Potosi, de bron der zilvervloten <Ketutö&aal van den dag D Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden 'N TROUWE KLANT LIEFDE EN EER WOENSDAG 12 FEBRUARI 1936 IN 1545 ONTDEKT Dadelijk begon de „rush" Opgravingen in het Gieseldal Door ijs geconserveerd I Ruzie met Ans j Spiritus uit brood Trein naar Noach DOOR M. E. FRANCIS Glinsterende metaaldruppels of zilverdraadjes verrieden de in den grond verborgen schatten Einde December 1615 kwam als Virrey of Onderkoning naar Peru: Don Francisco van Borgia en Aragon, Prins van Esqui- lache en Graaf van Mayaldo, Ridder van de Orde van Santiago en Montesa. Hij was geboren te Madrid en nog maar 32 jaren oud. Nog nooit was iemand zoo jong al voor Onderko ning der Koloniën in de termen gevallen. Bo vendien kende het Madrileensche publiek hem alleen uit zijn verzen en avonturen.... over het algemeen geen van beide als aanbeveling beschouwd voor een magistraat. Maar Filips de Derde was nogal met hem bevriend en verdacht hem bovendien van een goed vers. and en van een sterken koelbloedigen wil. Hij bleek gelijk te hebben. Het was noodig. Zoo enthousiast men in Holland was over den strooptocht van Van Spilbergen in 1615, zoo ongerust was men in Spanje geworden over de veiligheid in de ko loniën. Als in vredestijd (het was midden in het Twaalfjarig Bestand! zulke expedities werden Uitgerust, wat moest dat dan worden als het weer oorlog was? Don Francisco ging onmiddellijk na aan komst aan het werk. Hij rustte een eskader uit en versterkte Callao, de haven van Lima, en meer belangrijke punten der kust. En toeD dan ook, na afloop van het Bestand, Jacob 1' Hermite met de z.g. Nassausche vloot kwam opzetten, was het, zooals het in de wereld dik wijls gebeurt, wel met meer recht, maar met véél minder succes. Nergens vond men nog de weerloosheid waar men op had gerekend. In tegendeel ging, zooals De Boer aanhaalt in zijn „Van Oude Voyagiën", alles „reent contrarie". Niels wilde gelukken, langs de geheele kust. De zilvervloot was net weggezeild naar Panama en ut havens waren alle in staat van tegen weer. Toen ging men eraar. denken de bron zélf dier zilvervloten te veroveren: Potosi, mid' den op het 4000 meter hooge plateau der Andes. Maar Arica, de haven, waarmee men had moe ten beginnen, bleek al direct onneembaar voor de onzen. En dat was maar goed ook. Want van zoo'n tocht, van een zevenhonderd kilometer over de bergketens, door de barre woestijn, op die hoogte naar Potosi, een stad van toender- tyd toch zeker 150.000 inwoners, was geen man teruggekomen. Potosi was in 1545 ontdekt. Een Indiaan die op den berg een troep lama's hoedde en in een rotsspleet had overnacht, vond 's morgens enkele glinsterende metaaldruppels aan het steenblok waartegen zijn vuur had gebrand. (Volgens een andere legende trok hij bij het klimmen een struikje, waaraan hij zich vast hield, uit den steengrond en ontdekte toen glinsterende zilverdraadjes tusschen de wortels; ook volstrekt niet onmogelijk.) Hij begreep de waarde van zijn vondst, want de zilvermijnen van Porco, daar in de buurt, werden voor de komst der Spanjaarden al op bevel van den Inca ontgonnen, en bracht zijn patroon, den Spanjaard Villaruel, op de hoogte. Deze zette onmiddellijk, naar mijnbouwkundige zede en Wet, de grenspaaltjes van zijn „claim" uit en werd de gelukkige ontdekker en stichter van Potosi. Later zond hij een petitie aan Karei V om dien titel, van Descubridor y Fundador, te mo gen voeren, en ter ondersteuning gaf hij ruim 250.000 kilo zilver mede. Geen wonder dat er geen bezwaren waren! Bovendien kreeg de stad een wapen, den titel van Villa Imperial en nog verschillende privileges. Maar ondërtusschen was de „rush" al begon nen. Alles wat maar een beetje avonturiers- bloed in de aderen had (en daar was in dien tijd heelemaal geen gebrek aan) stroomde er heen, niet alleen uit Amerika, maar ook volop uit Europa. Het was een zestiende-eeuwsch Klondyka. De grootste wanorde heerschte na tuurlijk in het begin, maar 25 jaren later, om streeks 1570, pakte de groote Onderkoning Fran cisco de Toledo de zaak aan. De geheele stad Werd herbouwd, 24 hoofdstraten en 11 bruggen uitgelegd, 15 kerken en kerkjes en verschillende kloosters, waaronder van Franciscanen, Jezuï- ten en „Mercedarios" gesticht. De stad ligt aan den voet van den prachtigen, zuiver kegelvormigen berg, die zelf tot 4725 meter reikt. In den loop der eeuwen zijn uit meer dan 500 schachten en tunnels alle soorten van gesteenten gekomen, die nu over het ge heele oppervlak verspreid liggen. En deze blau we, roode, grijze, bruine, groene gesteenten, ver weerd tot alle tinten, van wit tot donkerbruin, haast zwart, van lila tot geel, geven den schit terenden kegel het uiterlijk van een ontzaglijken doffen opaal. Goed georganiseerd en bestuurd, werd Potosi een bloeiende stad, die met haar rijkdom let terlijk al haar wenschen kon bevredigen. Zelfs tot uit Europa liet men komen wat men be geerde. Scheepsladingen kunstschatten, schil derijen (en copieën!) van de beste meesters gin gen als retourvracht der zilvervlo.en naar Mexico en Peru. De huizen en paleizen werden zoo royaal mogelijk ingericht. Met zilver inge^ legde meubels, Perzische tapijten, kostbare stof' feering versierden de kamers. Niet alleen had men zilveren lepels, vorken, bekers en karaffen, maar borden en schalen, en ook waschkommen en lampetkannen, en alle verdere gemakken die de beschaving voor slaapkamers heeft uitge dacht, waren bij de gegoede burgers van het metaal dat de Cerro Rico (de rijke berg) zoo overvloedig afgaf. En tot voor weinige jaren was hei bij de welgestelden in Bolivia (vroeger Hoog Peru) nóg zoo. In de kerken tragen de beelden nog altijd zilveren kronen, schepters en andere emblemen. De kruisen, wie rookvaten, kandelaars waren natuurlijk, ook nu nog algemeen in de goed onderhouden kerken, van zilver. In Sucre de hoodstad van Bolivia en niet La Paz (alleen zetel van de regeering) zooals vrijwel alle atlassen, aardrijkskunde boeken en -leermeesters beweren waren de pilaren der Kathedraal tot manshoogte met zilver bekleed. Pas in den oorlog tegen Spanje werden veel van deze schatten door de meestal antiklerikale vrijheidshelden gerequireerd. Maar ook nu nog staan de beroemde genadebeelden, vooral in het door heel Zuid-Amerika bekende Copacabana, stijf van goud, zilver en edelsteenen. In 1578 liet de Onderkoning een volkstelling houden; Potosi bleek 120.000 inwoners te heb ben. Dat was 33 jaar na de stichting. Natuurlijk is er in zóó'n milieu strijd; niet alleen in de volksbuurten, in de tallooze herber gen, speelholen, of schermscholen, maar ook bij de hooge burgerij. Zooals wij Hoekschen kenden en Kabeljauwen, zoo stonden in Potosi tegenover elkaar de Basken, uit Noord-Spanje, tegenover de Andalusiërs, Castilianen en de Creolen, de in de kolonie geboren Spanjaarden. Meer dan 100 jaar hebben ze mekaar bevochten onder den naam van Vascongados en Vicunas. De Basken, van geboorte puike mijnwerkers, waren over het algemeen de bezitters der mijnen en dreven den grooten zakenhandel. In het bestuur hadden ze gewoonlijk de meerderheid. Het waren sterke, stugge kerels, zeer vasthoudend aan hun rechten en gebruiken, maar werkzaam en verstandig. De Vicunas, zoo genoemd naar hun gewoonte sier lijke hoeden te dragen van vicunawol (de vicuna is een klein bruin lama-achtig wild; de wol mocht vroeger