<3id utö&aal (tan den dag Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden Parijsche sloppen verdwijnen De kerkvervolging r Liszt's vader LIEFDE I k 1 EN EER 1 DONDERDAG 20 FEBRUARI 1936 g 1 L= Benauwde buurten met vervallen huurkazernes, welker over bevolking door vuil en ongedierte werd geplaagd Het woord woningen is hier misleidend Een verloren geraakt genie In het Derde Rijk toTTSTlkl Het geheim van Een zeer oud ambt DOOR M. E. FRANCIS Alweer een der „ilots insalubres" (ongezonde eilanden) dat gaat verdwijnen.... De bevol king van Parijs zal er dankbaar om zijn, lang genoeg al hebben deze overleefde, benauwds buurten met hun vervallen huurkazernes, waar- In een gevaarlijke overbevolking door vuil en ongedierte werd geplaagd, een gevaar voor de volksgezondheid beteekend. En werkelijk geen denkbeeldig de feiten hebben het bewezen. In de bewuste sloppen was en is het sterfte cijfer tweemaal zoo hoog als in het overige deel van Parijs en in een der vuilste buurten brak in 1923 de pest uit, zoodat men tot on middellijke slooping van het besmette blok huizen over moest gaan. Ditmaal is het een heel middeleeuwsch kwar tier, dat gaat verdwijnen, de buurt nJ. die gelegen is terzijde van den boulevard Sebas- topol, rondom de Rue Beaubourg. En wel be vindt zich onder de straten, die daar ten dood.e staan opgeschreven, niets minder dan de be roemde en beruchte Rue Quincampoix! Het is geen wonder, dat na de bekendmaking der eloopincplannen de vrienden van het „Oude Parijs" zich lieten hooren. Ja, die Rue Quincampoix heeft in de zeven eeuwen van haar bestaan al een en ander gezien van het Parijsche rollen en zeilen, en niet eens het onbelangrijkste part. Van het einde der Middeleeuwen af was hier het kwar tier, waar geldzaken behandeld werden. De wisselaars en bankiers woonden in de smal- gevensterde huisjes, en wanneer men den kro niekschrijver gelooven moet, dan was het er een tamelijk deftige stand; de straat wordt als „zeer zindelijk en aangenaam'' beschreven. Nu, dan is ze sindsdien toch wel eenigszins veranderd In het begin van de achttiende eeuw beleef de de Rue Quincampoix haar grooten tijd. De bankiers, die steeds stoutmoediger werden in hun zaken en het publiek, in den roes van het geldverdienen, vulden haar met hun dagelyk- sche drukte. Hier was ook het middelpunt van den handel in bankpapieren, welke laatste im mers in het leven werden geroepen om de oor logen te betalen tijdens de minderjarigheid van Lodewyk XV. Maar den hoogsten glans ver leende toch eerst de Banque Générale aan de Rue Quincampoix, toen zij zich hier kwam vestigen, en in de dagen dat John Law, de Schotsche bankier, er zijn avontuurlijke zaken deed, was deze straat waarlijk het middelpunt van Parijs. De Mississippi-compagnie, eveneens hier ge vestigd, zag haar aandeelen stijgen tot 3000 pCt., en het was geen wonder, dat de Rue Quincampoix het tooneel van een dollen wind handel werd; van 's morgens zeven uur tot middernacht ging het er onafgebroken leven dig toe; de drukte was van dien aard, dat de straat voor voertuigen gesloten moest worden. In dien tijd, toen men storm liep om papieren geld te bemachtigen, brachten de huizen van de straat, die de Beurs van Parijs beteeken- de, hun huurprijzen in goud op. Alle particu liere woningen waren bezet door handelaars, die er bureaux van maakten. Men kent het catastrophale verloop dezer geschiedenis. Tegen het schandaal van de Rue Quincampoix is menig schandaal uit lateren tijd maar een kleinigheid. Duizenden Fran- schen, die er hun goede goudgeld hadden heen gedragen. hebben met de vuist gedreigd naar de onzalige straat, die hun vermogen zoo snel en onherstelbaar had opgeslokt. En thans? De beursmenschen, die vandaag door een toeval in deze straat terechtkomen, welke eens voor hun voorgangers het centrum Was van het handelsleven, moeten wel het hoofd schudden, wanneer zij deze vuile huizen én bouwvallige muren zien. Toch is het uiter lijk nog niet eens het ergste. Wie zich in deze huizen naar binnen waagt, gelooft