IN EN OM HAARLEM
m
dm da§
1Tf
SITTERS;
DE los
De Haarlemsche gemeente-
begrooting
rembrandt-theater
hHTkSnSLDe moord op
1EI0SPRIJS
VOOR LORDEN
DONDERDAG 9 JANUARI 1936
CHARLOTTE KÖHLER
DRAAGT VOOR
Schoone passages uit het Oude
T estament
SPAANSCHE AVOND H.O.V.
SCH0TERWEG 1 - TELEF. 16659
BALLETS RUSSES DE PARIS
Optreden in den Stadsschouwburg
Mijn Bridge-ervaringen
REGEERING KOOPT EEN
MAUVE
Roodvonk
POLTTIE-STOPTEEKENS
Shakespeare in Amerika
Tim Dauncy j
Nieuw j aar sgraphiek
Groote bedrijvigheid
DOOR FLETCHER
Als we het publiek vertellen wat we weten.
g—iiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiinnimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiiniiniiimiiiiimnmininiiiinmiiiiiiimiiiiniininiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiirtiiiiiinwiiE
SuiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiuS
De gisterenmiddag gehouden begrootingszit-
ting de eerste werd geopend met een
nieuwjaarsrede van den burgemeester. Deze
speech was wel in staat om de raadsleden in de
vereischte zuinige stemming te brengen, want
het beeld, dat hij schetste van de werkloosheid
in Haarlem was waarlijk benauwend. Duizend
werkloozen meer dan in December van 1934!
Wat dat beteekent voor de gemeentefinanciën,
behoef ik u niet te zeggen, voegde de burge
meester er met nadruk aan toe. De aanwas van
de Haarlemsche bevolking met 2000 per jaar,
waarvan de burgemeester gewag maakte, zou in
andere omstandigheden ongewijfeld een reden
zijn geweest om met trots te vermelden, maar
kon hem nu blijkbaar maar weinig bekoren.
Mogelijk is hij een gevaar voor de harmonische
ontwikkeling van de gemeente en op den duur
zou hij wel eens in sociaal en financieel opzicht
voor Haarlem een onevenwichtigen en daardoor
moeilijk houdbaren toestand kunnen scheppen,
zeide hij. Zooals bekend, wordt door B. en W.
een studie gemaakt van de samenstelling van
onze bevolking en wordt nagegaan in hoever de
nieuwe vestigingen kapitaalkrachtige personen
betreffen of niet. Wij zullen dus spoedig weten
of de vrees van den burgemeester gegrond is.
Nadat een korte raadsagenda was afgewerkt
ving het groote jaarlijksche woordduel over de
Begrooting aan met het houden van algemeene
beschouwingen.
Er was een lawine van voorstellen, maar de
burgemeester zette daar eerst den bezem in
door die voorstellen te elimineeren, welke al
leen maar interesse bleken te hebben voor den
voorsteller en geen steun van andere raadsleden
konden verwerven.
Eerste spreker was de heer Noordhoff, die
sinds de heer Reinalda tijdelijk wethouder is
geworden, ter vervanging van den heer Mr.
Gerritsz, als woordvoerder der S.D.A.P. optreedt.
Hij besprak uitvoerig den uitslag van de stem
bus. Het burgerlijk bloc, waar hij dan onder
verstond de Vrijzinnig-democraten, den Vrij
heidsbond, de R. K., de anti-revolutionnairen
en de Christelijk-historischen, hebben volgens
hem de nederlaag geleden tengevolge van hun
slechte politieke beleid tijdens de in September
afgesloten zittingsperiode en de S.D.A.P. heeft
met twee zetels winst, ook volgens hem, de
overwinning behaald.
En na er zich over te hebben beklaagd dat aan
de S.D.A.P. de haar toekomende twee wethou
derszetels zijn geweigerd, legde hij vast, dat de
meerderheid, waarop het huidige college van B.
en W. steunt, geslonken is tot 20 zetels met een
totaal aan kiezers, dat maar even boven de 50
pCt. ligt. Er behoeft maar een kleinigheid te
gebeuren, zoo voegde hij er quasi medelijdend
aan toe of de meerderheid is verloren. Waar
lijk geen benijdenswaardige positie voor het col
lege, klaagde hij. En wat zou het mooi hebben
kunnen zijn als de S.D.A.P. en de katholieken
nu eens samen het college hadden gevormd. In
die richting wees toch de stembusuitslag....
Het zal de Haarlemsche burgerij evenals ons
wel ontgaan welk pleizier de S.D.A.P. er in
heeft om dit college maar steeds te blijven
voorstellen als den representant van het bloc
Vrijz. Dem., Vrijheidsbond, R.K., Anti-rev., en
christelijk-historischen. Niet dat deze partijen
zich daarvoor zouden hebben te schamen, maar
het nuchtere feit ligt er nu eenmaal, dat dit
college van B. en W. niet steunt op de genoemde
partijen, omdat het op zoo'n meerderheid nu
eenmaal niet steunen kan, maar dat het ook
rekent en steunt op de S.D.A.P. Het is een col
lege, dat, gezien den uitslag der verkiezingen en
met het oog op de tijdsomstandigheden, op zoo
breed mogelijke basis is gesteld en er wordt
een beroep gedaan op verantwoordelijkheidsge
voel van alle partijen of zij willen of niet om 't
regeeren mogelijk te maken.
