Heeft ijshockey in ons land een toekomst? UIT HET MARTELAREN-BOEK VAN MEXICO Buizerds zweven boven Twente VOORUITZICHTEN ZIJN NIET ONGUNSTIG WONDERLIJK SCHOUW SPEL ZONDAG 5 JANUARI 1936 Jeugdige enthousiasten oefenen zich geregeld onder leiding van drie Canadeesche spelers Belangstelling stijgt steeds Eerst Rijtechniek Gunstig perspectief m PATER PRO'S DOOD Mijn laatste wensch?Laat me nog eens bidden! Scotland Yard maakt de balans op Ook in het buitenland heeft de jeugd groote belangstelling voor ijshockey Oostelijk Nederland herbergt dit jaar talrijke zwerfvogels uit noordelijke streken Verschijning die niet gemist kan worden Respectabele afmetingen Een muizeneter Miskend en vervolgd Zucht naar tropeeën Engeland telt de meeste onop gehelderde misdaden ,Tot uw dienst, mijne heeren Menschelijk opzicht i De ijshockeysport, die hier voor eenige jaren vrijwel geheel onbe kend was, verheugt zich tegen woordig in ons land in een stijgen de belangstelling. Dit is niet te ver wonderen, want sinds wij in de hoofdstad een kunstbaan rijk zijn, heeft men geregeld gelegenheid om aantrekkelijke wedstrijden te zien en dat hier een groote propaganda van uitgaat, spreekt vanzelf. Vooral bij de jeugd bestaat er groote be langstelling voor de beoefening van dezen tak van sport en heel wat jeugdige ijshockey- enthousiasten oefenen geregeld achter het Sportfondsenbad. Wie meent, dat de drie Canadeesche ijs hockeyspelers» Paddy Boyd, Jack May en Pete Griffin er alleen zijn om het internatio nale team van Nederland te trainen, heeft het mis. Het is waar, naar buiten wordt de Neder, landsche Ijshockeysport vertegenwoordigd óf door het Amsterdamsche team „De Blauwe Zes" of door het nationale Nederlandsche team, tusschen welke beide ploegen slechts dit verschil bestaat, dat in de eerste wel, in de tweede niet de drie Canadeesche spelers mee spelen. Aan de training van dit team wordt natuur lijk de grootste aandacht besteed, daar het de Nederlandsche kleuren tegenover het buiten land moet verdedigen. En zoo Hjkt het of er in Nederland slechts een klein aantal ijshockeyspelers bestaat, n.l. die van de Blauwe Zes en eenige reserves. Van hetgeen er in de ijshockeywereld achter de schermen gebeurt, zijn maar weinigen op de hoogte. Degenen, wier belangstelling voor deze sport verder gaat dan het bijwonen van de wedstrijden, moeten eens op de Amsterdam sche Sportfondsen kunstijsbaan komen kijken, als de „spes patriae" van Nederland getraind wordt. Om zes uur precies is het nog doodstil op de baan, de laatste kunstrijders hebben afge bonden, daar de baan dan voor het publiek gesloten wordt. Het duurt echter niet lang of een joelende schare komt uit de kleed kamers en in korten tijd is het één en al leven op de ijsvlakte. Het zijn de „Blauwe Zesspelers" in den dop, Jongens beneden de zestien jaar, wien de eer ste beginselen van de ijshockeysport worden bijgebracht door niemand minder dan de drie Canadeezen zelf. De kosten van zooYi jeugdcursus kunnen voor niemand een bezwaar vormen en in het lage bedrag is ook nog het materiaal als stick en schaatsen inbegrepen. Geen wonder, dat het enthousiasme voor deze lessen zoo groot is. Wat ons verder op. valt is de buitengewoon volledige uitrusting, die de meeste knapen al hebben. Knie- en elleboogbeschermers, versterkt broekje, alles is tip-top in orde. Eerst rijden de jongens wat gewoon om de spieren los te maken, spelen krijgertje en stoeien met elkaar. Maar dan verschijnen de leermeesters Boyd en May in hun blauwe truien met de groote cijfers 8 en 9 erop, hun vaste nummers, als zij met de Blauwe Zes meespelen. Er komen ook