HITLER ALS RAADSEL
Met twee kameraadjes op avoeturemreis
r
ffldimfiaal mn den dag
|os
Onoplosbaar
Beethovenfeest te Bonn
Honderd-en-elfde Carnaval
DEI OSPRIJS
VOOR LONDEN
ZATERDAG 11 JANUARI 1936
Sanatorium voor parels
Otto van Habsburg
gepromoveerd
De bevolking der aarde
China herbergt de meeste zielen
Lyrische tapijten
Ramon del Valle Inclanf
M I il i" i V-/I lil i t ti ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen %J\J» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f l/V/i doodelijken afloop een voet of een oog
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR FLETCHER
De figuur van den Führer stelt vriend en
vijand voor een groote menigte van psy
chologische en sociologische raadselen,
welke noch door de eenvoudige bewondering,
noch door de simpele verguizing tot een bevre
digende oplossing worden gebracht. Hoe de ge
schiedenis zal oordeelen over deze minstens
zéér merkwaardige gestalte, laat zich zelfs nog
niet by benadering voorspellen; het is trouwens
mede afhankelijk van de ernstige vraag, tot
welk einde de Führer zijn ongetwijfeld bijzon
der avontuur zal voeren. Alle mogelijke pogin
gen om dieper inzicht te verwerven in ae we
zenlijke kenmerken van den man, die, naar
het heet, het moderne Duitschland geheel in
zijn hand heeft, schijnen af te stuiten op de
psychologische ondoordringbaarheid van zijn
gemoed, dat een vat van tegenspraken, of lie
ver: van tegenstrijdige intuïties, schijnt. In de
strijdliteratuur, die buitengewoon talrijk if,
wordt zeer makkelijk met Hitier afgerekend. Hy
is een genie voor zijn aanhangers. Hij is een
idioot voor zijn tegenstanders. De waarheid zal
wel ergens in het midden zweven, al zijn wy
zeer nieuwsgierig te weten, naar welke dezer
twee uitersten de balansnaald van het zuivere
oordeel de schaal doet overhellen!
Eenige jaren geleden verscheen in Nederland
een boek, getiteld „De Don Quichote van Mün-
chen"; het was een felle verguizing van Adolf
Hitler, maar de drukdoende auteur miste al te
zeer de satyrische verve om zijn onderwerp op
een behoorlijk plan te kunnen heffen en zoo
was dit boek eigenlijk niet veel meer dan een
langdradige scheldparty in verhaalvorm. Met
grooter nauwgezetheid, maar niet veel bevre
digender resultaat, heeft Rudolf Olsen de gees
telijke gestalte van den Führer ontleed in zijn
boek „Hitier", dat op het laatst van 1935 ver
scheen bij het Querido-Verlag, de Duitsche uit
geverij van Em, Querido te Amsterdam. De ka
rakteristiek komt hierop neer, dat Adolf Hitler
over zoo weinig innerlijke standvastigheid be
schikt, dat men van hem letterlijk alles kan
verwachten. Prof, Colenbrander, die dit boek
in het Januari-nummer van „De Gids" be
spreekt, vat als volgt de meening van Rudoir
Olsen samen:
„Hitier is besluiteloos en daarom brutaal. Hy
kan niet scheppen, alleen onsamenhangend pra
ten, en hetis hem onverschillig, of hy zich
tegenspreekt. Hij gaat gaarne met de macht te
rade, maar twijfelt, waar die gelegen is. Na drie
jaar ..tegenrevolutie" is Duitschland minder ge
vestigd dan ooit. „Tegenwoordig," zoo laat de
schrijver zich uit, „is Duitschland prijsgegeven
aan een toestand van barbaarschheid. De dic
tatuur kent geen wet; zij slaat zelfs geen acht
op haar eigen wetten. Zij onderhoudt recht
banken en gevangenissen, maar heeft daarnaast
nog concentratie-kampen. Er bestaat een hoo-
ger beroep, waar iedere uitspraak kan worden
herzien, maar op de daden van de geheime
staatspolitie heeft dit instituut geen controle.
Het heeft zijn bevoegdheid in dit opzicht offi
cieel ontkend."
Een minister des Rijks, Frank, zegt: „Wan
neer men zich voorheen al eens afvroeg: „is dit
rechtvaardig of onrechtvaardig?" daar moet
men zich tegenwoordig de vraag stellen: „Wat
zal de Führer hieromtrent zeggen?"
„Zulk een vraag" voegt Drof. Colenbran
der hieraan toe „zou men meenen, dat geen
volk verdroeg. Maar voorloopig is het geraden,
slechts in den optatief, in den wenschenden
vorm, te spreken. De Führer zal zich, misschien,
beraden. Misschien ook niet.
Deze beoordeelaar van Olsen's boek conclu
deert dan ook: „Dat de schrijver Hitier ver
klaard heeft, zal hij zelf niet beweren. Daartoe
vroeg hij te herhaaldelijk: „Wer ist 's?"