zijn oogen niet en begrijpt niet, dat er in de Lichtstad dergelijke woningen zijn geduld tot heden toe. Woningen is een misleidend woord, cloaken ware beter. Er zijn hier aan het eind van scheefgetrokken trappen zonder leuning kamer tjes, waarvan de deuren tot brandhout ver stookt werden, en waar arme drommels in de meest walglijke vervuiling tezamen leven. De stank is er onbeschrijfelijk. Het volkje, dat hier op de een of andere wijze zijn leven rekt, bestaat grootendeels uit zoogenaamde Clo chards, het trieste menschenslag, dat leeft Van den afval van anderen. Hier zijn de hotels," die enkele sous per nacht kosten, en daarvoor een naakten reep plankenvloer bie den, rijk voorzien van ongedierte en vuil. Wat men te verwachten heeft van de stakkers, die hier hun leven of tenminste een groot deel Franz Liszt daarvan moeten slijten, is wel te begrijpen. Misdaad en prostitutie hebben er hun beste schuilhoeken, en het zal in het geheel geen verlies zijn voor de Parijsche volksgezondheid, noch voor de zeden, wanneer deze nesten van elk denkbaar vuil worden uitgeroeid. Bovendien hebben de „Vrienden van het Oude Parijs" er zich van kunnen overtuigen, dat de straten, die thans gesloopt worden (er zijn er nog meer dan de Rue Quincampoix, die overigens niet eens geheel zal verdwijnen) hoegenaamd geen waarde bezitten wat hun gebouwen betreft. Er is geen enkel geveltje te vinden, dat de moeite van het sparen waard ware. Een eigenaardig verschijnsel is dat wel en het wijst misschien op den weinigen zin voor blijvende schoonheid, die de kapitalisten uit den grooten tijd der Rue Quincampoix be zaten. In den loop van het eeuwfeest van den groot meester der Hongaarsche muziek, Franz Liszt, worden de verschillende détails uit dit alleszins kunstzinnig en menschelijk, roman tisch leven naar voren gehaald. Franz begon zijn carrière als wonderkind, en dat het hiertoe geraken kon, dankte het kind alleen aan zijn vader. Deze was als goederen beambte werkzaam te Doborjan in het gebied van den vorst Esterhazy. Adam Liszt zoo heet de vader gold al gemeen als een baneche, ontoegeeflijke man en de buren beklaagden dikwijls het arme kina, den zoon, die van zijn vader iederen dag zes uur lang op 't klavier moest oefenen, daarbij er voor zorgend, dat het schoolwerk niet ver waarloosd werd. Franz zat echter gaarne voor de piano en studeerde met ware voorliefde, alleen had hij van den dwang van het voorgeschreven oefenen een afkeer, daar hij op het instrument eigenlijk liever „spelen" wilde. Eindelijk stond zijn vaaer hem toe, dat hij zich iederen dag één uur op de piano mocht amuseeren, een bezigheid, die met zich bracht, dat het kind een uur lang op zijn gevoel af wat phantaseerde, dat wil zeggen: com poneerde.... Oorspronkelijk wilde vader Liszt zelf ook mu sicus worden en had daartoe ook het noodige talent. Zijn afbeelding uit het jaar 1819 in het flongaarsch Nationaal Museum stelt hem dan ook voor, zittende aan een zoogenaamd spinet. Ongelukkig genoeg, liet zijn verdere levens loop hem niet toe zijn muzikaal talent te ont wikkelen en zijn hartewensch te volvoeren. Hij moest zijn brood verdienen en had daardoor geen vrijen tijd om zich op het klavier te oefe nen. Zoo werd hij dan goederenbeambte bij vorst Esterhazy. Hij had hier een heel eenvoudige en ondergeschikte betrekking en moest zijn leven lang aan groote heeren onderwerping en nede righeid betuigen. Deze deemoedige dienstbaar heid van den vader, waarvan de zoon steeds weer getuige moest zijn, beteekende voor den knaap een geestelijk drama, dat hem er later toe bracht, zich zooveel mogelijk in aristocrati sche kringen te bewegen, om in de hem uit deze magnatenkringen toestroomende eerbetui gingen in zekeren zin een late genoegdoening te zien voor de vernederingen van zijn vader. Adam Liszt was van het talent van zijn zoon ten volle overtuigd en trachtte in de resultaten van den knaap een voldoening te vinden voor zjjn eigen verloren kunst. Daarom dwong hij zijn ziekelijker, zoon, die in zijn kinderjaren