Vóór twintig jaar brak het
water door de dijken
z
m
t
u
Door inspanning ontspanning
EL'
m
l
NOORD-WESTER SCHOOT
NAAR NOORDEN UIT
PUZZELENIS GEZELLIG EN
LEERZAAM
l
i'
l
l
z
t
t
l
1 Den Fielp treedt op als burgemeester had-inte-roem
ZONDAG 19 JANUARI 1936
Bruisend en kolkend stroomde de
vloed over het lage land van
Noord-Holland en Utrecht
Ook de rivieren buiten
haar oevers
West-Friesland bedreigd
Doodsnood op Marken
Zestien Markers vonden dien nacht
den dood in den vloed. Op de „Witte
Werf" werd het huis van Klaas de
Waard van de palen gerukt en op den
Steeds dagen er nieuwe liefhebbers
op, die eveneens „trouw
gaan meedoen
De puzzle-club van de
V.K.P.
De held van den overweg
Oplossing vorig raadsel
Ui
2
k
ci
i
m
'cl
n
:<tw
V
r
A
z.
u
i
n.
t
t
i
cL
d.
k
■S
k
0
X.
s
iöa
Z.
■nl
»,vw
[k
V
n
r
9
oi
MS
cL
pni
ui
i
a
ci
k
TL
eS8
Ssfti
i
z
k
Z
0
k
riSÏ
t
a
0
ci
0
u
X,
W)
L
X
d
i
oL
De nieuwe opgave
Eerste Ned. Psychotechnische
T entoonstelling
Kalender
Wintertoestand in
Europa
Populaire liedjes
UIT DE STAATSCOURANT
Rechterlijke macht
Onderscheiding
ONS PRIJSRAADSEL
|llllllllllllilllllllillllll!llllllllllllllllllllllllllll!lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll||||||lilllllg|^^g^^J§£^£ BRIEVEN
Gelukkig moment
van z'n leven
Hij lapt 'i 'm
kolessaal
toet a voe, DRE
Hoe de stormvloed den Waterlandschen Zeedijk bij Katwoude vernielde. Door een
gat van meer dan 50 Meter stroomden de woeste ivatermassa's het lage land in, dat
van Buiksloot tot Edam en de Zaan blank liep
Januari 1916! Twintig jaar gele
den! De herinnering gaat terug
naar de bange oorlogsjaren, toen
voor ons volk de som der beproe
vingen werd volgemaakt door het
plots losbrekend onheil van storm
en watersnood. Toen luidde de
noodklok in de dorpen van Water
land aan de Utrechtsche kust, toen
ontbrandden, dof en onheilspellend,
de hoogwater-kanonnen in het
Overijselsche. Tegelijk kwam het
water der rivieren opzetten, stroom
de over de dijken, in Zuid-
Holland, in Brabant, in Limburg.
Dertig kostbare menschenlevens
gingen verloren. Talloos velen
zagen hun dak, hun have en goed
in het kolkende water verdwijnen.
Nameloos was het leed, in die dagen
geleden.
Dagenlang had de Zuidwester het water langs
onze kusten opgejaagd, toen ruimde de storm
wind, steeds toenemend aan sterkte, naar het
Noord-Westen, om eindelijk met orkaankracht
uit te schieten naar het Noorden, naar het
Noord-Oosten. De watermassa's, onder den
druk van Zuid- en Noordwester door de zee
gaten naar binnen gedreven, joeg deze orkaan
thans met felle kracht de kom van de Zuider
zee in, waar het water tot ongekende hoogte
opzette en op tal van plaatsen door de dijken
brak.
Noord-Holland vooral werd ernstig ge
troffen. Bij Katwoude bezweek de zware
Waterlandsche zeedijk en met geweld drong
het water het lage polderland binnen. Ge
heel Waterland stond in korten tijd blank.
Eenzaam staken huizen en boomen uit de
onafzienbaren troosteloozen waterplas. Op de
dijken, in de kerken, overal waar maar een
plekje voor het water beveiligd was, dreven
de boeren hun vee, zoover zij het konden
redden, tezamen.
