Aan de koffietafeltjes te Rome 6 Met twee kameraadjes op avonturenreis 554 ffldoM&aal mn den da§ F 750.- ALLE ABONNE'S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen JB- UU»" doodelijken afloop |ös ALLES GAAT OM OLIE EN BENZINE JM Echt Germaansch? Mariene verlaat Hollywood VOOR LONDEN w DEIOSPRIJS DINSDAG 14 JANUARI 1936 „Onze ministers gaan te voet en onze bisschoppen rijden niet meer in hun auto Volhouden is het wacht woord Onze letterkunde b™v£Tdie|De inbraak in AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR FLETCHER "n Café in Rome. Alles is propvoL Ergens in een hoek speelt de muziek, waarvan men slechts nu en dan enkele hooge tonen hoort, omdat het geroezemoes der druk redeneerende menschen alles overstemt. De dames en heeren zitten aan kleine, ronde tafeltjes en hebben hun mantels en jassen aangehouden. Vanwege de sancties? Nee, dat deed men in Rome tien jaar geleden ook reeds zoo. In de streken ten Zuiden van Milaan heeft men aan het kachelvraagstuk weinig aandacht geschon ken, althans de café- en restaurant-bezitters maken er zich niet druk over of de bezoekers kou hebben of niet. Maar één ding hebben de Romeinen op ons voor, ik moet het eerlijk erkennen, de „Espres so" is nog altijd even fijn als vroeger, zelfs onze lekkere Hollandsche koffie kan er niet bij in de schaduw staan. Het is een kostelijk geurende drank. Maar.... al is de koffie nog zoo lekker, men drinkt in Rome slechts weinig koffie. Alleen bij het ontbijt. Ook thee is uit de mode geraakt. Men drinkt slechts het nationale product.... wijn. „Je moet niet vergeten, dat iedere lire die we voor thee uitgeven als moordend lood op onze dappere soldaten terugketst," zoo beweer de de RoAeinsche fabrikant die aan mijn ta feltje zit, weggedoken in z'n groote overjas, ter wijl zijn hoed slordig op zijn hoofd staat. ..Hebben julle je auto ook weggedaan?" vraagt een collega uit Milaan, die zich eveneens in ons gezelschap bevond. „Natuurlijk! Als onze Ministers zelfs te voet gaan en onze Bisschoppen geen auto meer rij den, moeten ook wij onzen plicht jegens het Vaderland vervullen!" „Securozeker) nu de benzine reeds bijna 4 Lire kost. Het is thans heel modern om een trammetje te nemen," zoo mengde zich een der andere heeren in het gesprek. „Gisteren zat ik nog met een der directeuren van de Fiat-fabrie ken in de autobus!" „Er rijden ook niet meer zooveel bussen als vroegerGeloof je nu werkelijk dat we te weinig benzine in voorraad hebben?" „Kletspraat manzooals alles wat in de Engelsche kranten staat!" en hij staat op, neemt enkele Engelsche kranten van de leestafel (een wonder dat er nog Engelsche kranten lig gen) en dan leest hij voor: „De Italianen heb ben het ontbijt afgeschaft! Wat denken die Engelschen wel, dat bij ons een ontbijt hetzelfde is als de volledige maaltijd dien zij nemen met havermoutsche pap, spiegeleieren met ham, warm gehakt, gebakken visch en dan nog be schuitjes met kaas en marmelade als slot? Toen ik nog vrijgezel was heb ik 's morgens nooit een ontbijt gebruikt. Onderweg naar mijn kantoor nam ik altijd in de eerste de beste lunchroom, staandeweg. een „espresso"en als de jonge Italianen thans hetzelfde doen dan verbeelden de Engelschen zich dat dit het resultaat is van hun sancties!" Intusschen is het café nog voller geworden. Tevergeefs zoeken de menschen naar een leeg tafeltje. Men ziet veel militairen, de meesten in veldtenue, doch ook marine-officieren en pilo ten van de luchtvaartafdeeling in hun goud- bestikte uniformen. Aan den ingang staan enkele soldaten van de koloniale reserve, negers. Ze kijken nieuws gierig rond. „Wij hebben onze centrale verwarming af geschaft," zoo vertelt Signora de Luca, de echt- genoote van een groot-handelaar in zuidvruch ten. „Zoo gaat het net zoo goed...." „Hoelang heeft U reeds centrale verwarming, Signora," vraag ik haar. „Hoelang? Reeds drie jaar. Vroeger hadden we groote kolenkachels, die alleen aangestoken werden wanneer het heel koud was." ,3ij ons op kantoor brandt heelemaal geen kachel. Als het heel koud is, houden we onze Jassen aan." i „Voor mijn kinderen kan ik zelfs geen Engel sche cakes meer krijgen," vertelt een andere dame. „Alleen dadels uit Tripoli en vijgen uit Sicilië. Ze hebben al zooveel sinaasappelen en noten gegeten, dat ze deze niet méér blieven." Als dit de ergste gevolgen van de sancties zijn, dan zal dat nog wel gaan. Tijdens den wereld oorlog hebben we wel honger geleden, dat we er zwart van zagen. „Het is te hopen, dat het maar veel regent in het voorjaar. Ik heb in de afgeloopen maand 30 Lire voor de waterleiding moeten betalen." klaagt Signora en Luca, „Wij hebben onzen re genbak op het dak en in normale tijden kunnen we het daarmee doen." Het gesprek wordt voor enkele oogenblikken onderbroken als een gezette, oude dame door de draaideur het café binnenwentelt. Aller oogen richten zich naar de breede, zwarte rijbroek en het kleine mutsje volgens het model van de Legioen-soldaten. „Heeft U een goede dienstbode?" vervolgt Signora de Luca na enkele oogenblikken stil zwijgen. „Wat denk je wel? In dezen tijd nog een dienstmeisje houden, dat 200 Lire per maand vraagt? We moeten zuinig zijn en volhouden!" Dat is het parool, dat overal wordt uitgege ven. Volhouden, volhouden in den strijd tegen de sancties. „De oorlog zal wel niet zoo lang meer duren. Binnen vier of vijf maanden is alles afgeloo pen" Intusschen had mevrouw Zambelli in een Engelsche krant zitten bladeren en naar de plaatjes gekeken. Een heer komt bij ons tafeltje staan, groet heel beleefd en zegt dan: „Mag ik de dame opmerkzaam maken, dat u een Engelsche krant leest!" „Ach, neem me niet kwalijk.... ik dacht, dat het een Fransche krant was," en ze legt het blad achteloos op een stoel. „Waarom denk je, dat de oorlog spoedig af geloopen zal zijn? Vanwege het gebrek aan- benzine? Of vanwege het olie-embargo? Dat gelooft toch niemand meer!" „Maar jullie schepen worden toch met olie gestookt en de vliegtuigen en tanks hebben toch benzine noodig? „Zoo? Dus jullie denken, dat de regeering niet gezorgd heeft, dat er genoeg benzine in voorraad is?" „Maar waar maken de kranten zich dan zoo druk over en vanwaar dan die bezuinigingen?" De man klopte mij heel gemoedelijk op den schouder. „Dat is juist onze politiek mijn vriendje. Vraag dat maar eens aan onze politici, waar om zij zich zoo aanstellen en doen alsof ze geheel onvoorbereid warenAan het olie embargo zullen zij niet beginnen." Er hangt een zware atmosfeer in het café. Het is juist of de muziek op geluidlooze instrumen ten speelt. Het gewirwar van stemmen vloeit als een branding over de tafels; er zijn slechts enkele electrische lampen aangestoken: voor geschreven bezuiniging! De groote koffieketels dampen als kleine locomotieven. Uit twintig, dertig kraantjes tegelijk vloeit de kostbare zwarte drank. Tusschen alles door rinkelt de bel van de kassa. „Gisteren heeft onze huisbaas de huur ver- hoofd tot 500 Lire per maand." „Hoeveel kamers?" vroeg ik. „Drie kamers met een keuken. Alles wordt duurder en de salarissen gaan niet omhoog." Plotseling wordt het gesprek onderbroken. Een toffe krantenjongen komt het koffiehuis binnengestormd en roept luidkeels: „Het laat ste nieuws van het Noordelijk front!" „Populoooo „Gazetaaaa!" Bij den jager op groot wild: Als u de kop wilt zien.moet tl een étage hoo- ger gaan kijken! „Corrieeeere!" De krantenjongen maakt goede zaken. Zijn tasch is bijna leeg verkocht, maar hij heeft nog voorraad genoeg. Overal worden de koppen dei- kranten hardop voorgelezen: „De spanning in Egypte". „De aarzeling van Amerika". „De sancties blijken een mislukking Maar iedereen houdt z'n hart vast en weet niet waar het heen moet.... En op de straten schreeuwt de krantenjon gen: het laatste nieuws en hij proclameert luidkeels nieuwe successendie echter in werkelijkheid voor de Italianen achterwege blijven Maar hij maakt goede zaken! Voor den Katholieken Kring te Eindhoven heeft Gerard Knuvelder een voordracht gehouden over het onderwerp „Onze let terkunde als spiegel van onze nationale cul tuur". Uit den aard der zaak kon slechts een gering onderdeel van de rijke hoeveelheid