Met twee kameraadjes op avonturenreis <Kdveï&aal can den dag ALLE ABONNÊ'S F 750- F 750- F 250- Bethlehems spelen )e|oSPRIJS voor lohden AAN HET LOKET IIIIIIIIIIIIIU VRIJDAG 27 DECEMBER 1935 Volkszang, Nederlandsch en Gregoriaansch In Hongarije „Aachener printen" Duitsche censuur Proeven over de verpopping Archaeologische ontdekking Kerstmis in Hongarije: De spelers van het kribbespel Een wijs en bezadigd woord DOOR FLETCHER 1 H. P. f De roebels van den grooten heer j Van vlinderrupsen AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Een engel uit den hemel Kwam neder naar omlaag. Wat ligt gij daar te slapen? Gij moet naar Bethlehem! Vooruit, maakt voort, maakt voort! Gij zult een Kindje vinden Dit is de Zoon van God. De Heiland is geboren Gij vindt Hem op het stroo. In het Hongaarsch is dit lied welluidender dan het zich in het Nederlandsch laat weer geven. Het wordt door de zuivere stemmetjes aandoenlijk gezongen. Dan hoort men buiten de deur de stem van Pint Jozef. Maar hij wordt niet toegelaten. Koning Herodes begint een twistgesprek met Sint Jozef. In schoone lie deren, door schoone gebaren begeleid, volgt dan alles wat men weet aangaande de aanbidding van de herders. De liederen zijn van een groot- schen, middeleeuwschen eenvoud: Het Kindeke ligt in de kou, In de stal is geen andere haard Dan de warmte van ezel en os De herders brengen een lammetje en een stuk kaas bij de kribbe. Weer wordt gezongen en de engel, die de blijde boodschap bracht, slaat de maat. De spelers gaan naar een of andere boer derij om hetzelfde spel nog eens te vertoonen. Ze dragen nu het kribbetje mee. Hun afscheids lied luidt: Goede God, verhoor ons woord Wij zetten onzen weg nu voort. Godes zegen Weze met dit huis Godes zegen. Als zij vertrokken zijn hoort men in het vroeg vallende duister nog den zich verwijderenden zang: „Godes zegen.Zoo is dit oude myste riespel naar zijn plaats van oorsprong terugge keerd: de kleine dorpen en de kleine kinderen. Voor zoover het Sint Gregoriusblad een tijdschrift is ten behoeve der kerkmusici, is een bespreking in een dagblad niet al tijd noodzakelijk. Waar tegenwoordig echter het volkszang-probleem steeds een onderwerp van bespreking uitmaakt, komt er veel in voor, waar in ook het publiek belang kan stellen. vend geweest, dat alle klachten tot verbetering van het zangonerwijs daar op een solide bot heid zijn afgestuit. Maar, schrijft het Sint Gregoriusblad: „Wij zullen niet ophouden van de daken te roe pen." Zóó betitelt Jan Smit zijn artikel; gaf in een vorig nummer dr. Elisoe Bruning mij toe, dat inderdaad het onderwijs het afdoende middel is, thans wijst Jan Smit op het groote belang van den jeugdarbeid in dezen en zegt zéér terecht, dat godsdienst en liturgie-onderwijs vóóraf moe ten gaan aan het zingen. Dit mee-zingen moet als vanzelf voortspruiten uit de liturgische dispositie der geloovigen. Zeer juist! En als we weten hoever deze dispositie verwij derd is van het ideaal, dan weten we tennaaste- bij misschien ook, hoever we afstaan van volks zang, d. w. z. zingen (niet hier en daar een geloovige, die zoo'n beetje zit te neuriën en verschrikt opkijkt, als iemand in de buurt wer kelijk zijn mond opendoet!) maar dan écht zingen door het geheele volk! (Zooals men dat bij de Duitschers hoort in de Singmesse b.v.) „Dit zal aldus het St. Greg. Blad m.i. momenteel niet mogelijk zijn. Het feit, dat dit in een enkele kerk klaarblijkelijk wèl geschiedt, bewijst niets tegen deze stelling. Wij moeten ons ervoor hoeden, dit verschijnsel te mooi te zien." Nóg een heel rake en juiste zet van Jan Smit: „Met een goeden leider staat of valt vrijwel de muzikale prestatie." Hoe gaat het in den regel? Men noodigt een bekend en deskundig