Het raadselachtige karakter van den Führer
wordt ook niet geheel tot klaarheid gebracnt
door de beschouwing van den eminenten Fran-
schen geschiedschrijver Jacques Bainville in
zijn boek „Les Dictateurs", een historisch over
zicht van alle dictaturen sedert de Grieksche
oudheid tot den dag van vandaag. Dit buiten
gewoon belangwekkende geschrift, een der
boeken van 1935 die het meest besproken zul
len worden, is eerst onlangs van de pers ge
komen en verdient de volle aandacht van al
len, die zich voor het probleem der dictatuur
interesseeren. De schrijver staat niet princi
pieel afwijzend tegenover dezen regeeringsvorm
maar toont toch historisch overduidelijk aan,
dat de dictatuur meestal een noodoplossing is,
en zelden op iets goeds uitloopt. Het laatste
hoofdstuk van zijn boek is gewijd aan „den
laatstgekomene der Europeesche dictatoren",
Adolf Hitler, en reeds dadelijk geeft de auteur
toe, dat diens persoonlijkheid en taak zeker niet
het makkelijkst te begrijpen of te verklaren
vallen.
„Hij is zeker de tijdgenoot, over wien de tal
rijkste en de meest uiteenloopende meeningen
verkondigd werden. Bij eiken stap, dien hy
voorwaarts zette, werd zyn aanstaande onder
gang stellig verzekerd, maar hij werd niettemin
in weinig tijd de alleenheerscher over Duitsch
land en een van de twee of drie menschen, die
het lot van Europa in hun hand hebben
Waarop berust dit onwaarschijnlijk succes?
Bainville, die de carrière van Adolf Hitler in
het kort nagaat, schrijft het toe aan diens
eigenaardig redenaarstalent. Na gestreden te
hebben voor een Beiersch separatisme. los van
Pruisen, kwam Hitier tot zijn opvatting over
het „totalitaire" Rijk. Men moet hem, aldus
Bainville, niet op zijn woord gelooven, als hij
beweert, dat hij deze totalistische opvatting al
tijd is toegedaan geweest. Door zijn buitenge
wone macht over het woord, slaagde Hitier er
in, steeds talrijker vergaderingen toe te spre
ken, trots den weerstand van de socialisten, die
het eerst begrepen, welke nieuwe kracht ver
tegenwoordigd werd door deze jonge, gisteren
nog onbekende beweging. Buitengewone waarde
hechtte deze redenaar aan uitwendige ken-
teekenen: vlaggen, muziekkorpsen, uniformen,
hakenkruisen, de publiciteit. Zyn boek „Mein
Kampf" kan een Franschman moeilijk beoor-
deelen, zegt Bainville. De meest verschillende
vraagstukken worden erin behandeld: opvoe
ding, zedenhervorming, geschiedenis, naturali
satie-problemen, maar deze behandeling wordt
onderbroken door en vermengd met autobio
grafische gegevens omtrent den groei van Hit
ler's gedachten. Doch terwijl wy het boek des
wege voor een politiek program met een per
soonlijke verantwoording zouden houden, ligt
het essentieele van dit geschrift voor zijn ver
vaardiger zoowel als voor millioenen van diens
lezers heel ergens anders. Het is voor hen een
godsdienstig boek; het evangelie van het na-
tionaal-socialisme, of, juister gezegd, van het
rassen-geloof. Voor een Franschman is het
werk juist in dit opzicht buitengewoon poover
en primitief. Beoordeeld als resultaat van men-
schelijken geestesarbeid kan de Nazi-Bijbel den
toets van een redelijke kritiek geenszins door
staan. Belachelijke kinderachtigheden wisselen
er af met de minst bewezen wetenschappelyke
beweringen, in een taal, die verbluft door haar
pedanterie, welke overigens ruim heeft mede
gewerkt aan het succes van Mein Kampf in het
Germaansche Rijk. „Wij zijn geneigd in onzen
lach te schieten over die schutterige redenee
ringen, die stoutmoedige stellingen en die lal
lende grootspraak, maar ze hebben Hitier dan
toch maar tot de hoogste macht gebracht en
dit is wel het meest ernstige, wat men erover
zeggen kan, want hier raken wij het geheim,
dat gist in de hersenen van de Duitschers."
Merkwaardig is echter, dat Bainville de ee-
deelten van Mein Kampf, die de buitenland-
sche politiek behandelen, voor de meest logi
sche houdt en dat hij den Führer aanziet voor
een handig en onversaagd politicus, die op zijn
tijd een berekenend en gevaarlijk opportunist
kan zijn. Het zyn niet uitsluitend ondoordring
bare wijsgeerige nevelen, die deze gestalte in
het duister hullen; door de wolken komen soms
de bliksemschichten van een reëel gevaar, dat
Frankrijk en Europa bedreigt.
„Vele trekken blijven niettemin raadselachtig
in de Hitlerbeweging, die men heeft kunnen
betitelen als een „Tweede Reformatie" een
tweeden opstand in de geschiedenis van den
„Germaanschen mensch". Op sociaal gebied
laat de beweging ons in volle onzekerheid. Wat
zal Hitier aanvangen met de legioenen van
werkloozen? Men moet verwachten, dat hij ze
gereed maakt voorden oorlog. Maar wat
zal er dan gebeuren met de tallooze communis
ten, die thans gedwongen zijn, hun overtuiging
te verbergen? Bij een eventueele omwenteling
is het zeer de vraag, hoe het zal afloopen met
Duitschland!