ma teriaal behandeld worden. Spr. wil enkele kern problemen beschouwen. In de verschillende cultuurgebieden wordt on derscheid gemaakt tusschen wat als ongeordend wordt gezien en wat als geordend wordt gezien. Het is dezelfde tegenstelling, welke in de reli gies bestaat, waar men naast de persoonlijke goden een onpersoonlijk kosmisch beginsel vindt. Spr. wil hier hoofdzakelijk de Grieksche en de Germaansche cultuur beschouwen. De cultuur der Grieken is gericht op het bepaalde, op het gekende en heeft een minachting voor het on gevormde, het ongekende. Dit is het apolini- sche element in de Grieksche cultuur, waar naast ook het dionysische element gevonden wordt, dat aan het eerste tegengesteld is. Er is een zekere overeenkomst tusschen de Grieksche cultuur en de culte latine, waarvan Frankrijk thans de draagster is. Zoolang deze cultuur het verzadigingspunt niet heeft bereikt, is zij voor uitstrevend, bereikt zij dit punt, dan wordt zij conservatief. Tegengesteld aan de Grieksche en de Fran sche cultuur is de Germaansche cultuur, waarin het dionysische element overheerscht. Deze te genstellingen vindt men op verschillend gebied, zooals schilderkunst, muziek, staatkunde. Ka rakteristiek voor de Germaansche opvatting is. de strijd tegen den persoonlijken God, welken strijd men ontmoet bij Luther, bij Kant. bij Nietzsche. Naast dit overheerschende dionysische element, vindt men bij de Germanen het tegen deel hiervan in den vorm van een dorst en verlangen naar het Zuiden, naar Griekenland, en ook naar het Westen, naar Frankrijk. Deze twee cultuurvormen hebben ook in de Nederlandsche cultuur hun rol gespeeld. Typee rend voor Nederland is, dat het een bijna even wichtige vereeniging van deze twee elementen heeft bereikt. In de letterkunde is de ontwik keling hiertoe zeer goed na te gaan. In de middeleeuwen ontmoeten we de ridder romans, waarin we de Merovingische cultuur vinden, n.l. de Frankische romans, waarin het woeste, barbaarsche element overheerscht. In den tijd van Karei den Gro'oten is deze woestheid en ruwheid reeds aanzienlijk vermin derd. In deze vroeg-M. E.-sche romans vindt men eigenlijk meer Germaansche dan christe lijke elementen. Daarna, rond 1170, komt ook in de Nederlandsche litteratuur en wel van Henric van Veldeke, het Zuidelijke element tot invloed, voornamelijk bij de minne-lyriek. Vel deke is geworden een van de eerste Duitsche minnezangers, waardoor hij de verbinding tus schen de Romaansche en Germaansche littera tuur is geworden. Een tweede figuur van dezelf de beteekenis is Hadewijch, de grootste dich teres van de middeleeuwen. Vervolgens komt spr. op de zestiende eeuw en de geuzenliederen, die een aparten toon heb ben in onze litteratuur. Men vindt hierin het nationale en het religieuze element op merk waardige wijze saamgegroeid. Een eeuw later, na de periode van het Humanisme, waarin de Ne derlandsche geest wegzinkt, komen we aan de periode van Vondel en Hooft, welke beide dich ters spr. eenigszins uitvoeriger behandelt. Hooft ZI6ARETTEN Verzuchting:.... in mijn jeugd ging dat helaas lang niet zoo gemakkelijk! is de dichter van de renaissance, Vondel van de barok; Vondel met zijn sombere visie op het werkelijke leven is een typisch Germaansche figuur. Na deze periode is er stilte tot aan de tach tiger jaren, toen de vernieuwing kwam. Tusschen de tachtigers en de generatie van 1920, welke weer naar een eigen vormgeving streeft, bestaat weer dezelfde tegenstelling, die in de historie der litteratuur voortdurend voorkomt. De tegen stelling tusschen de klassieke vormgeving en de ongereglementeerde vormgeving, welke laatste in fel bewogen tijden herhaaldelijk verschijnt, is terug te voeren tot de primaire tegenstelling. Uit onze letterkunde zien wij, aldus spr.'s con clusie, een volk op het kruispunt van vele cul turen; een volk, dat ontvankelijk is en de an dere culturen weet te assimileeren. Dit is vol gens spr. een uiting van krachtigen Germaan- schen aard. Er ontstaat eerst gevaar voor onze cultuur als wij een vreemde cultuur niet meer kunnen assimileeren, maar