nog eenige oudere Nederlandsche spelers op de baan. Dit zijn meergevorderde ijshockey spelers, die de Canadeezen bij hun taak be hulpzaam zijn. Ook hebben ze de rol van tolk te vervullen, daar de meeste jongens beneden de zestien jaar de Engelsrhe taal nog niet ge heel machtig zijn, terwijl de Canadeezen de Nederlandsche taal nog niet zoo vlot spreken om al hun bedoelingen duidelijk te maken. Er wordt begonnen, voorloopig nog zonder puck. Want een van de belangrijkste factoren is wel de rijtechniek, waarop maar niet genoeg kan worden gelet. In lange slierten rijden de jongens achter de Canadeezen aan, die de meest vreemde en plotselinge wendingen ma ken. Sommige jongens houden het niet vol, laten zich vallen en moeten stoppen wegens gebrek aan adem. Maar één woord van aanmoediging is voldoende om, met de tanden op elkaar, weer door te zetten. Dan komt de tweede oefening, nog steeds zonder puck. Snel starten en dan plotseling remmen. Een buitengewoon belangrijke oefening, daar wie niet tijdig stoppen kan, nooit een goed ijs hockeyspeler wordt. Op commando van Boyd starten de knapen, snel schieten ze voorwaarts, een fluitsignaal weerklinkt, gekras op het ijs, binnen één secon de moeten allen stil staan. Sommigen glijden door, anderen vallen en daarom wordt er nog eens gedemonstreerd hoe het moet. Paddy aoei, het voor. De schaatsen evenwijdig naast el kaar, dwars op het ijs en dan met het lichaam als het ware door het ijs heendrukken. Nog maals wordt het geoefend. Tien, twintig maal achter elkaar. Dan komen eindelijk de pucks er aan te pas, doch nog lang niet om een par tijtje te spelen. Eerst wordt geleerd, hoe ae puck geraakt moet worden, hoe men de stick moet vasthouden, hoe men moet opdrijven. Stuk voor stuk worden de jongens onder handen genomen. Boyd en May nemen ieder twee spelertjes, aan beide kanten één en drijven zoo de schijf van het eene eind van de baan naar het andere en terug. Als de jongens dat eenige keeren heb ben gedaan, zijn ze doodmoe, terwijl Boyd en May nog even frisch zijn als bij het begin. Maar die voeren alle bewegingen ook met zoo'n gemak uit, dat zij nog wel uren zouden kunnen doorgaan. Zoo moet het bij de Hollandsche jongens ook worden, het mag allemaal geen moeite meer kosten. Tot slot mogen de juniores dan nog onder ling wat met de puck heen en weer slaan, om dat het anders te saai voor ze zou worden. Ze willen toch ook wel eens echt „ijshockeyen". Intusschen bemoeien May en Boyd zich met de ouderen en leeren hun den echt „Canadee- schen" stijl van opdrijven. Om acht uur moet iedereen van de baan af, want dan komen de gewone rijders weer. Maar er is veel geleerd in die twee uur. Zooals men ziet wordt de training van de Nederlandsche ijshockey-s,eugd zeer ernstig opgevat met de bedoeling een generatie van uitmuntende spe lers te kweeken. Na afloop van een der trainingsavonden had den we dezer dagen nog even een onderhoud met Paddy Boyd en Jack May, wien we vroe gen hoe het stond met den aanleg van de jeugdige spelers en wat de toekomst zou bren gen. Zij bleken hieromtrent zeer optimistisch ge stemd. „Als deze jongens," aldus de Canadeezen, „op Mevrouw, complement van den huisbaas; als u nu ook nog apen gaat houden, moet u maar gaan verhuizen; aan den rand van de stad staat een circus te koop. (Everybody). De Nederlandsche ploeg met de reserves, die begin 1935 aan de wereldkampioenschappen ijshockey te Davos deelnam deze wijze blijven doorgaan met trainen, zullen ze wanneer ze den leeftijd bereikt hebben waar op zij in een internationaal team kunnen mee spelen, tot spelers van de beste Europeesche klasse