lijdend was aan vallende ziekte en malaria, tot de studie, zoodat de zorg voor het kind werd omgezet in een dwangarbeid van zes a zeven uren pianostudie; daarom be stormde hij alle poorten om voor zijn jongen de noodige protectie te krijgen; daarom ook cor respondeerde hij met alle kunstenaarsvan naam, wier invloed hij meende te kunnen aan wenden voor zijn zoon. De eerste zege van dezen manmoedigen en verwoeden strijd voor de er kenning van zijn zoon bestond hierin, dat het wonderkind voor het eerst mocht optreden in het Presburgerpaleis van vorst Esterhazy. Dit, uit aristocraten bestaand Auditorium was van af het eerste oogenblik door het fijnzinnig spel van den knaap verbluft. Men beloofde hem verdere ondersteuning en protectie. Helaas, deze schoone beloften waren en bleven slechts bloote woor den. En weer was daar de volhardende kracht van den vader noodig om de carrière van den kleinen Franz omhoog te stuwen. Adam Liszt was in waarheid een straatarm man, die met veel zorgen te kampen had. Terwille van de kunstenaars-loopbaan van zijn zoon besloot Adam, ondanks de zware ver antwoordelijkheid, zijn vaste betrekking te ver laten. Alles wat hij bezat verkocht hij en trok toen naar Weenen, waar Franz bij de beste mu ziekleeraars kon doorstudeeren. Hier, in Wee nen, beleefden zij kommervolle dagen en gingen gebukt onder kwellende armoede. Doch reeds na het eerste openbaar optreden van den knaap verbeterde hun toestand aanmerkelijk. Het won derkind werd overal gevraagd om te komen spelen. De voornaamste kringen trokken zich het lot van Franz aan en de honoraria stegen in korten tijd tot een som, waaruit zij hun levens onderhoud bekostigen konden. Van nu af aan hield Adam Liszt zich bezig met de voltooiing van de loopbaan van zijn zoon. Hij streed met de vroegere kracht en taai heid voor de waardeering van den virtuoos in de wereld. Velen menschen scheen hij een hartelooze en op geld azende vader toe, doch hij handelde zoo enkel en alleen in 't belang van zijn zoon Franz. Tot aan zijn laatsten ademtocht stond hij alleen in dienst van het genie, dat hij in zijn zoon vroegtijdig ontdekt had. Het was ook de aan zijn <*ebco-tegro"d ver bonden geest van zijn vader, die in den genialen Kunstenaar Franz Liszt tot zijn recht kwam, toen deze zich altijd weer tot een trouw zoon van zijn Hongaarsch vaderland verklaarde. Om 's hemels wil Pauline! Die kostbare vaas, die je hebt laten vallen is....! Ik moet je daarvoor vijf gulden van je loon afhouden. En toen U die vaas cadeau kreeg zei U: „Die rommel is geen 40 cent waard!!! Er zijn in ons land, zoo lezen wij in het be kende apologetische maandblad „Het Schild" van deze maand, maar al te veel menschen, die meenen, dat er van een kerkver volging in Duitschland niet gesproken kan wor den, althans, dat ze niet zooveel te beteekenen heeft en dat 't enkel de lagere instanties zijn die nu en dan zich aan plagerijen van bedienaars van den godsdienst schuldig maken. Die meening kan alleen heerschen bij hen, die niet op de hoogte zijn van wat er in het „Derde Rijk" ge beurt. Wij achten die meening gevaarlijk en ver derfelijk. De kerkvervolging in Duitschland is een principieele en algemeene, uitgaande van de hoogste instanties. Het is niet moeilijk dit aan te toonen aan de hand van de vele uitin gen van hen, die een leidende rol in Duitsch land spelen. Het is een vervolging uitgaande van de regeering zelf, en die de lagere instanties niet zouden durven beoefenen, als ze niet dach ten een wit voetje bij de regeering er door te verkrijgen. Ziehier eenige uitingen als bewijs. Eenige uitlatingen van Hitier zijn: „Ik begrijp niet veel van dogma's, maar wee wanneer de Kerk zich tegen mij keert." „Wee, wanneer „die Pfaffen" den preekstoel misbruiken tot politieke propaganda, het voorlezen van herderlijke brie fen en verordeningen tot het houden van z.g. religieus-wetenschappelijke voordrachten". „Ik zal er voor zorgen dat de confessioneele ver- eenigingen verdwijnen". Goebbels, propaganda-minister, zeide op den gouwdag