Op het gebied van mystiek en religie weet
men nog niet, hoe de Führer zich zal schikken
met de uiteenloopende christelijke groepen,
waartegen hij zich op honderd manieren botst.
En de mensch Hitler! Wat is hij eigenlyk?
Een Franschman, die aan een Duitsch commu
nist ronduit vroeg, wat hij moest denken van
Hitier, kreeg eenvoudig ten antwoord: „De per
soon van den Führer staat boven discussie!"
„Ik zal niet zeggen" besluit Bainville
„dat Adolf Hitler een intelligent man is, in den
zin, waarin wy gewoon zijn, dit woord te ver
staan, maar hy heeft nu eenmaal in Duitsch
land een onvergelijkelijke situatie weten te
scheppen, die soms even aan de toestanden on
der Napoleon Bonaparte herinnert. Misschien
zullen wij nooit precies weten, wie deze mensch
is, doch het staat vast, dat om hem heen alle
verlangens gekristalliseerd zijn van 't Duitsch
land, hetwelk in 1918 werd overwonnen. Men
moet zich niet laten misleiden door het sum
miere en onvoldoende van zijn ideologie; achter
dit primaire stelsel verbergt zich een geest, die,
zelfs indien hy het tegendeel zou beweren en
gelooven, de meest vreeswekkende tegenstander
is van Frankrijk."
Wanneer hij „Frankrijk" zegt, bedoelt Jacques
Bainville de grondslagen der westersche chris
telijke beschaving.
Met dit al is het raadsel Hitier niet ver
klaard. Zoekt men een oplossing? Wellicht is
er een te vinden in een misschien te weinig be
kend boekje van Rev. R. H. Benson, dat in het
Nederlandsch vertaald werd onder den titel:
„Wat was het?" en waarin de schrijver in ver-
halenden vorm een aantal onverklaarbare ver
schijnselen uit het rijk van stof en geest con
fronteert aan de katholieke genadeleer. In dit
werkje zegt Benson: „Daar hebben we nu de
uiterst kleine aarde, wel met een aardige hoe
veelheid menschen erop, maar die vormen toch
maar een heel klein deel van de bestaande ver
standelijke wezens. En alles rondom ons, want
we moeten het zóó zeggen, is een geestelijke
wereld, waarbij vergeleken de huidige generatie
als een gezin van mieren midden in Londen is.
Er gebeuren vreemde dingen. Die geestelijke
wereld is boordevol energie en beweging en ge
wichtige zaken. Feitelijk weten we van dit alles
niets, behalve enkele voorname beginselen, die
het Katholiek Geloof worden genoemd, anders
niets. Wat voor denkbaar recht hebben wij. om
te eischen, dat die somtijds uit de geestelijke
wereld verkregen glimlichtjes gegeven worden
te onzen behoeve, om ons in te lichten?"
De vele raadselen, waardoor de gestalte van
Adolf Hitler wordt omgeven, behooren grooten-
deels tot deze categorie van onnaspeurlijkheden,
waarin de geheimen van de menschelijke ziel
en van de geestelijke wereld zich onbewust,
maar krachtig uitdrukken. Het mysterie ont
wapent, maar het waarschuwt. Het is geen
wonder, dat juist in de omgeving van dezen ge-
heimzinnigen mensch een 'nieuwe mythologie
en een nieuwe quasi-mystiek tot bloei geraak
ten, maar juist omdat dit geen wonder is, doet
het overige zoo verbazingwekkend aan en stemt
het zoozeer tot ernstig nadenken.
Te Bonn zal van 17 tot 24 Mei 1936 een groot
„Beethoven-Feest" worden gehouden. Het zal
het populaire Beethoven-Feest en het Kamer-
muziek-Feest, welke vroeger op verschillende
tijdstippen van het jaar werden gehouden, ver
vangen
Een parel is een hoogst gevoelig sieraad, zoo
als reeds menigeen, vooral bezitsters van een
parelhalssnoer, zal hebben ontdekt. Parels rea-
geeren zeer snel op ziekten van verschillende
soort. Dofglanzende parels b.v. wijzen op een
zekere ongezondheid van de draagster. Parels,
waarop zich vlekken vertoonen, wijzen even
eens op ongezondheid.
Te Londen is onlangs een sanatorium voor
zieke parels geopend, hetwelk tot nog toe geen
gebrek heeft aan patiënten. De specialisten, die
aan dit sanatorium werken, zijn grondige ken
ners van alle soorten parels. Vóór de behan
deling begint. dient de eigenares der „zieke
parels" slechts te vertellen, welke badzeep zij
gebruikt, welke poeder zij bezit en welke
schoonheidsmiddelen zij verder aanwendt, daar
deze dingen zeer belangrijk kunnen zijn bij een
grondig onderzoek.
