l Instelling van een W eerfonds A' M*it41 Het nieuwe gevaar 'MM telt èn mi HET OORDEEL VAN DE TWEEDE KAMER Medische Kroniek nu ZONDAG 5 JANUARI 1936 LEEKEPREEKEN GESLAAGDE KERST- UITZENDING Voor Noorsche walvischvaarders FILMPROPAGANDA VOOR VEILIG VERKEER Bijzondere voorzieningen ter ver- sterking van de weermacht noodzakelijk geacht Ook bezwaren te berde gebracht Zonder practische beteekenis? Uitzonderingen kosten meer dan hoofdzaak Handelsvorderingen op Duitsche debiteuren Hoog bezoek bij het N.C.C. te Den Haag De financiën van Kerkrade Postvluchten Zwakke gestellen 99 99 Een lezer maakt er aanmerking op, dat wij in onze laatste beschouwing over „practisch christendom" de taak van de overheid omschreven als het alleen en uitslui tend bevorderen van de tijdelijke belangen der onderdanen. Hoe klopt dit, zoo vraagt hij, met den eisch aan den Staat om openlijk God te erkennen, om de openbare zedelijkheid te hand haven en zoo meer? De opmerking komt van pas. Er mag hier omtrent geen misverstand bestaan en juist in onzen tijd, nu de verhouding van kerkelijke en wereldlijke overheid zoo in het brandpunt der belangstelling gelegen is, kan er niet genoeg gedaan worden om begripsverwarring op dit punt weg te werken. De controverse Kerk en Staat en het gewe tensconflict van den christen, wien hij bij tegenstrijdige meeningen van beide grootmach ten over eenzelfde punt, moet' volgen, zijn ai heel oud. Zij kwamen al in het begin der Kerk voor en niemand minder dan het genie St. Augustinus heeft er in zijn „De civitate Dei" zijn licht over uitgegoten. De mensch is echter hardleersch; de meesten doen alsof er geen geschiedenis van duizenden jaren aan de onze is voorafgegaan; of de problemen van onzen tijd gloednieuw zijn. Toch kan men het antwoord op alle moeilijkheden in de eerlijke bestudeering van het verleden vinden. De kern van het vraagstuk is hierin ge legen, dat hetzelfde individu onder het gezag van twee geheel van elkaar onafhankelijke machten staat. De mensch staat als staatsburger onder het gezag van de burgerlijke overheid; als hemelburger moet hij de leiding van Christus' Stedehouder op aarde, als hoofd der alleen zaligmakende Kerk, volgen. Wanneer nu Kerk en Staat denzelfden gods dienst belijden en het hoofd van den Staat trouw zoon der Kerk is, dan zijn conflicten over machtsbevoegdheid gemakkelijk te vermij den en zal er daarentegen een harmonieuze samenwerking tusschen beide kunnen be staan, welke aan de gemeenschap slechts ten goede kan komen. Deze ideale toestand kwam in de middeleeuwen wel voor, al deden men- schelijke zwakheden en eigenaardigheden bü de gezagdragers, zoowel van den Staat als van de Kerk, ook toen dikwijls moeilijkheden ont staan. Maar hopeloos werd de verhouding ver stoord, toen de eenheid van Kerk en godsdienst door het groote schisma der reformatie ver broken werd. Van dien tijd af is er van een gezonde samenwerking tusschen Kerk en Staat eigenlijk geen sprake meer. Wij nemen thans met de practische oplossing van scheiding tus schen Kerk en Staat als hoogste wijsheid van het liberalisme genoegen en prijzen het als een gelukkig feit, wanneer de Kerk met een modernen Staat een concordaat afsluit. In principe zijn dit alles slechts lapmiddelen. W&ar echter de bevolking van de meeste mo derne staten van gemengden godsdienst is, kan niets beters worden verwacht. Wanneer beide, zoowel Kerk als Staat, zich inmiddels aan de eigen bevoegdheden houden en de tegenover elkander aangegane verplich tingen nauwgezet nakomen, dan de practijk heeft het bewezen kan ook die nieuwe toe stand van scheiding tusschen Kerk en Staat bevredigend zijn. Ons eigen land is er een voorbeeld van. Absolute eisch is daarbij echter niet alleen vrijheid van godsdienst, maar ook vrijheid voor iederen burger om zijn godsdien- stig-zedelijke overtuiging te beleven en te pro- pageeren, op elke wijze, die niet