te Berlijn: „Wij willen niet dat zij, d.i. priester en dominé's, het Christendom propa- geeren". „Zij moeten het dienen voor hunnen God en zullen zorgen dat ze spoedig een einde maken aan hun organisaties, anders zullen wij een beetje helpen". In Baden verklaarde de gouwleider Wagner: „het einddoel is de natio- naal-socialistische volksschool, d.w.z. er moet een eind komen aan eiken godsdienstigen invloed op de school". Men zou die gezegden nog met vele, ja met ontelbare kunnen vermeerderen. Neen, het is niet enkel het rapaille dat zich te buiten gaat, niet enkel de lagere instanties maar ook de hoogere en hoogste wedijveren met elkaar in hatelijkheid en minachting voor eiken gods dienst en zijn bedienaren. Wat geeft men dan nog om een verklaring van Hitier, dat Katholi cisme en Protestantisme de grondslag van den Duitschen Staat moeten blijven, als men alles doet en toelaat om beide uit te roeien? Neen, de vervolging is er: algemeen, princi pieel van de hoogste instanties en met alle mo gelijke energie. Tenslotte heeft nu ook de Paus gesproken van een gedeeltelijke vervolging in Duitschland, n.l. in het consistorie van 16 De cember 1.1. Men denke eens aan de anti-christelijke wet' ten, aan de leer van ras en bloed, de leer van de totaliteit en superioriteit van den Staat, de confiscatie van de goederen der vereenigingen, de belemmeringen der katholieke en christelijke jeugdorganisaties, de onchristelijke, wreede jo denvervolging, de concentratiekampen, waar honderden priesters men zegt nog 300 in zitten, de scherpe controle op preeken; zelfs moeten men zou het niet gelooven de pree ken tevoren ingeleverd worden door de priesters, die over de grens oefeningen gaan houden. Het zou, aldus de medewerker aan „Het Schild" een o.i. betreurenswaardige dwaling zijn wanneer ook hier in ons land de meening ingang vond, dat er in Duitschland geen officieele kerk vervolging heerschte of wel dat ze zoo erg niet is of wel dat ze enkel van de lagere instanties uitging. Het is'de N.S.B. die, georiënteerd op het Duitsche Nationaal-Socialisme, deze meening ingang tracht te doen vinden. En het is waarlijk niet vermetel te voorspellen, dat, zou hier de N.S.B. ooit aan het bewind komen, ons hetzelfde te wachten staat. Gelijke oorzaken hebben ge lijke gevolgen. Louis Bondan stapte in den „Rivièra-EX- press", die zich onmiddellijk daarna in be weging zette en het Gare de Lyon uit gleed Bedaard zocht de onberispelijk gekleede en gedistingeerd uitziende jongeman den coupé op, waarin voor hem een hoekplaats was gereser veerd, vergewiste er zich van of zijn, door den kruier in den trein geplaatste bagage compleet was en vlijde zich daarna bij het raampje neder, waar hij een sigaret opstak De trein raasde voort langs akkers, waar zich aan den horizon, als een schril contrast, de profielen der blauwende bergen af teekenden. langs glooiende hellingentusschen steile heuvelreeksen en dan weer over vlotte rivieren, die schuimend en klaterend over oneffen kiezel beddingen haar weg zochten Rustig in zijn hoekplaats gezeten, had Louis alle gelegenheid over de laatste gebeurtenissen na te denken Louis Bondan, thans dertig jaar, in de kracht van zijn leven dus, voorheen kassier van United States Press Corporation op het hoofdkantoor voor Europa te Parijs, had, nu precies twee maanden geleden, in verband met een fusie van deze maatschappij n^t een concern van de eerste Fransche pers, zijn werkzaamheden moe ten eindigen. Hij werd evenals bijna het ge- heele personeel van U.S.P.C. ontslagen Hoewel aanvankelijk ontmoedigd door dezen tegenslag, had hij onmiddellijk getracht een, hem passende positie te verkrijgen, maar dit was hem, ook na een maand, niet gelukt. Dan had hy een nieuw idee gekregen, een idee zoowel origineel als interessant, boeiend en pakkend.... Zijn vader had destijds een ken nis. Hij had hem een en ander gevraagd En dan, op zijn advies had hjj naar die oude relatie in Voor-Indië geschreven en na weken van groote spanning was tenslotte het bericht gekomen