kunnen behooren. De Nederlandsche jeugd en dit is overbekend heeft zeer veel aanleg voor schaatsenrijden. Het komt er maar op aan, jong materiaal te krijgen, dat geheel in den goeden vorm kan worden gekneed. Niet genoeg aandacht kan besteed worden aan den stijl van rijden, maar hierbij zijn de jongere spelers in gunstiger conditie dan de oudere. De jongere toch leeren gemakkelij ker aan, behoeven in de meeste gevallen een verkeerden stijl niet meer af te leeren. Wan neer zij met dezelfde volharding blijven oefe nen als thans het geval is, is de kans niet ge ring, dat Nederland eens, wat de ijshockey sport betreft, tot de toonaangevende landen van Europa zal gaan behooren." Zelfs het peil van de Canadeezen te berei ken, achten May en Boyd niet uitgesloten, maar daarvoor is noodig, dat zeer jong begon nen wordt. Men moet niet vergeten, dat ijs hockey in Canada de nationale sport is, die men zelfs op de scholen beoefent. Jongetjes van vijf jaar staan daar al met hun sticks op het ijs te zwaaien. Hier in Nederland is het gebrek aan ijs na tuurlijk een bezwaar, maar als dit bezwaar op geheven wordt, doordat er b.v. meer kunst ijsbanen komen, waar de jongens iederen mid dag na, of ook gedurende den schooltijd kun nen oefenen, dan zou het voor een Nederland- schen speler niet tot de onmogelijkheden be hooren, om tot het peil van de Canadeezen op te klimmen. VTOrloopig echter worden de jongens één of tweemaal per week getraind, waarbij, bij wijze van proef verscheidene jongere spelers eens met de „Blauwe Zes" mee mogen spelen. Ook de oudere spelers gaan zienderoogen vooruit, al hebben zij niet die grondige oplei ding gehad, die de jongere nu krijgén. Vele hebben de ijshockeysport reeds in Zwitserland beoefend, voordat hier de kunstijsbaan geves tigd was en daarbij hebben zij vaak te veel op het spelen, te weinig op het rijden gelet. Te oud om te leeren zijn zij echter nog geenszins. Een ijshockeyer van 25 a 30 jaar kan nog zeer goed tot de hoogste klasse be hooren. Reeds nu zijn de „Blauwde Zes" overal ge ziene gasten, hetgeen wel gebleken is uit de uitnoodiging voor het Europeesche toumooi. Bij de wereldkampioenschappen hoopt Ne derland dit jaar een eenigszins goed figuur te maken. Reeds lang was Pater Pro vertrouwd geraaxt met de gedachte, dat men hem zou arresteeren en veroordeelen. De vijanden van de Kerk kon den het niet verkroppen, dat midden in de Mexicaansche hoofdstad een priester leefde, die ondanks al hun maatregelen en wetten onbe kommerd door werkte, retraiten gaf, biecht hoorde en „verboden" godsdienstoefeningen hield. De kerken had men kunnen sluiten, maar het was niet gemakkelijk, dezen priester, die bovendien nog tot de gehate Jezuïeten behoor de, tot werkeloosheid te dwingen, zoolang men hem in vrijheid en in leven liet. Reeds lang was een bevel tot arrestatie ge geven. Ook de duizenden geheime politie-agen- ten en spionnen waren aan het werk, om hem naar aanleiding van een „onwettige" handeling te arresteeren. Maar tot dusver was 't hem al tijd gelukt, aan hun spiedende oogen te ont komen. Men had echter een „wettelijk" voor wendsel noodig, om eindelijk voor de wereld pers het reeds lang besloten doodvonnis te rechtvaardigen. Eindelijk gebeurde er iets. waarmede men zich rechtvaardigen kon. Op den auto van den ex-president Obregon werd een aanslag ge pleegd. De dader kreeg een doodelijke hoofd wonde en stierf zonder nog tot het bewustzijn te zijn gekomen. Nu moest er vlug een verkla ring van den dader gefingeerd worden, waarin Pater Pro en eenige bijzonder gehate leiders van de Katholieke Actie als medeschuldigen aan den