Vóór twintig jaar brak het water door de dijken z m t u Door inspanning ontspanning EL' m l NOORD-WESTER SCHOOT NAAR NOORDEN UIT PUZZELENIS GEZELLIG EN LEERZAAM l i' l l z t t l 1 Den Fielp treedt op als burgemeester had-inte-roem ZONDAG 19 JANUARI 1936 Bruisend en kolkend stroomde de vloed over het lage land van Noord-Holland en Utrecht Ook de rivieren buiten haar oevers West-Friesland bedreigd Doodsnood op Marken Zestien Markers vonden dien nacht den dood in den vloed. Op de „Witte Werf" werd het huis van Klaas de Waard van de palen gerukt en op den Steeds dagen er nieuwe liefhebbers op, die eveneens „trouw gaan meedoen De puzzle-club van de V.K.P. De held van den overweg Oplossing vorig raadsel Ui 2 k ci i m 'cl n :<tw V r A z. u i n. t t i cL d. k ■S k 0 X. s iöa Z. ■nl »,vw [k V n r 9 oi MS cL pni ui i a ci k TL eS8 Ssfti i z k Z 0 k riSÏ t a 0 ci 0 u X, W) L X d i oL De nieuwe opgave Eerste Ned. Psychotechnische T entoonstelling Kalender Wintertoestand in Europa Populaire liedjes UIT DE STAATSCOURANT Rechterlijke macht Onderscheiding ONS PRIJSRAADSEL |llllllllllllilllllllillllll!llllllllllllllllllllllllllll!lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll||||||lilllllg|^^g^^J§£^£ BRIEVEN Gelukkig moment van z'n leven Hij lapt 'i 'm kolessaal toet a voe, DRE Hoe de stormvloed den Waterlandschen Zeedijk bij Katwoude vernielde. Door een gat van meer dan 50 Meter stroomden de woeste ivatermassa's het lage land in, dat van Buiksloot tot Edam en de Zaan blank liep Januari 1916! Twintig jaar gele den! De herinnering gaat terug naar de bange oorlogsjaren, toen voor ons volk de som der beproe vingen werd volgemaakt door het plots losbrekend onheil van storm en watersnood. Toen luidde de noodklok in de dorpen van Water land aan de Utrechtsche kust, toen ontbrandden, dof en onheilspellend, de hoogwater-kanonnen in het Overijselsche. Tegelijk kwam het water der rivieren opzetten, stroom de over de dijken, in Zuid- Holland, in Brabant, in Limburg. Dertig kostbare menschenlevens gingen verloren. Talloos velen zagen hun dak, hun have en goed in het kolkende water verdwijnen. Nameloos was het leed, in die dagen geleden. Dagenlang had de Zuidwester het water langs onze kusten opgejaagd, toen ruimde de storm wind, steeds toenemend aan sterkte, naar het Noord-Westen, om eindelijk met orkaankracht uit te schieten naar het Noorden, naar het Noord-Oosten. De watermassa's, onder den druk van Zuid- en Noordwester door de zee gaten naar binnen gedreven, joeg deze orkaan thans met felle kracht de kom van de Zuider zee in, waar het water tot ongekende hoogte opzette en op tal van plaatsen door de dijken brak. Noord-Holland vooral werd ernstig ge troffen. Bij Katwoude bezweek de zware Waterlandsche zeedijk en met geweld drong het water het lage polderland binnen. Ge heel Waterland stond in korten tijd blank. Eenzaam staken huizen en boomen uit de onafzienbaren troosteloozen waterplas. Op de dijken, in de kerken, overal waar maar een plekje voor het water beveiligd was, dreven de boeren hun vee, zoover zij het konden redden, tezamen. Om nimmer te vergeten was die stormnacht voor hen, die in de bedreigde streken in angst en vreeze de uren doormaakten, die te hulp snelden naar de dijken en er, schouder aan schouder met de gealarmeerde militairen, zandzakken sleepten, kistdammen bouwden, terwijl achter hen in de steden en dorpen de noodklok