onmiddellijk naar Voor-Indië te ver trekken.... Er was daar werk voor hem! En nu voelde hij zich zoo heerlijk gestemd, sedert hij de muffe kantoorsfeer kon verlaten. Wilde, alvorens Parijs en daarmede Europa te verlaten de Rivièra bezoeken.. Monte-Carlo. en dan naar Voor-Indië In het achterhuis van het riant gelegen land huisje dicht bij de plantage, zat Ellen Raid worth in haar eigen, van rotan gevlochten stoeltje en dronk het laatste slokje uit het kleine Chineesche kopje. Zij zuchtte diep en keek dan peinzend op de groote klok aan den wand Het werd al donker in de fraaie, in Euro- peeschen stijl gemeubileerde achterkamer, waar een rust en stille intimiteit heerschte, slechts onderbroken door het zachte getik van de hangklok. Plotseling drongen er, van buiten, stemmen tot haar door. Zij stond op. In haar sympa thieke blauwe oogen kwam een vroolijke tinte ling, die humor en gespannen verwachting te gelijkertijd verraadde De stemmen kwam steeds dichterbij en dan hoorde zij haar vader binnen komen, die haar onmiddellijk daarna zijn nieuwen medewerker Louis Bondan voorstelde. Zij keek den jongen, donkeren man aan en moest onwillekeurig vaststellen dat hij haar be viel. Zij vond hem charmant, intelligent en vooral zijn aardige, kostelijke manier van ver tellen, de interessante mededeelingen over zijn groote reis, deden haar aanstonds besluiten hem voor een uitstapje in de omgeving uit te noodigen Eri zoo trokken zij, eenige dagen later, met medeneming van proviand, er samen te paard op uit, met 'het doel den tempel van Boeddha te bezichtigen. Lange majestueuze palmen en donkere oerwouden kwamen zij tenslotte bij het fraaie gebouw aan, waarvan zij het uitwendige beeldhouwwerk bewonderden en na verkregen toestemming van den priester, die onder de in landers als een hooge persoonlijkheid geldt, het grootsche bouwerk ook van binnen mochten bezichtigen. Eerbiedig traden zij binnen en daar ook El len nog niet eer tot het inwendige van den tempel was doorgedrongen, genoten zij beiden van de daar tentoongestelde pracht en praal, van de glinstering en het geschitter van dia manten, robijnen en topazen en stonden ver steld van het groote Boeddha-beeld, dat zich als een donkere silhouet afteekende tegen een wonderlijken, bronsgroenen achtergrond, die het geheel in een sfeer van mystiek en een waas van geheimzinnigheid hulde Louis had zich juist van een kostbaren edel steen afgewend en wilde Ellen attent maken op zijn buitenge- woon fraaie echter niet meer in zijn nabijheid Jen Boeddkd I bemerkte. Mo- 5 gelijk was zij reeds verderop gewandeld, maar toen hij haar ook niet in het vertrek, rechts van het Boed dha-beeld ontdekte, snelde hij onmiddellijk terug en riep angstig haar naamEllen..". Het geluid werd uit alle richtingen weerkaatst en de echo's hadden een somberen naklank.... maar dan was het weer doodstil Hij liep naar buiten, zag echter niemand en begon onnieuw een speurtocht door den tem pel, waarby een angstig voorgevoel zich van hem meester maakte. Hij onderzocht ieder vertrek, klopte tegen de wanden, luisterde en liep weer door, totdat hij, peinzend wat hem thans te doen stond, voor het Boeddha-beeld bleef staan alsof hij het om raad vroeg Maar wat was datHad hij goed gezien.. Langzaam hadden zich de oogen van Boeddha bewogenIn een fractie van een seconde flitste het door hem heen, dat zooiets practisch onmogelijk was en toch Plotseling greep hij zijn browning, richtte met vaste hand en trok onmiddellijk af Met donderend geweld viel het grootsche beeld in stukken, terwijl een schrille schreeuw het ge luid der vallende scherven overstemde en in akeligen weerklank plots verstilde Louis stormde oogenblikkelijk op de ruïne af, stapte over het geheel ontzielde lichaam van den priester heendrong tot achter de nis door, waar hij tot zijn groote vreugde Ellen ontwaarde, weliswaar aan handen en voeten gebonden met een prop in haar mond, maar gelukkig zonder eenig letsel Zy hadden zich gehaast den terugtocht te aanvaarden en op den grooten weg naar haar