Ook op de S.D.A.P. De S.D.A.P. kan in de
oppositie gaan als zij wil, maar zij doet het
niet, zooals de heer Noordhoff herhaaldelijk
verklaard heeft. Maar dan moet hij het niet
voorstellen alsof de S.D.A.P. met dit college
niets van doen heeft, alsof pi er geheel buiten
staat. Zij heeft er alles mede te maken. De
zwakheid van dit college is zijn kracht, want
meer dan in het verleden zal elke partij de
verantwoordelijkheid van haar daden moeten
dragen. Een eerste gevolg daarvan is reeds ge
weest, dat de S.D.A.P. haar rol van „oppositie
partij" heeft los gelaten en wij zijn bereid haar
moed om dat te doen te prijzen. Ook de Haar
lemsche burgerij zal haar dank weten d aaTvoor,
omdat een andere houding voor Haarlem ruï
neus zou zijn geweest. De tijd dat de S.D.A.P.
de verantwoordelijkheid aan de andere par
tijen kon overlaten w'at dezen, laten wij dat
maar toegeven, bij de laatste verkiezingen
stemmen gekost heeft en waarvan de S.D.A.P.
heeft geprofiteerd is voorbij en wij zullen
zien hoe de kiezers bij de volgende stembus
over haar zullen oordeelen. De heer Bijvoet
legde er den nadruk op, dat in het college de
verschillende stroomingen in den raad verte
genwoordigd zijn. Dit is, volgens hem, ook in
overeenstemming met den geest van de wet,
die het college van B. en W. ziet als uitvoerder
van de raadsbesluiten. In dit systeem past niet
het stelsel van evenredige vertegenwoordiging,
waarop de heer Noordhoff zich ook beroepen
had. De winst van twee raadszetels, waarop de
woordvoerder der S.D.A.P. gepocht had, schreef
hij meer toe aan de toepassing van het Stelsel
der grootste gemiddelden dan aan stijging van
het stemmencijfer. Wat volkomen juist is. De
heer Visser (chr.-hist.) rekende voor, dat de
S.D.A.P. eigenlijk maar recht had op twaalf
raadszetels, omdat zij slechts ruim 31 pCt. van
het totaal aantal stemmen behaalde. Dat zij
meer zetels verkreeg, w'as te danken aan de
kieswet, die de groote partijen bevoordeelt. En
zoo bleef er van de „overwinning" der S.D.A.P.
bitter weinig over, wat in overeenstemming is
met de feiten. Zij heeft zich bij de laatste ver
kiezingen goed gehandhaafd, maar datzelfde
kan ook wel gezegd worden van andere par
tijen b.v. van de R. K.
Wy hebben in de afgeloopen maanden tij
dens discussies in den raad wel eens den in
druk gekregen, dat bij de behandeling van de
begrooting zou worden aangestuurd op een an
dere samenstelling van het college van B. en
W. Tot nu toe is het gebleven bij enkele onge
vaarlijke opmerkingen en wij hebben wel de
overtuiging gekregen, dat het huidige college
voorloopig op zacht fluweel zit.
De heer Noordhoff behandelde ook eenige
punten van practische politiek. Zoo vroeg hij
naar een program van B. en W. Die vraag, wij
herhalen het, is dan ook gesteld aan zijn par
tijgenoot in het college van B. en W. en wij
mogen benieuwd zijn wat de heer Reinalda
daarop zal antwoorden. Voorloopig diende de
heer Bijvoet hem van repliek door de meening
uit te spreken, dat het in dezen tijd verstandi
ger is en juister er maar geen van tevoren op
gesteld program op na te houden. Van de ove
rige punten, die de heer Noordhoff besprak,
w'iHen wij de aandacht vestigen op zijn pleidooi
voor een nieuwe actie tot wijziging van de
Haarlemsche gemeentegrenzen. Deze kwestie is
ook reeds in de afdeelingen besproken en het
blijkt uit de Memorie van Antwoord, dat B. en
W. daar wel ooren naar hebben.
Het is zeker te betreuren, dat deze twistappel
zoo kort na de grenswijziging van 1927
tusschen Haarlem en de omliggende gemeenten
is geworpen. Kans op grenswijziging van Haar
lem is er natuurlijk in afzienbaren tijd niet. Om
dat niemand de regeering duidelijk zal kunnen
maken, dat zij noodig is. Zelfs al zou de fi-
nancieele toestand van Haarlem annexatie van
omliggende gemeenten wenschelijk maken, dan
kan zoo'n financieel motief nooit een reden
voor grenswijziging opleveren. En aan gebied
voor uitbreiding heeft Haarlem in de .eerste
tientallen jaren geen behoefte. Maar welk voor
deel zou grenswijziging voor Haarlem brengen?
De belastingkwestie zal binnenkort geen kwestie
meer zijn. Reeds nu verschillen de belastingen
van Haarlem, Heemstede en Bloemendaal maar
weinig met elkaar en dat kleine verschil weegt
op tegen de voordeelen, die ontegenzeglijk
verbonden zijn aan het wonen in een stad. Wan
neer wij eenmaal normale tijden krijgen, zal dat
verschil heelemaal wegvallen. Tenzij Haarlem
slecht zou worden beheerd! Maar om dat te
compenseeren wordt toch geen grenswijziging
toegestaan. In 1927 heeft Haarlem een zeer noo-
dige grensuitbreiding gehad. Zij is onvoldoen
de geweest. Maar toen het gemeentebestuur haar
aanvaardde kon het weten, dat daarmede een
nieuwe grenswijziging voorloopig van de baan
zou zijn. Pogingen voor een nieuwe annexatie
zullen zeker geen succes hebben en het opra
kelen van het spookbeeld is een onvriendelijke
daad tegenover onze naburen. Er zijn andere
middelen om onze gemeentefinanciën te sanee-
ren!
