De fascistische soldatenstaat 3 KetvetAaal aan den daa w Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden r NEDERLANDSCHE BOEKEN LIEFDE EN EER VRIJDAG 21 FEBRUARI 1936 MILITARISEERING Mechtild de Begijn Een statistiek Te veel tijdschriften? St de heTft I Het bankbiljet van j vijftig dollars Lekkerbekken te Tokio teleurgesteld OOOR M. E. FRANCIS (Van onzen Bom. correspondent) Wanneer men de fascistische wetgeving der beide laatste jaren nagaat, treedt als alles-overheerschende trek op den voorgrond een volledige en diepgaande milita riseering van het gansche volk. Wanneer men «iet, hoe consequent en eenzijdig alles in deze richting gestuurd is, zou men inderdaad kun nen denken, dat de dictator zich reeds sedert verscheidene jaren voorbereidde op het hui dige oogenblik, waarin de mili:aire kracht der natie geroepen kan worden om over haar toe komst te beslissen. Maar daar staat tegenover, dat verscheidene van de getroffen maatregelen pas van recen- ten datum zijn en bestemd om pas op den langen duur hun werking te doen gevoelen. In de volledige en snelle militariseering van den fascistischen staat uit zich dan ook, méér dan de voorbereiding op een bepaalde kracht proeve, de aangeboren neiging van alle dic taturen, om te controleeren, te disciplineeren, te regelen en te laten marcheeren. welke van zelf gedreven wordt naar het gebied van de discipline bij uitstek: het leger en de kazerne. Het is de moeite waard, eenige punten uit deze ontwikkeling, die heden vrijwel compleet mag heeten, in herinnering te brengen. Vier jaar geleden werd de militaire vooropleiding ingevoerd, die de jongemannen van 18 tot 21 jaar in de krijgskunst en krügskennis oefent. Dezer dagsn is juist besloten, dat in Mei a.s. een groote algemeene oefening van deze prae- militaire groepen zal plaats hebben, „om aan de politieke en mili aire overheid gelegenheid te geven, in de practijk vast te stellen, welke hoogst-mogelijke bijdrage de militaire voor oefening te land, te water en in de lucht kan geren aan de oorlogsvoorbereiding der drie etrijdmach'.en." Maar reeds vóór den 18-jar:gen leeftijd heb ben de fascistische jeugdvereenigingen, waar in meer en meer de gansche jeugd is saamge- vat, de jongens van hun prille jeugd af aan gewend aan militaire tucht, hen door de „weersport", zooais dat ih Duitschland heet, min of meer militair geoefend en hen in de voor hen bevattelijke elementen der krijgs kunst ingewijd. De huidige minister van Onderwijs, de vier man De Vecchi. heeft bovendien het onderwijs zelf geheel met een militairen geest en met militaire elementen doortrokken. Het mili'aire onderricht op de scholen heeft een vooraan staande plaats gekregen, terwijl de geest van weerbaarheid ook daar op den voorgrond ge steld is. Niet zonder recht kan men dan ook van een „onderwijsreform De Vecchi" spreken die aan het onderwijs in den fascistischen staat een nieuw beginsel heeft gegeven: naast de wijsbegeerte, die in de groote reform van Gentile als leidend principe gesteld was en naast het godsdienstonderricht, dat vooral sedert het Concordaat een leidende plaats had gekregen, is nu als derde principe de weer baarheid gekomen. En dit meest tastbare richtsnoer heeft de neiging, te overwegen. De ontwikkeling van het Italiaansche school wezen onder den nieuwen minister is overigens een kapittel, dat een eigen beschouwing waard zou zijn. Zij wordt hier slechts gememoreerd als een schakel in de groote keten d'e den jongen Italiaan van zijn prille Jeugd af aan de landsverdediging bindt. Andere, meer verwijderde gebieden van deze eenkennige richting van het gansche leven der natie op het eene doel der militaire paraa beid, zooals het streven naar autarkie in de voed selvoorziening (de „battaglia del grano"), in de industrie en in de technische wetenschap pen, mogen hier slechts terloops worden aan geduid, om ons tot de militaire opleiding der burgers te beperken. Van de laatste jaren dateert de uitbreiding van den dienstplicht van 18 tot 55 jaar, waar door Italië in geval van nood een massa van bijna acht millioen menschen voor militaire doeleinden kan mobiliseeren. De fascis1 ische Zaterdag, die een jaar geleden is ingevoerd, dient vooral voor de militaire oefening van de jeugd. Een jaar geleden zijn verder alle wetsbepalingen, die in bepaalde gevallen vrij stelling van militairen dienst verleenden, op geheven, waardoor het beginsel, dat elke bur ger soldaat moet zijn, volledig tot gelding werd gebracht. Door een