Om nimmer te vergeten was die stormnacht
voor hen, die in de bedreigde streken in angst
en vreeze de uren doormaakten, die te hulp
snelden naar de dijken en er, schouder aan
schouder met de gealarmeerde militairen,
zandzakken sleepten, kistdammen bouwden,
terwijl achter hen in de steden en dorpen de
noodklok weerklonk, telkens en telkens
overstemd door het huilen van den storm en
het bruisen van het aanstormend water. Toen
bezweken kort na elkaar de dijken bij Kat
woude, bij Anna Paulowna, de Eemnesserdijk
bij Blaricum.
Het was in dien nacht, dat Volendam
tot de nok der daken in het water ver
zonk. De thans ontslapen herder, pas
toor v. d. Weiden, knielde in die bange
stonde voor het hoogaltaar in de kerk,
biddend voor zijn benarde parochianen
tot het water de treden van het altaar
bespoelde en de pastoor het Allerheilig
ste moest veilig stellen in zijn pastorie.
En buiten, in de haven rukten de bot-
ters als wildgeworden dieren aan hun
meertouwen, steigerden op de aanja
gende golven, sloegen te pletter op de
remmingen, of schoten omhoog tegen
den dijk.
Ook op het buiten IJ vóór de Oranje Slui
zen, stopte het water op. Het buitenland van
IJdoorn stond blank. Tegen de nok van den
Durgerdammerdijk stroomde het water, de gol
ven spoelden over de kruin. Een botter de R. D.
35 werd tegen den dijk geworpen. De beman
ning redde zich in het want, waaruit zü na
een vreeselijken nacht den volgenden morgen
kon worden gered.
Critiek was de situatie op den West-Frie-
schen zeedijk, welke, naar het Noorden en N.-
Oosten gewend, de volle kracht van water en
wind had te verduren. De golven sloegen over
den dijk heen, groote gaten vrat het water in
het talud, de doorweekte kleimassa's begonnen
te schuiven. De bevolking der dijkdorpen door
leefde een vreeselijken nacht. In storm en ontij
vochten de mannen op den dijk tegen het wa
ter, een schier hopeloozen strijd. Achter hen
vluchtten reeds velen en kwamen midden in den
nacht in de Streekdorpen en in Enkhuizen aan.
Hier had men de waterpoorten in den stads
wal gesloten om, bij doorbraak van den dijk,
het water buiten te houden. Maar de West-
Friesche zeedijk weerstond het geweld en het
achter liggend land, de zwaar bedreigde Drech-
terlandsche dijkdorpen vooral, werden als door
een wonder van den ondergang gered.
Maar het ergst van al werd Marken ge
troffen. Toen het Water hoog kwam,
vluchtten de bewoners naar de zolders van
hun houten huisjes. Daar onder de kra
kende en steunende binten en dakspanten
hoorden zij, hoe de storm in kracht toenam,
hoe het water hooger en hooger kwam, hoe
de •golven rukten aan de houten wanden
van hun woningen. Weldra waren de woon-
werven nog slechts armzalige eilandjes van
daken boven de golvende, kolkende zee.
Men kwam ons vertellen, dat we
het nieuwe iaar met een niet al te
gemakkelijk kruiswoord-probleem
hebben ingezet. Nu, 't was ook onze
bedoeling, voortaan onze nummer
tjes zóó te geven, dat onze puzzle-
club van de V.K.P. wel het devies
zou kunnen overnemen van een
voorheen bestaand genootschap, dat
zich D.l.O. noemde: Door Inspan
ning Ontspanning.
Hiermede voldoen we tevens aan den in de
stroom meegevoerd. Man en vrouw, elk
met een kleinen kleuter in de armen,
werden verstikt in de golven. Buren
hoorden nog hun laatste hulpgeroep.
Zij konden niets doen. En voorbij de
Moenis Werf verzwolg de zee de drie
dochtertjes van het gezin Stoker,
meisjes van 23, 21 en 14 jaar. In hun
doodsnood hadden zij zich wanhopig
aan elkander vastgeklemd.
Veertien huizen werden op Marken vernield
of van hun grondvesten gerukt. Nauwelijks één
huis bleef onbeschadigd. In de haven hadden
de botters elkander in den grond geramd. Heel
het eiland was een troostelooze ruïne. Schrik,
zorg en rouw heerschten er op slag In de
knusse, vreedzame poppehuisjes.