volkszangleider uit, om een parochie „op gang te brengen." Wanneer men pater Lohuys en Dom Krebs aan het werk heeft gezien, moet men inderdaad erkennen, dat hun enthousiasme en hun demagogische macht (in den gunstigen zin!) als een steek vlam werken op vochtig brandhout. Maar zijn ze weg, dan smeult en walmt dat natte hout nog zoo'n beetje door. En daarom schrijft Jan Smit: „Met een goeden leider staat of valt vrij wel de muzikale praestatie." De menschen, die een massa op een of andere manier in beweging kunnen zetten, zijn zeld zaam. Doch wanneer een heel volk een algemeene, „zeer elementaire muzikale voorbereiding" (Jan Smit) op de L. S. heeft genoten, dan zijn zulke extra-ordinaire eigenschappen des leiders niet meer noodig. We blijven dus roepen van. de daken: Wij katholieken, die een bijzondere, eigen school tot onze beschikking hebben, wij zijn in de bevoorrechte positie om in tegenstelling met de muzikaal-ongecultiveerde volksvertegen woordiging aan onze jeugd wèl de noodige liturgische en muzikale ontwikkeling bij te brengen. Moeten we dan zoo lang maar stilzitten? Herhaaldelijk heb ik al gezegd: neen. Thans raadt ook het St. Greg, blad aan. „Praetisch kan het geleerde in realiteit wor- (Speciale correspondentie) De volksspelen in de Hongaarsche boer derijen, zooals die nog heden ten dage worden vertoond op het Hoogfeest van Kerstmis, schijnen te dateeren uit de eerste eeuwen van het Christendom en men meent er een folkloristische voortzetting in te mogen zien van de oude heidensche zonnewende-viering in deze streken. Vandaar dat het zonne-motief en het nieuwjaarsmotief in deze naïeve, maar mooie Kerstspelen nog een groote rol spelen. Nog altijd is een hoogtepunt van de vertooning het gezamenlijke aanheffen van de levens hymne O, leven, o zonneschijn o, Jezus zoet.... waarin het oude heidensche motief en het nieuwe christelijke motief tezamenvloeien, want Jezus is de nieuwe zon; immers, zoo vervolgt deze hymne: Zag niet Bileam de profeet, Hem als een zon verschijnen Stralend aan de hemelhoogte? Reeds uit de 8ste eeuw verhaalt de overle vering, dat in Hongarije Kerstkribben werden vervaardigd, zulks in overeenstemming met den eerbied tot de kribbe van Bethlehem, waarin Paus Theodosius het voorbeeld gaf, toen Hij re- iiquieën van de oorspronkelijke kribbe naar Rome liet komen. Zooals men weet, heeft de heilige Franciscus veel bijgedragen aan de ver levendiging en de verbreiding van dit gebruik. In de Hongaarsche dorpen zijn het vooral de kinderen, die deze traditie van de kribbe en van het kribbespel bewaarden. Zij bouwen de Kerstgrot of stal, plaatsen er een kribje in, dat ze zelf gevlochten hebben en leggen daarop de mooiste pop van het dorp. Zelf zetten de kinde ren dit kribbetje in de dorpskerk terzijde van het altaar. Maar ze begeleiden deze plechtig heid van een oud, eerbiedwaardig en in al zijn naïveteit bijzonder poëtisch kribbespel, dat niet overal precies eensluidend is, maar dat men in Zevenbergen en in de dorpen langs de Nyarad overal kan bewonderen. Bewonderen is geen te sterk woord, want de oude volksliederen en gezangen, waaruit dit spel bestaat, zijn waarlijk mooi en ofschoon er vele varianten bestaan zoowel van den tekst als van de opeenvolging der gebaren, is toch in de meest verschillende opvoeringen van het kin derlijk kribbespel het oude gebruik zuiver ge bleven, vooral in Oostelijk Hongarije, waar in het algemeen een uitvoeriger en meer gedetail leerde vertooning van het geheele Kerstgebeuren door de kinderen wordt ten beste gegeven. De oudste medespelenden in deze lieflijke idylle zijn zestien óf zeventien jaar; ze vervul len de rollen van Koning Herodes, van Sint Jozef, van de oudste herders, en tooien zich daartoe met lange witte