weerklonk, telkens en telkens overstemd door het huilen van den storm en het bruisen van het aanstormend water. Toen bezweken kort na elkaar de dijken bij Kat woude, bij Anna Paulowna, de Eemnesserdijk bij Blaricum. Het was in dien nacht, dat Volendam tot de nok der daken in het water ver zonk. De thans ontslapen herder, pas toor v. d. Weiden, knielde in die bange stonde voor het hoogaltaar in de kerk, biddend voor zijn benarde parochianen tot het water de treden van het altaar bespoelde en de pastoor het Allerheilig ste moest veilig stellen in zijn pastorie. En buiten, in de haven rukten de bot- ters als wildgeworden dieren aan hun meertouwen, steigerden op de aanja gende golven, sloegen te pletter op de remmingen, of schoten omhoog tegen den dijk. Ook op het buiten IJ vóór de Oranje Slui zen, stopte het water op. Het buitenland van IJdoorn stond blank. Tegen de nok van den Durgerdammerdijk stroomde het water, de gol ven spoelden over de kruin. Een botter de R. D. 35 werd tegen den dijk geworpen. De beman ning redde zich in het want, waaruit zü na een vreeselijken nacht den volgenden morgen kon worden gered. Critiek was de situatie op den West-Frie- schen zeedijk, welke, naar het Noorden en N.- Oosten gewend, de volle kracht van water en wind had te verduren. De golven sloegen over den dijk heen, groote gaten vrat het water in het talud, de doorweekte kleimassa's begonnen te schuiven. De bevolking der dijkdorpen door leefde een vreeselijken nacht. In storm en ontij vochten de mannen op den dijk tegen het wa ter, een schier hopeloozen strijd. Achter hen vluchtten reeds velen en kwamen midden in den nacht in de Streekdorpen en in Enkhuizen aan. Hier had men de waterpoorten in den stads wal gesloten om, bij doorbraak van den dijk, het water buiten te houden. Maar de West- Friesche zeedijk weerstond het geweld en het achter liggend land, de zwaar bedreigde Drech- terlandsche dijkdorpen vooral, werden als door een wonder van den ondergang gered. Maar het ergst van al werd Marken ge troffen. Toen het Water hoog kwam, vluchtten de bewoners naar de zolders van hun houten huisjes. Daar onder de kra kende en steunende binten en dakspanten hoorden zij, hoe de storm in kracht toenam, hoe het water hooger en hooger kwam, hoe de •golven rukten aan de houten wanden van hun woningen. Weldra waren de woon- werven nog slechts armzalige eilandjes van daken boven de golvende, kolkende zee. Men kwam ons vertellen, dat we het nieuwe iaar met een niet al te gemakkelijk kruiswoord-probleem hebben ingezet. Nu, 't was ook onze bedoeling, voortaan onze nummer tjes zóó te geven, dat onze puzzle- club van de V.K.P. wel het devies zou kunnen overnemen van een voorheen bestaand genootschap, dat zich D.l.O. noemde: Door Inspan ning Ontspanning. Hiermede voldoen we tevens aan den in de stroom meegevoerd. Man en vrouw, elk met een kleinen kleuter in de armen, werden verstikt in de golven. Buren hoorden nog hun laatste hulpgeroep. Zij konden niets doen. En voorbij de Moenis Werf verzwolg de zee de drie dochtertjes van het gezin Stoker, meisjes van 23, 21 en 14 jaar. In hun doodsnood hadden zij zich wanhopig aan elkander vastgeklemd. Veertien huizen werden op Marken vernield of van hun grondvesten gerukt. Nauwelijks één huis bleef onbeschadigd. In de haven hadden de botters elkander in den grond geramd. Heel het eiland was een troostelooze ruïne. Schrik, zorg en