slechts door den Inca worden ge dragen) waren van zuidelijker slag: uitstekende soldaten en ruiters, die zich meer interesseer den voor stierengevechten, schermen en vecht partijen. En tot deze laatste was altijd wel aan leiding. Met de troonbestijging van Filips III werden bijzonder schitterende feesten gegeven: tournooien, rijkunsten, allerlei wedstrijden, alle maal gelegenheden om slaags te raken. En beide partijen hadden ditmaal zoo schandalig huis gehouden, dat onze energieke jonge onderkoning in Lima besloot er een eind aan te maken. Hij schreef een streng bevel aan den corregidor (burgemeester) Ortiz de Sotomayor. dat het nu uit moest zijn; hij was verantwoordelijk voor de orde, moest veel krachtiger aanpakken en zonder pardon de onruststokers'straffen. Nu was de Sotomayor volbloed aanhanger der Vascongados en hij zag hier 'n prachtgelegenheid om met één slag de Vicuna's te verslaan èn het hooge gezag te bevredigen; nog denzelfden nacht werden Alonso Yanez, de aanvoerder, met tien Aan de mondingen van Elbe en Weser vingen de kustvisschers onverwacht geweldige hoeveelheden haring der voornaamste Vicuna's in alle stilte en ver raderlijk gevangen genomen en zonder vorm van proces terechtgesteld. De afgeslagen hoofden stonden 's morgens vroeg op de stadspoorten te kijk. De halve stad was onmiddellijk in vol oproer; de politie werd verjaagd, maar de burgemeester wist een der kerken binnen te vluchten en was daar voorloopig veilig, want het asylrecht werd altijd absoluut geëerbiedigd. Hij bezwoer niets anders te hebben gedaan dan de orders van den Onderkoning opvolgen. Later ontsnapte hij naar Lima. Leonora de Vasconcellas, de jonge, mooie weduwe van Yanez en de Vicuna's zwoeren wraak. Op uitnoodiging van de Organisatie van Na- tuurphilosophische en Technologische Facultei ten in Nederland zal Prof. Dr. J. Weigeit uit Halle a.d. Saaie in ons land een zestal voor drachten houden over „Was bedeuten die Gei- seltalforschungen der Martin Luther-Universi- tat Halle-Wittenberg für die Naturwissenschaf- ten?" en wel op 14, 17, 18, 19, 20 en 21 Februari a.s. in Wageningen, Leiden, Utrecht, Amster dam, Delft en Groningen. Prof. dr. C. H. Edelman m.i. uit Wageningen schrijft over genoemde opgravingen het volgende: Nietwaar. U bent 'n trouw lezer van onze ru briek „Omroepers". U moogt er graag eens in grasduinen. De aakenman weet van Uw speur- lust te profiteeren, hij piaatst Zaken-Omroepers die onze rubriek Juist zoo veelzijdig doen zijn en die Uwe regelmatige belangstelling lnderdaa.- notiveeren. Vele vrienden van de natuurwetenschap zullen met belangstelling de voordrachten van prof. dr. Johannes Weigeit uit Halle over de opzienba rende fossielvondsten in het Geiseldal tegemoet zien. Immers, deze vondsten in eocenen bruin kool vertegenwoordigen in verschillende opzich ten unieke verhoudingen, die de onderzoekers in staat stelden een zeer volledigen oekologisch- biologisch beeld te ontwerpen van de levens wereld van een tropisch moerasbosch van om streeks 35.000.000 jaar geleden. Behalve een rijke oogst aan nieuwe soorten van uitgestorven (he ren is in het bijzonder merkwaardig de uiterst volledige conservatie van planten en dieren, waardoor het mogelijk is, het leven en sterven van de aangetroffen organismen te begrijpen Zoo is het chlorophyl in bladresten bewaard gebleven, insectenlarven met darminhoud, spier weefsel en huidresten van kikvorschen, hage dissen en zoogdieren zijn aangetroffen. Half uit gebroede eieren van krokodillen en slangen stellen ons in staat, de anatomie van de em bryo's te bestudeeren. Vele zoogdieren blijken in dit moerasbosch van dorst te zijn omgekomen, hetgeen Weigeit kon afleiden uit