besluit van den laatsten ministerraad van 31 Jan. 1936 zijn nu boven dien alle bepalingen opgeheven, die aan be paalde kategorieën van dienstplichtigen, zoo als gestudeerden en vóórgeoefenden, een ver korting van den diensttijd vergunden. Voortaan zal iedere dienstplichtige, dat is dus iedere ge zonde jongeman, de volle achttien maanden moeten dienen. Alleen in bijzondere gevallen van kostwinnaarschap en derg. kan de minis ter iemand vervroegd met verlof sturen. De kroon op deze algemeene militariseering van de natie is eveneens in den zooeven ge noemden ministerraad van 31 Jan. 1.1. opgezet. Daar is n.l. besloten tot invoering van een ..li bretto personale di valutazione delle sta to fi- sico", d.w.z. een „persoonlijk zakboekje tot vaststelling van den lichamelijken staat." Dit zakboekje zal elke knaap, die den elfjarigen leeftijd voltooid heeft, moeten bezitten; tot aan de voltooiing van zijn 32e levensjaar zal daar in jaarlijks moeten worden opgeteekend al Wat betrekking heeft op zijn lichamelijk ge stel, zijn gezondheidstoestand, zijn lichame lijke en verstandelijke ontwikkeling, zijn poli tieke neigingen, bekwaamheden en werkzaam heden, zijn prestaties op school, in de jeugd organisaties, in de militaire vooroefening, ge durende den dienst en daarna. Hoewel in de ministerieele toelichting op dit besluit sprake is van de zorg voor de gezond heid van het ras en den volksgroei he'geen ietwat naar Duitsche rassenzorg klinkt ligt de voornaamste beteekenis van dit zak boekje, dat den Italiaan voortaan op zijn le vensweg zal begeleiden, ongetwijfeld in den staat van dienst en de militaire kwaliteiten, die daarin worden geboekstaafd. En daar dit boekje ook bij de sollicitaties moet worden overgelegd en met de daarin vervatte gege vens rekening gehouden moet worden bij de tewerkstelling, worden aldus de soldateske rangcijfers van het individu ook in het bur gerlijke leven beslissend. Aldus verwezenlijkt de fascistische staat de leuze van den burger-soldaat. Maar het is duidelijk, dat deze leuze in den hedendaag- schen staat een geheel andere beteekenis heeft dan in de oude Romeinsche republiek. De wapenhandel was in den ouden tijd een een voudig handwerk, dat de burger, als de nood het gebood, ter hand nam om na afloop van den krijg weer tot zijn burgerlijke leven en zijn burgerlijk werk terug te keeren. En ook voor den staat was de oorlog slechts een nood lottig intermezzo in zijn op vrede gericht be staan. De moderne oorlog echter eischt den geheelen mensch en den geheelen staat. De opvoeding van het kind wordt er op gericht, om hem niet tot een vreedzaam medeburger, maar tot een bekwaam soldaat te maken. De school bereidt vóór voor de kazerne. De econo mie dient de strategie. De cultuur zelf dient de weerbaarheid. De oude leuze van den burger-soldaat be- teekende, dat de soldaat eigenlijk een burger was. Nu beteekent zij echter, dat het leger in den modernen zin, d.i. het op den oorlog ge specialiseerde deel van het volk, het heele volk gaat omvatten. In plaats van een voorbijgaan de kramp, die de natie met lange tusschen- poozen overvalt, is de oorlog een voortdurende spanning geworden, het normale bestaan van den staat. De volledige militariseering van de Italiaan sche natie vindt echter en dit is van be lang een psychologisch tegenwicht in het grondig-individualistische, familiaire en huise lijke karak .er van het Italiaansche volk, zoo dat de geest van kazerne en exercitieplein, die men in al deze inrichtingen en voorschriften zou meenen te bespeuren, hier in het dage- lijksche leven toch veel minder bemerkbaar is, dan de vreemdeling geneigd is te denken. Fascistische soldaten op marsch Naar wij vernemen, zal van de bekend/3 levens geschiedenis van de mystieke Mechtild van Maagdenburg, door Pater Molenaar M.S.C. be schreven onder den titel „Mechtild de Begijn" eerlang bij Herder en Co. te Preiburg een Duit sche vertaling het licht zien. De uitgever van het oorspronkelijk Nederlandsche werk is de N.V. Paul Brand's Uitgeversbedrijf te Hilver sum. Hoe het ongelukkige heertje zich tegenover al die instrumenten gevoelt, op 't moment dat hij rijn rijbewijs-examen moet af leggen. (Ric Rac). Het jongste nummer van het „Nieuwsblad voor den Boekhandel" bevat een sta tistiek over de in Nederland verschenen boekwerken gedurende het jaar 1935, ingedeeld volgens 25 rubrieken, en vervolgens gesorteerd naar de taal van den tekst, naar den omvang, en naar den verkoopsprijs van het gebonden