rouw heerschten er op slag In de knusse, vreedzame poppehuisjes. Van overal kwamen de onheilstijdingen. In lange, trieste reeksen vulden zü de kolommen der dagbladen. In Rotterdam bezweek de dijk van het Spuikanaal in de Tweede Rosestraat. De bewoners der achterliggende huizen werden met moeite in veiligheid gebracht. Vier kinde ren echter verdronken. Aan den Zuidwal der Zuiderzee was de mi sère al even groot. Muiden liep onder, de dijk breuk bij Eemnes zette heel de Eemvallei on der water, in Harderwijk kon de oude zeemuur het water niet keeren. De vloedkamers der pro fessorenhuizen deden plotseling dienst. Maar ook Noordwaarts, langs den IJsel, bij Kampen en Zwolle, in het land van Vollenhove, in Friesland bracht het water ellende. Ontzettende tafereelen hebben zich afge speeld. Overal angstig vluchtende vrouwen en kinderen. In de stallen het jammerlijk loeien en brullen van het verstikkend vee. Op de gol ven dreef huisraad, heele kasten, stoelen en beddegoed. Ontelbaar was het aantal cadavers van dieren, die in het water waren omgeko men. afgeloopen jaren zoo vaak herhaalden wensch: „maak Uw puzzles gerust maar niet te licht als we er wat aan te pluizen krijgen, worden ze daardoor nog interessanter." Ons eigen devies: Puzzelen is gezellig en leerzaam, blükt ook niet verkeerd, want we merken elke week opnieuw, dat er nieuwe liefhebbers opdagen, die naar hun eigen verklaring „de handigheid nu ook te pakken hebben gekregen, en dus trouw gaan meedoen." En van een dichter: TL i'.-.-.v? L i 0 Mi' 771 wv. jiSy? 6 r.-Vl' r 71 O L vo CL -ri'r, ■y?y TL L 0 0 77'- TL 77L O U. 771 0 CL w-fü TL CL T7L TL O 7TL hij.'.; W,il- CL CL ü»i 71 CL 771 IC L Tl te bevechten, den ouden erfvijand: het water. Zij hebben menschen en vee gered, voedsel en kleeding verstrekt, gewaakt over het verlaten eigendom. En de burgerij vormde hulp-comi- té's; een nationaal Watersnood-comité nam de leiding. Giften en gaven stroomden van alle zijden toe. Veel van den nood kon worden ge lenigd. Twintig jaren zün voorbij. Het leed is lang geleden, haast w'aer vergeten. In deze dagen echter leeft de herinnering weer op in het lage land van Noord-Holland en aan de Utrechtsche kust. In het avondlijk uur zullen er de ouderen vertellen aan de jeugd van de bange spanning, den angst en den nood, van die nachten en dagen in Januari 1916. „De puzzle in onze krant Is altüd interessant. Ze scherpt pok ons verstand, En maakt ons bij de hand." De vier fraaie uitgeloofde prijzen, die aan de gelukkige winnaars per post zullen worden toegezonden, werden door het lot toegewezen aan: Mej. H. de Bruin, Berklaan 35, Laren (N.-H.) en de heeren: J. J. de Munck, Kraaienplein 20, Amster dam, Noord: G. W. de Man, Zijl weg 20, Overveen; F. van Dük, Gildenstraat 3, Den Bosch. Thans kunnen onze lezers zich bezighouden met de volgende schakelpuzzle, waarvoor op nieuw vier prijzen beschikbaar zijn om onder de inzenders van een goede oplossing te worden verloot. Het is weer, evenals een paar weken gele den, een cirkel in 36 segmenten verdeeld. Doch nu is het er om te doen, in de 36 vakjes, waar in -dus de ring, door de beide cirkels gevormd, is verdeeld, de hier volgende 36 woordjes zoodanig te plaatsen, dat elk woordje met het onmiddellük volgende samen weer een woord, een tweelettergrepig woord dus, vormt. Men kan beginnen waar men verkiest, want het moet één groote schakelaar worden: zoo men