aanslag aangewezen werden. Het lot van Pater Pro was thans bezegeld. H(j zelf en zijn gezellen hadden er niet het minste vermoeden van, toen zjj bij verrassing gearresteerd werden. Pater Pro en zijn broer namen afscheid van hun ouders, bij wie zij juist vertoefden. De Pa ter zegende hen en zei: „Tot weerziens in den Hemel!" Hij wist, wat er met hem gebeuren zou, al vermoedde hij ook niet, welk motief men voor zijn doodvonnis zou vinden. Pas in de gevangenis kwam Pater Pro te we ten, waarom men hem en zijn lotgenooten ge arresteerd had. Hij zou medeplichtig zijn aan een poging tot moord! Dat was misdadig.... ongelooflijk Tegenover vertegenwoordigers der pers, die onder toezicht van de politie toegelaten werden, verklaarde hij: „Ik verklaar met nadruk, dat ik absoluut niets te maken had met den aanslag. ïk ben heel gerust en hoop, dat gedurende het onder zoek mijn onschuld aan het licht zal komen." Maar tot Pater Pro's dood was besloten. De medeplichtigheid aan den aanslag moest siechts een voorwendsel zijn. Hij hoopte nog op recht vaardigheid. Maar die bestond voor een Katho liek priester in Mexico niet. Een oorlogs-rechtszitting, zonder getuigen, zonder verdediger, zonder bewijzen.... velcre het doodvonnis. Op 23 Nov. 1927 's morgens deelde men hem kort en bondig mede, dat hij nog den zelfden voormiddag gefusilleerd zou worden. Het vonnis werd overhaast voltrokken, om het protest der rechters, dat te verwachten was, te voorkomen en dezen eenvoudig voor voldongen feiten te stellen. Generaal Cruz en eenige andere regeerings- hoofden arriveerden om het schouwspel te zien. Filmapparaten waren besteld. Alles zou op de film vastgelegd worden, om later de bevolking schrik te kunnen inboezemen. En door deze Bolsjewistische taktiek zijn wij in het bezit gekomen van die voor ons zoo waardevolle af beeldingen der terechtstelling, die thans over de heele wereld verspreid zijn en de protest beweging zulke groote diensten bewezen heb ben. Door de straten van Mexico loopt het ge rucht: Pater Pro wordt vandaag nog terecht gesteld. Duizenden en duizenden stroomen naar het hoofdbureau van politie, van waar men het kleine schavot naar de plaats der terechtstel ling gebracht heeft. Twee escadrons bereden politie zijn naar de plaats der terechtstelling gedirigeerd. Gendarmerie en politie op motor fietsen dringen de toestroomende volksmassa van het politiebureau in de zijstraten terug. Ondertusschen zit Pater Pro in de gevangenis en hoort stil de biecht van z'n lotgenooten. Een politieagent komt. Zwijgend en vast drukt Pater Pro zijn gezellen en zijn broer de hand. Hij is gereed. De beambte maakt zijn excuus, dat hij hem ter dood moet voeren. Pater Pro heeft slechts één antwoord: „Ik vergeef u niet alleen, maar ik ben u zelfs zeer dankbaar." Buiten wachten twee rijen soldaten, geweer aan den voet. Tegenover het schavot staat Ge neraal Cruz en rookt een sigaret. Vast en zeker, zonder te wankelen gaat Pater Pro naar voren Wilt a even wachten; Ik moet een grootere plaat voor zet- (Le Rire). De doodsche stilte, die over het winterland schap hangt,, wordt plotseling verbroken door een eigenaardig geschreeuw en ae eenzame zwerver zal het eerste moment onwil lekeurig uitzien naar de poes, die dit klaaglijke miauwen heeft laten hooren. Nergens in den omtrek is echter 'n verdwaalde kat te bespeu ren, maar over de weide, die bleek ziet in de krachtelooze bestraling van het najaarszonne tje, valt een schaduw.... Opziende ontwaren we een opvallend grooten vogel, die met tragen vleugelslag boven het terrein rondcirkelt en wijde spiralen beschrijft. Van tijd tot tijd stoot