Van overal kwamen de onheilstijdingen. In
lange, trieste reeksen vulden zü de kolommen
der dagbladen. In Rotterdam bezweek de dijk
van het Spuikanaal in de Tweede Rosestraat.
De bewoners der achterliggende huizen werden
met moeite in veiligheid gebracht. Vier kinde
ren echter verdronken.
Aan den Zuidwal der Zuiderzee was de mi
sère al even groot. Muiden liep onder, de dijk
breuk bij Eemnes zette heel de Eemvallei on
der water, in Harderwijk kon de oude zeemuur
het water niet keeren. De vloedkamers der pro
fessorenhuizen deden plotseling dienst. Maar
ook Noordwaarts, langs den IJsel, bij Kampen
en Zwolle, in het land van Vollenhove, in
Friesland bracht het water ellende.
Ontzettende tafereelen hebben zich afge
speeld. Overal angstig vluchtende vrouwen en
kinderen. In de stallen het jammerlijk loeien
en brullen van het verstikkend vee. Op de gol
ven dreef huisraad, heele kasten, stoelen en
beddegoed. Ontelbaar was het aantal cadavers
van dieren, die in het water waren omgeko
men.
afgeloopen jaren zoo vaak herhaalden wensch:
„maak Uw puzzles gerust maar niet te licht
als we er wat aan te pluizen krijgen, worden
ze daardoor nog interessanter." Ons eigen
devies: Puzzelen is gezellig en leerzaam, blükt
ook niet verkeerd, want we merken elke week
opnieuw, dat er nieuwe liefhebbers opdagen,
die naar hun eigen verklaring „de handigheid
nu ook te pakken hebben gekregen, en dus
trouw gaan meedoen." En van een dichter:
TL
i'.-.-.v?
L
i
0
Mi'
771
wv.
jiSy?
6
r.-Vl' r
71
O
L
vo
CL
-ri'r,
■y?y
TL
L
0
0
77'-
TL
77L
O
U.
771
0
CL
w-fü
TL
CL
T7L
TL
O
7TL
hij.'.;
W,il-
CL
CL
ü»i
71
CL
771
IC
L
Tl
te bevechten, den ouden erfvijand: het water.
Zij hebben menschen en vee gered, voedsel en
kleeding verstrekt, gewaakt over het verlaten
eigendom. En de burgerij vormde hulp-comi-
té's; een nationaal Watersnood-comité nam de
leiding. Giften en gaven stroomden van alle
zijden toe. Veel van den nood kon worden ge
lenigd.
Twintig jaren zün voorbij. Het leed is lang
geleden, haast w'aer vergeten. In deze dagen
echter leeft de herinnering weer op in het lage
land van Noord-Holland en aan de Utrechtsche
kust. In het avondlijk uur zullen er de ouderen
vertellen aan de jeugd van de bange spanning,
den angst en den nood, van die nachten en
dagen in Januari 1916.
„De puzzle in onze krant
Is altüd interessant.
Ze scherpt pok ons verstand,
En maakt ons bij de hand."
De vier fraaie uitgeloofde prijzen, die aan
de gelukkige winnaars per post zullen worden
toegezonden, werden door het lot toegewezen
aan:
Mej. H. de Bruin, Berklaan 35, Laren (N.-H.)
en de heeren:
J. J. de Munck, Kraaienplein 20, Amster
dam, Noord:
G. W. de Man, Zijl weg 20, Overveen;
F. van Dük, Gildenstraat 3, Den Bosch.
Thans kunnen onze lezers zich bezighouden
met de volgende schakelpuzzle, waarvoor op
nieuw vier prijzen beschikbaar zijn om onder
de inzenders van een goede oplossing te worden
verloot.
Het is weer, evenals een paar weken gele
den, een cirkel in 36 segmenten verdeeld. Doch
nu is het er om te doen, in de 36 vakjes, waar
in -dus de ring, door de beide cirkels gevormd,
is verdeeld, de hier volgende 36 woordjes
zoodanig te plaatsen, dat elk woordje met het
onmiddellük volgende samen weer een woord,
een tweelettergrepig woord dus, vormt.
Men kan beginnen waar men verkiest, want
het moet één groote schakelaar worden: zoo
men b.v. dak als het eerste woord nemen, dan
moet het laatste woord, links van dak, daar
mee evengoed een tweelettergrepig woord op
leveren. Dat zal dus wel een afdak worden.