b.v. dak als het eerste woord nemen, dan moet het laatste woord, links van dak, daar mee evengoed een tweelettergrepig woord op leveren. Dat zal dus wel een afdak worden. Zooals men ziet, hebben we 3 „stations" ge- De eerste Ned. Psychotechnische Tentoonstel ling, uitgaande van het Departement Amersfoort van de Ned. Mü- voor Nijverheid en Handel zal worden gehouden in het historische gebouw „De Stadsdoelen", Zuidsingel 45 te Amersfoort, hier toe welwillend beschikbaar gesteld door Gedep. Staten der provincie Utrecht. De tentoonstelling wordt gehouden van Dins dag 18 Februari t/m Zaterdag 22 Februari e.k. Wij ontvingen nog den bekenden Zee- en Landmacht-kalender, thans een speciale K XVIII-uitgave, welke jaarlijks als premie kalender door de Nationale Crediet Vereeniging te 's Gravenhage wordt uitgegeven. Deze kalender werd wederom samengesteld door den heer H. J. de Jonge te Bentveld, res.- officier b. d., inspecteur der N.C.V. Hij loopt van 1 Juli 1936 tot 1 Juli 1937 en is gedrukt in een frisch rood, wit en blauw door Joh, En schedé Zonen, Grafische Inrichting N.V. te Haarlem. De 56 foto's van dezen interessanten kalender, waarvan vele üjdens de reis door prof. F. A. Vening Meinesz en M. S. Wytema, luite nant ter zee 2e klasse, zün opgenomen, zijn uit gevoerd in rasterdiepdruk. Op de achterzüde van het schild is de routekaart afgeteekend. Het sprekend ontwerp is vervaardigd door den heer Fré J. Drost. geven nog een tweede hulpverleening Is deze, dat men op 4 andere plaatsen een woord moet krügen, hetwelk met het gegeven 4-tal in de segmenten: val, klei, vork en pet ook weer een tweelettergrepig woord vormt! B.v. Zeeklei. Nu pakke men dus de schakelpartij maar eens aan met het volgende alfabetisch ge rangschikte 36-tal: de 36 te vormen woorden zijn alle zelfstandige naamwoorden. Aard af boek bouw dak dicht dom gas goot gras grond haard hoek huis jas kar kerk kunst- land leer mest mijn naam punt recht rük soort steen stem toon vorm vuur werk woord zang zee. Oplossing tot Donderdag 12 uur aan den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaèlstraat 60, Utrecht. Wanneer men van dag tot dag en voor een bepaalde plaats het verloop der temperatuur nagaat door de gemiddelde temperatuur van iederen dag te vergelijken met de normale tem peratuur, d.i. de gemiddelde uit een groot aan tal gelijknamige datums der opeenvolgende ja ren, krijgt men gewoonlyk lange temperatuur- golven te zien, d.w.z. dat het gedurende eeni- gen tijd warmer is dan normaal, waarna de temperatuur met onregelmatige schommelingen gaandeweg daalt totdat een minimum wordt bereikt, waarop dan weer een staging volgt, en zoo steeds verder. De oorzaak hiervan is, dat bepaalde luchtstroomen gedurende eenigen tüd overheerschend zijn en dan weer plaats maken voor andere, die warmere of koudere lucht aan voeren. De diepere oorzaak hiervan is dan weer, dat de onderlinge ligging van de gebieden van hoogen en lagen druk van plaats verwis selen. Uit den aard der zaak spelen hierbü de jaargetijden een rol en het is waarschünlük, dat ook andere, nog niet nauwkeurig bekende oorzaken, die misschien ten deele buiten onzen dampkring liggen, van invloed zün. Zoo hebben wij dezen winter kunnen zien, dat gedurende bijna de geheele maand Decem ber tot den dag vóór Kerstmis de thermometer te laag heeft gestaan. Met 25 December begon een periode, gedurende welke het weer voort