„Vetzuchtige" parels worden in stoombaden
gelegd. Doffe parels ondergaan een nieuwe
glanzing. „Vlekkerige" parels ondergaan een
behandeling met ultraviolette bestralingen,
enz., enz. Zij nog vermeld, dat „rheumatische"
parels op dezelfde manier worden behandeld
als rheumatische menschen!
Aartshertog Otto van Habsburg is aan de
Universiteit van Leuven gepromoveerd tot doc
tor in de Rechten op een proefschrift over de
agrarische wetten in het Donaubekken. Aan
dezelfde universiteit studeert thans de zuster
van aartshertog Otto, aartshertogin Adelaide
in de phllosophie.
Het verborgen leven van Jezus te Naza
reth, boekillustratie van Joep Nicolas
Volgens een in 1913 gehouden wereld-volks
telling bedroeg het aantal op den aardbodem
levende menschen 1808 millioen. Toen kwam de
oorlog en gedurende de oorlogsjaren had geen
enkele natie meer den tijd haar bevolking te
tellen. De uitzending der strijders maakte een
dergelijke telling ook te moeilijk.
Eerst jaren daarna is de Volkenbond er toe
overgegaan een nauwkeurige telling te houden.
Door betrouwbaar materiaal en door steun,
welke de Bond van vele landen mocht onder
vinden, was men in staat de wereldvolkstelling
vrij nauwkeurig bij te houden.
Trots alle oorlogen, trots alle revoluties, trots
alle epidemieën, welke rampen gezamenlijk mil
lioenen menschenoffers vroegen, is het aantal
zielen over de geheele wereld in de na-oorlogs
jaren èterk toegenomen.
Binnen dertien jaren heeft de bevolking der
aarde zich met.... 124 millioenen zielen ver
meerderd, want einde 1926 telde men rond 1932
millioen menschen tegen 1808 in 1913. In ge
noemde tijdsruimte heeft de bevolking zich al
dus met 7 procent vermeerderd.
Alleen reeds in Azië vindt men 1026 millioen
menschen. Tegenwoordig telt het Duitsche Rijk
63 millioen menschen. China herbergt 450 mil
lioen inwoners.
Sedert den oorlog is de bevolkingstoename
in Azië viermaal zoo groot geweest als in Eu
ropa. De toename der bevolking sedert 1913
bedraagt thans drie procent. Schuld aan deze
snelle afname hebben niet zoozeer de oorlogen,
als wel de tijd, welke na de oorlogen volgde.
Ook de groote natuurrampen, zooals overstroo
mingen, ziekte-epidemieën, enz. hebben hier
schuld aan.
Van een ander standpunt uit, n.l. vanuit het
standpunt der relatieve toename in verhou
ding tot het inwonersaantal, wordt Azië echter
nog door Australië overtroffen. Australië, hier
mede bedoelen wij geheel Oceanië, telt momen
teel 9 millioen inwoners. Dit beteekent een
toename, sedert de laatste voor-oorlogsjaren,
van meer dan 15 procent!
Van de overige werelddeelen telt thans Ame
rika 232 millioen en Afrika 146 millioen zielen.
Te Dusseldcrp heeft men de belangrijke ont
dekking gedaan, dat aldaar in 1936 voor de
lilde maal het Carnavalsfeest zal worden ge
vierd. Het spreekt vanzelf, dat de noodige aan
dacht aan dit jubileum zal worden geschonken!
90tU
5S>»)
Eensklaps vielen de blikken van den man
op het kleine meisje voor hem. Wijd gin
gen zyn oogen open. Plotseling gaf hij een
schreeuw en opende zijn armen. Zijn koop
waar viel op den grond. „Mijn kind, mijn
kind", prevelde hij en toen drukte hij
Wietje aan zijn borst.
Angstig en vertwijfeld keek Wietje den
man aan. Zou het heusch waar zijn, was
dit werkelijk haar vader? Het was haar
angstig te moede. Vaag kwam in haar her
innering een beeld op van vervlogen dagen.
De Chinees voerde Wietje mee naar een
hoekje van het portiek, haar zachtjes over
de haren wrijvend. Daarna begon hij met
zachte stem haar verschillende voorvallen
te vertellen, alles in zijn eigen taal, en lang
zamerhand werd Wietje er zich van bewust,
dat ze inderdaad haar vader hervonden
had. Ademloos stonden haar vrienden toe
te zien.
Op een Zaterdagmiddag werd Reg Hat
cher gewekt door het gerinkel van z'n
wakker. Het was half acht en mooi
zomerweer. Reg, die nu 200 dollar per maand
verdiende, was al een tijd lang met zich zelf
aan 't overleggen of twee menschen goedkoo-
per konden leven dan één.
Hij „ging" nu al ruim een jaar met juffrouw
Pinie Gross. Nog voor dien zelfden middag had
hy een afspraak met haar en hij was er van
overtuigd, dat ze een goede geldbelegging zou
zij n Ze was bescheiden in d'r eischen en be
kwaam tot allen huiselijken arbeid. Ze was
knap, ofschoon stil, maar toch nog al lief, vond
Reg, terwijl hij z'n haar glad en glimmend
borstelde. Ze kleedde zich netjes en eenvoudig
Eens had hij van een cake geproefd, die zij
zelf gebakken had. Het smaakte heel goed. En
vooral: hij was het kamerleven moe. 't Zou
hem veel beter bevallen, z'n beenen onder z'n
eigen tafel te steken en 's morgens havermout
te eten in plaats van uitgedroogde boterham
men. Ja, dacht Reg Hatcher, toen hij de trap
afging, om zich naar de gemeenschappelijke
eetzaal te begeven; hij zou juffrouw Gross
dien middag nog vragen.