baarden en met de schaapsvellen herdersvesten, die overal in Zuid oost Europa bekend zijn. De koning heeft een sabelriem om met een sabel erin, een kartonnen kroon op het hoofd en laarzen met sporen aan de voeten; de herders dragen een langen staf en dragen mutsen van lamsvel. Meestal zijn er slechts twee herders in het spel betrokken. Ook Sint Jozef draagt een wapen, gewoonlijk een breed mes, dat om de lendenen gegord is en dat in oude tijden het verdedigingswapen van de landsbevolking was tegen dieven of roo- vers. Het stalletje van Bethlehem heeft dón vorm van een klein kerkje of kapelletje, het is bont beplakt met gekleurd papier, er brandt een kaarsje in en langs de wanden zijn uitgeknipte beelden van prentjes van heiligen aangebracht. In het midden staat de kribbe met os en ezel, uit hout gesneden. De kinderen trekken in processie naar de plaats waar dit stalletje is opgesteld, de „engel" gaat hen voor; overal onderweg kloppen zij aan en noodigen hun vriendjes en vriendinnetjes uit, hen eerbiedig te volgen. Alleen St. Jozef blijft buiten staan, omdat er voor hem immers geen plaats was, noch in de herbergen, noch in de harten der menschen. Zoodra men ter plaatse is aangekomen, leggen de herdérs zich op den vloer te slapen. Het spel begint. Alle aanwezigen zingen: Het Hongaarsche kribbespel: de toeschouwers 21 Dat is alles wat ik u te zeggen heb, behalve dan dat ik nog eens herhaal, dat wanneer die lopsrijs op den derden dag na dezen des mid dags oen zes uur niet gestort is, wij u den oorlog verklaren. Mr. Pontifex, ik Wensch u goeden dag. De vreemdeling verdween even snel als hij gekomen was en de Eerste Minister staarde naar de missieve welke voor hem was neergelegd. Eenige minuten zat hij zoo als in volslagen wanhoop, en tóen hij ten slotte er zich toe dwong om op te staan, waggelde hij ais een oude cran. Langzaam aan werd hij echter zich zelf weer meester en kon hij het zomer huis verlaten na de gezegelde envelop in zijn binnenzak te hebben gestoken. Trachtend zoo onbezorgd mogelijk te kijken, keerde hij naar de grasperken terug. Daar kwam hij Lesbia tegen. Hij vertelde haar vlug dat hij afscheid nemen moest en naar huis ging. Eenige minuten later reed hij alleen naar Londen terug. DERDE HOOFDSTUK Bij zijn aankomst in Downing Street be gaf mr. Pontifex zich ©ogenblikkelijk naar Zoo wordt in het nummer van December 1935 officieel het verschijnen aangekondigd van het nieuwe Nederlandsche gezangboekje, dat voor heel het vaderland bestemd is. Hulde aan de Ned. St. Gregoriusvereeniging! Door deze uitgave komen misschien te verval len de tallooze parochie-zangboekjes, waardoor echter het hoofddoel bereikt wordt: een klein aantal kerkliederen voor het geheele land. Laten we hopen, dat met de algemeene consequente invoering dan ook spoedig een aanvang zal worden gemaakt, opdat bewaarheid wordt het woord van pater Huigens: „Katholiek Neder land zal met voldoening van dezen liederen schat kennis nemen en zich over dit bezit van harte verheugen." Waar we in het Juli-nummer reeds getanta liseerd werden door de mededeeling, dat in Tsjecho-Slowakije liturgie en gregoriaansch op het program der staatsscholen is geplaatst, daar zet Bauer in dit nummer de beschouwing voort over het muziekonderricht op de Belgische mid delbare en normaalscholen. Ook al om van te watertanden, wanneer men dit vergelijkt met de voorhistorische toestanden hier te lande. Onze volksvertegenwoordiging is nu al hon derd jaar lang zoo „degelijk" en achteruitstre- zijn particulier heiligdom waar zelfs de meest bevoorrechte, Lesbia niet uitgezonderd, geen toegang had, tenzij op zijn uitnoodiging. Hij gaf zijn butler opdracht hem daar thee te laten brengen. Toen die gebracht was en hij er