durend zachter is geweest dan normaal. De grootste afwijkingen kwamen voor omstreeks Kerstmis en 910 Januari. Eerst den 16den Januari is de temperatuur Weer beneden de normale gedaald. De vraag is nu of wij aan het begin staan van een periode van te koud weer en daar juist in dezen tijd van den winter de temperatuur normaal slechts weinig boven het vriespunt behoort te liggen, zou een te koude periode de beteekenis hebben van een vorstperiode, althans van het voorkomen van dagen met vriesweer. De langzamerhand tot ontwikkeling gekomen algemeene weerstoestand geeft wel aanleiding tot de verwachting, dat het de eerstvolgende dagen kouder zal zijn dan normaal. Over de geheele Noordelijke helft van Europa is het reeds sedert eenigen tijd zeer koud. Büzonder lage temperaturen treden al sedert lang op in de omgeving van IJsland. Over Skandinavië is opnieuw zeer strenge vorst ingetreden. In Duitschiand is de vorst eveneens toegenomen en van de Britsche Eilanden kwamen den laat- sten tijd telkens berichten over vorst en ijs en ten laatste is nu over groote gebieden in Cen traal-, West- en Zuid-West-Europa veel sneeuw gevallen, o.a. zeer veel in Engeland, terwijl wü hier te lande voor de eerste maal in dezen win ter veel sneeuw hebben gekregen. Sneeuw is altüd een aanduiding, dat de temperatuur ook in de hoogere luchtlagen sterk gedaald is. Wü zien overigens, dat de wind in ons land de Westelijke, d.i. warme richting heeft verlaten en Noordelijk tot Noordoostelijk is geworden. Dit beteekent toevoer van de zeer koude lucht uit het koude Noord-Europa, die voorloopig zat aanhouden. Ver in het Westen over den Oceaan schünt de luchtdruk voorloopig hoog te blü- ven, terwijl over Midden-Europa een complex van depressies ligt, dat aan het verdere ver loop van de weersgesteldheid een onzeker ka rakter geeft. Hoewel de winter zich nu sterker doet gelden dan tot dusver is het nog niet de weerstoestand, die helder, vriezend weer geeft. Er zullen nog vele koude dagen moeten ko men voordat de warmtebalans van Januari, die thans nóg een hoog positief saldo aanwüst. een tekort aan warmte zal geven. De vraag of wü dezen winter nog zullen schaatsen rüden, kan bü dezen onzekeren weerstoestand, niet beantwoord worden. (Nadruk verboden) De teekening uit onze serie, die wij Zon dag j.l. publiceerden, stelde voor het liedje: „Er was eens een meisje loos, dat wilde gaan varen als een matroos." In oris vuigenae zonaagochtendblad kun nen onze lezers vernemen, welk liedje de teekenaar met bovenstaande afbeelding be- doeld heeft. Men vertelt, hoe een overwegwachter te Amersfoort plotseling zijn bezinning ver loor. Hü had dienst in den onheilsnacht. Hij hoorde den storm loeien en zag het water rüzen en hü wist, hoe nu elk oogen- blik ook z ij n huis, zün have en goed, zün armzalig bezit door den vloed zou kunnen worden verzwolgen. Toch bleef hü op zün post Groot was de verwoesting. Op tal van plaat sen was elke communicatie verbroken. De spoor- en trambanen konden op verschillende trajecten niet meer bereden worden. Telegraaf- en telefoondienst waren verstoord. Begaanbare wegen kon men in het onderge- loopen land niet meer onderscheiden. In deze bange dagen hebben vooral de ge mobiliseerde militairen zich van hun besten kant getoond. Eindelijk hadden zü een vüand Bij Koninklijk Besluit van 17 Januari 1936 is aan mr. F. L. Nepperus op zijn verzoek eer vol ontslag verleend uit zün betrekking van rechter-plaatsvervanger in de Arrondissements rechtbank te Amsterdam, onder dankbetuiging voor de als zoodanig bewezen diensten. Bü K.B. is benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau, C. H. Conrad te 's Graven hage, secretaris van de Commissie inzake het Tramvraagstuk, referendaris bü het Departe ment van Waterstaat. 