Om niet te uitvoerig te worden moeten wij
voor het overige naar het verslag verwijzen. Er
zal nog wel gelegenheid zijn in volgende over
zichten het een en ander van het gesprokene
naar voren te brengen. Wij denken b. v. aan
een belangwekkende speech van den heer van
Kessel over hulp aan den middenstand. Vermel
den wij nog slechts, dat in de avor^lzitting o. m.
de heer Engelen van de Katholiek Democrati
sche Partij aan het woord kwam. Wij hadden
van zijn begrootingsrede hoog gespannen ver
wachtingen, omdat hij er zoo nu en dan in de
maanden, die achter ons liggen, naar verwezen
had. Wij kunnen echter niet anders zeggen, dan
dat zij ons sterk tegenviel door haar stijlloos-
beid. Onaangenaam was de onsmakelijke wijze,
waarop hij den heer Castricum verweet, dat de
ze het soms oneens blijkt te zijn met de andere
leden der R. K. Staatspartij. Dat was geen po
litiek van groot formaat. Ook zijn, niet sterk ge
argumenteerde, philippica tegen de R.K. Staats
partij was niet fijn. Het geheel van zijn rede
maakte den indruk van zonder zorg in elkaar
te zijn gezet. Het voornaamste deel was wel een
voorstel tot wijziging van de tarieven van gas,
water en electriciteit. Het was moeilijk te volgen,
omdat het tamelijk ingewikkeld was. B. en W.
zullen het waarschijnlijk wel in studie laten ne
men.
De heer Engelen zeide tenminste dat de ge
meente er geen financieel nadeel van hebben
zal en dat het zou kunnen bijdragen om het
gebruik van gas, water en electriciteit te be
vorderen. Waar B. en W. geen ander doel heb
ben dan zooveel mogelijk gas, water en licht
tegen de prettigst berekende prijzen aan den
man te brengen, zullen zij ongetwijfeld gaarne
de ideeën van den heer Engelen door de direc
teuren laten onderzoeken. Tot slot van de avond
zitting voerde mevrouw ScheltemaConradi,
van den Vrijheidsbond, het woord en hield een
der beste redevoeringen van den heelen dag.
Over het geheel bracht de eerste zitting weinig
interessants.
Voor wie het nog niet wist werden Woens
dagavond in den Stadsschouwburg twee waar
heden blootgelegd.
De Bijbel is een Boek vol onvergelijkelijke
schoonheid' en diepte van levenswijsheid;
en Charlotte Kohier is een groote kunste
nares.
Zij droeg voor uit Prediker, het Hooglied en
de Psalmen. Voor elk van deze drie uitgebreide
voordrachten had zij een passend cosiuum ge
kozen: de oude wijze, de stralende bruid, de
zwarte boeteling. En met dat gewaad, in rustig-
sierlijke lijnen geplooid om de zittende gestalte
in het verlichte midden op het tooneel van
enkel donkere doeken, harmonieerde de uit
drukking, de vorm zelfs, van het gezicht, de
lijn van het sobere gebaar.
In de wjjze van voordragen, die mevrouw De-
fresne zich eigen heeft gemaakt en die gehesl
oorspronkelijk is, zijn dat geen bijkomstigheden.
Want dit is geen declameeren in den gewonen
zin; dit is een volledig opvoeren van gedachten
in beeld voor de fantasie van het auditorium.
Men hoort de stem en ziet het gebaar, doch
om de gestalte heen bewegen zich voor oog en
oor de geesten, die door de innige verklanking
van het woord worden opgeroepen.
Dit is alleen maar mogelijk doordat de kun
stenares het woord niet uiterlijk reproduceert,
maar innerlijk doorleeft, om het dan in de
weergave zichtbaar te maken. Zij spéélt, van
binnenuit, het hooggestemde vers.
Daarom eischt het bijwonen van deze voor
drachten een volledige toewijding, om het schoo
ne ook volkomen te kunnen genieten. Het is
geën ontspanning, eerder een inspanning voor
den geest, maar deze overgave vindt onmiddel
lijk een rijke belooning in het zuivere genot van
het opgevoerde meeleven en middellijk nog door
de verruiming van het begrip der stof. De rijk
dom van het Heilige Boek wordt bij zóó loutere
en wijdsche weergave op weergalooze wijze
openbaar.
De Oostersche sfeer, de weelde der verbeel
ding, de macht van het gevoel, de verheffing
van den geest hoe kwam dat alles uit in den
stralenden zang van het Hooglied! En de ver
nedering van den geslagen mensch, die vol ver
trouwen den machtigen God! smeekt om van
zijn vijanden verlost te worden, sprak aangrij
pend uit de bewogen klanken der boetpsalmen.
En, voor ons gevoelt wel 't schoonste van den
avond: de rustige, wijsgeerige, heel het leven
omvattende klacht over de ij delheid der ijdel-
lieden, die allen menschenarbeid teekent.
In roerlooze stilte werd dat alles door het vrij
talrijke auditorium ruim in zich opgenomen.
En even stil ging men na afloop heen, dankbaar
gestemd jegens de groote kunstenares, die de
wijding van het Woord zóó breed over haar
hoorders uitspreidt.