Zooals men ziet, hebben we 3 „stations" ge-
De eerste Ned. Psychotechnische Tentoonstel
ling, uitgaande van het Departement Amersfoort
van de Ned. Mü- voor Nijverheid en Handel zal
worden gehouden in het historische gebouw „De
Stadsdoelen", Zuidsingel 45 te Amersfoort, hier
toe welwillend beschikbaar gesteld door Gedep.
Staten der provincie Utrecht.
De tentoonstelling wordt gehouden van Dins
dag 18 Februari t/m Zaterdag 22 Februari e.k.
Wij ontvingen nog den bekenden Zee- en
Landmacht-kalender, thans een speciale
K XVIII-uitgave, welke jaarlijks als premie
kalender door de Nationale Crediet Vereeniging
te 's Gravenhage wordt uitgegeven.
Deze kalender werd wederom samengesteld
door den heer H. J. de Jonge te Bentveld, res.-
officier b. d., inspecteur der N.C.V. Hij loopt
van 1 Juli 1936 tot 1 Juli 1937 en is gedrukt
in een frisch rood, wit en blauw door Joh, En
schedé Zonen, Grafische Inrichting N.V. te
Haarlem. De 56 foto's van dezen interessanten
kalender, waarvan vele üjdens de reis door prof.
F. A. Vening Meinesz en M. S. Wytema, luite
nant ter zee 2e klasse, zün opgenomen, zijn uit
gevoerd in rasterdiepdruk. Op de achterzüde
van het schild is de routekaart afgeteekend.
Het sprekend ontwerp is vervaardigd door den
heer Fré J. Drost.
geven nog een tweede hulpverleening Is
deze, dat men op 4 andere plaatsen een woord
moet krügen, hetwelk met het gegeven 4-tal
in de segmenten: val, klei, vork en pet ook
weer een tweelettergrepig woord vormt! B.v.
Zeeklei.
Nu pakke men dus de schakelpartij maar
eens aan met het volgende alfabetisch ge
rangschikte 36-tal: de 36 te vormen woorden
zijn alle zelfstandige naamwoorden.
Aard af boek bouw dak dicht
dom gas goot gras grond haard
hoek huis jas kar kerk kunst-
land leer mest mijn naam punt
recht rük soort steen stem toon
vorm vuur werk woord zang zee.
Oplossing tot Donderdag 12 uur aan den
heer G. M. A. Jansen, Ruysdaèlstraat 60,
Utrecht.
Wanneer men van dag tot dag en voor een
bepaalde plaats het verloop der temperatuur
nagaat door de gemiddelde temperatuur van
iederen dag te vergelijken met de normale tem
peratuur, d.i. de gemiddelde uit een groot aan
tal gelijknamige datums der opeenvolgende ja
ren, krijgt men gewoonlyk lange temperatuur-
golven te zien, d.w.z. dat het gedurende eeni-
gen tijd warmer is dan normaal, waarna de
temperatuur met onregelmatige schommelingen
gaandeweg daalt totdat een minimum wordt
bereikt, waarop dan weer een staging volgt, en
zoo steeds verder. De oorzaak hiervan is, dat
bepaalde luchtstroomen gedurende eenigen tüd
overheerschend zijn en dan weer plaats maken
voor andere, die warmere of koudere lucht aan
voeren. De diepere oorzaak hiervan is dan
weer, dat de onderlinge ligging van de gebieden
van hoogen en lagen druk van plaats verwis
selen. Uit den aard der zaak spelen hierbü de
jaargetijden een rol en het is waarschünlük,
dat ook andere, nog niet nauwkeurig bekende
oorzaken, die misschien ten deele buiten onzen
dampkring liggen, van invloed zün.
Zoo hebben wij dezen winter kunnen zien,
dat gedurende bijna de geheele maand Decem
ber tot den dag vóór Kerstmis de thermometer
te laag heeft gestaan. Met 25 December begon
een periode, gedurende welke het weer voort
durend zachter is geweest dan normaal. De
grootste afwijkingen kwamen voor omstreeks
Kerstmis en 910 Januari. Eerst den 16den
Januari is de temperatuur Weer beneden de
normale gedaald.