Toen.... zag hij het meisje. Het meisje zat
in de gemeenschappelijke eetzaal te ontbijten.
Ze was donker en knap. Z'n hospita stelde haar
voor als een nieuwe gast, juffrouw Parham en
vertelde er bij dat ze den vorigen avond laat
gekomen was en Maandag zou beginnen kook
les te geven op de huishoudschool der gemeente.
Reg ging zitten, diep onder den indruk, en
gaf het vermoeden te kennen dat ze dan wel
erg knap moest zijn.
„Och, ik heb natuurlijk m'n diploma's," zei
het meisje met een coquet lachje.
Dat was nu een praehtmeisje." dacht Reg,
„maar ook zeer ontwikkeld in de beste richting
die er bestond, de edele kookkunst, en hij ver
gat Pinie Gross. In z'n hart had hy al afscheid
van haar genomen. Het meisje, dat tegenover
hem zat, reikte hij vol attentie alles aan wat
binnen z'n bereik stond en in twintig minuten
tijd waren ze goede kennissen.
„Bent uwel eens in 't historisch museum
geweest?" vroeg hij.
„Neen, ik geloof het niet."
„Zullen we er dan vanmiddag eens feen
gaan? Om half drie, op de Markt?" vroeg de
jonge man weer.
Het meisje knikte. „Heel graag."
In de stemming van een triomfator kwam
Reg Hatcher op z'n kantoor. Hij zou Pinie Gross
opbellen en zeggen dat het niet kon. Of neen,
hij zou een plaatsvervanger zoeken. Dat leek
attenter en dan hoefde hij niet alles uit te
leggen.
Hij ging dus naar z'n vriend en collega Frank
Mildmay, een grooten amicalen kerel met een
grooten neus.
„Doe me een plezier," verzocht Reg. „Ik moet
vanmiddag een oom van den trein halen. Ik
hoorde het pas vanmorgen. Om half drie had
ik een afspraakje aan 't hek van 't Stadspark.
Ga jij er voor me naar toe en zeg dat ik niet
kan."
„Da's goed," zei Frank. „Houdt ze van
roeien? Hoe heet ze en hoe ziet ze er uit?"
Reg noemde haar naam en gaf de gevraagde
beschrijving.
„Goed," knikte Frank. „Ik zal er heen gaan
Maar zeg, heb je soms een oogje op haar?"
„Ik?" verbaasde de andere. „Wel neen."
Omstreeks dien zelfden tijd ging mijnheer
Salters, hoofd der firma Salters Co., in een
andere stadswijk, z'n privé-kantoor binnen, hing
z'n hoed aan den gewonen haak en ging aan
z'n bureau zitten.
Mijnheer Salters was een magere, knorrige
man, met bleeke wangen.
Op het bureau stond een vaas met rozen.
Salters keek er naar en daarna rook hij er even
aan, terwijl een straal zonlicht door het groote,
stoffige raam binnendrong, om z'n grijs haar
te beschijnen. Daarna ging hij weer zitten en
drukte op een belknop. De deur ging open en
Pinie Gros kwam binnen.
„Goeden morgen, mijnheer."
„Goeden morgen." Scherp ging hy voort:
„Hebt u die bloemen op m'n bureau gezet?"
„Ja, mijnheer; ik dacht dat u 't prettig zou
vinden."
„Op een kantoor hooren geen bloemen."
„Niet, mynheer?" De zachte lippen beefden.
„Ik zal ze dadelijk weghalen."
„Dat doet u niet," snauwde hij. „Ze zijn heel
aardig, maar onthoudt u voortaan dat bloemen
niet in zoo'n doodkist als mijn kantoor hooren.
Blijf even hier. U kunt een brief opnemen."
Dien middag om half drie ontmoette Reg
Hatcher het meisje, juffrouw Isa Parham, op
de Markt. Ze zag er prachtig uit in een chic
rood mantelpak.
„We kunnen met de tram naar 't museum,"
zei Reg.
Het meisje stak d'r arm door den zijnen en
vroeg: „Vindt u 't niet leuker om naar de bios
coop te gaan? En vindt u een taxi niet pret
tiger? De trams zyn zoo vol.
„Ja, goed," zei Reg.
Ze gingen naar de bioscoop; plaatsen van
een vijftig. Ze dronken thee; Isa Parham at
vier taartjes en vroeg ijs toe.
„Zullen we nu een beetje gaan wandelen?"
vroeg de zuinige Reg. ,,'tls zulk mooi weer."
„Met deze schoenen? Neen, dat gaat niet.
Weet u wat? We gaan in de stad eten. en dan
gaan we naar den schouwburg. Ik ben dol
op tooneel."