H. B. v. d. S.
Een uitgebreid Spaansch programma stond
op dit specifiek Spaansch concert te worden
uitgevoerd. Naast Albeniz en De Falla, die wel
als de voornaamste vertegenwoordigers van de
hernieuwde Spaansche School mogen gelden,
was echter nog slechts Joaquin Turina, die toen
ook al van 1882 is, de eenige componist van den
lateren tijd, wien een plaats op het programma
was ingeruimd. Van Granados, de Mompon,
Salazar, Espla hoorden we niets. We mogen
aannemen dat daarvoor de aanschaffingskosten
van muziek te hoog waren.
Toch kregen we met het gehoorde, waarbij
niet minder dan drie eerste uitvoeringen wa
ren, een goeden ensemble-indruk van de Spaan
sche muziekliteratuur van den laatsten tijd. Als
geheel viel ons echter de Scène Andalouse, voor
altviool, piano en strijkkwartet van Joaquin
Turina, evenwel nogal tegen, al komen er
alleraardigste en onverwachte klankeffecten in
voor, en al is het rhythme, dat domineert, vol
afwisseling. Fred. Leidner, die de alt-soli ver
tolkte, had, evenmin als Felix de Nobel, die
aan dén vleugel zat, een belangrijke partij te
vervullen. Het klankstuk voldeed slechts matig
aan onze verwachtingen en had ook blijkbaar
het publiek niet in bijzondere mate verrast.
Het werk van Manuel de Falla „El Amor
Brujo" viel beter in den smaak. Eigenlijk is
ZONDER VOORUITBETALING
10 jaar alle reparaties gratis
het een voor het tooneel geschreven ballet, een
beeld gevend van het Zigeunerleven, met dans,
pantomime en solo-zang, met een zeer beperkt
orkest. Dit opus telt zeer verrassende klank
effecten en zeker ook een grootere eenheid.
Toch zouden we deze muziek als begeleiding en
illustratie van een ballet verkiezen boven de
uitvoering in concertvorm. Immer, ook de wei
nig melodie-rijke liederen, ofschoon raak ge
karakteriseerd, en door Hans Gruys met veel
temperament vertolkt, maken hier minder ef
fect dan ze het bij uitvoering van het ballet
zelve ongetwijfeld zouden hebben gedaan.
Nochtans was het verworven succes zeer groot
en juichte men soliste, dirigent en overige uit
voerenden langdurig toe.
Na de pauze kwam dit voor een deel mis
schien omdat we met de daarvoor gespeelde
werken nog' slechts in eerste auditie kennis
maakten? werd echter eerst oprecht en volop
genoten van de toen gespeelde werken. Het
rhythmisch vurige en sterk geaccentueerde
„Catalonia" van Isaac Albeniz, veelzeggend en
expressief ondanks zijn beknoptheid van afme
ting, werd met levendig applaus begroet.
Veel succes behaalde de soliste en ook Frits
Schuurman zelf wederom met de Vijf Spaan
sche Volksmelodieën, waarover we bij vorige
uitvoeringen zoo waardeerend schreven. Vijf
prachtige miniaturen van echt Spaansche folk
lore, waarvan vooral het Wiegelied door z'n
weemoedigen, teeren eenvoud en verheven in
nigheid treft, de andere door het felle sarcasme
of de geestige raillerie. Zoo lang hield het da
verende applaus aan, dat de zangeres het Wie
gelied bisseerde. Ons compliment aan het or
kest, dat dit lied, evenals de overige trouwens,
zoo fijn begeleidde.
Met de brillant uitgevoerde dansen uit het
ballet „El Sombrero de tres picos" van de Falla
werd deze over het geheel genomen uitstekend
geslaagde avond waardig gesloten.
J. S.
Het Russisch Ballet van Parijs geeft in den
Stadsschouwburg op Dinsdag 14 Januari a.s.
een voorstelling.
Behalve de „Bolero" van Ravel en de dan
sen uit Prince Igor" van Borodine, staan o.a.
op het repertoire: „Syphides" van Chopin,
„Spectre de la Rose" van C. M. Weber, „Sou
venir de Vienne", naar motieven van Strauss.
Bovendien worden er nog een groot aantal
„Divertissements" uitgevoerd door de verschil
lende leden van het uit 30 personen bestaande
Corps de ballet.
Uj Zondagmorgenfilm in het Rembrandt-
theater is altijd iets bijzonders de-film die
er as. Zondag 's morgens om half twaalf zal
draaien, is al iets heel bijzonders, en wel om
het eigenaardige feit, dat wij ieder die niet
kan bridgen moeten aanraden haar niet te gaan
zien. Hij zou er niets aan hebben. Met des ie
meer klem raden we daarentegen ieder die wèl
kan bridgen aan Zondagmorgen naar het
Rembrandttheater te gaan, omdat hij er zal
kunnen genieten van een drietal films, waarin
niemand minder dan Ely Calbertson, de man
van het naar hem genoemde bridge-systeem
de hoofdrol vervult.
Het zijn alle drie speelfilms, verhaaltjes met
een intrigetje er in, maar dat is ditmaal niet
de hoofdzaak, het gaat hier om de rol die het
bridgespel in deze intriges vervult en meer nog
om de wijze waarop de bridge-nroblemen door
Calbertson in hoogst eigen persoon worden op
gelost en verklaard.