strijdig is met de openbare orde. Hieruit volgt al dadelijk, dat er dus vrijheid voor de ouders moet zijn om hun kinderen naar eigen inzicht op te voeden en te doen onderwijzen; dat burgers het recht moeten hebben zich in politieke organisaties te vereenigen om daardoor invloed uit te oefenen op het staatsbestuur en de wetgeving. Langs dezen weg heeft de christen dan de mogelijkheid om zijn godsdienstig-zedelijke opvattingen om trent vrijheid, gezag, sociale rechtvaardigheid, openbare zedelijkheid enz. tot gelding te doen komen in het openbare leven. Wanneer de ka tholieke godsdienst staatsgodsdienst is en de bevolking in overgroote meerderheid katholiek dan kan men aannemen, dat de godsdienstig- zedelijke opvattingen van het christendom van zelf de wetgeving en het openbare leven zullen beheerschen. Is dit niet het geval en dat is na de reformatie in de meeste landen zoo dan is het meest verkieslijk de toestand, waar bij vrijheid van godsdienst, van vereeniging en vergadering, een vrije pers en een vrije school een vreedzamen meeningsstrijd tusschen de burgers toelaten. Kracht van beginsel en over tuiging zal hierbij dan de besten doen winnen Met groote wijsheid heeft de Kerk van het vrijheidsbeginsel der laatste eeuwen gebruik ge maakt, om, waar eenmaal de godsdienstige een heid verbroken was, althans vrijheid van ge loofsovertuiging voor den katholieken gods dienst en zijn beoefenaren op te eischen. Daaruit is in vele moderne staten een. katholieke emancipatie opgebloeid, welke zich ook in het openbare leven deed gelden of invloed had op het staatsbestuur. Maar die vrijheid had haar onmiskenbare nadeelen, zooals Leo XIII reeds in zijn onsterfelijke encycliek over de christe lijke inrichting der Staten (Immortale Dei) heeft uiteengezet. De theorie, dat de democra tische Staat berust op den wil van het volk botste tegen de leer der Kerk, dat alle gezag uit God voortkomt. De „neutrale" Staat werkte de godsdienstige onverschilligheid in de hand Al wie God erkent moet eischen, dat ieder indi vidu en ook iedere gemeenschap den Schepper eert en diens geboden onderhoudt. De vrijheid van drukpers en vereeniging leidde tot bande loosheid, tot erkenning van gelijke rechten voor den geloovige en den godloochenaar. Bovendien trok de liberale staatsleer aanvankelijk een scherpe lijn tusschen het openbare leven, Waarin God niet en het particuliere leven, waarin God voor wie in Hem geloofde wel thuis hoorde. Dit voerde tot de z.g. burgerlijke moraal, waarvan de norm alleen deze is: hoe blijf ik buiten de gevangenis? Tegen al deze dwalingen verhief de Kerk haar stem. Nog zijn ze niet uitgestorven of een nieuwe valsche staatsleer is aan het opkomen. Het vrijheidsbeginsel wordt afgezworen; het indivi du heeft geen beteekenis meer. Wij vervallen nu in het andere uiterste n.l. van den opper- machtigen, absoluten Staat. De gevaren, uit deze theorie voortvloeiend, zijn vermoedelijk nog erger dan die van het liberalisme. Immers dit inatste was aan zichzelf verplicht, omdat het uit zijn stelsel voortvloeide, verdraagzaam te zijn. Elk stelsel nu, dat in beginsel (dus niet alleen in de toepassing) verdraagzaam is, is gedoemd te verdwijnen. Want daardoor geeft het blijk niet te gelooven in zijn eigen volko menheid. In dien zin is de katholieke Kerk onverdraagzaam, dat zij nJ. nooit een letter van haar beginselen prijs zal geven en liever een geheel volk van de Kerk ziet afvallen dan bijv. aan het principe van den onverbreekba ren huwelijksband te verzaken. Het moderne staatsabsolutisme, dat zich na- tionaal-socialistisch noemt, is evenzeer onver draagzaam, omdat het in eigen volkomenheid gelooft. Daarorti is het gevaarlijker dan het liberalisme. Leo XIII heeft in Immortale Dei het autonome karakter van Kerk en Staat scherp aangegeven. Ieder heeft een eigen taak en is in eigen kring het hoogste gezag. „De eA (heeft) tot