de houding van den hals van de cadavers en uit het optreden van vliegenlarven in de skeletdeelen, waaruit blijkt, dat de dieren op 't droge zijn omgekomen. Visschen met stuif meel van boomen in him kieuwen moeten even eens op het land uitgedroogd zijn. Ook parasieten van plant en dier zijn verza meld, zoowel schimmels als insecten. Gewoon lijk worden dergelijke zeer belangrijke vond sten pas na vele jaren aan het groote publiek bekend. Alle graafwerken in het Geiseldal zijn echter eerst in de laatste vijf jaar verricht, waarbij zeer groote moeilijkheden moesten wor den overwonnen. Het enorme materiaal, waar onder alleen reeds 6000 resten van zoogdieren, is in een speciaal Museum te Halle onderge bracht, Volgens het Tass-agentschap heeft de door de Academie voor Wetenschappen der Sowjet- Unie bijeengeroepen conferentie voor Jjsbodem- onderzoék zich ook bezig gehouden met de in teressante kwestie van het weder levend-worden van bevroren wezens, die duizenden jaren lang in het bodemijs gelegen hebben. Het Instituut voor Wetenschappelijk Onder zoek heeft met succes proefnemingen gedaan. In een monster bodem-ijs, dat genomen was op een diepte van vijf a zes meter, en waarin zich moeraskreeften, algen en andere insecten be vonden, begonnen deze wezens, nadat zij op een normale temperatuur waren gebracht, weder te leven. De proefneming gelukte ook met andere monsters ijs, waarin zich eveneens kleine dier lijke wezens bevonden, die op normale tempera tuur gebracht, herleefden en zich ontwikkelden. oen ik Ans ergens tegenkwam, waar ze naar mijn meening niet thuis hoorde, trok ik daaruit onmiddellijk de voor de hand liggende gevolgtrekking. „Wat doe je hier?" vroeg ik. „Is dat iets wat jou aangaat?" was de hoog hartige wedervraag. „Ja.... neen.... in elk geval, je weet wat ik je onlangs gezegd heb," zei ik boos. „Je hebt me toen je meening gezegd over iets waar je absoluut niets mee te maken hebt," hernam Ans, „en ik gaf je toen duidelijk te kennen dat je de zorg voor m'n persoonlijke aangelegenheden aan mij zou overlaten. Maar je schijnt dien duidelijken wenk niet ter harte genomen te hebben," besloot ze sarcastisch. Ik reageerde daar niet op, maar sprak ge biedend: „Ik heb je van te voren gezegd, dat het zonde en schande zou zijn, als jij je haar tot polka-haar liet knippen." „En ik heb je van te voren gezegd dat ik zou doen wat ik wilde." „Je zult er dan als een vogelverschrikker uit zien." „Dank je. Andere meisjes, die even leelijk zijn als ik, hebben wel polka-haar." „Je bent niet leelijk; je bent Ik bedwong me zelf en begon weer over het geval in kwestie. „Er zyn maar weinig meisjes, Ans, die zulk haar hebben als jij. Ik beweer niet dat polka haar je niet goed zou staan. Wat ik beweer is, dat het zonde en jammer zou wezen, als dit prachtige blonde haar van je, dat zoo zacht is als zij, werd afgeknipt." Een blos verspreidde zich over Ans' gelaat, maar trotsch stak ze haar neusje in de lucht en zei vinnig: ,Jk denk dat ik met m'n haar kan doen wat ik wil." Ik schudde m'n hoofd en zuchtte diep. Er zijn menschen die tegen zich zelf beschermd moeten worden. „Luister goed naar wat ik je zeg," zei ik toornig, terwijl ik naar de glazen deur wees, waarop te lezen stond: Salon voor dames; „als jij daar binnen gaat, dan is het tusschen ons uit en voor goed. Als je prachtig haar eenmaal afgeknipt is, dan krijg Je het niet terug en spreek ik nooit een woord meer tegen je." Het spijt me hier te moeten constateeren, dat die vreeselijke bedreiging niet de uitwerking had, die ik er van verwachtte. Lieve hemel," riep Ans, terwijl ze haar neusje nóg hooger in de lucht stak, „je moet niet denken, mijnheer Jelgers, dat ik dan in