En verklaard. Ja, dat is het wel waarom ieder
die bridge speelt deze films moet gaan zien
Calbertson geeft u als het ware les in het brid
gen en velen die meenen al een heele Piet in
het edele bridgespel te zijn, zullen hier tot de
ervaring komen, dat ze nog heel wat kunnen
leeren. Let u eens op het zes-ruiten spel in de
laatste film.
Het zal Zondag wel flink bezet zijn in Rem
brandt, want ieder die bridget en dus ook weet
wie Calbertson Is, zal de gelegenheid willen
aangrijpen, hem nu ook eens te zien en wat
meer zegt, te zien spelen.
Maar nog eens, wie niet weet wat bridge is
blijve Zondagmorgen maar liever thuis.
Op de Najaarstentoonstelling van St. Lucas
in het Stedelijk Museum te Amsterdam is de
schilderij „Zee" van Mauve door de regeering
aangekocht.
Het oude vrouwtje stond voor het kleine
raam en tuurde over de ondergordijntjes
naar den piependen en krakenden auto,
die door het karrespoor op haar erf afkwam.
Het wagentje stopte knarsend voor de deur der
eenvoudige woning.
Zij opende de deur en stapte de stoep af, haar
vriendelijk gezicht in een vragende plooi.
„Goeden avond, juffrouw Dauncy," groette de
magere, verweerde bestuurder, terwijl hij uit
stapte en z'n hoed met een zwaai afnam.
„Hoe gaat het, sheriff?" vroeg de oude juf
frouw, „heb je geen zin binnen te komen?"
„Heel graag, juffrouw Dauncy," antwoordde
de aangesprokene, en stapte achter haar aan,
het tiuisje binnen. In de lage, gezellige kamer
stond een splinter-nieuw, modem radio-toestel.
„Een nieuwe radio, juffrouw Dauncy?" vroeg
de bezoeker.
„Ja, sheriff," glimlachte het vrouwtje. „En
een prachtige ook, vind je niet? Die heb ik van
Tim gekregen. Mijn jongen vergeet z'n moeder
niet."
„Wel, juffrouw Dauncy, het is juist over Tim
dat ik u spreken moet," zei de sheriff, terwijl hij
z'n grooten hoed zenuwachtig rond draaide.
„Dat dacht ik wel," antwoordde ze kalm; „er
zijn in de laatste dagen al meer menschen hier
geweest .in de hoop Tim hier te treffen, al zei
den ze het allemaal niet zoo ronduit als u. Ja,
het is zoo, rechercheurs, journalisten en al dat
slag menschen jaagt al twee jaar achter hem
aan."
„Maar ik jaag niet achter hem aan.... Dat
wil zeggenik
Het vrouwtje leunde voorover op haar stoel.
„Het wordt tijd, sheriff," zei ze scherp, „dat
ze m'n Tim nu eens een beetje met rust laten.
Je weet evengoed als ik, dat Tim niet voor de
helft aansprakelijk is voor alle dingen, waar ze
hem van beschuldigen. Het mag waar zijn, dat
hij een bank heeft opgelicht, en misschien nog
een en ander op z'n geweten heeft, maar geeft
dat anderen recht, om van iederen schurken
streek, die in deze omgeving gebeurt, de schuld
maar op hem te werpen?"
„Neennatuurlijk niet," mompelde de
sheriff.
Juffrouw Dauncy ging rechtop in haar stoel
zitten: „Dat zou ik ook denken. Ik heb gehoord,
dat er een belooning van duizend dollars is uit
geloofd voor dengene, die hem dood of levend
aanbrengt.... en als Tim Dauncy dan zoo
slecht en gemeen is, als wordt beweerd, denk je
dan niet dat er wel iemand dat geld zou wil
len verdienen? Maar Tim is de beste, goedhar-
tagste jongen, die er bestaat, en geen van de
lui, die hem goed kennen, zou hem willen ver
raden."
Even hief de sheriff z'n hand op en schraapte
z'n keel.
„Juffrouw Dauncyik moest het u juist
vertellenTim is gisteravond door John
Croker neergeschoten."
Haar gerimpelde hand klemde zich kramp
achtig om de stoelleuning. Ze stond half op en
viel toen weer terug.
„John Croker," stamelde zij. Toen ontspanden
zich haar trekken in een opgeluchten glimlach.
„Och koom, sheriff, vertel me nu geen praatjes!
Jonn Croker is Tim's beste vriend. Hij heeft
hier dikwijls gelogeerd. Drie dagen geleden
heeft hij hier nog gegeten, dus hij
De man der wet bestudeerde het verschoten
patroon van 't karpet.
„En toch juffrouw Dauncy," sprak hij met
schorre stem, „heeft hij 't gedaan, van morgen
bracht hij ons het lichaam...."
„Maar niet van Tim!" riep het vrouwtje
heftig.
„Gekleed in Tim's kleeren," klonk het som
ber uit dén mond van den bezoeker.
„Dat zegt nog niet dat het Tim is, sheriff
Dat zou John niet gedaan hebben. Hij is bijna
Voor verkeer,
lat den agent
ran achteren
nadert.
Voorverkeer, dat
den agent van
voren en achteren
nadert.
Voor verkeer,
dat den agent
van voren
nadert.
Alhier zijn van 29 December tot en met 4
Januari, zes gevallen van roodvonk geconsta-
teerd) waaronder twee gevallen in één gezin.