naaste en voornaamste taak de verzorging der aardsche belangen, de andere die der hemelsche en eeuwige goederen. Alles wat dus in de belangen der menschen op een of andere wijze heilig is, alles wat betrekking heeft op het heil der zielen of den dienst van God, hetzij zulks uit den aard der zaak zelf voortvloeit, hetzij zulks het geval is om het doel, waartoe het wordt teruggebracht, behoort tot de macht en de bevoegdheid der Kerk; al het overige echter, wat behoort tot burgerlijke en politieke aangelegenheden, is rechtens on derworpen aan het staatsgezag." Wie deze indeeling duidelijk voor oogen heeft, begrijpt, hoe de nieuwste leer van den absolu ten Staat in botsing moet komen met de chris telijke opvatting omtrent de inrichting van den Staat. Reeds Leo XIII waarschuwde tegen de liberale leer der burgerlijke moraal als tegen een groote en verderfelijke dwaling, de leer om ,,de Kerk, die God Zelf heeft ingesteld, te wil len houden buiten de practijk van het leven, buiten de wetten, buiten de opvoeding der jeugd, buiten het huisgezin." Maar, zooals wij zagen, het liberalisme moest krachtens zijn we zen verdraagzaam zijn en moest zij het schoorvoetend aan principieele christenen de gelegenheid laten, om den godsdienst te ont plooien, God in het vereenigingsleven, in de op voeding en jeugdvorming tot zijn recht te doen komen en in de wetgeving de christelijke zede lijke normen tot gelding te brengen. De voor standers van den absoluten Staat kunnen dat niet doen, zonder hun beginsel zelf overboord te gooien. Wij zien dan ook in de practijk Kerk en nationaal-socialisme in heftige botsing. 't Is onbegrijpelijk, dat nog zoovele katholie ken de onvereenigbaarheid van de nieuwste staatsleer met de katholieke opvatting niet in- zieh en nog altijd gelooven aan de mogelijkheid van een compromis tusschen beide. Zij doer, daardoor aan een van tweeën onrecht: öf Wel aan hun eigen Moeder de Kerk, van wie zij dan verwachten, dat zij toe zal geven op punten, waarop zij in principe onverdraagzaam moet zijn, óf wel aan het door hen toegejuichte stel sel van het staatsabsolutisme, dat zichzelf niet meer zou zijn, wanneer het verdraagzaam te genover de Kerk worden zou. Evenals het zui vere marxisme en bet communisme nooit met de katholieke Kerk te verzoenen zijn, zoo zijn ook de katholieke opvattingen over Kerk en Staat onvereenigbaar met de leer van den ab soluten Staat. Op het feest van Driekoningen herdenken wij, hoe wijze mannen uit het Oosten, door Gods genade geleid, den Verlosser vonden, om dat zij nederig en ootmoedig van harte waren. Moge onze tijd den weg naar vrede, geluk en welvaart vinden door de erkenning, dat God volgens Paus Leo's woord, aan de Kerk de taak heeft toevertrouwd „om alle volkeren te onderwijzen, om de grenzen van het christen dom zooveel mogelijk uit te breiden; in één Woord om de zaak van het christendom vrij en onbelemmerd naar haar eigen inzicht te behartigen." LIBRA Blijkens berichten, binnengekomen bij de di rectie van de Phohi, is de speciale Kerstuitzen ding uit Oslo uitstekend ontvangen door de Noorsche walvischvaarders, die zich in de Zui delijke IJszee bevinden. Deze uitzending vond via de Phohi plaats op verzoek van den Noorschen Omroep. Het programma, bestaande uit nationale Kerstlie deren, een toespraak en Kerstwenschen van familieleden der opvarenden, werd vanuit Oslo per kabel doorgegeven naar Hilversum. Voor de vele Noorsche walvischvaarders aan de Zuidpool was deze speciaal voor hen be stemde uitzending uit het verre vaderland, die, dank zij de technische prestatie van onzen kortegolfzender uitstekend doorkwam, wel de mooiste Kerstverrassing, welke zij konden wenschen. Het beangstigend aantal verkeersongevallen is zoo'n dagelijks terugkeerend verschijnsel gewor den in onze samenleving, dat alle middelen moe ten worden aangewend om dit benauwend euvel der moderne maatschappij