De vraag is nu of wij aan het begin staan
van een periode van te koud weer en daar juist
in dezen tijd van den winter de temperatuur
normaal slechts weinig boven het vriespunt
behoort te liggen, zou een te koude periode de
beteekenis hebben van een vorstperiode, althans
van het voorkomen van dagen met vriesweer.
De langzamerhand tot ontwikkeling gekomen
algemeene weerstoestand geeft wel aanleiding
tot de verwachting, dat het de eerstvolgende
dagen kouder zal zijn dan normaal. Over de
geheele Noordelijke helft van Europa is het
reeds sedert eenigen tijd zeer koud. Büzonder
lage temperaturen treden al sedert lang op in
de omgeving van IJsland. Over Skandinavië is
opnieuw zeer strenge vorst ingetreden. In
Duitschiand is de vorst eveneens toegenomen
en van de Britsche Eilanden kwamen den laat-
sten tijd telkens berichten over vorst en ijs en
ten laatste is nu over groote gebieden in Cen
traal-, West- en Zuid-West-Europa veel sneeuw
gevallen, o.a. zeer veel in Engeland, terwijl wü
hier te lande voor de eerste maal in dezen win
ter veel sneeuw hebben gekregen. Sneeuw is
altüd een aanduiding, dat de temperatuur ook
in de hoogere luchtlagen sterk gedaald is.
Wü zien overigens, dat de wind in ons land de
Westelijke, d.i. warme richting heeft verlaten
en Noordelijk tot Noordoostelijk is geworden.
Dit beteekent toevoer van de zeer koude lucht
uit het koude Noord-Europa, die voorloopig zat
aanhouden. Ver in het Westen over den Oceaan
schünt de luchtdruk voorloopig hoog te blü-
ven, terwijl over Midden-Europa een complex
van depressies ligt, dat aan het verdere ver
loop van de weersgesteldheid een onzeker ka
rakter geeft. Hoewel de winter zich nu sterker
doet gelden dan tot dusver is het nog niet de
weerstoestand, die helder, vriezend weer geeft.
Er zullen nog vele koude dagen moeten ko
men voordat de warmtebalans van Januari, die
thans nóg een hoog positief saldo aanwüst.
een tekort aan warmte zal geven.
De vraag of wü dezen winter nog zullen
schaatsen rüden, kan bü dezen onzekeren
weerstoestand, niet beantwoord worden.
(Nadruk verboden)
De teekening uit onze serie, die wij Zon
dag j.l. publiceerden, stelde voor het liedje:
„Er was eens een meisje loos, dat wilde
gaan varen als een matroos."
In oris vuigenae zonaagochtendblad kun
nen onze lezers vernemen, welk liedje de
teekenaar met bovenstaande afbeelding be-
doeld heeft.
Men vertelt, hoe een overwegwachter te
Amersfoort plotseling zijn bezinning ver
loor. Hü had dienst in den onheilsnacht.
Hij hoorde den storm loeien en zag het
water rüzen en hü wist, hoe nu elk oogen-
blik ook z ij n huis, zün have en goed, zün
armzalig bezit door den vloed zou kunnen
worden verzwolgen. Toch bleef hü op zün
post
Groot was de verwoesting. Op tal van plaat
sen was elke communicatie verbroken. De
spoor- en trambanen konden op verschillende
trajecten niet meer bereden worden. Telegraaf-
en telefoondienst waren verstoord.
Begaanbare wegen kon men in het onderge-
loopen land niet meer onderscheiden.
In deze bange dagen hebben vooral de ge
mobiliseerde militairen zich van hun besten
kant getoond. Eindelijk hadden zü een vüand
Bij Koninklijk Besluit van 17 Januari 1936
is aan mr. F. L. Nepperus op zijn verzoek eer
vol ontslag verleend uit zün betrekking van
rechter-plaatsvervanger in de Arrondissements
rechtbank te Amsterdam, onder dankbetuiging
voor de als zoodanig bewezen diensten.
Bü K.B. is benoemd tot officier in de Orde
van Oranje-Nassau, C. H. Conrad te 's Graven
hage, secretaris van de Commissie inzake het
Tramvraagstuk, referendaris bü het Departe
ment van Waterstaat.