hij weer dien merkwaardigen kreet uit, als be klaagde hij zich luide over de onbarmhartigheid van 't jaargetijde en de schraalheid van zijn jacht. Maar in werkelijkheid is 't een loktoon en wanneer het weder goed is, zullen we ge tuige zijn van een wonderlijk mooi schouwspel: de vliegoefeningen van de buizerden. De schreeuw wordt beantwoord. Van drie, vier zijden tegelijk klimmen zijn soortgenooten om hoog en nu kan het spelen beginnen. Steeds miauwend, cirkelen ze rond, zeilen over de boomtoppen, staan roerloos op den wind als vliegers, slechts nu en dan even 'n vleugel uit slaande. Steeds meer vogels voegen zich bij de luchtacrobaten en vooral dit najaar, nu Ooste lijk Nederland méér buizerden schijnt te her bergen dan ooit, is het volstrekt geen zeldzaam heid, wanneer tien of zelfs meer vogels tegelijk hun zweefkunst vertoonen. Nog interessanter is het om Buteo als jager gade te slaan. En wanneer we zijn geliefde ter reinen eenmaal hebben ontdekt en we betrach ten de noodige voorzichtigheid, zullen we hem stellig in actie zien. Men verschuilt zich in de nabijheid van een vruchtbaar weiland, dat veel ratten- en muizenholen bevat en tien tegen één, dat de groote vogel behoedzaam neer zal strijken op een boom of paal, om vervolgens tot een steenen beeld te verstarren. Dan is er de gelegenheid, om den buizerd eens goed op te nemen. Hij is van respectabele afmetingen; de gemiddelde grootte, gemeten van kop tot staart, bedraagt ca. 50 c.M., de vlucht 1 meter 20 tot 1 meter 25. 't Is moeilijk, 'n bepaalde definitie van de kleur te geven. Weliswaar vormt bruin den grondtoon, maar er zijn oneindig vele com binaties en schakeeringen. Er zijn ongeveer geen twee vogels, die gelijke teekening vertoo nen. De borst is bijna steeds geelachtig wit, maar bfj sommige dieren zet deze kleur zich ook over de bovenzijde van de vleugels voort. In bepaalde gevallen zou men haast van albi no's kunnen spreken. Oudere dieren schijnen als 't ware op te bleeken, waardoor ze een ko- misch-waardig uiterlijk verkrijgen. Vanuit onze schuilplaats onderscheiden we scherp de geel- getinte pooten. Een buizerdenkop is iets bijzon ders! Géén roofvogel heeft 'n goedmoediger uiterlijk. Zijn oogen bezitten niet dien fascinee- renden, fonkelenden blik, die bij de meeste an dere leden van zijn geslacht de afspiegeling is van hun hartstochtelijk temperament, hun too- melooze moordzucht. In deze bruine oogen vonkt iets helders, iets onbeschrijfelijks, we zouden haast zeggen: iets menschelijks. Ofschoon de buizerd hier wel broedt zij het dan ook in kleinen getale zijn de meeste van dit broedsel afkomstige jonge vo gels naar zuidelijker streken getrokken. Het grós van onze wintergasten is uit het Noorden naar Oostelijk Nederland afgezakt. Ook bij bui zerden is 'n soort „volksverhuizing" waar te nemen! 't Zijn echte zwervers, die hun jacht gebied lang trouw blijven, indachtig de leuze: „ubi bene, ibi patria". Hun manier van jagen komt feitelijk meer overeen met die der kraaien dan met die der valken. Buteo is alles behalve kieskeurig en hij schuimt maar wè,t graag met die zwarte kwajongens op den akker. Oogenschijnlljk is hij 'n trage vogel, die niets liever schijnt te doen dan op de een of andere verhevenheid te zitten droomen, weggedoken in zijn veeren, steunend op één poot. Die traag heid is evenwel heel misleidend! 