te bestrijden. In den loop van 1935 heeft de A. N. W. B. een film doen vervaardigen, de eerste Nederlandsche Verkeersgeluidsfilm, getiteld „de Veilige Weg", om deze bij verschillende in den lande georgani seerde „stilte-weken" te doen vertoonen. Sinds dien heeft deze film in tal van plaatsen van ons land nuttig werk gedaan; de A.N.W.B. heeft n.i. zoowel deze film als zijn jeugd-verkeersfilm ter beschikking gesteld van véreenigingen, welke door vertooning ervan hun leden vertrouwd wil len maken met het verkeersvraagstuk. Te Leiden zal de film „de Veilige Weg" bin nenkort een geheele week in de bioscopen ver toond worden. De A.N.W.B. hoopt op deze wijze, naast hetgeen hij al sinds jaren in het belang van de verkeersveiligheid gedaan heeft, nuttig werk te doen voor de zoo noodige verkeersop- voeding van het publiek en daardoor bij te dra gen tot vermindering van het schrikbarend aantal verkeersongelukken, dat ieder met zorg vervult. t Verschenen is het Voorloopig Verslag over de wetsontwerpen tot instelling van een Fonds ter verbetering van de materieele uit rusting van de landmacht en van de zee macht voor zooveel de kustdefensie van Ne derland betreft, en .tot vaststelling van de begrooting van dat fonds voor 1936. •Verscheidene leden konden zich niet vereeni gen met de meening van de regeering, dat de gewijzigde internationale verhoudingen aanlei ding zijn de materieele uitrusting van het in 1922 aanvaarde legerstelsel thans met meer spoed te voltooien. Zij betreurden, dat de regeering blijk geeft, weinig vertrouwen te hebben in het vredeswerk van den Volkenbond. Zij meenden, dat dit aan onze internationale positie niet ten goede zou komen. Zij waren van oordeel, dat Nederland kan vol staan met een weermacht, in staat de orde in het binnenland te handhaven en de Volken bondsplichten te vervullen. Sommigen dezer le den bespeurden in deze ontwerpen een toegeven aan fascistisch drijven. Vele andere leden onderschreven daarentegen de uiteenzetting der regee ring omtrent de internationale verhou dingen en voegden daaraan toe, dat ook de verhoudingen in den Pacific in dit verband volle aandacht verdienen. Met de regeering waren zij van oordeel, dat de gewijzigde internationale toestand bijzondere voorzieningen ter versterking van de weermacht noodzakelijk maakt. Inderdaad hebben de meeste landen van Europa in de laatste jaren hun weermacht reeds aanzienlijk versterkt, of zijn bezig dit alsnog te doen; het zou onverantwoord zijn onzerzijds daartegenover geen maatregelen te treffen. Op de onmiddellijke hulp van ande ren kunnen en mogen wij niet rekenen. In het begin zullen wij geheel op eigen kracht zijn aangewezen. Voorkomen is hier beter dan afwachten en daarom moeten wij, nu het nog tijd is, alle krachten inspannen om onze weermacht paraat te doen zijn. Dat onze weermacht tegen die taak opgewassen kan zijn, hebben de jaren 19141918 be wezen. Verscheidene leden, tegenstanders van het voorstel, achtten fondsvorming een onjuist mid del ter bereiking van het gestelde doel. Als bezwaar tegen fondsvorming voerden de ze leden aan, dat hierdoor beslist wordt over een uitgave van 53 4 millioen, in vier jaren te ver werken. Waarom, vroegen zij, moet nu reeds be slist worden over het geheele plan? Kan dit niet van jaar tot jaar geschieden? Verscheidene andere leden merkten op, dat de vraag, of al dan niet een fonds moet worden gevormd, eigenlijk meer een boekhoudkundige kwestie is, welke theoretisch wellicht van belang kan zijn, maar thans zonder veel practische beteekenis, aangezien zij het uitgesloten achtten, de weermacht ten laste van den gewonen dienst in vier jaren tijds voldoende te versterken. Sommige leden vroegen of ten behoeve van het fonds niet een bijzondere leening zou kun nen worden aangegaan tegen verlaagde rente; zij verwezen naar het voorbeeld van Engeland. Eenige leden vroegen of de materieelaanmaak