vereeren, maar wilden het daadwerkelijk troosten en liefkoozen. En allereerst in vrouwen kloosters uitte zich deze teederheid in de zorg voor de kribbe, die tot wiegje uitgroeide, waar in 't Kerstkindje en gewiegd werd. On der 't zingen van echte wiegeliedjes met 'n sussend refrein werd 't kindje door middel van koorden geschommeld. Zoo zongen de zusters van Chester hun eigen liedje: „Qui creavit coelum lully, lully lu Nascitur in stabulo, by, by, by, by." En al spoedig ging deze gewoonte op de ge loovigen over, die in de Nachtmis 't kindje wiegden in ontelbare varianten van wiege liedjes. U kent wel dat oude ontroerende Duitsche liedje, dat een samenspraak tusschen Maria en Joseph weergeeft, en waaronder men eveneens 't kindje -wiegde zooals 'n monnik uit Salzburg in 'n handschrift van de abdij van Tegernsee voor ons opgeteekend heeft, 't Is het Latiinsche Resonet in laudibus met den naieven Middel- eeuwschen tekst: „Joseph, lieber Joseph mein Hilf mir wiegn mein Kindelein." En dan loopen de wiegedeuntjes de eeuwen door: de 15e eeuwsche liedjes met eia-eia, 't 16e eeuwsche Susaninna, susa noe, ,17e eeuwsche Susani-susani, die alle als refrein het wiegen aangeven. En ook in den tekst wordt duidelijk gesproken over 't daadwerkelijke wiegen. Zoo in 't frissche Driekoningenliedje: „Wij zijn de drie koningen met de ster Nu wiegen, nu wiegen al wij" of in den duidelijken tekst: „Joseph ghinck van Nazareth nae Bethleëm En Maria, sijn vriendinneken ghinck met hem Nu wiegen al wij dat alreliefste kindeken." Maar 't tastbaarste bewijs van dit -wiegen op de jefreinen, vinden we wel in de kribben zelf, die uit dien tijd in sommige kerken en musea bewaard gebleven zijn. De meeste toch zijn be weegbaar en van gaten voorzien, waardoor heen de koorden gestoken werden, die de wieg heen en weer schommelden. Ja zelfs is dit naïeve gebruik tot op onzen tijd bewaard gebleven, zooals b.v. in de St. Godelieve kerk te Brugge! Dergelijke beweegbare wiegen, hetzij op 'n schommelend onderstel, hetzij opgehangen aan rijk bewerkte pilaartjes (in Museum te Utrecht) werden overdadig versierd en gebeeldhouwd. Dikwijls werden ze nog van 'n baldakijntje voorzien, en weelderig opgedekt met parelen bestikte dekentjes en kussentjes. Vogeltjes op buigzame spiralen (Mus. v. Namen) en belle tjes als rammelaars moesten 't kindje verma ken, en op de vier hoeken illustreerden de 4 engelen van 't Leuvensche wiegje 't aloude kindergebedje ,,'s Avonds als ik slapen ga Volgen mij veertien engeltjes na: Twee aan mijn hoofdeind, twee aan [mijn voeteneind..—" En in deze omgeving ontstond het motief van de baby „Jesus", de „Bambino" zooals de Italianen zeggen. Zoo wordt nu nog ieder jaar in S. Maria de Area Coeli te Rome de pronkwieg opgericht met de bambino in zijn goudbestikte wikkelkleertjes, en den Kerstmiddag verschijnen de kleine Roomsche kleutertjes om hun gedichtjes op 'n podium voor 't Kindje op te zeggen. En lezen we niet in Axel Munthe's Geschie denis van S. Michele hoe jaarlijks op Ana-capri de ambino bezoeken aflegt, rondgedragen in zijn wiegje, voorzien van speelgoed en lekkers! 't Zijn alle nog resten van 'n speelsch Mid- deleeuwsch geloof, n.l. 't verweven van de meest geestelijke motieven met 't vertrouwde alledag- leven, iets waaraan onze zakelijke moderne tijd zoo bedroevend arm geworden is! Bij de oude volken stond de Vogellijm of Mistletoe (Mistel) in hoog aanzien. Aller hande tooverkrachten schreef men haar toe. Vooral ook de Germanen hadden voor deze plant den grootsten eerbied. Hoe dat komt? De volgende geschiedenis zal u dit duidelijk maken. Balder, een van de Germaansche Goden, meende, dat hij ging sterven. Daarom kwam hij zekeren keer bij zijn moeder Freia en klaag de haar zijn nood. Freia had innig medelijden met haar zoon, die zich zoo diep ongelukkig voelde, en bezwoer