den rouw zal gaan. Goeden morgen." Ze stiet de deur van het dames-salon open, stapte met fier opgeheven hoofd naar binnen en liet de deur met een slag voor m'n neus dicht vallen. Ik ging het „salon voor heeren" binnen van den zelfden kapper, waar de eigenaar, Luiving, die tevens parapluies, vooral dames-parapluies verkocht en repareerde, my beleefd groette. „M'n haar knippen zooals gewoon," zei ik, terwijl ik me in een stoel liet vallen. Juist wilde hij beginnen, toen de electrische schel in het aangrenzend vertrek klonk. Een oogenblik, mijnheer," verzocht de haar- kunstenaar, „er is hier naast een dame." Door een korte gang verdween de man in de kamer hiernaast. Toen hy weg was, zat ik diep neerslachtig voor me heen te staren. M'n kans bij Ans was verkeken en ik was er zelf de schuld van. De kapper kwam heel gauw terug. „Lang heeft het niet geduurd," zei ik achte loos, „ik hoop dat je goede zaken gemaakt hebt." ,0, ja, mijnheer. Aan de dames valt altijd wat te verdienen. Ze moest nieuwe baleinen hebben." „Wat zeg je daar?" „Nieuwe baleinen, mijnheer, overal nieuwe." minimin iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiitin Ik sprong van m'n stoel en keek m'n barbier verontwaardigd aan. „Denk er aan, Luiving, dat je over een jonge dame spreekt en wel over een dame, die tot m'n kennissen behoort." „De hemel beware me er voor, mijnheer, iets onbehoorlijks over juffrouw Keyser te zeggen," zei Luiving, terwijl hij me verwonderd aanzag, „maar die parapluie van haar verkeerde in derdaad in een betreurenswaardigen toestand." Met één sprong was ik op de been, den winkel uit en de straat op. Ze liep voor mjj uit. „Ans!" riep ik, „een oogenblikje! Ik had niet het minste vermoeden.... „Ik dacht dat je geen woord i meer tegen me zou spreken," lachte ze spottend. „Maar ik wist niet dat je alleen by den kap per moest wezen voor je parapluie. Ik dacht, na al hetgeen je me Woensdag daarover gezegd had, dat je polka-haar wilde hebben „En daarom maakte je onze verloving is 't niet? Nu, goeden morgen." „Ga zoo niet heen, Ans, m'n lieveling." „Wat zeg je daar?" .Lieveling," hertaalde ik, vastbesloten. „Zouden we na al die jaren dan niets meer voor elkaar kunnen zijn dan kennissen? ik heb al lang een mooien ring voor je. Hij ligt thuis. Maar ik heb je nooit durven vragen hem te dragen. Wil je hem nu hebben? Vergeef me, Ans, en zeg: ja. Ik heb er niets tegen als je polka-haar wilt hebben." Ans lachte me vriendelijk toe. „Jij dwaze, ouwe jongen. Natuurlijk zeg ik: ja. En ik zal m'n haar niet tot polka-haar la ten knippen, zonder toestemming van m'n aan staanden man." af, e vindingrijkheid van de industrie wordt onder moeilijke economische omstan- heden tot het hoogste opgevoerd. Zoo heeft men thans in Italië al het mogelijke be proefd om zich tegen de sancties te wapenen, waarbij zooals wel bekend is, in de eerste plaats de voorziening van auto's en vliegtuigen met brandstof zorgen baart. O wee, wat een verschrikkelijke stofwolken kwamen er uit het tapijt. Tuimeltje kreeg tot overmaat van ramp stof in zijn oogen en kon bijna niets zien en kikker Karei was al zoo wijs zijn oogen maar direct dicht te houden en er flink op los te slaan. Ze sloegen er geducht op en het scheen wel of er geen eind kwam aan de stof. Eindelijk was het tapijt schoon. Kikker Karei en Tuimeltje probeerden nu hun oogen weer ver open te doen en toenneen maarze beefden voor elkaar, zoo verschrikkelijk zwart zagen ze. De een keek verbaasd naar den ander. Dat was geen gewone stof, neen, dat was roet. Ze keken rond of niemand hen had gezien en toen ze de twee kikkers triomfeerend zagen staan, begrepen ze, dat zij er wel meer van zouden weten. Kikker