In verband met de moeilijkheden, waaronder
het tooneel in Nederland gebukt gaat, is het
interessant te vernemen, dat in de Vereenigde
Staten thans een groote belangstelling bestaat
voor de drama's van Shakespeare. Deze nieuwe
belangstelling is bovendien bijzonder loonenc
voor eenige bekende acteurs.
Miss Katherine Cornell b.v. heeft juist een
toernee achter den rug met „Romeo en Juliet".
Zij is in 40 steden in het geheel 232 maal op
getreden als Juliet. Daarvoor heeft zij 24.0C0
mijlen moeten reizen. Zij heeft hiervoor onge
veer 675.444 dollar ontvangen. In één week is
zij in zes verschillende steden opgetreden. Miss
Cornell ontving hiervoor 33.000 dollar. In een
stad, Des Moines (Iowa) heeft zij voor één
enkele voorstelling, waar 3000 menschen aan
wezig waren, 8075 dollar ontvangen.
Miss Cornell zal nu eenige voorstellingen te
New York geven, waarbij de Engelsche acteurs
Maurice Evans en Ralph Richardson resp. ais
Romeo en Mercutio zullen optreden.
Gladys Copper heeft in Othello en Macbeth
groote triomfen geoogst.
llimitllllllltfllllllllllllIHMItlllllllHII*
IIMIIIMIIIItllllllll
een familielid van ons; gelijk met Tim opge
gloeid."
„Nu, ik moet toegeven, dat we geen absolute
zekerheid hebben dat het Tim is. Het schijnt
dat Croker een van die moderne patronen heeft
gebruikt. De kogel heeft bij het binnendringen
in het achterhoofd slechts een klein gaatje ge
maakt, maar aan den voorkant niet veel van
het gezicht heel gelaten. Niemand kan dus het
lijk herkennen.... We zouden moeten afgaan
op Croker's woord. Nu dacht ik, dat u misschien
zelf zou willen meegaan om te zien of het
Tim is."
Zij schudde het hoofd. „Het kan mijn jongen
niet zijn, sheriff, zei ze rustig. „John Croker
tracht de politie Ml
te bedriegen. Ik i"
een leugenachtig
karakter had. Ik I
kan me niet voor-
stellen, dat er 7
iemand in staat is, z'n vriend op zoo'n gemeene
manier om te brengen. Maar ik heb er geen
bezwaar tegen, mee te gaan. Ik zal even m'n
muts halen."
Zij verdween in de andere kamer en kwam
terug met een gesteven kapje op. Gedurende
den vijf mijl langen stoffigen weg spraken ze
niet. Ze stopten voor het houten politiegebouw-
tje, waar de dorpsbewoners samendrongen. De
sheriff baande zich met de ellebogen een weg
naar de deur, terwijl ze hem, met vasten tred,
volgde. Men liet haar in de kamer, waar het
lichaam onder een laken op een brancard lag.
Juffrouw Dauncy zette haar ouderwetsche bril
op en liep er zonder aarzelen naar tos. De man
nen trokken zich zwijgend op den achtergrond
terug, terwijl zij zich over het lichaam boog en
het nauwkeurig onderzocht. In de koele, don
kere kamer werd de stilte alleen verbroken
door het zware ademhalen der mannen.
Na een poesje richtte het vrouwtje zich op
en keek recht in de oogen, die in gespannen
verwachting op haar gericht waren.
„Sommige van deze kleeren zijn inderdaad
van Tim," zei ze kalm, „maar deze arme stak
ker is mijn jongen niet. Tim heeft een moeder
vlek op z'n linkerschouder. Neen, heeren, dat is
Tim niet."
„Jamaar als dat niet Tim Dauncy is, wie
is het dan?" vroeg brigadier Perkins onge
duldig.
Ze haalde d'r smalle schouders op. „Vraag
dat liever aan John Croker. Waarschijnlijk
iemand dien hij vermoordde om de belooning te
kunnen ontvangen. Alles wat ik er van zeggen
kan, is, dat het Tim niet is."
Juffrouw Dauncy keerde zich om en liep naar
buiten. De sheriff volgde haar.
„Wat spijt het me dat ik u zoo bang gemaakt
heb en al die moeite bezorgd," sprak hij, toen
ze weer instapten.
„Ach sheriff, maak je daar niet bezorgd over.
Ik wil altijd graag helpen als 't kan en daar
bijangst heb ik eigenlijk niet gehad. Van
het eerste oogenblik af wist ik immers wel dat
John Croker mijn jongen niet had kunnen ver
moorden."
Toen de sheriff haar weer bij het kleine
huisje had afgezet, bleef juffrouw Dauncy in
de deur staan, totdat z'n auto in de late avond
zon uit het gezicht verdwenen was. Toen ging
ze naar binnen. Een oogenblik zat ze wezenloos
naar de lichtplekken op den vloer te staren.
Dan stond ze op en wankelde naar de kostbare
radio; haar verjaringsgeschenk. Tastend, lief-
koozend gleden haar oude handen langs het
voorwerp, tot ze eensklaps op haar knieën zonk
en in een wild, wanhopig snikken losbarstte.
„Timlieve, lieve jongen.... het was alles
wat ik nog voor je doen kon."
De Nederlandsche Exlibriskring zendt ons
weder haar map met Kerst- en Nieuw
jaarsgroeten toe, uitgevoerd door heden-
daagsche beeldende kunstenaars.