171 venhout, 14 Januari 1936
Menie r,
Blaauw glanst vandaag den
dag over de schepping. Blaauw
klatst ie neer in de natte velden,
cnderwüle 'n straf Januari-zonneke 'nen gou
wen wemel toovert door de wüde ruimten.
f 'Nen Noordwester built door 't nieuwe licht,
't Nieuwe licht, dat te vlammen lükt van den
blinkend-natten run dea: ouwe eiken. Dat er
flakkert van de blaauwe wegels; dat er laait
uit de spiegelende vensterramen, 't Nieuwe licht,
waarteugen m'n oogen nog wat onwennig pie
ken, na den duisteren floers van 't December -
tü, waarin de weareld zat besloten.
Den buiten ligt weer open. Open onder den
klaterenden lichtval, onder het teere zonne-
spel in den Noordwester. Ja 't is 'nen schoo-
nen dag vandaag. En 'k sta d'r wat suf in te
kijken, lük een kindeke dat gestoord is in
zünen slaap en ir.et z'n knuistjes te douwen
en te wringen staat in z'n knippende oogskes,
die telkens getrokken worden naar de plek van
't felle licht.
Duisterblaauw spolt de Mark door de Ul-
venhoutsche velden, optomend teugen den
Noordwester, zóó fel, dat nou en dan 'nen wit
ten rimpel uit de driftige golfkens schuimt.
Zóó druk, dat ik in m'n koolland, waar alleen
den -wind te hooren is, het driftig rivierke hoor
kledderen teugen den waterkant.
'tis stillekes in den akker, ja!
Want de beesten staan nog gestald en de
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIE
veugeltjes, nou en dan trekt
wel 'nen zwügcndcn zwem ritse
lend hoog boven oewen kop,
maar heel veul tier hebben de
veugels nog niet.
Ik denk, ze zün ook nog wat
onwennig. Ze volstaan met 'nen
zwier in de goudblaauwe ruimte, om dan weer
rap verom te gaan in de beschutting van 't
donkere, windstille bosch.
Nadenmiddag, als 't zonneke in de boom
takken klom en op de schouwen van de huize-
kes, als de eerde zwart wierd weer, het win-
deke ging liggen dan klonk werendig t
eerste veugelengekwetter van den boschkant.
't Harde licht was verzacht tot rossen gloed.
Paars gloeioen de dingen aan den kim. Zwart
blokte ons kerkske teugen den smeulenden
dag. Alleen den toren stond nog in 't volle
zonnelicht en 't Was of ie bü z'n kerkske niet
hoorde, nou.
Maar zichtbaar smeulde den dag. Den zwar
ten bojem van den akkergrond lag weer in
winterschen strakte.
'n Leste plek ros veegde in 'nen hoogen boom
kroon, langs de kap van den meulen. Zwarter
teekenden de boomen in 't veld. En den hemel
vervloeide in 'n zulvergrüs.
Weer zwegen de veugeltjes. Alleen 'n kauw
scheurde nog efkens 'nen reep uit de stilte.
M'n dorpke dreef weg met den verdwünenden
dag.
Kou steeg uit den akker. Kroop in oewen nek.
Maar toen heb ik nog efkens de spaai gehan
teerd en der. schoffel, want nog 'n klein half-
uurke en den nacht lag omimers over de weareld.
Nog wat groentes uitdoen, büschoffelen, ver
derop den slootkant büsteken met de schup,
'k had münen tüd nog even noodig.
Zwart, inktzwart glom 't slootwater in deus
schemeruur. Groen spiegelden de stammen van
overhangendwilgen vaag in dieën „inkt". En
zwaar riekte den grond al langs 't zwarte sop.
'n Voorteeken, 'n veulzeggend voorteeken, amico.
Dat bewees, dat den eerde al aan 't werk is.
Dat 't zonneke vandaag prompt z'nen arbeid
gedaan had!
Diep asemde ik de zware eerdegeuren in!
Lekker! Malsch in de longen drong den geur
diep in m'n karkas. De zwarte moppen grond
klatsten vet en spetterend, als ik ze smeet over
den sloot. En had ik heel den dag wat bc-
tutterd staan zien teugen deuzen voortijdigen
voorjaarsdag, bü 't scheiën van de markt, als
de dag verzonk met de zinkende zon, dan kroop,
met de geuren van dieën vetten grond, de lieve
lust van 't komende leven diep in m'n ziele-
ment.