woning gekomen, vertelde Ellen, nog geheel on der den indruk van het gebeurde, zich te her inneren dat haar vader haar vroeger wel eens had medegedeeld dat zich in Voor-Indië nog tempels van Radjah's bevonden, waar elk jaar een vrouw werd geofferd.... Zij, keken elkaar aan, maar zeiden niets het was thans niet het goede moment om over iets anders dan tempels en zoo te praten.... Maanden later liepen Louis en Ellen langs de wondere palmenlaan achter het woonhuis.... „Als ik je eens ten huwelijk vroegzei Louis voorzichtig. „Zou je dan toestemmen.. Ellen lachte.... „Als ik je eens zei dat ik je wel wil trouwen, zou je me dan vragen....?" Zij liepen door tot aan het einde der laan. Er stond een bank en het was er heel stil Eindelijk waren de vazen vol water gedaan en Tuimeltje kreeg het verschrikkelijk benauwd. Hij snakte naar lucht en ten einde raad besloot hij uit de vaas te klauteren. „Karei", riep hij tegen den kikker, „ik kan het niet meer uithouden. Ik ril van dé kou." Doch voor kikker Karei kon antwoorden, kwamen er bedienden, die bloemen in de vazen zetten en toen werden deze naar de troonzaal gebracht, waar de koning met twee secretarissen een bespreking had. Tuimeltje piepte en kreunde en de koning werd er zelfs bang van. Tot overmaat van ramp gingen de bloemen heftig heen en weer en besloot de koning weg te gaan. Nauwelijks had hij het vertrek verlaten of Tuimeltje klemde zich aan den rand van de vaas vast en wilde er uitspringen, doch de pot viel om en alles lag midden in de zaal. De aanwezige bedienden wilden zoo gauw mogelijk weg zien te komen, doch toen ze Tuimeltje aerkenden, moesten ze toch lachen en gingen hem vlug helpen. Ook kikker Karei kwam toen te voorschijn en Tuimeltje smeekte op zijn knieën om toch niets aan den koning te ver tellen. „Als je ons vanmiddag gezellig vermaakt", antwoordden de bedienden, „dan zullen we alles opruimen en niemand zal ooit weten, dat jij in die vaas zat." „Kom maar mee", zei Tuimeltje en in stilte dacht hij er over, wat hij nu eens zou uithalen. Een commissie, waarvan Lord Wright voor zitter is, heeft bij den Minister van Binnen- landsche Zaken rapport uitgebracht over het onderzoek, dat zij ingesteld heeft naar al wat verband houdt met het ambt van „Coroner". Verschillende hervormingen worden voorge steld, maar de commissie is toch tot de con clusie gekomen dat de Coroners in geen geval afgeschaft" mogen worden. En hiermede stemt de overgroote meerder heid van het Engelsche volk waarschijnlijk in. Het ambt van Coroner is reeds zeer oud; het werd ingesteld in 1194, toen den rechters op gedragen werd ervoor te zorgen dat in ieder graafschap drie ridders en een griffier benoemd werden, die zouden hebben te waken over de nakoming van de door-de Kroon gegeven be loften. Naar de Kroon werden zij dus „coro- narii" genoemd, waarvan „coroners" een niet al te slechte verbastering is, ofschoon men ook het woord „crowners" zou kunnen gebruiken. Tot de uitvaardiging van de Magna Charta toe waren de coronarii zeer voorname en machti ge leden der magistratuur; daarna werden hun bevoegdheden zeer aanmerkelijk beperkt, maar zij bleven toch wat zij steeds geweest waren, en ook heden nog zijn: de overheden die een openbaar onderzoek moeten instellen naar de oorzaak van eiken onnatuurlijken dood. Nog in 1887 zijn de bevoegdheden der Coroners gekortwiekt, en het is waar schijnlijk, dat zij, in verband met het thans uitgebrachte rapport, opnieuw zullen worden beknopt, opdat deze overheidspersonen voortaan uitsluitend een onderzoekende functie zullen hebben, en niet meer zekere rechterlijke be voegdheden uitoefenen. Coroners en de juries, waarmee zij zitting houden, behooren tot de waarborgen van de vrijheden en rechten van het Engelsche volk. Zy waren dit in de dertiende eeuw; zij zijn het heden nog. In landen waar een tiranniek bewind heerscht, is het vaak in het belang der regeerders, moorden in den doofpot te stoppen. Zij stellen het dan voor alsof zelfmoord ge pleegd is. Zoolang er in Engeland zelfstan