171 venhout, 14 Januari 1936 Menie r, Blaauw glanst vandaag den dag over de schepping. Blaauw klatst ie neer in de natte velden, cnderwüle 'n straf Januari-zonneke 'nen gou wen wemel toovert door de wüde ruimten. f 'Nen Noordwester built door 't nieuwe licht, 't Nieuwe licht, dat te vlammen lükt van den blinkend-natten run dea: ouwe eiken. Dat er flakkert van de blaauwe wegels; dat er laait uit de spiegelende vensterramen, 't Nieuwe licht, waarteugen m'n oogen nog wat onwennig pie ken, na den duisteren floers van 't December - tü, waarin de weareld zat besloten. Den buiten ligt weer open. Open onder den klaterenden lichtval, onder het teere zonne- spel in den Noordwester. Ja 't is 'nen schoo- nen dag vandaag. En 'k sta d'r wat suf in te kijken, lük een kindeke dat gestoord is in zünen slaap en ir.et z'n knuistjes te douwen en te wringen staat in z'n knippende oogskes, die telkens getrokken worden naar de plek van 't felle licht. Duisterblaauw spolt de Mark door de Ul- venhoutsche velden, optomend teugen den Noordwester, zóó fel, dat nou en dan 'nen wit ten rimpel uit de driftige golfkens schuimt. Zóó druk, dat ik in m'n koolland, waar alleen den -wind te hooren is, het driftig rivierke hoor kledderen teugen den waterkant. 'tis stillekes in den akker, ja! Want de beesten staan nog gestald en de IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIE veugeltjes, nou en dan trekt wel 'nen zwügcndcn zwem ritse lend hoog boven oewen kop, maar heel veul tier hebben de veugels nog niet. Ik denk, ze zün ook nog wat onwennig. Ze volstaan met 'nen zwier in de goudblaauwe ruimte, om dan weer rap verom te gaan in de beschutting van 't donkere, windstille bosch. Nadenmiddag, als 't zonneke in de boom takken klom en op de schouwen van de huize- kes, als de eerde zwart wierd weer, het win- deke ging liggen dan klonk werendig t eerste veugelengekwetter van den boschkant. 't Harde licht was verzacht tot rossen gloed. Paars gloeioen de dingen aan den kim. Zwart blokte ons kerkske teugen den smeulenden dag. Alleen den toren stond nog in 't volle zonnelicht en 't Was of ie bü z'n kerkske niet hoorde, nou. Maar zichtbaar smeulde den dag. Den zwar ten bojem van den akkergrond lag weer in winterschen strakte. 'n Leste plek ros veegde in 'nen hoogen boom kroon, langs de kap van den meulen. Zwarter teekenden de boomen in 't veld. En den hemel vervloeide in 'n zulvergrüs. Weer zwegen de veugeltjes. Alleen 'n kauw scheurde nog efkens 'nen reep uit de stilte. M'n dorpke dreef weg met den verdwünenden dag. Kou steeg uit den akker. Kroop in oewen nek. Maar toen heb ik nog efkens de spaai gehan teerd en der. schoffel, want nog 'n klein half- uurke en den nacht lag omimers over de weareld. Nog wat groentes uitdoen, büschoffelen, ver derop den slootkant büsteken met de schup, 'k had münen tüd nog even noodig. Zwart, inktzwart glom 't slootwater in deus schemeruur. Groen spiegelden de stammen van overhangendwilgen vaag in dieën „inkt". En zwaar riekte den grond al langs 't zwarte sop. 