Karei en Tuimeltje wilden nu op hun beurt naar den kok gaan en ze troffen het goed: de kok was bezig het fornuis aan te maken. Hij werkte lustig voort en was bly dat de kachel brandde- Maar toen hij aan het raam die twee gekke zwarte figuren zag staan, viel hij van schrik achterover op het fornuis, zoodat zijn broek in brand vloog. De motoren, die een hoog toerental bezit ten, zooals die van renwagens en vliegmachi nes, kunnen, in plaats van met benzine, met alcohol-mengsiels worden gestookt. Nu was in Italië natuurlijk de alcohol-pro ductie aan de behoefte aangepast, terwijl de clandestiene spiritusstokerijen evenals in alle andere landen met het oog op de accijnzen werden tegengegaan. De grootste hoeveelheid alcohol, die echter in een land dagelijks wordt geproduceerd, ver dwijnt door den schoorsteen der bakkerijen. In het deeg ontstaat n.l. bij de gisting een vrij belangrijke hoeveelheid alcohol, die echter bij het bakken uit het brood wordt gedreven. Men heeft gevonden, dat uit 100 kg. deeg 78 liter alcohol te verkrijgen is. Voor Italië zou dit een productie van meer dan een millioen hectoliter per jaar beteekenen. Nu heeft een zekere Mario Andrusini reeds in 1925 een me thode aangegeven om den alcohol bij het brood bakken op te vangen. In de Umschau, waaraan wij deze mededee- ling ontleenen, wordt echter opgemerkt, dat deze uitvinding door verbodsbepalingen en de economische verhoudingen geen practische be- teekenis heeft verkregen. Het benoodigde toe stel is zeer eenvoudig en kan zelfs aan den een- Voudigsten bakkersoven van het platteland ge makkelijk worden aangebracht. Nu men in Italië eiken liter alcohol noodig heeft vervallen de vroegere maatregelen tegen de geheime spi- ritusproductie. Men heeft thans de alcoholbe lasting opgeheven en alleen een fabricatie-be- lasting ingevoerd, waardoor de productie tot een maximum kan worden opgevoerd. Het zal echter de vraag zijn of de zoo verkregen spi ritus inderdaad in zulk een hoeveelheid be schikbaar komt, dat daardoor de ernstige be lemmeringen door de sancties en de financieele positie van Italië ontstaan worden opgeheven. Te Moskou wordt op het oogenblik een plan bestudeerd om een spoorlijn aan te leggen naar den top van den berg Elbruz, waar volgens de overlevering de ark van Noach na den zond vloed strandde. Deze berg is de hoogste van het Kaukasusgebergte. De beide toppen zijn kraters van uitgedoofde vulkanen. Naar den hoogsten top van 18.526 voet wil men nu een spoorlijn aanleggen. Drie hotels zullen langs de lijn worden gebouwd, een aan den voet, een halverwege, en een op tweederde van de hoogte. Eveneens is een plan in studie om deze twee toppen met elkaar door een zweef- baan te verbinden. A T "C A DiOlMMC 'C op blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen C| *7^ O bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^ O biJ een ongeval met p O CA bij verlies van een hand, A B .E .i~*. A fl^ I w r. l ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A Ul/«" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen wvi" doodelijken afloop een voet of een oog AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 9 „Dick heeft maar zes weken vacantie. Moet hij dan ook nog werken?" „Waarom niet, kindlief. We moeten hem laten voe'en, dat er nog iets belangrijkers is, dan alleen pret." Hij leunde achterover en sloeg zijn beenen over elkaar. „Ik zou wel willen, dat die k'eine Beek een poosje bij hem kon zyn, in de vacantie." „Wat? En hem van zijn hooien afhalen?' plaagde Lady Anna. „Nou, ik denk, dat til ons hooi ook nog wel niet binnen zal zijn," antwoordde hij. „Maar je weet wel, wat ik bedoel, Anna." Zij kon hier geen weerstand aan