dige en onafhankelijke Coroners zijn, die naar eiken onnatuurlijken dood een onderzoek in stellen is dit onmogelijk. ATT "p A DAMMrJC op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen Shi *7^0 b*> levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 *7^0 bÜ een ongeval met p OCA A\ H .1 ,r, A n^J| vl l\ i ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen Wv» doodelijken afloop AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog 1 =55 19 Ladey Anna was fijngevoelig genoeg omniette 'eel te vragen, maar hij voelde dankbaar mee leven. En kort voor het eten, kwam Betty bij hem toen hij alleen in de rookkamer zat en hij zag, dat haar oogen vol tranen stonden. „Het spijt me zoo voor je, Roger," zeide zij. „Goed hoor," antwoordde Roger op school jongensmanier. Betty zei niets meer, maar knielde op het haardkleedje neer en begon den hond te blagen en te streelen. Maar Roger zag, dat haar oogwimpers nog glinsterden van tranen ®n dat haar borst onrustig op en neer ging. Hij wenschte, dat hij een beetje vriendelijker Was geweest. „O, Betty," zei hij eensklaps, „zoo bedoel ik het niet." „Dat weet Ik wel," fluisterde Betty. „Ik had je niet lastig moeten vallen." Maar zij keek hem niet aan. „Ik sta nu hee'emaal alleen op de wereld," Ring hij voort. „Dat geeft mij een raar gpvoel." „Beteekenen wy dan niets?" vroeg Betty. „O, natuurlijk wel," haastte Roger zich te zeggen. „Maar ik ben hier niet thuis. Het is zoo raar, dat er niemand op me wacht thuis. En ik moet er toch weer heen." „Wat bedoel je?" vroeg Betty en ging weer zitten. „Ga je dan niet terug naar Oxford? De vacantie is bijna uit." „Neen, dat gaat nu niet. Ik zal naar den deken van de faculteit moeten schrijven en hem uitleggen waarom ik nu niet kan blijven om doctoraal te doen." „Roger, dat meen je niet!" riep Betty uit. „Je moet toch je graad halen, je kunt het toch zoo maar niet half weg laten zitten." „Jawel," antwoordde Roger. „Mijn plicht is duidelijk." Ze zaten nu samen voor den haard. „Praat er eerst eens met vader over," smeekte Betty. „Nee," zei Roger. „Ik zie heel goed in, wat ik moet doen. Oma's dood heeft het een beetje vervroegd. Ik meende niet, dat het al zoo aauw zou zijn, ik moet gaanIk moet het aan pakken. Mijn oude nicht is hulpeloos, weet niet, wat zij moet doen. Mijn grootmoeder bestuurde alles." „En zul jij dan weten hoe alles moet?" vroeg Betty twijfelend. „Dat zal wel los loopen," meende hij. „En wat ik niet weet, dat zoek ik wel uit. Ik vind het leven op de boerderij heerlijk, zie je, het is alleen, dat ik oma zoo mis." Na een oogenblik hernam Betty: „Ik zou toch liever hebben, dat je je nog eens goed bedacht, voor je een beslissing nam. Later heb je er misschien spijt van. Je kunt nu wel zeggén, dat je het buitenleven heerlijk vindt, maar je weet toch wel, dat je niet heelemaal in de schoenen van je grootvader past. Je moet met je tijd mee en daar ben je al mee be gonnen." Zy sprak vol overtuiging, en haar oogen schitterden. „Jy kunt niet meer het leven leiden van een gewonen daglooner en daar komt het toch op neer. Je zult geen tyd hebben om een boek open te doen, je zult je nooit met de wereld kunnen bemoeien, omdat er altyd iets te doen is, hooien of maaien, of zaaien, of zooiets Je wordt duf en klein en ik voel, dat ik dat niet zal kunnen verdragen." „Wel, wat kan jou dat schelen, Betty?" vroeg Roger verbaasd over haar heftigheid. Betty stond haastig op. „Ik zal het voor jöu niet kunnen verdragen," probeerde zü uit te leggen. „Ik zou het vreese- ïyk vinden, als Dick zich zoo levend moest begraven." .