'n Voorteeken, 'n veulzeggend voorteeken, amico. Dat bewees, dat den eerde al aan 't werk is. Dat 't zonneke vandaag prompt z'nen arbeid gedaan had! Diep asemde ik de zware eerdegeuren in! Lekker! Malsch in de longen drong den geur diep in m'n karkas. De zwarte moppen grond klatsten vet en spetterend, als ik ze smeet over den sloot. En had ik heel den dag wat bc- tutterd staan zien teugen deuzen voortijdigen voorjaarsdag, bü 't scheiën van de markt, als de dag verzonk met de zinkende zon, dan kroop, met de geuren van dieën vetten grond, de lieve lust van 't komende leven diep in m'n ziele- ment. En als ik dan opkeek, hè, eh-eh-wa's dat, dan lag den nacht al plat op èèrde als 'n reuzen, aangeschoten vleermuis. Alleen den spits van 't kerketorentje had nog 'nen glimp van den dag over zünen flank. Toen heb ik münen kruiwagel opgezocht in den duister, de spullen er op vergaard en 'k ben den akker uitgerejen, op huis aan. "t Was binnenin wat wargaren. Pas Nieuw jaar geweest, hartje winter en.... 't voorjaar toch al gerokenMet dat ik op den keiweg kwam, vielen vijf slagen uit den kerketoren. Vüf urenDen dag al 'n half uurke langer. Luidruchtig piepte m'n kruiwagel wiel over den verlaten keiweg. 'n Groote zwarte schim1 van 'nen wandelaar duisterde daar op, vóór 't licht van 'nen lan taarn. Statig „dreef" de schim me tegemoet. Dichterbij zei ik, da's hier zoo de gewoonte, „navond", „Den Dré!" zoo klonk 'n stem uit al dat wandelend zwart. „Gü ben 't toch nie, Fielp?" vroeg ik. „Jazekers!" zei den Fielp met iets te veul overtuiging. „Da's sterk! Ik docht vergimd, da-d-et 'nen „heer" was....!" „Ben ik dan soms 'n juffrouw?" vroeg den Fielp 'n tikske scherp. En onderwijl hing ie zünen.... werentig!.... 'nen wandelstok aan zünen arm, haalde 'n pampieren builtje uit zünen binnenzak en offreerde mij 'n sigaar: „ier, stikt 's op, voor den schrik." 'k Zette m'nen kruiwagel neer en onderwijle wier ik m'n eigen nog sterker bewust van 't war garen in m'n binnenste. Afün, die sigaar kost ik alvast wel 's aansteken, 't, Scheelde 'n haarke, of ik had gezegd: „daank oe wel." En als den Fielp me 'n vlammeke gaf, verdüd! Hü had z'n bolhoedje ook al op! Ik nam 'm 'ns goed op, blies 'nen wolk rook weg en liet m'n eigen, 't was toch donker nou, maar 'ns stillekes lachen. „Jjja", zei den Fielp toen: ,,'t is me hallemaal hiets!" „Sterfgeval in de fermilie toch nie, Fielp?" Meteen kwam daar 'nen fietser aan. Z'n lichtje titste over dsn keiweg. En om dieën mensch niet teugen m'n kruiwageltje te laten botsen, stak ik rap m'n zaklantaarntje aan. Maar 't haperde. Misschien 't batterüke op? Den fietser had me tóch gezien, merkte ik, maar 't was sjuust, of ie op me afkwamWerendig, hü dee 't. En plotselings zag ik, te doen te hebben met den nieuwen veldwachter; zünen hond herkende ik 't eerst. „Heb jij geen licht op?" vroeg ie teemerig, onderwijle van z'n fiets springend. Dat lükt 'nen vreemdeling, 'nen Hollander, dacht ik en meteen antwoordde ik: „m'n lan- teemtje weigert, meester!" Den hond snuffelde aan m'n groentes. „Mag ik dat lantaarntje eens zien?" vroeg ie ongeloovig. „Da's nie r.oodig", zei den Fielp toen, dien ik al twee keer zwaar door z'n neusgaten had hooren blazen: 'n bewüs, als ge 'm goed kent, dat ie „z'n bloed staat op te vreten", wat ie altü doet, als ie 'nen vuilen pico haalt bü 't kaart- spuL „Wie ben jü?"vroeg den nieuwe, 'n tikske in zijnen wiek geschoten. Toen