vuur en water, steenen, me talen, dieren en planten, om hem toch geen kwaad te doen. Haar smeekingen waren zóó vurig, dat niets daaraan weerstand kon bieden. Wat die Balder blij was, hoe gerust hij nu ook was! Geen bange vrees hield hem meer tegen, als hij zich in 't strijdperk van de Goden begaf, temidden der pijlen. Neen, hij kende thans geen vrees meer, want hij wason kwetsbaar. Nu had die Balder 'n vriend, Loki genaamd, 'n God zooals hij. Die Loki kon maar niet be grijpen, hoe 't kwam, dat zijn vriend Balder door niemand en niets gedeerd kon worden. Hij werd alzoo zeer nieuwsgierig, en wilde door 'n list achter de waarheid komen. Hij nam dan de gedaante aan eener oude vrouw. Aldus ging hij naar Balder's moeder, Freia, om 't geheim van haar zoon uit te vorschen. En Freia, de ar- gelooze, vertelde hem: „Alle machten hebben gezworen, mijn zoon Balder geen leed te doen; daarom kan niets en niemand hem kwetsen. AlJes, wat eenige kracht bezit, heeft mij die gunst toegezegd. Er is maar één struikje, waar aan ik dat niet heb gevraagd wijl 't zoo nie- tie is. 't Leeft zonder aarde, heeft nauwelijks 'n wortel en tiert op de boomen. Zijn naam is „Mistletoe". Ha! nu wist Loki genoeg! Hij ging het, in Freia's oogen, zoo nietige struikje halen en spoedde zich daarmee naar de vergadering der Goden, die nog immer den onkwetsbaren Bal der bevochten. De eerste, dien hij ontmoette, was de blinde Heder. Hem vroeg hij onmiddellijk, waarom ook hij geen pijlen op Balder afschoot. „Omdat ik blind ben en geen wapen heb," antwoordde Heder. Toen gaf Loki hem een marentakje. Juist bevond Balder zich voor den blinde. En op dit rampzalig moment wierp Heder 't takje naar Balder; deze duizelde en stortte dan doorboord tegen den grond. Op dezelfde plaats stierf hij 'n roemloozen doodDe mare dezer droevige gebeurtenis drong weldra door bij ge héél het Germaansche volk. Vandaar dat de Germanen nadien 'n groote vrees opvatten voor 't eenvoudige mistletoe-plantje, maar méér nog: dat zij dit plantje gingen eerbiedigen voor de doodende kracht, die het in zich had Zoo luidt de oude Germaansche vertelling om trent Balder en Loki, Heder en het mistel-takje. Het Kerstfeest wekt bij ons, ouderen altoos weer opnieuw herinneringen op uit eigen jeugd. Zooals onze kinderen, konden ook wij in onze kinderjaren verrukt zijn, als moeder thuis het Kerststalletje weer z'n oude plaats in de huiskamer gaf. Dan zagen we met stra lende oogjes van blijdschap toe, dan zongen we reeds onze lieve Kerstliedjes en we hoopten maar, dat het spoedig Kerstfeest was. Want is Kerstmis ook geen schitterend kinderfeest? Ziet, hoe ze zich verdringen, de onschuldige kleinen, om zich maar zoo dicht mogelijk bij 't kribje in de kerk (immers, dat is altijd véél aantrekkelijker met z'n grootere beeldenfigu ren) te kunnen komen. De onschuld zoekt de Onschuld. Laten we door onze daden toch nooit de reine blijdschap van onze kinderen verderven, maar laten we het onzen kleinen voorhouden, dat zij wel de bijzondere lievelingen zijn van het Kerstkindje. Laat alles in uw huiskamer vrede en blijheid ademen dan zult gij met uw kinderen een Zalig Kerstfeest mogen vieren, wat we u van harte toewenschen. Volgens de Engelsche traditie kreeg de jongeling, dien het gelukte een bou- quetje mistletoe boven haar hoofd van een meisje te houden, de vrijheid haar een bescheiden kus te geven. In Engeland moet dit gebruik ten tijde van de Middeleeuwen zijn ingevoerd. Thans nog heeft de mistletoe in Engeland bij de Kerst misviering een symbolieke beteekenis. De mare takken speelden in de Oudheid reeds een rol in de mythologie of fabelleer der Grieken en Noorsche volken. En ook in onze dagen is de mistletoe tijdens het Kerstfeest door velen niet graag te missen; het ïfjjft een aardige Kerst versiering. Brabantsch houten kerstwiegje Groot