niet uit het Werkfonds, dat daartoe zou moe ten worden aangevuld, zou kunnen worden be kostigd. Tot hun leedwezen hadden vele leden in de Memorie van Toelichting een uiteenzet ting gemist van de gevolgen, welke de voor gestelde verbeteringen op materieel gebied zouden hebben ten aanzien van het per- soneelvraagstuk. Sommigen hunner betoogden, dat de weer macht van den Staat een harmonisch geheel behoort t;e zijn; een aantal mannen, van te weinig materieel voorzien, zooals het nu is, is even verkeerd als een hoeveelheid materieel met te weinig mannen om het te bedienen, zoo als het worden zal, als dit wetsontwerp wet wordt. Daarom kwamen deze leden met kracht op tegen elke eenzijdige behartiging van de- fensiebelangen. Zij meenden daarom, dat uit breiding van het contingent niet achterwege gelaten kan worden. Verscheidene andere leden, die zich met deze laatste beschouwingen geheel konden vereeni gen, achtten daarnaast betere oefening van het personeel noodzakelijk. Voorts bepleitten deze leden verlenging van den eersten oefeningstijd voor de onbereden wapens. Naar het oordeel van enkele leden zou een aanvaardbaar compromis zijn te bereiken met een lichtingssterkte van 28.000 man, waarvoor een jaarcontingent van 35.000 man wordt ver- eischt. Daarbij zouden 12 lichtingen noodigzijn °m in de behoeften der oorlogsorganisaties te voorzien. Sommige leden drongen er met kracht op aan, de vervaardiging van een zoo groot moge lijk gedeelte van het materieel aan de Neder landsche industrie te gunnen. Dit zou, naar zij meenden, de bezwaren tegen de voorgestelde uitgaven doen verzwakken. Verscheidene leden koesterden zeer ernstige bezwaren tegen het doen vervaardigen van che mische en physische strijdmiddelen, waarvoor 1.200.000 wordt aangevraagd. Verscheidene leden merkten op, dat de Me morie van Toelichting, voor wat het materieel der zeemacht betreft, aanvankelijk den indruk wekt, dat het aangevraagde bedrag van ƒ9.063.200 uitsluitend dient voor de zuiver de fensieve kustverdediging hier te lande door middel van mijnvelden, behoudens een tweetal uitzonderingen. Deze uitzonderingen blijken echter meer geld te vorderen dan de hoofd zaak. Verscheidene leden, die reeds eerder als hun oordeel hadden te kennen gegeven, dat zij de onderhavige ontwerpen onaannemelijk achtten, verklaarden daartegen, voor wat de zeemacht betreft, het bijzondere bezwaar te hebben, dat de uitgaven daarvoor verdeeld blijven. Het is niet gewaagd om te verklaren, dat het wetsontwerp niet dienen kan voor herstel van den achterstand in aanbouw op maritiem ge bied. Aanvaarding zal dus meebrengen de noodzakelijkheid van veel grooter uitgaven bin nen enkele jaren met uiteindelijk een financiee- len last, die niet kan worden gedragen. Het uiterste, waartoe de hier aan het woord zijnde leden hun medewerking zouden kunnen verleenen, zou zijn een maritiemdefensie systeem, doelmatig ingericht op den grondslag van de tegenwoordige uitgaven. In de week van 30 December 1935 tot 4 Ja nuari heeft De Nederlandsche Bank in totaal een bedrag van omstreeks RM 500.000 van de op haar Sonderkonto bij de Deutsche Verrech- nungskasse uitstaande vorderingen met de be gunstigden afgerekend. De nummers van deze posten liepen van 8394784134. Het totale bedrag van de op het Sonderkonto uitstaande posten, die nog niet tot uibetaling zijn gekomen, beloopt- op het oogenblik om streeks RM 28,1 millioen. De Sonderkonto-pos- ten, waarvoor koersfixeering is verkregen, zijn hieronder begrepen. Aan Treuhanderkonto-posten heeft De Ne derlandsche Bank gedurende dezelfde periode in totaal een bedrag van ongeveer RM 200.000 met de begunstigden afgerekend. Het hoogste afge rekende volgordenummer was 19093. Het totale bedrag van de op het Treuhander- konto Niederlande uitstaande vorderingen die nog niet tot uitbetaling zijn gekomen, beloopt op het oogenblik omstreeks RM 