kwam den klap op de vuurpül! Toen wier veul me duidelijk „Niemand haanders, veldwachter, dan den burgemeester had-hinte-roem!" Waarop den Fielp, met allebei z'n handen op den rug, op zijnen wandelstok begost te leunen alsof ie den nieuwe goed in de gelegenheid wilde stellen, om Fielp Beukers, mr. bakker, oudste Raadslid, Burgemeester ad interim, voorzitter van alle Ulvenhoutsche vereenigingen, enz., 'ns goed te bekijken. Den nieuwe sprong in de houding, zei: „pur- don, purdon, ja natuurlük, dan is 't in orde, burgemeester", salueerde voor den derden keer en vroeg toen: „nog iets van uw orders, burge meester?" Amico, den Fielp heeft van z'n leven zoo'n gelukkig moment niet beleefd. Ik wist, dat ie verzon om dat oogenblik zoo lang mogehjk te laten duren. „Mneu....", zei ie eindelijk: „halleengü mot teugen oew klaanten eh teugen de durpelingen, nie zoo jüjen en jouwen, veld wachter, da zün wü ier nie gewoon, begrepen?" Nou, da's veul waar! Den Jaan zei vroeger altü: „borst, aa meugde gij nie doen, stomme ling, aanders ga-d-op de bon, horre!" „Begrepen, burgemeester." „En nog 's wa, veldwachter...." Toen trok den Fielp eerst 'ns op z'n gemak aan z'n sigaar. (Ik heb nooit kunnen denken, dat hü, zoo sjuust in den stijl, als meerdere kost donderen). „En dan nog 's wa.Lot dieën pliesie-ond nie de groentes van den Dré hopeten, begre pen?" Den hond kreeg 'n lel om z'n ooien. „Nog iets van uw orders, burgemeester?" „Niks, neeë, ge kunt wel gaan." Als den nieuwe op z'n fiets zat, riep den Fielp: „Alt! Oor 's!" Den kearel kwam terug, stapte af: „Burge meester?" „Ge ebt 'r toch hopgelet vandaag, lük ik oew verhordineerd eb, dat de jong van school bü Tiest Bastiaansen 't verkenskot nie hopen- gooiden?" (Sodemearel, wat stree den Fielp voor z'n kameraads! Wat 'nen puiken burgemeester hadden wü aan 'm!). „Jawell, burgemeester! U krügt morgenoch tend het verbaal!" „VerbaalNiks! Eerst waarschouwen! Gin errie maken mee 't volk! Begrepen „Jawel, burgemeester!" „Ge kun gaan." „Alt. Oor nog 's veldwachter!" „Ga bij Janus van den Euvel zeggen, da 'k "ra deuzenhavond spreken mot. Zeuven huur in de burgemeesterskamer „En gü ok present, hom 'm haan te dienen. Na mün honderoud mee den eer van den Euvel wil ik jou nog 's spreken hover henkele din ges „Jawell, burgemeester!" „Ingerukt!" „Alt. Oor nog 's." „Ier. Stikt nou maar 'n sigaar hop!" „Dank u zeer, burgemeester. Tot uw orders!" „En perbeert zooW rap meugelük 'n bietje Hulvenoutsch te leeren, saluu!" Amico, ge verstaat zeker wel, wa 'k uitgestaan heb, onder die bedrijven! 'k Heb zitten scheu ren op den burrie van m'nen kruiwagel! Ja, 't is veul nat, ongezond weer geweest, de leste tijen. Veul zieken! Zoo wierd den Fielp burgemeester a.i. En hü lapt 't 'm kolessaal. Hü is ook twee boomen aan 't rooien, die 'm al jaren in den weg staan voor den inrij met z'n broodsjeesHij smeedt 't ijzer nou 't heet is! En van Trui hoorde ik, als ik heur alles ver telde bü m'n thuiskomen, dat ie vüf keer langs gekuierd was vandaag, met bolhoedje en wan delstok En dat ie net zoo deftig boog als verlejen maand, toen ie Sinterklaas was 't Zou ir.e niks verwonderen, of hij staat nou met z'n holhoedje voor den oven, in de mor genuren. Maar dat zal 'k wel 'ns uitvisschen! 'Nen schoone dag is 't geweest. Veul groeten van Trui en als altü geen haarke minder van oewen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 6