'n Al te dries te veldmuis heeft haar holletje verlaten en trippelt over de weide: 'n stip in de ruimte. Doch in het vogellichaam is plots beweging gekomen. In steile glijvlucht strijkt de buizerd op z'n ontzet slachtoffer neer en voordat dit ook maar één poging heeft kunnen doen om te ontsnappen, nemen de klauwen het mee omhoog, zoo gaat het door, dagen en dagen achtereen en geleidelijk verdwijnt de onge- wenschte knaagdierenbevolking in de weide, naar zijn maag. Dat deze vogel met z'n goed moedig uiterlijk bij voorkeur en welhaast uit sluitend muizen eet, is ten overvloede nog door verschillende onderzoekers aangetoond. Blasius vond 30 muizen in de maag van een buizerd en Martin, die talrijke dieren heeft opgezet, trof in de kroppen bijna nooit anders aan dan muizenresten. Dat zij ook niet voor adders uit den weg gaan, is bekend en dit zegt temeer, waar buizerden wel degelijk gevoelig zijn voor het venijn dezer reptielen. Nu zou men, na onze opsomming van al het nut, dat de buizerd den landbouwer zooal be wijst, meenen, dat de vogel nogal in de gunst staat. Niets is minder waar! Ofschoon wettelijk beschermd zelfs in die mate, dat reeds het vervoer van 'n gevangen of dood exemplaar strafbaar is beijvert men zich, om het dier op alle mogelijke wijzen uit te roeien. En waarom? O, wanneer we daarnaar in- formeeren, ontbreekt het den meesten niet aan argumenten! Maar die zijn geen van alle steekhoudend. Het vergaat den buizerd onge veer gelijk den vos. Iedere misstap, dien hij begaat, wordt lang en breed uitgemeten en de gewichtige diensten, die hij bewijst, moeten persé onder het verkleinglas! Onontwikkelde jagers beschouwen hem als den schadelijksten onder de roofvogels. Het valt niet te loochenen, dat hij zich wel eens aan 'n haas, 'n konijn of 'n fazant bezondigt. Feit is echter ook, dat 't niet Buteo was, die de dieren doodde. Niet zel den zijn het diezelfde jagers, die de ware schul digen zijn. Zij schieten wild aan, doch zoo, dat het zich nog wegsleept en de stervende dieren worden dan door den buizerd uit hun lijden verlost. Of hij verorbert de prooi, die door 'n hond of 'n havik werd verlaten. Het beste bewijs voor zijn onschuld is wel ge legen in zijn totale ongeschiktheid voor de valkerij. Z'n grootte en zijn kracht zouden hem oogenschijnlijk stempelen tot den meest idealen vogel voor dressuur. Doch zelfs langs kunst- matigen weg is men er niet in geslaagd, den vogel op wild af te richten. Helaas, er zijn jagers en boeren, die niet te overtuigen zijn! 2felfs is ons ooit een geval ter oore gekomen, dat een jachtopziener een buizerd schootl Deze categorieën vervolgen alles, wat krom me snavels en klauwen bezit. Ze yen era li.se eren het is een „klemmerd", dus hij moet dood! Eén onzer kennissen werd dezer dagen als roof vogelkenner bij uitnemendheid, verzocht om een dier te determineeren, dat bij een boer op de klem gevangen was. Hij liet zich vooraf inlichten en kwam te weten, dat een groote vogel herhaaldelijk boven de kippen was ver schenen, op deze stiet en er telkens een buit maakte. Maar nu was daar paal en perk aan gesteld, want de trieste resten van een kip hadden den roover op de val gelokt. Aanvan kelijk werd aan een havik gedacht, maar toen het ruw gebonden slachtoffer uit de mand werd getild, staarde onze vriend in de sy>ed- moedige oogen van.... een buizerd. Wat baat ten al zijn redeneeringen? „Hij heeft het ge daan; hij gaat er aan" zei de boer en hij hield woord. De ongelukkige vogel heeft moeten boe ten voor de wandaden van een hond of van een havik. Dan zijn er nog tal van lieden, die de vogels vangen, om ze aan liefhebbers te verronselen. Meestal vinden ze wel een kooper, die het kadaver naar den preparateur brengt om 't daarna een plaatsje in z'n huis te geven. Hoe veel woonkamers worden niet ontsierd door museum-achtig stijf gerangschikte, gemummi ficeerde vogellijken! Soms