bieden, al vond zy de stille critiek op haar zoon niet prettig. „Ik begrijp het heel best," zeide zij. „Maar wat moeten we doen, als zijn grootmoeder ons bestaan totaal negeert?" Sam. Hornock lachte stil. „Ja, dat is een prob'eem," zei hij. „Maar jij kunt iemand zoo buitengewoon goed 'rmpraten, Anna. Je moest maar eens een aanval doen op Lady Beek." HOOFDSTUK V Op een dag in Juli, zat Lady Beck in de eiken huiskamer. Zij was vroeger opgestaan dan gewoonlijk. Het was Woensdag en omdat er een bezoeker kwam, moest het karnen minstens twee uur eerder klaar zijn. Want 's middags streek en stijfde zij gewoonlijk de fijne wasch en dat moest ook vroeger aan kant zijn. Anders werd Vrijdags de kamer gedaan, maar nu was zij vandaag al ondersteboven gekeerd en opgepoetst. Niet ter eere van den verwach ten bezoeker, maar opdat niemand, hoe critisch ook, aanmerking zou kunnen maken op de huishoudelijke leiding van Lady Beek. Door dezen ongewoon drukken arbeid was het oude gezicht van Lady Beek meer gerimpeld en dieper gegroefd dan ooit en zij zag er zeer formidabel en ongenaakbaar uit, toen zij in den ouden leunstoel bij het venster zat te wachten, met de knoestige handen werkeloos in den schoot, haar zilveren haar keurig ge scheiden onder haar beste kanten mutsje en iedere prooi van haar zwart zijden japon stijf en deftig. Toen Lady Anna haar geschreven had, dat het haar zooveel genoegen deed, dat haar zoon en zijn kleine neef vriendjes waren, had zij haar lieve nicht genoemd. Zij had ook gezegd, dat het haar een groot plezier zou doen, als zij elkaar eens wat beter leerden kennen. Het zou too leuk zijn, eens over de jongens te kunnen praten, want zij had kleinen Roger buiten gewoon aardig gevonden, al had hy haar jon gen, Dick, dan ook verslagen. Dit had Lady Beek toch wel stilletjes plezier gedaan en nu zij er weer aan dacht, glimlachte zij, hoewel wat gedwongen. Heel stijf had zij Lady Anna geantwoord als: „Geachte mevrouw" en haar doen weten, dat zij waarschijnlijk Dinsdagmiddag wel vrij zou zyn. In dit droge zomerweer was de landweg, die naar het huis voerde, tamelijk wel begaanbaar en de dogcar stuntelde er langzaam overheen, terwijl de koetsier bij den kop van het paard liep. Molly, glanzend en stijf in haar Zondag- sche merinos japon, stond al achter de deur te wachten en deed open zoodra de bezoekster uit het rijtuig stapte. Zij riep: „Volk voor u mylady!" omdat zij dat de meest correcte wijze vond, om gasten aan te dienen. Lady Anna trad eeniyszins ver egen binnen. Zij was een slanke, knappe vrouw met mooie bruine oogen en goudblond haar; als zij g'im- lachte, werd zij nog eens zoo aantrekke ijk. Maar Lady Beek ontdooide niet. Toen Lady Anna haar de hand toestak, nam zij die zonder spreken aan, waarna zy haar p'echtig verzocht plaats te nemen en zelf onmiddellijk weer neerviel in haar eigen stoel. „Ik dacht, dat het leuk zou zijn," b-gon Lady Anna onbewust de woorden van baar eigen brief herhalend, „om eens over onze jongens te praten. Tot vorige week had ik geen flauw idee, dat Dick een neefje op het St. Osbert college had." „Mijn kleinzoon heeft uw jongen nooit ge noemd," zei Lady Beek. „Ik denk, dat Roger niet wist, dat hij een neef van hem was" ging zij somber verder. „Ik heb hem nooit over de familie van zijn moeder gesproken." „En vindt u dat nu niet jammer?" vroeg Lady Anna. „Zou zijn moeder het niet prettig ge vonden hebben, als hij met haar familie om ging?" Even zweeg zij veelzeggend. Dan ging zij voort: „Ik weet wel, dat het voornamelijk onzie schuld is. Wij hadden wel eens eerder kunnen probeeren, den jongen van Mary op te zoeken." „Mijn schoondochter werd door haar familie onterfd," zei Lady