ernaar streven deze onvervormd over te nemen. In dit kritieke sta dium verkeert ons volk thans, aldus de spreker. Het behoeft geen betoog, dat wij zijn bewerin gen geheel voor zijn rekening laten. Voor de filmsterren blijkt het in Amerika ook al geen paradijs meer te zijn. Ze ver dienen geld genoeg, maar ze moeten zóo bang zijn voor gangsters, afpersers, ontvoerders en allerlei ander geboefte, dat ze zich te omrin gen hebben met een zwaar gewapende lijfwacht, die schatten geld verslindt. Ook eischt de Ameri- kaansche fiscus een onbarmhartig groot deel van de inkomsten op. De ster Mariene Dietrich, het idool van mil- lioenen droomen (niet steeds de verhevenste!) over den ganschen aardbol, steekt naar Enge land over. Zij kan niet meer leven in den voortdurenden angst, dat men haar haar doch tertje zal ontrooven, zooais men Lindbergh heeft beroofd van zijn baby, die bovendien gru welijk vermoord werd. Ook kan zij de groote lasten die het leven te Hollywood haar oplegt, o.a. de kosten van zes man bewakend perso neel voor haar dochtertje, niet meer betalen. Aan een correspondent van het boulevardblad Paris-Soïr heeft Mariene Dietrich verklaard waarom zij heengaat. Ik ben het beu, zei de ster, mijn loopbaan moet er dan maar onder lijden. Ik kan niet meer in de Vereenigde Staten leven, want mo reel kan ik de vrees voor de kinderroovers, die me door het hoofd spookt, niet verdragen en financieel kan ik niet langer voor die wacht voor mijn dochtertje opkomen. Ik heb noch den moed noch de middelen meer om tegen dien prijs hier te blijven. Capone had ook een lijfwacht van zes man, wanneer hij op vrije voeten was. Is dat een leven voor een moeder en een kind? Ook Piet liet zich niet onbetuigd en hij stapte op Wietje's vader toe en drukte hem de hand, terwijl hij ook Wietje hartelijk ge luk wenschte met het feit, dat zij ook haar vader weer gevonden had. Gaandeweg kwamen er steeds meer men schen in het groepje staan, zoodat er ein delijk een groote menigte stond en men be sloot een auto te huren, om daarmee zoo spoedig mogelijk naar het huis van Piet's vader te gaan. Onderweg vertelde Li Chang den vader van Wietje zijn belevenissen. Hij had toen hij alleen was achtergebleven, de heele wereld doorkruist. Overal was hij geweest en van allerlei baantjes had hij gehad. Zoo was hij stoker geworden op een schip dat naar Holland ging en daar had men geen werk meer voor hem, zoodat hij thans zijn cost moest verdienen met het verkoopen van pinda-tabletten. Shill lachte in zijn vuistje, toen hij, het ochtendblad over de toonbank van zijn tweedehandschwinkeltje uitgespreid, de bekendmaking las van de hooge belooning, uit geloofd door Scotland-Yard voor aanwijzingen, die konden leiden tot opsporing van de daders van de inbraak en den juweelendiefstal, enkele dagen tevoren in Oxfordstreet gepleegd. Shill grinnikte van plezier. Daar, iets ver der, las hij nog een kort nabericht, waaruit hem bleek, dat de recherche op een totaal ver keerd spoor was, en nu, na drie dagen, nog geen flauw idee scheen te hebben dat hij, de opkooper Shill, ditmaal zelf de handen uit de mouwen gestoken had. Voor het eerst en waar schijnlijk tevens voor het laatst van zijn leven. Alle drommels-nog-toeWat een prachtkans was dat ook geweest en wat een buit aan geld en juweelen! Veel meer dan hij ooit had kun nen droomen, het vierdubbele van wat die krantenknullen vermeld hadden. Shill had den tijd. Voor zijn part konden er maanden, meer dan een jaar overheen gaan, voor hij het veilig zou achten de kostbare ju weelen uit hun zetting te lichten en stuk voor stuk aan den man te brengen. En prijzen zou hij maken! Hü, Shill, die voor alles een gaatje wist, en die den handelaars het vel over de ooren zou weten te halen. En safe waren ze zeker, bij hem aan huis. Op een plekje, waar alle detectives van de geheele wereld bij elkaar ze niet vinden zouden, veiliger dan in de zwaarst gepantserde kluis van de Bank of England. Shill keek op, toen de voordeur van zijn „antiquiteiten-winkel" openrammelde. Zoo! Old Ratch, mompelde hij. Diep-voorovergebogen