17,6 millioen. De Treuhanderkonto-posten waarvoor koers fixeering is verkregen, zijn hieronder begrepen. De aartshertogin Adelaide van Oostenrijk, die zooals gemeld Zaterdag incognito in de Residentie vertoefde, heeft in den loop van den ochtend een bezoek gebracht aan de bureaux van het Nationaal Crisis Comité aan den Kneuter dijk. De aartshertogin, die steeds veel belangstel ling getoond heeft voor liefdadigheid, werd ontvangen door Prinses Juliana, die de hooge bezoekster persoonlijk rondleidde en haar op de hoogte bracht van de werkzaamheden van het Comité. De gemeente-begrooting 1936 van Kerkrade, die eerstdaags bü den raad zal worden inge diend, heeft een ongedekt tekort van 260.000 gulden. De Koetilang en de Lüster zijn op de uitreis te Rome geland. Ook de Perkoetoet is op de thuisreis te Rome aangekomen en de Sperwer op de thuisreis te Bagdad. ii Het is moeilük, een zwak gestel zoo te be handelen, dat daaruit geen ziekte voort komt. Een gestel b.v., dat neiging heelt tot netelroos, migraine, asthma en maagkwa len, is moeilijk te behandelen, en dat wel om twee redenen. De eerste is, dat men niet nauw keurig weet, welke afwijking of afwijkingen de oorzaak zijn van een dergelü'ke constitutie; de tweede reden is, dat het niet gewenscht is, zooveel bijzondere hygiënische voorschriften aan iemand te geven, dat zyn leven geen echt leven meer is. Wat is de oorzaak van deze soort constitutie? Om hiernaar een onderzoek in te stellen, is het nuttig om te weten, wat er al zoo toebe hoort. Welnu, ook daarover gaan de meenin gen uiteen, maar vele geneeslieeren komen in elk geval daarin overeen, dat deze constitutie, die men de arthritische diathesë (dus letterlük vertaald: neiging tot gewrichtsontstekingen) noemt, de neiging bevat tot een zeer groot aantal ziekten. Zoo schreef Guenau de Mussy, de behandelende geneesheer van den grooten Pasteur, dat daartoe behoort de jicht in de eerste plaats, maar ook de hypochondrie, het asthma, de zenuwpijnen, de migraine, de maag- PÜn, de hysterie en verschillende huidziek ten. Ook meerdere katarrhen van neus, keel etc., verder galsteenen en niersteenen. Daarop volgen dan nog een groote massa aandoenin gen, waarvan wü alleen nog maar zullen noe men, ziekten der bloedvaten, kanker en be roerten. Welnu, dit tafereel van ziekten is veel te groot, dan dat men daarin een eenheid zou kunnen vinden. Tegenwoordig wordt dit dan ook niet meer geloofd en beperkt men zich tot een constitutie, waartoe in hoofdzaak migraine, eczeem, asthma, netelroos behooren. Maar ook zóó is het nog moeilijk, te zeggen, welke de oorzaak is van een dergelijke con stitutie. Het schijnt een bepaalde neiging te zün van alle lichaamsdeelen; zoowel het bind weefsel, als de zenuwen, als de klieren schünen alle een bijzondere geaardheid te hebben; en daarom bevatten verschillende verklaringen een kern van waarheid. Het zenuwstelsel heeft er iets mee te maken, en dus bevat een verkla ring, die de oorzaak van deze constitutie zoekt in een bepaalde afwijking van het zenuwstelsel, een kern van waarheid. Maar ook andere weef selen hebben er mee te maken, en zoo wisselt de verklaring in den loop der tüden, al naar gelang het eéne of het andere orgaan in het centrum der belangstelling staan. Ja er zijn er ook geweest, die de geheele oorzaak zochten in de werking van bacteriën: deze constitutie, zeiden zü, is niets anders dan het uitwerksel van een chronische infectie. Echter is er een verklaring, die sedert tien tallen jaren bestaat, hoe langer zoo meer wordt uitgewerkt en m. i. veel belooft voor de toe komst. Men heeft n.l. gemeend, geleerden zoowel in Duitschland als in Frankrük en Italië dat het organisme zich in twee rich tingen kan ontwikkelen. Ontwikkelt het organisme zich in de ééne richting, dan beteekent dat in de eerste plaats een verlangzaming van de omzetting van net voedsel, een verlangzaming ook van