Begijnhof, Leuven dat de naastenliefde er o.a. is om mede de ar moede de wereld uit te helpen of althans te verzachten. Of echter deze deugd, die bij uit stek christelijk genoemd wordt en inderdaad ook is, bij voorkeur door ons, christenen, wordt beoefend, is een vraag, die wij vreezen niet be nen met het oog op zijn jeugdigen leeftijd en vooral in den droevigen toestand, waarin het arme kind verkeerde. Doch had hij niet ge hoord, dat het pasgeboren Kind de Zon der gerechtigheid was, het ware Licht? Zachtjes stond hij op, zoo zachtjes, dat grootmoeder niets hoorde en rustig doorsliep. De knaap scheen als door eene bovennatuur lijke kracht bezield. In der haast trok hij zijn schoonste feestkleederen aan en richtte zich al tastend naar den stal. Daar zocht hij het lammetje op waarmede hij overdag gewoonlijk speelde en dat nu, evenals het Lam Gods, nederlaag op een handvol stroo, vatte een blauw lint dat hij aan moeders spinrokken gevonden had, bond het eene eind aan den hals van het zachtaardige dier, het andere om zijn arm en opende toen voorzichtig de deur. En, o wonder, de blinde knaap sloeg juist den weg naar Bethlehem in. Zacht blatend ging het lammetje vooruit en vermeed zorgvuldig de struiken en die bloemen, wier stekelige ruwe bladeren het kind hadden kunnen bezeeren, als ook de steenen de hier en daar op den weg lagen. Moedig stapte de kleine reiziger voort. Hij naderde al meer en meer. Reeds vernam zijn oor uit de verte lof- en jubelzangen, die zijn hart déden popelen van vreugde. Ook het lam scheen de juichende stemmen te hebben vernomen en het huppelde nu zoo snel vooruit, dat Nephtali moeite had zijn geleider bij te houden. Weldra kwam het zoontje van Esdras gelukkig te Bethlehem aan, juist toen het eer ste morgenlicht aan den gezichteinder door schemerde. Hij volgde de menigte naar den stal en steeds door het lammetje geleid, kroop hij tusschen de in aanbidding verzonken herders door en naderde de kribbe. Daar, aan de voeten van de H. Maagd tusschen os en ezel, knielde nu de kleine blinde voor den Menschgeworden Ver losser neer. Het Kindje Jesus zoo verhaalt de legende bemerkte nu het blatend lammetje en daar naast den biddenden knaap. Het glimlachte vol Hemelsche zoetheid en zag met welgevallen neer op het lieve kind. Wie schetst de verbazing der ouders, toen zij daar plotseling hun dierbaar kind in de on middellijke nabijheid van de kribbe ontwaarden. Mijn God! Is dat onze Nephtali niet? klonk het tegelijk uit beider mond. Maar vooraleer zq den tijd hadden door de schare tot hem door te dringen, had Nephtali de kleine, geze gende hand van Jesus met eerbied in de zijne genomen en ze vol geloof en teedere liefde aan zijn voorhoofd gebracht. En zie, daar gingen plotselin* zijne oogen open en Nephtali zag al wat er om hem heen geschiedde. En de ouders juichten van vreugde en onverwacht geluk en de geheele schaar van herders hief opnieuw en als uit een mond den lofzang der Engelen aan: Glorie zij God in den hooge en vrede op aarde aan de menschen van goeden wil. Dat heerlijk wonder, zoo besluit de legende, kenmerkte de geboorte van Christus, die het Licht der wereld is en die Zijne weldoende stralen mildelijk uitgiet over de kleinen en een- voudigen van harte. Het was Kerstnacht. Omstreeks een uur bui ten Bethlehem, in een armoedige herdershut, zat een jonge vrouw aan het bed van haar lieveling, een bevallig knaapje van ongeveer zes jaren. Zij had haar legerstede verlaten, om den kleine, die niet kon slapen, op haar armen in rust te wiegen en trachtte nu door een eentonig, zoet-vloeiend lied het kind te doen insluimeren. Weemoedig klonk haar stem door de nachtelijke stilte en droevig rustte haar blik op het dierbaar wicht: helaas! de knaap, met zooveel tranen en smeeken van den Hemel afgebeden, was blind geboren. Eensklaps weerklinken naderende