Reg gaf haar d'r zin. Ze kwamen om half
twaalf thuis. Hy vond haar een heel aardig en
li iiiii 11111111111 iiiifimt ui
IIIIIIIIIIIIIIIIIM
knap meisje, veel knapper dan Pinie Gross.
Jammer dat ze nog al duur was, om mee uit
te gaan.
Er volgde een warme, zomersche Zondag. Reg
stelde een bezoek aan den dierentuin voor, maar
Isa wist iets beters. Een rondvaart over het
meer, met een motorboot. Het was zeker iets
moois, maar het kostte een handvol geld.
Toen Reg naar bed ging, vroeg hij zich dan
ook af of twee menschen werkelijk wel goed-
kooper konden rondkomen dan één. Uitgaan
kostte veel. Hij sliep in met de gedachte dat
Pinie Gross wel geen diploma's had, maar te
vreden was met vermaken die weinig of niets
kostten.
Toen hij 's Maandagsmorgens naar 't kan
toor ging, las hij in de tram z'n krant en stiet
op het volgende bericht:
„Een vermogen voor een typiste. Naar
wfj vernemen, is de oude heer, die Zater
dagmorgen aan hartverlamming overleed,
terwijl hij het kantoor van z'n notaris ver
liet, de heer P. Salters, van de firma Sal
ters Co. Hij had juist aan zijn testament
een legaat toegevoegd van 40.000 dollars
voor zijn typiste, mejuffrouw Pinie Gross."
Reg Hatcher wist niet of hij waakte of
droomde. Hij las
het bericht nog
eens. Neen dat TT Uranten.
kon met missen. Kt unven
Die oude, knorri- j I
ge heer voor wien UCVlCllt
ze werkte, heette i
Salters. Wel, wel,
wat een meevaller! Pinie was natuurlijk niet
half zoo interessant als Isa, maar ze was veel
goedkooper om mee uit te gaan en als ze 40.000
dollar meebracht.nou
Toen hij z'n kantoor bereikte, had hij z'n
besluit genomen. Hij zou Pinie direct opbellen
en een afspraak met haar maken voor een wan
deling dien avond. De eerste, dien hij zag, was
Frank Mildmay.
„Hallo!" riep Reg vroolijk, en hij gaf z'n
collega een klap op den rug. „Heb je haar kun
nen vinden, Zaterdag?"
„Asjeblieft," zei Frank.
„Zoo; het arme kind was zeker een beetje
van streek, dat ik niet kwam?"
„Van streek? Neen, dat kan ik niet zeggen.
Je hebt toch gezegd dat je geen oogje op haar
had, of zoo, is 't niet?"
„Ja, dat heb ik gezegd," erkende Reg glim
lachend. „Maar sinds Zaterdag
„O, dan is 't in orde," zei Frank opgelucht.
„We hebben ons namelyk verloofd, zie je."
„Wat zeg je daar?"
„Ja. Je vindt 't natuurlijk een beetje vlug.
Maar we konden direct met elkaar overweg,
alsof we elkaar al jaren kenden. Ik vind 't een
buitengewoon meisje. Ik ben je echt dankbaar,
oude jongen. Ze heeft zulke prachtige oogen.."
Maar Reg Hatcher luisterde niet verder. Met
een door teleurstelling en van woede vertrok
ken gezicht verliet hij haastig z'n vriend, die
hem verbaasd nastaarde.
Een Engelsche firma is op het idee gekomen
de door haar te leveren tapijten van dichtspreu-
ken te voorzien. Bij voorkeur zullen de klassie
ken worden genomen en wel citaten, die betrek
king hebben op het huwelijksleven. Zeer terecht
verwacht men, dat getrouwde menschen de beste
afnemers van de tapyten zullen zijn.
De tapytfabrikant slaat de plank niet mis, als
hij zich van dit systeem veel voorstelt. Het over
komt iemand niet iederen dag, dat hy om zoo
te zeggen aan groote dichters ongestraft zijn
voeten mag afvegen. En dan de keuze, die de
ontwerpers kunnen doen. Er wendt zich bijvoor
beeld een generaal tot de firma, die ter ge
legenheid van zyn vijfentwintigjarig huwelijks
feest zijn gade een mooi Britsch vloerkleed wil
cadeau doen, en men stuurt hem direct een
tapijt thuis, waarop Oscar Wilde's uitspraak
voorkomt: „De generaal was een man des vre-
des, behalve in zijn huiselijk leven". Of wel een
bekroonde schoonheid treedt in het huwelijk
met een volslagen onbekend heer, die er niet
op aankomt. De firma zendt een tapijt met
Shakespeare's onsterfelijk: „Zwakheid, jw naam
is vrouw". Of na de opheffing van de sanc
ties bestelt Mussolini een matje voor zijn
leeuw in Engeland en het is weer Shakespeare,
die de toepasselijke spreuk levert: „De groote
Caesar, dood en stof geworden, zit nu misschien
als windprop in een gat".
De Spaansche schrijver Ramón del Valle In-
clan is Zondag na een langdurige ziekte overle
den.