zeker van was dat hij niet zou worden gestoord, haalde hij de gezegelde envelop uit zijn binnen zak en opende ze voorzichtig. Tot op dat oogenblik had de Eerste Minister op de stormachtige zee van narigheid en onrust, waarop hij de laatste dagen voer nog een veilige toevluchtshaven gehad. Hij geloofde stellig dat hij te doen had met een bende die voor niets terugdeinsde, hij was er zeker van dat zij die verschrikkelijke macht waarop zij bluften ook werkelijk bezaten, hij was er van overtuigd, dat de vernietiging van ziln prachtigen veestapel een manifestatie was van die macht. Hij twijfelde er niet aan of de afge zant van dezen middag had de volle waarheid gesproken, toen hij zei, dat er slachtoffers vallen zouden, tenzij de eischen van hem en zijn bondgenooten werden ingewilligd. Maar ondanks zijn doorkneedheid in geldzaken kon hij niet bevroeden hoe de schurken de genoemde som als losprijs in ontvangst zouden nemen zonder hun identiteit te onthullen. Tien millioen rede neerde mr. Pontifex overhandigt men niet als tien souvereigns of zelfs niet als tien bank briefjes van duizend ieder. Indien dat geld moest worden overgemaakt, moest er iemand zijn om het in ontvangst te nemen. Die persoon kon worden gearresteerd of gevolgd of nage gaan; het zou niet mogelijk zijn langer de anonymiteit te handhaven. Het was derhalve Na den maaltijd gingen ze weer naar hun coupé terug, geheel voldaan en erg slaperig, van het vele eten. Ze maakten het zich in de coupé erg gemakkelijk en weldra was ons drietal in vasten slaap, waaruit ze gewekt werden begrijpelijk, dat de Eerste Minister met groote nieuwsgierigheid de gezegelde envelop opende, welke, naar hem te verstaan gegeven was, vol ledige instructies inhield, hoe de tien millioen moest worden voldaan. Hij haalde er een vel letje papier uit, vouwde het open en zag dat het geheel betypt was. Vijf minuten later liet mr. Pontifex het blaadje uit zijn zenuwachtig trillende vingers vallen, bedekte het gelaat met zijn handen en zuchtte. Wie, of wat zij ook waren, ze waren hem te handig af ze moesten over de ge slepenheid van dten duivel zelf beschikken steunde hij, toen hij bevond, hoe sluw die instructies in elkaar waren gezet. Ze waren een wonder van listigheid, voorzichtigheid en bedrevenheid. De schurken zouden niet het minste risico loopen; als het geld hun werd uitbetaald op de manier zooals zij uitgestip peld hadd'en, zou hun identiteit veilig verborgen blijven, ze zouden even vaag en nevelachtig blijven als schaduwen in een bosch onder maanlicht. Mr. Pontifex kon niet tegen hen op, hun gecombineerd verstand ging het zijne te boven en dat wist hij. Zijn slapen begonnen pijnlijk te kloppen toen hij tot de erkenning kwam tegenover welke verschrikkingen hij stond bij zulk een doortrapt sluwe bende, die zich zoo goed wist te verbergen. Hij slurpte wat van de thee, die hij opzij had geschoven en opstaand, begon hij de kamer op en neer te loopen, en met de handen op den rug, het hoofd voorover liep hij te denken, denken, denken, met aldoor die klonpingen in zijn overspannen en oververmoeid hoofd. den verwezenlijkt in de Schoolmis, maar ook en vooral, in 'n wekelijksche gezongen H. Mis voor de jeugd van alle jeugdvereenigingen samen." Ondertusschen moet men bij het begin van dit bijna onoverkomelijk moeilijk werk oppassen voor overdrijving naar den pro- en naar den contra-kant, zegt Jan Smit. Men heeft reeds ondervonden, dat wolken van misverstanden, verdachtmakingen en verguizin gen de helderheid van den idealisten-hemel her haaldelijk verduisterden. En zéér vooral moet men den zangkoren niet de schuld geven, als het met den volkszang nog niet zoo direct lukken kan. Grootere stadskerken bieden nog weer enorm veel meer