„Wat draaf je door," riep Roger uit. „Dat ben ik ook heelemaal niet van plan. Maar ik wil me op de boerderij toeleggen. Ik heb aller lei plannen. Ik droom er van om het land terug te koopen. Ik zou van Beckford weer willen maken, wat het vroeger was. Ik ben jong en sterk. Mijn leven ligt voor me. Waarom zou ik er niet komen?" „O, goed," zei Betty gepikeerd. „Gaan jullie je niet verk'eeden?" vroeg mijn heer Homock in de open deur. Hy droeg ook nog de zwarte kleeren van de begrafenis en Roger schrok er van. Die arme oma lag net in het graf en de toekomst was nog heel somber, ondanks zijn grootsche plannen. Hij stond op en ging zonder een woord te spreken langs zijn nichtje de kamer uit. „Armp kerel," zei mynheer Homock. „Heb jij hem niet een beetje getroost, vrouwtje?" „Neen," zei Betty, „we hebben gekibbeld. Och, paps, laat hij toch eens met u praten. Hij wil naar my niet luisteren. Hij heeft mij te verstaan gegeven, dat ik me met mijn eigen zaken moest bemoeien." zy floot haar hond. „Kom, Mickie, je moet naar bed." En zonder haar vader aan te zien, verdween zy. Sam stond alleen voor den haard en peinsde. Den volgenden morgen waren zy samen aan het ontbijt en Sam deed een voorstel, waar hy al lang over gedacht had. „Roger, jongen, zou je niet graag jongste firmant worden in de firma?" Roger keek op, te verwonderd om te ant woorden en Sam dacht, dat hy niet spreken kon van dankbaarheid. „Ik heb er al lang over gedacht." ging hij voort, „sinds den eersten dag, dat ik je ont moette, ben ik nooit er gerust geweest over je toekomst. Kyk eens, als je moeder gehad had, wat haar toekwam, dan was jy nu ryk. Mijn grootvader, die de firma heeft opgericht, had drie kinderen, mijn vader, jouw moeders vader en de oude Martha. Toen je moeder met een katholiek trouwde, onterfde hij haar en ik kreeg het leeuwenaandeel. Nu zit het me altyd I nog dwars, dat myn kinderen zooveel krygen door een onrechtvaardige daad, te meer, omdat ik, toen ik Anna trouwde, hetzelfde heb gedaan, als waarvóór jouw moeder onterfd werdt. Nou Roger, als je firmant wilt worden, komt alles terecht." „Maar ik moet voor Beckford zorgen," riep Roger uit. „Hemel," riep mynheer Homock ongeduldig uit, „wat is nou Beckford. Ben paar honderd bunder land en een oud vervallen boerderytje. Daar kun je in je vryen tyd voor zorgen, mijn jongen, als je absoluut een stokpaardje wilt hebben." Roger bloosde. „Myn grootvader en myn voorvaderen gaven zich heelemaal aan Beckford," zei hy. „Ik heb oma beloofd, dat ik het ook zou doen. Ik zou myn woord tegenover haar niet kunnen breken, al wilde ik het ook." Sam floot en nam zyn pyp uit den mond. Dan leunde hy voorover en keek Roger ernstig aan. „Bedenk je wel, Roger. Het is heel goed mogelyk je belofte tegenover je grootmoeder te houden, in den geest, wel te verstaan, zon der dat je het andere weg- gooit. En dit is een schitterende toekomst. Weet je wel, wat een deelgenoot in de firma per jaar verdient? De omzet loopt over de honderd duizend, het kapitaal in de millioenen, er is bijna geen grens aan wat zoo'n huis kan doen. De beste en verstandigste vrouwen w»ten toch nog maar weinig van zaken af. Denk goed na, voor je myn voorstel afketst." Roger stelde zich in de stilte die hierop volgde voor, wat dan zyn leven zou zyn. 's Morgens met den auto naar de stad, na een stevig ontbijt uren in een ryk en duur gemeu bileerd kantoor, met dubbele ramen, die het lawaai van de straat buiten sloten, maar tegelyk de frissche lucht, als je tenminste nog van frissche lucht kon spreken tusschen die vuile stadsgeuren. Tellen en rekenen en lange stukken nazien en orders uitgeven en brieven dicteeren, dan gaan lunchen, een zware maaltijd, met andere geld-schrapende heeren. Als hij dan even tyd zou vinden om met de hoogste snelheid waartoe zyn auto in staat was, naar Beckford te rennen, dan zou hy daar alles in het honderd vinden, knechts die niet wisten wat te doen, verwaar- loozing, ergernis. Hoe kon hy Beckford besturen in zyn vryen tijd. Zijn hart ging uit naar Beckford. Terwyl hy op Hawkhurst zat, verlangde zyn hart naar zijn akkers en weilanden, naar het beuken woud en de gele korenvelden, de velden, die hy had helpen zaaien en die hy zou maaien en oogsten. „Je kunt Beckford voor de aardigheid aan houden," zei Sam, die Roger's zwygen voor toestemming aanzag. „Je zu't geld in overvloed hebben en je zult naar hartelust kunnen ver anderen en verbeteren." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 5