kwam een stok-oud, haveloos mannetje binnenstrompelen en legde hijgend, zonder een woord te spreken, een zwa- ren gouden zegelring op de toonbank. Shill nam den ring tusschen de vingers, be keek hem van nabij en liet hem op de palm van zijn hand huppelen. Toch niet gestolen, Ratch? Neen, hijgde deze. Erfstuk! Dacht ik wel, Ratch. Dit was één van Shill's veiligheidsmaatre gelen. Nimmer nog had de recherche hem er op kunnen betrappen dat hij willens en wetens gestolen goed opgekocht had. „Zaakjes met een luchtje laat ik me niet mee in," had hij reeds herhaalde malen naar voren gebracht, als hij aan den tand gevoeld werd. De recherche wist wel beter, maar Shill was hun tot nu toe te slim af geweest. Shill keek den afgeleefden zwerver bijna me delijdend aan. Hij schoof hem een pondbiljet toe en zei goedig: 'tls eigenlijk meer dan ik geven kan, Ratch. Hij zag zwijgend toe hoe de tobberd naar het geld greep. Je wordt oud, Ratch. Deze boog het bankbiljet op en strompelde terug naar de voordeur. Maar, terwijl zijn be vende handen zich naar den deurknop uit strekten, weigerden plotseling zijn beenen hun dienst. Hij wankelde achterwaarts, zakte be wusteloos in elkaar en bleef op een leege, ge kantelde pakkist liggen. Shill sprong toe. Hij maakte Ratch' boven- kleeren los, en vloog naar het keukentje ach ter zijn winkel. Na enkele seconden was hij te rug met een glas water en een schoteltje azijn. Hij bette zijn slapen en trachtte wat water in den geopenden mond te gieten. Mariene zwijgt, de oogen vergroot door een afschuw, die niet aan eenig kunstmiddel doet denken. Ze is nu een moeder als alle andere. Ze brengt haar ontroering tot zwügerf en ver volgt: Als de belastingen minder hoog' waren haa ik het nog enkele jaren kunnen uitzingen. Ik zou tien, twintig politie-agenten aangenomen hebben. In de tegenwoordige omstandigheden blijft me niets over dan- vluchten. Mijn kame raden Mary Pickford en William Powell, die geen kinderroovers te duchten hebben, want ze hebben geen kinderen, moesten Hollywood al den rug toekeeren, want ze wfenschten zich niet naar die buitensporige eischen te schikken. Alles is hier al zoo duur. Ik heb geen bun galow kunnen vinden met tennisveld en zwem bekken voor de gezondheid van mijn kind voor minder dan duizend dollar per maand. Wat moet van mij en mijn kind worden als het succes me in den steek laat? Ik wasch liever te Parijs borden dan met deze vrees onder die bedreiging door te leven. Op dat oogenblik vleugt een glimlach, de be kende, over het gezicht. Gelukkig is het nog zoo ver niet. Korda biedt me 4.500.000 franken om een film in Engeland te draaien. Ik heb hem een optie tot 15 Fe bruari gegeven, tot ik het scenario gelezen heb, want ik wil nog alleen films spelen, die in mijn smaak vallen, die bij mijn gevoeligheid passen. Maar ik zal zoo veel mogelijk te Parijs zijn bij mijn man Rudolf Sieber, metteur en scène en architect, vooral het laatste, want op het oogenblik de cinema De deur gaat open en laat een meisje van een jaar of tien, blond en opbruisend, door, dat Mariene om den hals vliegt, de kleine Ma ria, het bedreigde kind. Achter haar komt de onderwijzeres, maar in de voorhal wandelen twee kerels als boomen wandelende boomen! heen en weer. De zakken van hun buis pui len, dat kan niet van doozen caramels zijn Him blik volgt me totdat ik in de laan ver dwenen ben Onbeweeglijk, met verstarde oogen, staarde Ratch hem aan. Shill voelde den pols, den hartslag.Ratch moest een hartverlamming gekregen hebben. Old Ratch was dood. Shill nam het beweginglooze lichaam in zijn armen, droeg het achter zijn toonbank en leg de het neer op een hoop vodden. Shili dacht na, snel en ingespannen. En een duivelsch plan rijpte in zijn misdadigersbrein. Hij liep naar het schuurtje achter op het erf van zijn magazijn en verdween erin. Na enkele minuten kwam hij terug. In de hand hield hij een brillanten broche, gevat in platina. Snel schoof hij de broche in een der zijzakken van Ratach' zwerversplunje, sloot zijn voordeur en spoedde zich ijlings naar de naastgelegen