moeilijkheden dan kleine bui tenparochies. Wij eindigen met de laatste zinnen van Smit: „Wij moeten aan het werk, wil het later luk ken. Maar laten we niet al te idealistisch een onverwezenlijkbaar ideaal reeds willen bezitten, wanneer het nog van den grond af aan moet worden opgebouwd. Gaan wij dan vandaag nog aan het werk. De schoonheid van een zingend volk is het waard." TH. v. d. BIJL In geen Duitsch gezin ontbreken met Kerst mis de „Aachener Printen" op den feestdisch. Het zijn smakelijke koekjes. Te Aken vertelt men, dat reeds Karei de Groote er zich „gezond aan heeft gegeten". Eigenaardig is wel de naam van dit gebak. Men vindt er het oeroude woord „prenten" in terug, hetwelk denzslfden oor sprong heeft als het Latijnsche „premere" d.i. drukken. De „Aachener Printen" zijn dus eigen lijk producten van de Duitsche drukkunst. Zij zijn „printed in Germany". Zij zijn echter veel ouder dan de boekdrukkunst. De oudste vormen van printen, welke uit de XVde eeuw stammen en nog te Aken te zien zijn, herinneren aan zeden en gewoonten uit het voor-christelijke tijdperk. Door de Rijksfilmkamer is de openbare ver tooning van de bekende smalfilm „An heiliger Statte", „Op een heilige Plaats", een bedevaart naar het graf van den grooten Bisschop Wil helm Emanuel von Ketteler, verboden. 't Was een blond, lieftallig meisje Van maar even negen jaar, 't Droeg veel blijheid in haar oogen I En een strikje in het haar. Roerloos stond zij daar te wachten i Voor het postzegel-loket, f Zwijgend, klein geduldig kijkend, 'n Heele poos: onopgelet Eindelijk rekte zij haar halsje i En ging op haar teentjes staan; Met een helder-klinkend „vollek" Meldde zij zich schuchter aan. Toen kwam er een man naar voren, i Vulpen lei hij achter 't oor En een mannelijke stem vroeg: ,fZeg eens, zus, waar kwam je voor?" 1 Uit haar kleine, warme vuistje Telde zij tien centen neer En ze zei„Krijg ik een zegel I I Voor het arme kind, mijnheer?".... Wat een mooi en sprekend voorbeeld! i Wat een kinderlijke daad! i Wat een innige impressie, Die zoo'n meisje achterlaati Wat een wijze, goede moeder 1 Die dit kindje, nu. nog klein, 1 Offervaardig, mild leert denken i Aan hen, die behoeftig zijn alllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllln door den conducteur, die meedeelde dat men op de plaats van bestemming was aangekomen. Haastig pakten ze hun boeltje, dat tus- schen twee haakjes niet zoo erg veel was, bij elkaar, en verlieten het station. Het Als de losprijs niet betaald werd, wien zou de slag dan treffen? Hfj twijfelde niet aan de macht van de onbekende samenzweerders om dien slag toe te brengen, maar wie zouden zij tot hun slachtoffers kiezen? Hij was er zeker van dat de waarde van een menschenleven voor hen niet telde, dat bleek wel uit hetgeen hun afgezant in het zomerhuisje van Lady Stern- wold gezegd had met betrekking tot het ieven van Lesbia, indien haar vader alarm mocht slaan. Ze zouden voor niets terugdeinzen! Naar alle waarschijnlijkheid zou hun slag verschrikkelijk zijn. Wat had die man ooi- weer gezegd: Hoe luidden precies zijn woorden? Juist dat was het: Een mani festatie welke de wereld zou doen huiveren van pool tot pool! Met die verschrikkelijke macht waarover ze beschikten, konden ze doen wat ze maar wilden. Zoo had ook Blackford hem gezegd. Wie weet zouden ze de handen zelfs niet uitslaan naar den troon! Mr. Ponti fex rilde bij die gedachte en toch de moge lijkheid ervan moest hij toegeven. Hoe grootei de manifestatie was des te grooter ook het blijk van hun macht. Het was verschrikkelijk verschrikkelijk! Het getypte blaadje oprapend, las hij de mededeeling nog eens door een gedachte was bij hem opgekomen en maakte dat hij ze nog eens las. Daarop scheurde hij het papier in snippers en wierp die in een prullemand. 