En als ik dan opkeek, hè, eh-eh-wa's dat,
dan lag den nacht al plat op èèrde als 'n
reuzen, aangeschoten vleermuis.
Alleen den spits van 't kerketorentje had nog
'nen glimp van den dag over zünen flank.
Toen heb ik münen kruiwagel opgezocht in den
duister, de spullen er op vergaard en 'k ben den
akker uitgerejen, op huis aan.
"t Was binnenin wat wargaren. Pas Nieuw
jaar geweest, hartje winter en.... 't voorjaar
toch al gerokenMet dat ik op den keiweg
kwam, vielen vijf slagen uit den kerketoren.
Vüf urenDen dag al 'n half uurke
langer.
Luidruchtig piepte m'n kruiwagel wiel over
den verlaten keiweg.
'n Groote zwarte schim1 van 'nen wandelaar
duisterde daar op, vóór 't licht van 'nen lan
taarn.
Statig „dreef" de schim me tegemoet.
Dichterbij zei ik, da's hier zoo de gewoonte,
„navond",
„Den Dré!" zoo klonk 'n stem uit al dat
wandelend zwart.
„Gü ben 't toch nie, Fielp?" vroeg ik.
„Jazekers!" zei den Fielp met iets te veul
overtuiging.
„Da's sterk! Ik docht vergimd, da-d-et 'nen
„heer" was....!"
„Ben ik dan soms 'n juffrouw?" vroeg den
Fielp 'n tikske scherp. En onderwijl hing ie
zünen.... werentig!.... 'nen wandelstok aan
zünen arm, haalde 'n pampieren builtje uit
zünen binnenzak en offreerde mij 'n sigaar: „ier,
stikt 's op, voor den schrik."
'k Zette m'nen kruiwagel neer en onderwijle
wier ik m'n eigen nog sterker bewust van 't war
garen in m'n binnenste. Afün, die sigaar
kost ik alvast wel 's aansteken, 't, Scheelde 'n
haarke, of ik had gezegd: „daank oe wel."
En als den Fielp me 'n vlammeke gaf,
verdüd! Hü had z'n bolhoedje ook al op!
Ik nam 'm 'ns goed op, blies 'nen wolk rook
weg en liet m'n eigen, 't was toch donker
nou, maar 'ns stillekes lachen.
„Jjja", zei den Fielp toen: ,,'t is me hallemaal
hiets!"
„Sterfgeval in de fermilie toch nie, Fielp?"
Meteen kwam daar 'nen fietser aan. Z'n lichtje
titste over dsn keiweg. En om dieën mensch niet
teugen m'n kruiwageltje te laten botsen, stak
ik rap m'n zaklantaarntje aan. Maar 't haperde.
Misschien 't batterüke op? Den fietser had me
tóch gezien, merkte ik, maar 't was sjuust, of ie
op me afkwamWerendig, hü dee 't. En
plotselings zag ik, te doen te hebben met den
nieuwen veldwachter; zünen hond herkende ik
't eerst.
„Heb jij geen licht op?" vroeg ie teemerig,
onderwijle van z'n fiets springend.
Dat lükt 'nen vreemdeling, 'nen Hollander,
dacht ik en meteen antwoordde ik: „m'n lan-
teemtje weigert, meester!" Den hond snuffelde
aan m'n groentes. „Mag ik dat lantaarntje eens
zien?" vroeg ie ongeloovig.
„Da's nie r.oodig", zei den Fielp toen, dien
ik al twee keer zwaar door z'n neusgaten had
hooren blazen: 'n bewüs, als ge 'm goed kent,
dat ie „z'n bloed staat op te vreten", wat ie altü
doet, als ie 'nen vuilen pico haalt bü 't kaart-
spuL
„Wie ben jü?"vroeg den nieuwe, 'n tikske
in zijnen wiek geschoten.
Toen kwam den klap op de vuurpül!
Toen wier veul me duidelijk
„Niemand haanders, veldwachter, dan den
burgemeester had-hinte-roem!"