Wij brengen nog eens in de herinnering, dat
de belangstelling voor de exlibriskunst en gele
genheidsgrafiek in April 1932 heeft geleid tot
het oprichten van een kring van hen, die op
eenigerlei wijze aan de ontwikkeling van deze
takken van sierkunst wenschen mede te werken.
In den korten tijd van zijn bestaan heeft de
Nederlandsche Exlibris-Kring (N.E.K.) getoond
een instituut te zijn, dat voor zijn leden veel
vermag te bereiken en thans dan ook noode
zou kunnen worden gemist.
Het doel van den Kring is als volgt omschre
ven: „Bevorderen van de kunst en de studie
van het exlibris en de gelegenheidsgraphiek.
Dienen van het belang van verzamelaars en
ontwerpers". Gesterkt wordt men door ,öen
steun van ettelijke honderden leden, onder wie
tal van bekende kunstenaars en woonachtig in
Nederland, Nederlandsch-Indië en verscheidene
Europeesche en buiten-Europeesche landen.
Dit Nieuwjaarsmapje is dit jaar al bijzonder
rijk voorzien en er zijn uitstekende namen bij
de ontwerpers en uitvoerders. Wij noemen John
Buckland Wright, Valentin le Campion, Jo
Spier, H. Verstijnen, Nic. Bulder, Stefan Mro-
zewski, W. J. Rozendaal, Charles Eyck en Jeanne
Bieruma-Oosting. Men neigt vooral weer tot de
techniek der houtgravure, die een tijdlang ver
waarloosd werd, maar thans weer door menig
beeldend kunstenaar met toewijding en talent
wordt beoefend.
De banale Kerstwenschen en Nieuwjaars
groeten kunnen verdwijnen, waar zooveel be
kwame en fantasierijke artisten klaar staan om
het genre smakelijk te beoefenen.
31
Niets, antwoordde Jocelyn.
De groote financier gaf zijn ongeduld te
kennen.
Maar dan tasten we geheel in het duister!
riep hij uit. En we weten niet eens hoe we
met die lui in verbinding moeten treden. Wan
neer denkt u, mr. Chenery, dat de overleden
premier over de wijze van betaling hoorde?
Ik vermoed, dat hij een mededeeling van
hen heeft ontvangen na zijn terugkeer van het
tuinfeest bij lady Stemwold, antwoordde Jocelyn
en ik geloof, dat daaraan zijn noodlottige
ziekte te wijten was. Maar indien hij zulk een
mededeeling heeft ontvangen, moet hij ze
onmiddellijk vernietigd hebben, want er is
geen spoor van te vinden. En mr. Pontifex
kennende zooals ik dat doe, veronderstel ik,
dat hij de instructie in zijn geheugen prentte
en zich dan van het schrijven of den brief heeft
ontdaan.
In alle geval, zeide de groote man weer,
dat geld zal moeten worden betaald. Het eerste
wat er valt te doen, is uit te vinden hoe, wan
neer en waar.
Zou dat niet een erkenning zijn van onze
nederlaag? merkte een der aanwezige heeren
op. We zouden kunnen probeeren tijd te winnen,
in ondei-handeling kunnen treden.
Och kom! riep de geldkoning uit. Tijd
winnfen! Onderhandelen. Nederlaag. Natuur
lijk hebben wij de nederlaag geleden. Probeer
maar een tijd te winnen bij of te onderhan
delen met een vijand, die zijn voet op je nek
gezet heeft en zijn dolk op je hart! Onmogelijk!
Stel je eens voor, wat die kerels niet doen
kunnen! Als we zien wat ze gisterenavond met
die ouwe jongens hebben gedaan, waartoe zijn
ze dan niet In staat? Ze zouden de directeuren
van de Bank van Engeland kunnen docden;
ze zouden zich kunnen vergrijpen aan Hooger-
en Lagerhuis ze zouden maar laat ik
zwijgen; u kunt zich allen wel voorstellen,
waaraan ik op het oogenblik denk. Ze beheer-
schen den toestand, die kerels en we zullen
hebben te betalen.
Welken waarborg hebben we, dat ze niet
naderhand met nieuwe eischen zullen komen?
vroeg een ander lid van de conferentie. Als
ze ons kunnen laten doen wat we willen, zie ik
geen reden, waarom ze hun eischen tot tien
millioien sterling zouden beperken.
De groote financier wuifde met z'n handen.
We hebben te betalen, zei hij. We moeten
terstond met die lui in verbinding treden.
Hoe? vroeg de Minister van Binnenland-
sche Zaken.
Door middel van de pers, antwoordde de
financier. Er is geen andere weg.
ontstaat er een paniek in Londen, merkte de
Lord-Kanselier op.
Die paniek is al onderweg, zei de finan
cier. En ze zal sterker worden, als we hieraan
geen einde maken. U moet een aankondiging
plaatsen nu dadelijk.
Dus die kerels, die geheimzinnige onbe
kenden, die niet anders zijn dan laffe en
brutale moordenaars, zullen tien millioen gaan
ontvangen en vrij uit gaan? vroeg de kanselier
van de schatkist.
De geldmagnaat schudde ongeduldig het
hoofd.
Maar beseft u dan niet, zei hij, met
eenige scherpte, dat dit oorlog is. Het is oorlog
van een kleine bende tegen de samenleving.
Ze zijn in het bezit gekomen van een geheim,
waardoor zij de macht hebben op groote schaal
te vernietigen. Daardoor zijn wij in hun macht.