't Was slechts een instinctmatig gevoel, dat hem aldus deed handelen. Vervolgens keerde hij naar zijn schrijftafel terug. Ik moet nog weer een onderhoud hebben P Peter Ivanowitch, de schoenmaker uit Sara- tow, was een eenvoudig en blijmoedig wer ker, voor wien geen moeilijke problemen in het leven bleken te bestaan. Hij at zijn brood en dronk zijn wodka en hamerde op de zware schoenzolen eiken dag. Hij raakte alleen uit z'n gewonen doen als hij nieuw leer moest gaan inslaan, vele wersten weg, in Leverod. Dan was hij uit, dan dronk hij een glas wodka meer dan gewoonlijk, dan tin telde de vroolijkheid in z'n oogen, welke anders alleen een gemoedelijke uitdrukking hadden. Maar overigens scheen niets in staat te zijn om hem te rukken uit de gelijkmatigheid van zijn bestaan. En toch gebeurde op een dag het wonder, dat voor Peter Ivanowitch het rad der fortuin be gon te draaien. En dat zoo maar geheel uit zich zelf, zonder dat Peter daarin ook maar eenigs- zins een bewust aandeel nam. Het begon zóó. Volgens z'n gewoonte had hij een zijner periodieke uitstapjes naar Leverod gemaakt. De nieuwe gelooide huiden lagen voor hem gereed. Hij had z'n zaken afgewikkeld en mocht dus wel een extra-glas wodka gaan drin ken op de markt. En toen hij zoo, in opgewekte stemming over den geslaagden koop voortwan- aelde, zag hij een rolletje papier liggen, dat hij achteloos opraapte. Maar toen hij het pakje ontplooide, bekroop hem in eens angstige be zorgdheid, die hem spiedend deed rondzien. Toen borg hij haastig z'n vondst in de diepte van een zijner groote jaszakken. Het waren roebels, papieren roebels, en zóó veel, dat een eenvoudige schoenmaker die niet in z'n bezit kon hebben zonder onmiddellijk van diefstal te worden verdacht. Daarom maakte dit tijdelijk bezit hem zoo angstig, daarom smaakte hem de wodka minder goed, en daarom was de vroolijkheid uit z'n oogen geweken. Wat moest hij, Peter Ivanowitch, met die roebels doen? Als hij hem, die ze verloren had, kende, dan zou hij ze dadelijk kunnen terug geven en van dien grooten heer want het moest wel een groote heer zijn, die zooveel roe bels verliezen kon zeker een woord van dank, en misschien nog wel wat anders krijgen. Maar, helaas, hij kende den grooten heer niet. Moest hij dan al die mooie roebels naar den commissaris van politie brengen? Een oogenblik dacht hij er aan, omdat hij geleerd had, dat eerlijkheid het langst duurt. Maar aan die eer lijkheid zou de wettige eigenaar der bankbiljet ten weinig hebben. Die zou ze zeer waarschijn lijk nooit terug zien. Immers, de commissaris van Leverod was al net eender als die van Sa- ratow. Al die heeren waren aan elkaar gelijk. Ze waren zóó aan elkaar gelijk als de roebels die hij in z'n zak had en die niet de zijne wa ren. Gaf hij die roebels aan het hoofd der po litie, dan had hij ze even goed op de markt kunnen laten liggen, waar hij ze gevonden had. Toch wilde de eerlijke schoenmaker ze niet zelf houden. Ze kwamen hem niet toe; ze wa ren van den grooten heer die ze verloren had. Maar het was en bleef een moeilijk probleem, om uit te maken wat hij dan wèl met die ge vonden roebels moest doen. Onderweg naar huis, toen hij alleen was in de groote verlatenheid van de lange Russische wegen, diepte hij z'n vondst uit z'n jaszak op. En toen telde hij den schat. Er waren tien bil jetten van honderd roebels. En toen hij die tien losse biljetten zoo rustig in z'n hand zag liggen, begonnen z'n oogen opeens te glinsteren. Nu wist hij, wat hij met die roebels moest doen, zonder ze zelf te houden en zonder ze te geven aan den commissaris van politie van Saratow. Het aantrekkelijke denkbeeld bracht hem de vroolijkheid terug die hij altijd