Valle Inclan was geboren in 1870 en was een
der grootheden in de hedendaagsche Spaansche
letterkunde. Een stuk van zijn hand vindt men
in het laatste Kerstnummer van „De Gemeen
schap", in de vertaling van Dr. J. de Brou
wer.
AI I FT A 'C °P dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 17 *7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door E° *7 bij een ongeval met 17 O CCD bij verlies van een hand,
33
Zonder dat ik hem met meer dan een
bevestigend knikje onderbrak, ging hy voert:
Sinds eenige jaren beweeg ik my op net ter
rein van vergiften. Ik bluf niet. Pietro, maar ik
geloof niet. dat er ooit Iemand neeft bestaan
of dat er iemand bestaat, die zooveel van ver
gif afweet als ik. Mijn doel was een vergil te
ontdekken van ongehoorde kracht, dat onmid
dellijk gevolg had. dat den dood zou ver
oorzaken met de snelheid van den bliksem en
dat niet het minste spoor achterliet.
Ik keek mijn broer overbluft aan.
En? vroeg ik ten slotte.
Pietro, antwoordde hij, ik heb het ont
dekt.
DERDE HOOFDSTUK
De Italiaan oauseerde een oogenbilk en keek
degenen die hem omringden aan Hij merkte de
nuanceering in ieder gelaatsuitdrukking op.
maar zag dat allen vol 'wtengstelling waren.
Dan vervolgde hy zyn verhaal.
U kunt gelooven, heeren dat ik, die zelf
ook onderzoekingen deed. levendig belang stelde
in de mededeeling van mtin aroer. Maar Dlot-
seling besefte ik de vreeselijke sinistere betee-
kenis van zyn woorden in hun volle uitgestrekt'
heid met al wat zij metterdaad inhielden. De
macht om iemand onmiddellijk te dooden en
op een wyze door geen menschelijke kennis of
bekwaamheid te achterhalen dat, dat was
iets ontzettends. Ik keek Marco aan met een
gelaat waarop ontzag voor zyn geweldige
vinding, vermengd met vrees en afschuw te
lezen moet hebben gestaan. Marco boog net
hoofd als ried hij mijn gedachten.
't Is een ontzettende macht, Pietro, en
ik bezit ze.
Ik was te overbluft eerst, om hem te
antwoorden. Dan bracht ik er eenige woorden
uit:
Marco! Weet je we] wat je zegt? Een
man in het bezit van dergelyke macht kan
aan de wereld de wet stellen. Hy kan den
oorlog verklaren aan de samenleving, aan de
geheele menschheid
Zoo is het, gaf hij ten antwoord. Zoo
heb ik het opgevat van den dag af dat ik met
myn proeven begon. Iemand die in het bezit
is van myn gehe'm., Pietro, kan dcoden als nooit
een leger dooden kan en het vernuft van welk
menscheliik brein ook is niet in staat hem te
ontmaskeren.
De afschuw by de gedachte alleen aan
deze haast bovenaardsche macht benam my
de spraak. De wetenschap dat mijn broer zulk
een geheim had ontdekt, scheen hem van mil
af te rukken, een heele werete tusschen ms te
plaatsen. Onwillekeurig moet ik voor hem zijn
temeg'Ve'nsd Toon hij weer sprak was het op
geruststellenden toon.
Wees maar niet bang, Pietro, zei hij.
Ik zal deze macht nooit bekend maken. Wat
my betreft zal het een geheim blyven. Toch
zyn er regeeringen, die millioenen en nillioenen
zouden willen geven, om dit "eheim te bezit
ten. Gelukkig heeft vader ons een groot fortuin
nagelaten.
't Zou misschien beter -eweest zyr, als
je deze uitvinding nooit gedaan had, Marco,
zei ik. Je raakt de kennis er van nooit meer
kwyt.
't Was ten slotte by toeval dat ik .iet
ontdekte, antwoordde hy. 't Is een eenvoudige
zaak, Pietro, zooals trouwens alles wat grootsch
is. Ik heb niets anders gedaan dan een onge
kende kracht ontdekken, welker uitwerking te
controleeren valt. Ik noem het een vergif,
omdat het ontstaat by een bepaalde formule,
waarvan de samenstelling tot den dag van mijn
dood mijn geheim zal zijn. Neen, Pietro. wees
niet bang. Ik geloof dat dit de grootste ont
dekking is, ooit door de wetenschap gedaan,
maar de wereld zal er nooit door verontrust
worden. Per slot van rekening is het iets wat
buiten het gewone terrein der natuur behoort te
vallen; ze is van den aard als de bliksem die
van den hemel komt. Zou je er een uiting van
willen zien, Pietro?
Ik deinsde van schrik terug. Ik was zoo
opgewonden, dat ik alleen aan menschen dacht
Hij las mijn gedachten en haastte zich mij
gerust te stellen.
Niet op een mensch, Pietro! zei hy. Neen.
deze macht zal nooit op menschen gebruikt
worden. Maar ik heb een paard, dat eenmaal,
in den tuin werd gebruikt en dat aan een
ongeneeslyke ziekte lydt, zoodat het moet wor
den afgemaakt. Dezen morgen heb ik den tuin
baas gezegd, dat ik daarvoor zorgen zou. Het
zal sterven, onmiddellijk, zonder pijn, door de
werking van wat ik heb ontdekt. Daarna zal ik
het beest een kogel geven en de man zal den
ken dat het daaraan gestorven is. Kom mee!