de ver branding. Het eerste gevolg hiervan is, dat het voedsel opgestapeld wordt, m. a. w. dat perso nen met een zoo ontwikkeld organisme, dik worden, ondanks hun matigheid in het eten, ondanks de voldoendheid van hun lichaams beweging. Men behoeft inderdaad niet lang op deze wereld rondgekeken te hebben, om ie weten, dat er menschen zün, die gewoonweg niet dun kunnen worden. Het tweede gevolg van deze zoo genente con stitutie is, dat deze menschen een onvoldoend vermogen tot verbranding hebben. Zooals men. weet, worden onze weefselen, en de daarin bevatte stoffen, voornl. eiwit, suikers en vet ten, langzaam verbrand; de verbrandingspro ducten verlaten met de ademhaling, de urine, de ontlasting en het zweet het lichaam. Deze verbranding gaat heel ver; er zün maar weinig stoffen, vooral in de urine, die nog verder zou den verbrand kunnen worden. Wanneer nu echter deze verbranding met sterk genoeg is, blijven er slakken achter; en deze slakken zijn ongunstig voor het lichaam, en kunnen vanwege hun groote hoeveelheid niet gemakkelük worden verwijderd. In het büzonder wüst men op het urinezuur, of liever de zouten van urinezuur (uraten). Bü de jicht immers en dat staat goed vast worden de menschelüke eiwitten te slecht ver brand, en daarom blüven er te veel uraten over. Het lichaam kan deze uraten niet goed kwüt worden; deze worden gedeponeerd in de jicht- knobbels. Inderdaad is het een feit, dat deze jichtknobbels uit uraten bestaan. Zoo behoort eigenhjk de suikerziekte tot deze soort constitutie; want wat is suikerziekte an ders dan een onvermogen of te gering vermo gen om suikers te verbranden? Aan dezelfde verbrandingstraagheid wordt toegeschreven de vorming van steenen; en, om niet al te uitvoe rig te zün, deze halfverbrande producten oeie- nen op het zenuwstelsel een zoodanigen invloed uit, dat ziekten als migraine en asthma daar van het gevolg zijn. De Italiaansche School beweert bovendien, dat deze typen een bijzonderen lichaamsbouw hebben, en wel dat ze speciaal in de breedte uitgroeien. Bü hen is het vooral de romp, die uitgroeit, die lang of breed, of lang en breed wordt, terwül de ledematen niet zoo lang wor den. Daartoe behooren dus zü, die wanneer zü zitten, groot schijnen, maar, als zü staan, kort blijken te zijn. Dezelfde Italiaansche School houdt het er voor, dat dit type dichter staat bü het kinderhjk type; en dat is overeen komstig onze dagelijksche spreekwüzen. Een rond bol gezicht vinden wü kinderlük; een kin- derlijk gemoed meenen wij eerder te kunnen vermoeden in een gezellig breed persoon; wü verwachten van dergehjke menschen een ze kere goedmoedigheid en natuurlijkheid. Wanneer een kind een lang uitgegroeid ge zicht heeft, ziet het er eerder wüs uit; in lange dunne menschen vermoeden wü eerder scherp zinnigheid en een ingewikkelde manier van gedragingen: Mephisto wordt steeds afgebeeld als een dunne magere duivel met lange beenen. Volgens de Italiaansche School nu is er ook verschil in richting van het organische leven tusschen de twee tegengestelde typen. De in de breedte gegroeide hebben een veel sterker voe dingsleven, terwyl de activiteit der zenuwen meer bü de anderen op den voorgrond treedt. De oorzaak van deze verschillen zoekt de Italiaansche School, waarvan prof. Nicolo Peude thans de hoofdman is, in de werking van de z.g. endocrine klieren; dat zün dus de schild klier, de büschildklier, de pü'nappelklier, de bü- nier, de geslachtsorganen en nog enkele andere. Maar dit heeft met de kwestie van de zwakke gestellen slechts zijdelings te maken. Wel ech ter de uiterst belangrijke vraag: hoe kan men een eenzüdig gestel, als hierboven beschreven, zoo leiden en besturen, dat het niet tot de genoemde ziekten aanleiding geeft? Dit behoort nog voor het grootste deel tot de geneeskunst der toekomst. Dr. TH. H. SCHLICHTING

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 5