tele fooncel. Holms, de chef van Scotland-Yard, belde zijn assistent. Onmiddellijk de race-wagen voor! Er is een zwerver in Shill's winkel in elkaar gezakt, na even tevoren een brillantenbroche, afkomstig van die kraak in Oxford-street, te koop aan geboden te hebben. Shill zelf belt me zoo juist op. Vlug! Op hetzelfde oogenblik waarop Holms uit den wagen sprong, stak shill den sleutel in de voordeur van zijn winkeltje. Ik heb gemeend, mr. Holms, zei hij onder danig, goed te doen met nog vóór den Ge neeskundigen Dienst u even te waarschuwen, temeer omdat hij tóch dood is. Maar ook, in dien dit niet gebeurd was, zou ik u gewaar schuwd hebben, omdat ik uit de beschrijving in de dagbladen met vrij groote i' inbraak in Ox- r\ r j ford-street meen UXjOTuStreet 1 herkend te heb- 1 ben... en u weet, mr. Holms, zaakjes met een luchtje laat ik me niet mee in. Holms spoorde tot spoed aan. Maak open die deur. Waar ligt ie? Shill opperde nog snel het begin van een vraag: De uitgeloofde belooning, mr. Holms, is toch. Vanzelf! Als die aanwijzing steekhoudend blijkt, is de belooning voor jou. Maak open die deur! Shill stiet de deur open, en stapte naar bin nen, op den voet gevolgd door Holms. Hij liep achter de toonbank...., en bleef stéan, als aan den grond genageld Het lijk was verdwenen. Holms liep door den winkel naar de keuken, en zag om zich heen. Hij wees Shill op een openstaand venster en op sporen van vochtige voetstappen in het achter-uitgangetje: Je bent nog geen dokter Schill! je hebt niet goed uit je oogen gekeken, jongen! Die snaak is weer bijgekomen, en heeft de beenen genomen Hij dacht een oogenblik na, en zei toen: Maar dat is niet zoo erg, Shill. We zullen hem wel vinden. Holms maakte rechtsomkeer en sprong in zijn race-wagen. De car verdween in razende vaart. Shill was radeloos. Ratch was bijgekomen! Wat nu? Ratch zou de broche in zijn zak vin den, en Old Ratch las óók kranten! Old Ratch was oud, maar Old Ratch was bij! Hij zou be grijpen, onmiddellijk, alles, Shill's opzet, Shill's inbraak, Shill's plan, om hem, den doodge- waanden Old Ratch, de schuld in de schoenen te schuiven, en zóó met de premie te gaan strijken! En deels uit wraak, deels uit zucht naar de belooning, zou Ratch hem vóór zijn, en aangifte doen! En voor het eerst van zijn leven verloor Shill zijn kop. Hij vloog naar zijn schuurtje, greep, graaide onder een hoop kolengruis, trok er het sigarenkistje uit te voorschijn, gevuld met den buit uit Oxford-street. Hij rende terug, nam het geld uit zijn kas, stopte zijn zakken nog vol met meerdere gouden sieraden, die hier en daar in zijn winkel geborgen lagen, stak het sigarenkistje onder zijn colbert, sprong zijn winkel uit, liet de voordeur open staan en liep op een draf de straat op. Shill draafde zonder doel den weg langs. Hij wist niet waarhéén, en wat dan. Hij rende be- zinningloos de eene straat uit, de andere weer in.... Toén, plotseling, op een hoek, botste hij tegen Holms op Eén oogenblik bleef hij hem met wijdgeopen- den mond als versuft staan aangapen.dén trachtte hij het kistje nog dieper onder zijn jas te verbergen, en wilde het op een loopen zetten. Doch op een wenk van Holms werd hij door diens assistent gegrepen. Laat eens zien, Shill, wat je in dat kistje hebt. Je doet zoo vreemd, jongen. En terwijl hij den inhoud van het kistje doorzocht, zei hij glimlachend tot zijn assis tent: Een beetje geluk mogen we ook wel eens hebben Maar er klonk een zweem van medelijden in zijn stem, toen hij erop volgen liet: Ik was juist op weg naar je winkel, Shill. Odd Ratch is een paar straten verder voor de tweede maal in elkaar gezakt. En ditmaal voor goed. Die broche is inderdaad afkomstig uit Oxford-street, en ik was juist van plan, met je over die belooning te komen praten. Je zult nu wel een andere belooning krijgen, Shill. Ik schat het op een jaar of vier. op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen F 7 n;0 een ongeval met p O bij verlies van een hand, ww» doodelijken afloop ttWU»" een voet of een oog 35 Een groote groep volk school dag op dag voor