Beek. „Dat is nu allemaal voorbij," zei Lady Anna, met haar innemenden glimlach. „Mijn man behoort tot de nieuwe generatie en behalve tante Martha, die eigenlijk niet meetelt, zijn wij de eenïg overgebleven Hornocks." Lady Beck had daar niets op te zeggen. Zij scheen buitengewoon goed te kunnen zwijgen. „Mijn man en ik," ging Lady Anna schuchter verder, „hadden eerder contact met uw familie moeten zoeken, het was niet correct van ons, dat na te laten, wy voelen dat beiden." „Ik denk, dat u geen seconde aan ons dacht, totdat u toevallig Roger ontmoette," meende Lady Beek. Dit was volmaakt waar en Lady Anna gaf dit met een verontschuldigende handbeweging toe. „Maar mogen we het nu niet goed maken?" smeekte zij. „Het hindert ons zoo vreeselijk." Zij boog zich voorover en raakte zachtjes de hand van de oude vrouw aan. „Wij al'ebei vinden Roger zoo'n aardigen flinken kerel." Weer scheen Lady Beek iets te ontdooien. Maar de bezoekster bedierf het bijna weer door te zeggen, dat haar man vond, dat hij precies zijn moeder was. Nu ging de deur open en juffrouw Jane Beck sloop naar binnen. Zij had haar gewoon toilet gecompleteerd door een kanten kraagje en een camee broche en kwam nu verlegen haar nicht de hand geven. „Dit is mijn nicht.juffrouw Beek," stelde Lady Beek haar voor. „Jane, je heeft niet te gaan zitten, want je moet dadelijk de knechts hun boterham gaan brengen." „Het is nog geen tijd, nicht Sophie, deze klok is vóór." „We hebben prachtig weer voor het hooien," sprak zij de bezoekster aan. Lady Beek keek op een enorm groot hor'oge. „Het is half vier." zei zij. „Je moest maar opstappen, je kunt terugkomen voor de thee." Zij knikte nadrukkelijk in de richting van de deur en nicht Jane fladderde neerslachtig weg Het was heel moeilijk, maar Lady Anna ging toch nog eens tot den aanva' over. „U moet niet vergeten, dat er vroeger veel narigheid is geweest," p'eitte zij. „Mijn man en ik vinden aUe twee, dat uw schoondrcMer onrechtvaardig behande'd is. En het spijt ons erg dat wy ook u schijnbaar verwaarloosd en genegeerd hebben. Wilt u het niet vergeven en ons de kans geven het zooveel moge'ijk te her stellen? Mijn man zou graag de onrechtvaar digheid, die Mary is aangedaan, weer goed maken." „Ik hoop, dat Mary en onze lieve jongen nu gelukkig zijn in den hemel. Zij zijn nu boven iedere onrechtvaardigheid verheven en u be hoeft u er niet langer over ongerust te maken." „Maar de jongen dan," zei Lady Anna. „Mijn man en ik vinden, dat hij niet té kort gedaan moet worden. Zijn grootvader, de oom van Sam, was van plan Mary een halve ton te geven op haar trouwdag. Als zij met iemand anders was getrouwd, ik bedoel, als zij niet tot een anderen godsdienst was overgegaan, zou zij het geld gehad hebben." De uitdrukking op het gezicht van Lady Beek was hard en streng en zij schoof haar stoel achteruit, alsof zij wilde opstaan. De ander ging haastig voort: „Wij vinden het niet meer dan billijk, dat dit bedrag aan Roger gegeven wordt." „Neen," zei de grootmoeder van Roger, „ik moet er niets van hebben." „Maar het is toch n'et meer dan rechtvaar dig," zei de jonge vrouw overredend. „De fi ma is hem dat verschuldigd en het zou voor hem een groot verschil maken in de toekomst." „U kunt doen, wat u wilt," zei Lady Beek „Geef het aan liefdadige inste'lingen, als u het niet wilt houden. Wij moeten het niet. Er zijn twee kanten aan iedere kwestie," ging zij voort. „De oude Sam Hornock vond onzen jongen niet goed genoeg voor zijn dochter, we'nu, wij \on- den haar ook niet de juiste vrouw voor hem. Wij vonden het niet prettig, de Hornocks waren niet van onzen stand." (Wordt vervolg'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 5