nog opgezet op een wijze, die iederen kenner in den lach doet schie ten! Ja, de buizerd is een groote, fraaie vogel, die het aan den wand héél goed zal doen.... Dus hij ondergaat de groote onderscheiding om te worden gedood (hoe, dat laten we hier maar liever in het midden!) en ten eeuwigen dage in dit geval een zéér beperkt begrip temidden van een verkleurden reebokkop en een als vredesduif opgezetten sperwer te pron ken. En reeds bij de kleine kinderen groeit het besef, dat een vogel dient, om.... te wor den geprepareerd Ons werden in één week niet minder dan vier buizerden te koop aangeboden. Ondanks het feit, dat Twente dit jaar meer dan ooit van deze vogels wemelt, demonstreert het toch, hoeveel jacht erop wordt gemaakt. Zeker, in dergelijke gevallen kan men de politie waarschuwen. Een bekeuring is het ge volg. Maar wat bereikt men daarmede? Zoo lang de menschen zich eenvoudig niet willen laten overtuigen, baat de wettelijke bescher ming den buizerd weinig. Het is niet voldoende, dat een wet wordt nageleefd uit vrees. Men moet zich ook af vragen, waarom die wet er is. En eerst dan zullen zijn tegenstanders moeten erkennen, dat de buizerd een verschijning is, die noode uit ons mooie landschap gemist kan worden. Scotland Yard, de centrale der Engelsche Crimineele Politie, maakt momenteel de jaar- lijksche balans op. Zij zal ditmaal scherper uit zien dan ooit tevoren. De moorden en ernstige misdaden zijn in 1935 toegenomen. Vóór alles echter waait een frissche wind in Scotland Yard. Sir Philipp Game, de nieuwbenoemde Chef van de Lndensche Politie, neemt zijn ambt nauwkeuriger op dan wie van zijn voor gangers ook. Hij heeft alle middelen ter beschikking ge steld, om de criminaliteit in Engeland te be strijden. Hij probeert een methode te volgen, welke, wanneer zij succes heeft, eenig in haar soort zal zijn. Hij houdt haar evenwel angst vallig geheim en heeft geen enkelen vertrou weling op dat punt. Toch heeft Sir Game het aantal misdaden, hetwelk in den loop van het jaar 1935 is ge pleegd, niet kunnen verkleinen. Integendeel, nog nooit hebben de Britsche detectives zóó weinig succes mogen boeken als wel dit jaar. Engeland noemt zich wel steeds het land, waar men de beste detectives vindt, doch dit neemt niet weg, dat tot nu toe in geen enkel Europeesch land zooveel onopgehelderde moor den te tellen zijn als juist in Engeland! Uit het jaar 1934 alleen bleven de volgende gevallen van misdaden onopgehelderd, welke evenwel door de crimineele politie worden be titeld als „misdaden, waarvan zeer spoedig de oplossing wordt gevonden". Te Brighton vond men op het spoorwegsta tion een verminkt vrouwenlichaam in een kof fer. Verder ontdekte men in een tweeden kof fer het lijk van zekere Violet Kaye, wier moor denaar eveneens uit handen der politie bleef. Te New Cross werd de kapper Robert Ven- ner vermoord in zijn winkel gevonden. Te Yarmouth werd Horace Butcher om het leven gebracht, en te Kearsley vermoordde en beroofde men de 66-jarige Miss Morrow. Wie zijn de daders van al deze moordgevallen? Niemand weet het. Scotland Yard heeft het „nog" niet kunnen ontdekken. Nog altijd weet men niet, wie de doode is, dien men nabij Brentford in het Kanaal vond en wiens linkerbeen men aan een spoorweg- wagon op het Waterloo-Station ontdekte. Een 60-jarige zakenvrouw te Ogle werd op dezelfde wijze vermoord als de kapper van New Cross. De dader bleef onbekend. De Russin Josephine .Martin, genaamd Frensch Fifi, werd op 4 Nov j.l. in haar woning gewurgd ge vonden. Al deze gevallen zijn raadsels, die Scot land Yard probeert op te lossen, wanneer geen