den deftigèn gevel van Hotel Petronia sa men en staarde met groote oogen en open mond naar het gebouw, welks eigenaars, als ze het betamelijk gevonden hadden, er snel een fortuin uit hadden kunnen slaan, met de kamer waarin het fatale banket werd gehouden, tegen een shilling per man, te laten bezich tigen. Onder deze menigte, in clubs en in kroegen, bij de groepen van wandelaars in de parken, en overal waar een aantal personen bijeen waren werd over niets dan over dit vreeselijk voorval gesproken en de bladen, vooral die van meer sensationeel karakter, bewogen hemel en aarde om nieuws te pakken te krijgen. Het duurde niet lang of de geheele hoofdstad lag onder den algemeenen indruk, dat Londen aan de genade was overgeleverd van een gewetenlooze schurkenbende, die zoo handig was, zoo knap in het vernietigen, dat zij met bovennatuurlijke macht begiftigd moest zijn. Deze eene slag was slechts een voorproefje, andere zouden spoedig volgen. De heele stad. de heele natie wellicht was als een lam, dat de slager naar het hem beliefde, de keel kon afsnijden. Individueele vrees is iets verschrikkelijks maar ze kan niet in vergelijking treden met de vrees die op een menigte, op de massa drukt. De vrees in het onderhavige geval was een kalme vrees en dientengevolge veel intenser dan de vrees welke tot uitdrukking komt in een wilde onbeheerschte paniek. Niemand wist waar, of wanneer of op wien de naaste slag zou vallen. Vermoedelijk zou die slag nog veel drastischer, nog veel verplettender zijn dan de eerste. Naar alle waarschijnlijkheid zouden de vernietigers overgaan tot een slachting op groote schaal. Daarom bleef het volk weg van de plaatsen van openbare samenkomst, de vroomsten slechts gingen naar de kerk; theaters, variété's, concertzalen lagen ver laten; in de meest bevolkte deelen -der stad vroeg men zich angstig af, of misschien tegen hen die plotselinge verdelging zou gericht zijn; ieder die daartoe in staat was bleef thuis of verliet de stad. De drang naar steun en bescherming drong natuurlijk ontelbaren naar het departement van Binnenlandsche Zaken, om den autoriteiten te vragen iets te doen en dat spoedig te doen. Uit alle kringen en klassen kwam men om inlichtingen vragen: machtigen en rijken vroe gen om bescherming; nederigen en armen vroegen om bescherming. De mindere man, die in Belgrave en Mayfair woonde, wilde weten wat er ging gebeuren; de winkelier van het Strand en zijn broer in Oxford Street, maakten zich zenuwachtig over hetzelfde. Want de zaken liepen naar een crisis en stonden vrijwel stil. Niemand wilde ergens naar toe. Een ochtendreceptie, een ontvangst ten Hove en een groote feestelijkheid moesben sine die wor den uitgesteld; een nieuw oorlogsschip liep in de Theems van stapel, zonder dat ook maar iemand anders tegenwoordig was dan de werklui, aan wie het was opgedragen; nauwelijks iemand ging naar Ascot. En toch, de dagen gingen voorbij en er gebeurde niets. Een week was verloopen sinds de gebeurtenis van Hotel Pretonia, mr. Pontifex was begraven op het kleine kerkhof in de nabijheid van Somer- bourne Huize, Lord Caltenbury, tot dan Minister van Buitenlandsche Zaken was Eerste Lord van de Schatkist geworden en Eerste Minister in zijn plaats en er was niets gebeurd. De mededeeling van d'en Minister van Binnen landsche Zaken in alle bladen, welke naar haar bedoeling den begrijpelijken wenk bevatte dat de losprijs, aan mr. Pontifex gevraagd, zou worden betaald, was tot dusver genegeerd en iedereen leed onder de onzekerheid, waarover men toch ook weer verbaasd stond. Niemand in geheel Londen had over de ontstellende gebeurtenissen zoo verbluft ge staan als inspecteur-detective Marillier, wien het nóg nooit te beurt was gevallen, dat hij in zulk een geval gemoeid was. Marillier was op zijn manier een merkwaardig man en een type. Van nature was hij iemand, die over heel wat dingen verrast moest zijn, want hij had een zeer bekrompen verstand en vrijwel geen verbeelding. Maar hij had den aard van 1 een bloedhond en als zijn neus eenmaal op efen spoor was, dat een stevige