Waarop den Fielp, met allebei z'n handen op
den rug, op zijnen wandelstok begost te leunen
alsof ie den nieuwe goed in de gelegenheid wilde
stellen, om Fielp Beukers, mr. bakker, oudste
Raadslid, Burgemeester ad interim, voorzitter
van alle Ulvenhoutsche vereenigingen, enz., 'ns
goed te bekijken.
Den nieuwe sprong in de houding, zei: „pur-
don, purdon, ja natuurlük, dan is 't in orde,
burgemeester", salueerde voor den derden keer
en vroeg toen: „nog iets van uw orders, burge
meester?"
Amico, den Fielp heeft van z'n leven zoo'n
gelukkig moment niet beleefd. Ik wist, dat ie
verzon om dat oogenblik zoo lang mogehjk te
laten duren.
„Mneu....", zei ie eindelijk: „halleengü
mot teugen oew klaanten eh teugen de
durpelingen, nie zoo jüjen en jouwen, veld
wachter, da zün wü ier nie gewoon, begrepen?"
Nou, da's veul waar! Den Jaan zei vroeger
altü: „borst, aa meugde gij nie doen, stomme
ling, aanders ga-d-op de bon, horre!"
„Begrepen, burgemeester."
„En nog 's wa, veldwachter...." Toen trok
den Fielp eerst 'ns op z'n gemak aan z'n sigaar.
(Ik heb nooit kunnen denken, dat hü, zoo
sjuust in den stijl, als meerdere kost donderen).
„En dan nog 's wa.Lot dieën pliesie-ond
nie de groentes van den Dré hopeten, begre
pen?"
Den hond kreeg 'n lel om z'n ooien.
„Nog iets van uw orders, burgemeester?"
„Niks, neeë, ge kunt wel gaan."
Als den nieuwe op z'n fiets zat, riep den
Fielp: „Alt! Oor 's!"
Den kearel kwam terug, stapte af: „Burge
meester?"
„Ge ebt 'r toch hopgelet vandaag, lük ik oew
verhordineerd eb, dat de jong van school bü
Tiest Bastiaansen 't verkenskot nie hopen-
gooiden?" (Sodemearel, wat stree den Fielp voor
z'n kameraads! Wat 'nen puiken burgemeester
hadden wü aan 'm!).
„Jawell, burgemeester! U krügt morgenoch
tend het verbaal!"
„VerbaalNiks! Eerst waarschouwen! Gin
errie maken mee 't volk! Begrepen
„Jawel, burgemeester!"
„Ge kun gaan."
„Alt. Oor nog 's veldwachter!"
„Ga bij Janus van den Euvel zeggen, da 'k "ra
deuzenhavond spreken mot. Zeuven huur in de
burgemeesterskamer
„En gü ok present, hom 'm haan te dienen.
Na mün honderoud mee den eer van den Euvel
wil ik jou nog 's spreken hover henkele din
ges
„Jawell, burgemeester!"
„Ingerukt!"
„Alt. Oor nog 's."
„Ier. Stikt nou maar 'n sigaar hop!"
„Dank u zeer, burgemeester. Tot uw orders!"
„En perbeert zooW rap meugelük 'n bietje
Hulvenoutsch te leeren, saluu!"
Amico, ge verstaat zeker wel, wa 'k uitgestaan
heb, onder die bedrijven! 'k Heb zitten scheu
ren op den burrie van m'nen kruiwagel!
Ja, 't is veul nat, ongezond weer geweest,
de leste tijen. Veul zieken! Zoo wierd den Fielp
burgemeester a.i.
En hü lapt 't 'm kolessaal.
Hü is ook twee boomen aan 't rooien, die 'm
al jaren in den weg staan voor den inrij met
z'n broodsjeesHij smeedt 't ijzer nou 't
heet is!
En van Trui hoorde ik, als ik heur alles ver
telde bü m'n thuiskomen, dat ie vüf keer langs
gekuierd was vandaag, met bolhoedje en wan
delstok
En dat ie net zoo deftig boog als verlejen
maand, toen ie Sinterklaas was
't Zou ir.e niks verwonderen, of hij staat nou
met z'n holhoedje voor den oven, in de mor
genuren. Maar dat zal 'k wel 'ns uitvisschen!
'Nen schoone dag is 't geweest. Veul groeten
van Trui en als altü geen haarke minder van
oewen