spoedwerk wacht. over het plein voor de groote schietschijf, en keert zich met een korte beweging om. Een officier treedt naar voren en vraagt: „Hebt u nog een wensch?" „Laat me nog even bidden f" De vraag wordt toegestaan. Pater Pro keert zich om en haalt zijn gei- loftekruis te voorschijn het kruis dat hij ontving op den dag, dat hij in de Orde trad en het kleed ontving, dat hij nu in zijn vaderland, in zijn stervensuur niet dragen mag.... hei kruis, dat hem zijn leven lang vergezelde, dat op zijn bidstoel lagdat hij in zijn hand hield toen hij na de zware maagoperatie in zijn pijnen bij O. L. Heer hulp zochtdat hem op zijn apostolische reizen in Mexico im mer vergezeld had. Zooals reeds zoo vaak, brengt hij het kruis aan zijn lippen en kust de heilige wonden van den Heiland, Die voor hem zijn leven gaf en voor Wien hij nu zelf zijn leven offeren mag. Stil knielt hij twee korte minuten en spreekt met zijn God. De officier staat aan zijn zijde. Pater Pro staat op, keert de borst naar de soldaten, heft de handen op en zegent hen. Nog eenmaal verheft hij zijn stem: „Heer, gij weet, dat ik onschuldig ben. Van ganscher harte vergeef ik mijn vijanden." De officier vraagt: „Zal ik u blinddoeken, Pater Pro?" „Dank u! Neen!" De commandant treedt ter zijde. „Geeft acht!" Een ruk gaat door de beide rijen van sol daten: „Gereed voor het schot!" De geweren gaan omhoog. „Legt aan!" Pater Pro breidt de armen uit, zooals eens de Heiland aan het Kruis. Kalm staart hij in de loopen van de twee dozijn geweren en luide roept zijn stem: „Viva el Christo Rey! Leve Christus Koningl De officier laat de sabel zakken. Het salvo kraakt. Pater Pro stort neer. Hij leeft nog. Een soldaat treedt op hem toe. Houdt het geweer dicht bij zijn hoofdnog een schotPater Pro is dood.... vermoord terwille van zijn geloof. Om hem heen vallen zijn gezellenOn schuldig en sterkVallen voor Christus en de vrijheid van Zijn Kerk. Zoo stier/en en sterven in onzen tijd onze broeders voor den Heiland, den Koning van tijd en eeuwigheid. Wüj leven in een grooten tijd. Tooncn wij, dat wij dezen tijddat wij zulke broeders waardig zijn! In Parijs is een genie-officier, die zijn uni form afgelegd en voor de ruwe pij der Broe ders van den H. Johannes van God verwisseld heeft. Deze Broeders houden zich hoofdzakelijk bezig met de verpleging van krankzinnigen. Op zekeren dag achtervolgde hem in de straten van Parijs een ruwe bende apachen, die hem luide toeriep: „Weg met de Jezuïeten!" Broeder Ma- galon, zoo heet thans de officier, keerde zich om en zei rustig: „Ik ben geen Jezuïet, ik ben een Broeder van den H. Johannes van God. ik verpleeg krankzinnigen, ik ben geheel tot uw dienst, heeren!" De twistzoekers zwegen en zochten vlug een heenkomen in een zijstraat. De beroemde Italiaansche tooneelspeler Zao- cani stond op zekeren avond op het punt het tooneel te betreden van het nieuwe concertge bouw van Buenos Aires. Op het laatste moment werd hem het bericht van den dood van zijn besten vriend Podesta, eveneens een tooneel speler van naam, medegedeeld. Zacconi was buitengewoon bedroefd, maar toch liet hij het gordijn ophalen. Hij ging op het tooneel en hield daar voor de talrijke be zoekers een korte toespraak ter nagedachtenis van wijlen zijn vriend Podesta. Daarna knielde hij midden op het tooneeï neer en wijlde vijf minuten lang in een stil gebed voor zijn overleden vriend. Het publiek stond op en staarde in stomme verrassing en oprechte bewondering naar het feit, hoe een tooneelspeler in deze omgeving het menschelijk opzicht overwon.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 8