lucht afgaf kon hij het onvermoeid blijven volgen. Oorspron kelijk gedetacheerd in de provincie, was hij naar de Londensche politie overgegaan en alleen door zijn taaie vasthoudendheid had hij zijn tegenwoordigen rang weten te bereiken, daarbij intusschen flink geholpen door de aanbeveling van den Eerste Minister, toen hij diens ont stolen eigendommen had terugbezorgd. Marillier had sindsdien gelijksoortige successen. Marillier gehad, maar dat was altijd geweest bij boos doeners van vleesch en bloed die je bij den kraag kon pakken. Waar hij echter in de zaak van Somerboume Huize en Hotel Petronia over tobde, was dat hij blijkbaar bovennatuurlijke wezens moest ontdekken, even ontastbaar als een spiegelbeeld of de weerkaatsing van het licht in een regenboog. Een week ongeveer na de conferentie op het departement van Binnenlandsche Zaken keerde Marillier langs het Strand van een bezoek aan Hotel Petronia terug, waar hij vaak rond neusde in de kamer welke Paul J. Milman voor zijn noodlottige partij had genomen, toen hij eén lichten tik op zijn arm voelde Zich om- keerende bevond hij zich tegenover een man, die hem geheel onbekend was. Hij keek hem vragend aan. Ik vraag u wei excuus, zei de vreemde ling. Heb ik de eer te spreken met inspecteur detective Marillier? Zoo heet ik, antwoordde Marillier plech tig. Ik zou wel een klein onderhoud met u willen hebben, herjiam de onbekende. Hij keek eens rond en vervolgde dan: Precies. Zullen we een zitje nemfen op de binnenplaats van Cecil? Van nature achterdochtig, nam Marillier den vreemdeling op. Het was een lange, knappe man, met vollen baard, onberispelijk gekleed, in houding en spraak een persoon van stand. Hoewel hij volmaakt Engelsch sprak, kreeg Marillier den indruk dat het een buitenlander was, al kon hij zijn nationaliteit niet thuis brengen. Hij aarzelde een oogenblik, zich af vragend wat de man van hem zou moeten hebben. Wel mijnheer, zei hij ten slotte, als het iets belangrijks is 't Is hoogst belangrijk, antwoordde de vreemdeling. En 't zal voor u persoonlijk zeer vcordeelig zijn, naar mij te luisteren. Marillier vatte den wenk. Hij keek op zijn horloge en antwoordde: Nu, vijf minuten dan, mijnheer. De vreemdeling manoeuvreerde handig door de dichte menigte en den tuin van Cecil bin nengaand bracht hij Marillier naar een rustig hoekje. Daar het een warme ochtend was, bestelde hij voor zichzelf en zijn compagnon een verfrissenden drank van de allerduurste soort en bood vervolgens den detectieve een uitgelezen sigaar aan. Marillier die van alles hield wat goed was, aanvaardde deze buiten sporigheden zonder bedenken en zette zich be haaglijk in zijn stoei om te luisteren, naar wat de man hem' te vertellen had. Ik vernam, zei de onbekende, toen de kellner een ruime fooi had opgestreken en vertrokken was, dat u sterk gemoeid zijt in wat we zullen noemen de zaak van hotel Petronia. Ik hoorde van verschillende zijden en las het ook in de bladen. En ik vermoed, vervolgde hij, toen Marillier vluchtig knikte, dat u in het bezit bent van den geheimzinnigen ring waarover gespro ken wordt. 't Is mogelijk van wel en het is mogelijk van niet, antwoordde Marillier, min of meer norsch en achterdochtig. We zulten aannemen van wel, ging de onbekende onverstoord verder. Hij kwam een stap naar voren en tikte den detective op den arm. Mijn vriend, fluisterde hü, ik wensch diten ring te hebben. VUFDE HOOFDSTUK Marillier had niet slechts achterdocht ten opzichte van alles en ieder aangewend als behoorende bij zijn beroep, maar hjj had die achterdocht ook geërfd van zijn vader of van zijn moeder, mogelijk van beiden, en hij ves tigde een blik op den vreemdeling die aan duidelijkheid niets te wenschen overliet. Tegelijk maakte hij aanstalten om op te staan. Als u denkt, dat u met mij doen kunt wat u wilt, begon hij langzaam, dan bent u aan het verkeerde kantoor enmaar de vreemdeling die vol zelfvertrouwen scheen te zijn en in alle geval heel zelfbewust optrad, deed hem met een gebaar weer plaats nemen. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 10