Moord, goed maar niet erger dan König-
gratz of Sedan. Zij zijn in een positie om te
zeggen en dat beteekenisvol genoeg: „Vae
Victis!" Laat ons dat niet vergeten.
Een oogenblik heerschte er diepe stilte. Ieder
scheen zich bezag te houden met alleronaan
genaamste gedachten. Toen trok de Minister
van Binnenlandsche Zaken pien en papier naar
zich toe en begon haastig te schrijven.
Wellicht kunnen wij het best door de
bladen met hen in verbinding komen, zei hij
dan. Wat denkt u van het volgende:
De personen die voor kort in verbinding
hebben gestaan met den overleden Eerste
Minister en die hem vorigen Zaterdag een be-
B&aide mededeelihs hebben gedaan, dienen
te weten dat dienaangaande geen aanteekening
is gevonden en dat de Regeering met den in
houd er van niet bekend is. Bedoelde personen
worden mitsdien verzocht de instructies welke
zij den overleden Premier hadden doen toe
komen terstond opnieuw toe te zenden aan den
Minister van Binnenlandsche Zaken op zijn
departement.
Uitstekend, zeide de financier, het is het
eenige wat er te doen valt.
Ik zal oogenblikkelijk een copie hiervan
naar de dagbladen zenden, merkte de Minister
van Binnenlandsche Zaken op.
Van de aanwezigen stonden velen op om
heen te gaan.
Wat zal er worden gedaan ten aanzien
van die personen in St. John's Wood! vroeg
iemand. Volgens de verklaring van mr. Chenery
schijnen verdachte omstandigheden er oo te
duiden, dat zij met deze zaak in betrekking
staan. De aangelegenheid van den ring
bijvoorbeeld geeft te denken.
Mijns inziens geeft iets anders nog veel
meer te denken, zei de Lord Kanselier. Mr.
Chenery heeft ons gezegd, dat hij het diner
van Mr. Milman zou meemaken en dat hij op
geheimzinnige wijae bedwelmd werd. Welnu,
naar mijn meening heeft degene die hem heeft
bedwelmd, zulks gedaan met de bedoeling zijn
leven te redden,, wel wetend wat er in Hotel
Petronia ging gebeuren. Wie zou dat geweest
kunnen zijn.
Ieder in de kamer keek naar Jocelyn. Deze
die de volledige waarheid niet kende en op dat
oogehblik aan zijn nog slechts vage vermoedens
geen uitdrukking wilde geven, bewaarde het
zwijgen en schudde het hoofd.
Hoevelen en wat voor menschen in het
bijzonder, mr. Chenery, wisten dat u tot de
gasten op het diner van mr. Milman zoudt
behooren? vroeg de Minister van Binnenland
sche Zaken.
Dat zullen er heel wat geweest zijn, ant
woordde Jocelyn. Twee dagen geleden heeft er
een lijst van genoodigden in de ochtend- en
de avondbladen gestaan. Dat ik er heen zou
gaan was op villa Firenza zeker bekend.
Ik meen gerechtigd te zijn op de villa
Firenza een onderzoek te laten instellen, zei
de minister, zich tot de rechtskundigen en
de vertegenwoordigers van de politie richtend.
Signor Vespucci zou kunnen worden uitge-
noodigd te zeggen of hij iets van de zaak
en van dien ring weet te verklaren en
Op dat oogenblik trad een beambte binnen
met een boodschap en een visitekaartje voor
dfen Minister van Binnenlandsche Zaken. Hij
zag naar het kaartje en keek dan met ver
wonderd gezicht de kamer rond.
Eigenaardig, zei hij, de man wiens naam
ik zoo juist noemde, Signor Vespucci is hier
en verlangt dringend, mij te spreken. Hij zegt
dat het van groot belang is, dat ik hem oogen
blikkelijk te woord sta. Laat ons hooren wat
hij te vertellen heeft.
TWEEDE HOOFDSTUK
De twaalf of vijftien aanwezigen keken
gjeuwsgierie naar de deur waardoor de be
ambte was teruggegaan om Vespucci voor de
conferentie te geleiden. Behalve Jocelyn en
Marillier wist niemand hunner iets van den
Italiaan af. De mogelijkheid alleen dat hij in
betrekking zou kunnen staan met de vreese-
ltjke misdaad, welke beide halfronden met
afschuw had vervuld, wettigde die belangstel
ling. Men kon een speld hooren vallen, toen de
deur geopend werd en de bezoeker binnen
kwam.
Vespucci werd in zijn rolstoel voortgereden
door den beambte die even te voren zijn kaartje
had binnengebracht. Hij zag de vergaderden met
even veel nieuwsgierigheid aan, als zij het hem
deden. Jocelyn Chenery dien hij herkende
vereerde hij met een knikje; niets in zijn hou
ding duidde er op, dat hij zich van eenige
bijzondere misdaad bewust was, of dat hij een
slecht geweten bezat.
Temidden van de diepste stilte stapte de
Minister van Binnenlandsche Zaken naar voren
om zijn bezoeker te begroeten.
Signor Vespucci? vroeg hij, terwijl hij
dén man in den rolstoel onderzoekend aan
keek.
De Italiaan maakte een hoffelijke buiging
met het hoofd. Ik ben Signor Vespucci
om u te dienen, mijnheer, antwoordde hij,
maar ik verwachte, by u alleen te worden toe
gelaten, mijnheer.
De minister knikte.
(Wordt vervolgd)
t