van z'n tochten naar Leverod placht mee te brengen, zoodat niemand kon zien, dat hem iets vreemds was overkomen. En toen hij den volgenden dag het paar schoenen afmaakte, dat hij onderhanden had, was de vroolijkheid er nog. Want een van de biljetten van honderd roebels was tusschen de binnen- en buitenzool van een der schoenen verdwenen. Ja, met de tien biljetten, elk van honderd was al erg laat, en de stuurman besloot dat ze dien nacht maar in een hotel zouden overnachten, daaar het nu toch al te laat was, om naar Boschlust, de woonplaats van Piet's ouders, te gaan. met Blackford, mompelde hij. Ik moet beslist nog een onderhoud met hem hebben. Daar het Zaterdag is, is hij wellicht uit de stad ik zal een briefje naar zijn woning sturen om uit sluitsel. Blackford kan misschien iets aan de hand deen. En er moet iets gedaan worden. Mr. Pontifex ging zitten en reikte over zijn tafel naar een blocnota. Op dat oogenblik scheen er in zijn kloppende hoofd met een korten knak iets te breken, zijn arm viel be- wegenloos op zij en het leek of hij in een donkeren afgrond neerstortte. De klok op den schoorsteenmantel achter hem tikte regelmatig door, seconde volgde op seconde.De Minister lag ineengezakt in zijn stoel bewusteloos. Slechts voor mededeelingen van het hoogste gewicht was het geoorloofd bij mr. Pontifex binnen te gaan als hij in zijn privékantoor werkte, en hij zou daar geruimen tijd hulpeloos hebben gelegen als niet een stalmeester van het Paleis gekomen was voor een particuliere aangelegenheid. Toen begaf zich de butler naar het vertrek en vond er zijn in elkaar ge- zakten meester, half buiten zijn stoel hangend Het op dien middag zoo rustige huis ontwaakte plotseling tot volle activiteit en in een soort van paniekachtige vrees. Verlamming, zei de beroemde arts die haastig was opgeroepen. Waar is Miss Ponti fex? Miss Pontifex is op het tuinfeest van Lady Stemwold te Wimbledon sir John. ant woordde de butler. Mr. Pontifex is er met haar heengegaan maar keerde amper drie kwartier geleden alleen terug. roebel, zouden tien hem onbekende menschen gelukkig gemaakt worden, en misschien zou de groote heer dan nog een deel van z'n verlies terug krijgen. En toen Peter Ivanowitch al z'n biljetten kwijt was, voelde hfj zich opgelucht. Weldra was hij z'n avontuur vergeten en lang zou het du ren, vóór hij daaraan weer zou worden herin nerd. Want Peter was een schoenmaker, die zolen maakte, welke lang mee konden. hij bezig was, los raakte, kwam daaruit een stukje papier te voorschijn, dat een biljet van honderd roebels bleek te zijn. Weldra vervulde het gerucht van deze eigen aardige vondst geheel Saratow. En toen een week later ook een ander, die z'n schoenen bij Peter liet maken en repareeren, ook al zoo'n biljet tusschen z'n schoenzolen vond, keek iede- een Peter aan, alsof hij behekst was geworden. Een derde biljet kwam voor den dag. En toen ook dit bekend werd, begon iedereen in Sara tow de zolen van z'n schoenen los te maken en nieuwe schoenen bij Peter te bestellen, die weer op hun beurt van dè zolen werden ontdaan. Zoo duurde het geen jaar, of Peter Ivano witch, gedwongen door de bestellingen waarmee hij overstelpt werd, richtte een schoenenfabriek op, die groote winsten afwierp; zoo begon het rad der fortuin voor den eerzamen Peter te draaien en zoo draait het nog voor hem, tot op den dag van heden. Verschillende onderzoekers hebben aange toond, dat de kop van een insectenlarve, b.v. van de vlieg en made noodzakelijk is volop voor het tot stand komen van de ver popping. Reeds voor meer dan tien jaren had Kopec op grond van hersen-extirpaties bij rup sen de meening uitgesproken, dat de hersenen ook een klier met inwendige afscheiding zou zijn, die een stof (een hormoon) voor de ver popping produceert. Deze onderzoekingen zijn door de Duitsche zoölogen Caspari en Plagge voortgezet, waar over zij in de „Naturwissenschaften" berichten. De rupsen van de ligusterpijlstaart en eenige andere vlinders houden kort vóór de verpopping met vreten op. In deze zg. kritische periode beginnen zij eerst onrustig rond te loopen om daarna een verkleuring te vertoonen. De rups van de ligusterpijlstraat b-v. wordt van groen bruin van kleur en wei geschiedt dit 1012 dagen vóór de verpopping. Snoert men de rupsen vóór het kritische sta dium achter het borstdeel door, dan verpopt zich alleen het voorste lichaamsdeel, terwijl het achterdeel nog langen tijd als rups kan door leven. Bij afsnoering na de kritische periode verpoppen zich beide helften. Neemt men van nog vretende rupsen (dus vóór de kritische pe riode) de hersenen weg, dan leven de rupsen nog tot 35 dagen verder zonder zich te verpop pen. Wanneer men echter bij de rups. waarvan de hersenen verwijderd zijn, hun eigen hersen massa of die van een andere rups in de buik holte brengt, dan kunnen zij zich weer ver poppen. Uit deze proeven blijkt dus, dat de hersen cellen een stof afscheiden, die de verpopping mogelijk maakt. Het jaarboek van de Gothenborg en Bohus- lan Vereeniging bevat interessante mededeelin gen over een praehistorische vestiging in de Bohuslan. Vooral werden mededeelingen ge daan betreffende gevonden beenderen en voor werpen voor huishoudelijk gebruik, Wélke ter plaatse zijn ontdekt. De vestiging zou dateeren uit 4 a 5000 jaar voor de jaartelling. Het is opmerkelijk, dat beenderen van visschen, welke gevonden zijn, aantoonen dat men 6000 jaar geleden al visch uit de diepe zee ving. De overblijfselen toonen aan, dat de bewo ners uit dien tijd zich voedden onder meer met schelvisch, kabeljauw en leng. Er zijn groote vischhaken gevonden, doch er is geen enkele aanwijzing voor, dat deze primitieve visschers gebruik maakten van lijnen van de vereischte lengte. Bovendien zijn beenderen gevonden van een reusachtige pinguin, een vogel, welke thans is uitgestorven. Deze vogel was bijna drie voet hoog en aangezien hij niet in staat was te vlie gen was hij een gemakkelijke prooi voor den mensch, vandaar de verdwijning. bij verlies van een hand, een voet of een oog Het zou goed zijn als u haar dadelijk telefoneerde, zei de beroemde man. Of liever bel iemand op die haar het geval overbrengt. Zeg, dat zij naar huis moet komen. Mr. Chenery zal er wel zijn ik zal dien opbellen, zei de butler..Isis het gevaarlijk Sir John? Dat kan ik nog niet zeggen ga nu telefoneeren, antwoordde de dokter kort. Zeg maar, dat Mr. Pontifex ziek geworden is. Jocelyn Chenery was wat laat op het tuin feest gekomen, hij was opgehouden door zijn vader, den ouden graaf van Hadminstowe, die onverwacht naar de stad gekomen was en zich ernstig beklaagde over een persoon die land gekocht had, dat aan zijn voorvaderlijke be zitting grensde en daarop dingen deed, die in des graven oogen niet pasten bij de waardig heid van de streek. Toen Jocelyn verscheen, was het dus een heele drukte en hij had heel wat moeite om Lesbia te vinden en haar te bereiken. Maar ten slotte wist hij haar toch naar een rustig plekje te brengen. Ik ben geslaagd, zei hij toen ze zich op een tweetal gemakkelijke tuinstoelen hadden neergezet. Jocelyn zette zijn hoogen hoed af en keek nadenkend naar de zijden voering. Geslaagd? Waarin, Jocelyn? vroeg ze, terwijl ze hem aankeek. (Wordt vervolgd) op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen bij een ongeval met doodelijken afloop echter deed de goede man een zonderlinge ont dekking. Toen een der schoen zolen, waaraan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 9