voetstap pen. Vol onrust luistert de arme vrouw naar dit ontijdig gerucht. Wie toch zou op dit uur haar komen storen en wat voert den bezoeker naar deze eenzame hut? Doch dit angstig ge voel maakte weldra plaats voor verwondering en blijde verrassing, want ijlings wordt de deur geopend en Sara's echtgenoot, de goede god- vreezende Esdras, treedt binnen. Hij behoorde tot de herders, die voor eenige dagen met hunne kudden vertrokken waren om vette weilanden op te zoeken. Groot was de nieuwsgierigheid der vrouw bij de onverwachte terugkomst van haar echt genoot en deze haastte zich haar een vreugde volle tijding mede te deelen. Verheug u met mij, dierbare vrouw, zoo riep Esdras haar bij het binnenkomen toe, verheug u, want ik ben zoo haastig terugge komen om u een gewichtige en blijde tijding te brengen! Luister! Gisteren tegen den avond kwamen wij in de streek van Jorah, waar heerlijk gras opschiet in de schaduw der palm- boomen. Daar sloegen wij dan onze tenten op om er den nacht door te brengen, terwijl wij beurt om beurt de schapen zouden bewaken. Eens klaps werd onze geheele legerplaats schitte rend verlicht: engelen verschenen in 't lucht ruim en zongen de schoonste lofliederen. Een hunner verkondigde ons, dat dezen nacht de Messias, de aan onze vaderen beloofde Ver losser geboren is! Groote God! Zou het mogelijk zijn? riep Sara in blijde verwondering uit. Ja, er valt niet aan te twijfelen! Gode zij dank! juicht nu de brave vrouw. Geloofd en gezegend zij Zijne oneindige barm hartigheid, thans zal het aanschijn der aarde vernieuwen, overal moet vreugde en blijdschap heerschen! Sara, gaat Esdras voort, ik wilde het ge luk den Redder van Israël te zien en te aan bidden, niet alleen genieten. Ik weet, met welk een vurig geloof, met hoeveel godsvrucht gij Zijne komst verbeidt. Kom, vrouw laten wij te zamen de Zon der gerechtigheid bij haar opgang gaan begroeten. Laat ons te zamen het ware Licht aanschouwen! Niet waar, wij spoeden onmiddellijk naar Bethlehem heen om het Goddelijk Kind te aanbidden? De kleine Nephtali kan hier blijven. Hij slaapt. Nephtali had zich echter slechts gehouden alsof hij sliep. Toen zijn ouders goed en wel vertrokken waren en hij al meer en meer over het gehoorde nadacht, kwam hij plotseling tot een besluit, dat wel onuitvoerbaar moest schij- vestigend te kunnen beantwoorden. Er zijn heel wat niet-christenen, die ons hierin een be schamend voorbeeld geven, maar dit moge dan ook voor ons een aanleiding zijn om onszelf te herzien en daarvoor kan het Kerstfeest als de allerbeste gelegenheid gelden. Geen mensch, die niet met Kerstmis die teedere gevoelens ondergaat, die de Kerstnacht, de kerstelijke huiskamer, de hartelijkheid der menschen op Kerstmis opwekken. Het groen der sparren op straat, ja zelfs de kerstboom, waar hy niet eens thuis hoort, in het café, stra len toch altijd iets uit van die Kerststemming, die in den loop der jaren spreekwoordelijk is geworden en die haar formule vindt in den „vrede op aarde". Er zijn honderden verhalen geweven om deze stemming, verhalen, die spre ken van verzoening tusschen ouders en kinde ren, tusschen man en vrouw, broeder en zuster, maar grootscher dan deze verhalen is de wer kelijkheid, wanneer die vermelden kan, dat wij onze zusters en broeders, die den nood der tij den ondergaan, uit hun ellende weten op te heffen. Met wat goeden wil is dit niet zoo moeilijk. Iedereen kent in zijn omgeving wel een gezin, dat een prettige Kerstmis verdient, maar ze zeker niet krijgen zal, wanneer hulp achter wege blijft. Het beetje geluk, dat wij in zulk een gezin kunnen brengen, zal den vrede in ons eigen hart verhoogen, want de oude waar heid blijft steeds nieuw: het is zaliger te geven dan te ontvangen. Doen wij aldus, opdat er vrede zij

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 6