Mijn nieuwsgierigheid als wetenschappelijk
man, heeren, was grootelijks opgewekt, en ik
stemde er in toe myn broer te vergezellen, hij
nam een revolver van zwaar kaliber uit zijn
studeerkamer en nam my mee naar de weide.
Het paard liep op een afgesloten kamp. ver van
het huis en van den tuin. Marco had het met
opzet daar laten brengen, zoodat niemand van
zijn volk van zijn verrichting getuige zou zijn
Ondanks zijn ongeneeslijke ziekte, liep het
beest smakelijk te eten. ik kon er niet de minste
ziekte aan bespeuren. Toen we de afsluiting van
het kamp naderden, lichtte het den kop op en
bleef ons aankijken.
Je ziet, zei myn broer, dat we ongeveer
vijftien meter van het dier af zyn; je zult
zien, dat het zoo gemakkelijk en pijnloos sterft,
als een kind zich op moeders schoot te slapen
legt. Kijk goed toe want ge zult geen enkele
oorzaak van zyn dood bemerken. Let je op en
ben je klaar om het te zien sterven?
Heeren, mijn hart klopte gejaagd en
ik stond even hard te beven als wanneer ik
getuige was geweest van de terechtstelling
van een medemensch, maar met al'e kracht
beheerechte ik myzelf, al trilde elke zenuw van
mijn lichaam. I
Ik let op en ben gereed, antwoordde ik.
Dan vooruit, zei myn broer.
Hij bracht zyn rechterhand, de vingers
zwak gebogen, naar voren in de richting van
het paard, dat ons nog steeds aankeek. Heeren,
ik zweer u, dat ik niets anders zag, dan dat
de neusgaten van het dier wijd open gingen,
dat het den adem inhaalde met een korten
zucht en dan ter aarde stortte, morsdood. Ik had
een schreeuw kunnen geven van schrik. Ik was
genoodzaakt tegen het hek te gaan leunen. De
uiting van deze doodelijke macht was iets
vreeselijks.
Moed, Pietro, zei mijn broer. Dit is de
laatste keer, dat ik deze macht heb uitge
oefend.
Ik heb er vroeger al dieren mee gedood,
maar ze zal nooit op menschen worden uitge
oefend. Intusschen je hebt gezien wat ik er
mee kan doen.
Ik onderzocht nauwkeurig het doode paard.
Er was niets bijzonders aan te zien; geen reuk
van eenig vergif of verdoovend middel by de
neusgaten, het leven was uitgedoofd, zooals Je
het licht uitdooft in een electrische lamp door
een eenvoudigsn druk op een knop! ik liep
terug, vervuld van schrik bij de gedachte
alleen, dat zoo iets door een menrch ortd-l-t was
Marco voegde zich by me. Ik was nog ge
heel ontdaan en nam zijn band. Marco! zei ik
met alle smeeking, die ik in myn stem kon
'»e<ren, by de nagedachtenis van onze ouders,
beloof me, dat je deze ve-schrikkelijke macht
nooit tegenover onze metemenscben zult ge
bruiken! Ik weet niet wat het ls.... ik zie
alleen het gevolg. Maar het is niet iets, dat
men tegenover zyn medemenschen mag aan
wenden!
Marco drukte myn hand.
Stel je gerust, Pietro, antwoordde hy. Ik
ben met de ontdekking alleen tevreden. De
formule waardoor het ontstaat, zaï door mij
nooit aan een ander worden bekend gemaakt.
Toch zou ik er de wereld mee kunnen ver
overen. Tegenover dit, Pietro, heeft noch het
Duitsche leger, noch de Engelsche vloot met
al hun sterkte ook maar iets te beteekenen!
Heeren, dit onderwerp werd tusschen myn
Droer en my nooit meer aangeraakt. Kort na
dit voorval keerde ik naar Italië terug. Gedu
rende de volgende jaren bezocht hij my; ik
bezocht hem. Ten slotte ging ik naar Londen
en vestigde my in m'n tegenwoordige woning.
Toen werden Marco en de vrouw, die hy aan
bad, door 't noodlot getroffen, ze werden het
slachtoffer van 'n spoorwegongeluk en stierven
tegelijk. Zooals ik zei. heeren, werd van Marco's
ontdekking tusschen ons nooit meer gewag
gemaakt. Ik had altyd gedacht, dat zyn ge
heim met hem in het graf was gegaan. Maar
nu ik vanmorgen in de bladen het ontzet
tende nieuws las van de gebeurtenis in
Hotel Petronia. en toen ik hoorde van den
dood van het vee van deh overleden Pre
mier, geloof ik niet meer, dat hy zijn ge
heim heeft meegenomensterker, ik ben er
van overtuigd, dat iemand zich in het bezit
ervan heeft weten te stelten en dat hy voor
deze misdaden aansprakelyk is!
(Wordt vervolgd)