exemplaar. Het totale aantal, aldus in sta tistiek gebrachte boeken, bedraagt 6118. Dit beteekent dat in ons land in de 365 dagen van een jaar gemiddeld 16 a 17 boekwerken per dag door erkende uitgevers in het licht wor den gegeven. Schakelt men de Zon- en feest dagen uit dan komt men tot een gemiddelde van ruim 20 boeken per dag. Van deze 6118 boeken zijn er maar 849 ro mans en novellen, dus heel wat minder dan men zou verwachten. Zooals gezegd, zijn col- portage-romans en dergelijke uitgesloten. Er zijn echter 1207 schoolboeken voor L. O., voor U.L.O. en M.U.L.O., 449 schoolboeken voor M.O. en V.H.O. en 67 boeken voor nijverheids- en handelsonderwijs, dat is tezamen 1723 schoolboeken op een totale productie van 6118 boeken! Ruim 28 procent der in Nederland per jaar verschijnende boeken zijn schoolboeken. Op de 849 romans zijn er 160 herdrukken, op de 1723 schoolboeken zijn er 1086 herdruk ken! Onze bellettrie veroudert met een heel wat grooter snelheid dan onze schooluitgaven, terwijl men toch in normale omstandigheden het tegendeel verwachten mocht! Voor wat den verkoopssprijs van het gebonden exemplaar betreft, valt de statistiek mee; het Nederlandsche boek is in het algemeen niet meer zco duur. Het totaal van 6118 werken is aldus, naar den prijs per gebonden exemplaar, verdeeld: minder dan 2.4073 van ƒ2.— tot ƒ4.— 1444 hoven 4.554 zonder prijs 47 De statistiek weerspiegelt in zooverre de hui dige tijdsomstandigheden, dat na de categorie der schoolboeken en der romans de boeken omtrent godsdienst en kerkgeschiedenis (totaal 450, waaronder 78 vertaalde), de boeken over! sociale wetenschappen, economie, geldwezen en politiek (totaal 384, waaronder slechts 16 ver taalde) de grootste belangstelling genieten. Opvallend is, dat van de godsdienstige boek werken het aantal brochures van minder dan 32 bladzijden het grootst blijkt. Er verschenen op dit gebied 111 boeken van zoo geringen om vang Van de economische, politieke en finan- cieele werken zijn er 95 in brochure-vorm. Na deze werken volgen in onze „eeuw van het kind" de 377 kinderboeken, die het hoogste percentage herdrukken' hebben n. 1. 358 Dan komen de rechts-, en staatswe tenschappen met 335 boeken in 1935, de eerste categorie, waarvan gemiddeld minder dan 1 boek per dag verscheen. at de tijdschriften betreft: er verschij nen in ons lieve vaderland niet meei dan 1910 tijdschriften, waarvan 607 bladen één of meer keer per week, 1130 één of meer keer per maand, en 173 met grooter tus- schenpoozen verschijnen. Er zijn 43 taal- en letterkundige tijdschrif ten in Nederland. Erger u niet, want aan landbouw, veeteelt, jacht, visscherij zijn 84 tijdschriften gewijd, aan de technische wetenschappen 232, aan lichamelijke opvoeding etc. 119, aan handel, boekhouden en verzekeringswezen zijn in Ne derland 332 tijdschriften gewijd; aan gods dienst en kerkgeschiedenis 4091 Deze statistiek teekent wel de rijke differen tiatie van ons volk, dat 332 bladen noodig heeft om, elk naar den aard van zijn eigen lichaam lichamelijk te worden opgevoed en 409 tijd schriften om, elk naar den aard van zijn eigen ziel, godsdienstig te worden voorgelicht. Het paedagogische element in de boekpro ductie is veruit het sterkst, daarna volgt met nog een behoorlijk overwicht het didactische element, dan komt de ontspanningslectuur voor oud en jong, en wat er overschiet aan bellet trie, is zeker niet de moeite waard, dat men er zooveel ruzie over maakt als in werkelijkheic geschiedt! De vraag dringt zich echter op, of bij de groote hoeveelheid van paedagogische en di dactische uitgaven in Nederland, de uitwendige rijkdom niet een innerlijke armoede verbergt Het peil der uitgaven, speciaal der tijdschrif ten zou zeker stijgen, dunkt ons, als de eens gezindheid toeliet, dat het aantal daalde! De aangehaalde statistiek is neutraal. De ka tholieke uitgaven zijn er niet afzonderlijk *n verwerkt. Een apart overzicht hierover zou zeker ook interessant zijn. Een regenachtige dag had altijd een de- primeerenden invloed op Jack Rogers. Reeds tweemaal had hij 't aan die weers gesteldheid te wijten, dat hij in z'n onderne ming faalde. De laatste maal had het hem twee jaren van z'n vrijheid in de gevangenis gekost. Door het kleine vuile raam van z'n sombere, stoffige woning, keek Jack naar de zware, grijze wolken. De regen stroomde omlaag. Hij stak z'n handen in z'n zakken en haalde er drie verkreukelde briefjes uit. Twee van tien en een van een dollar, plus wat zilvergeld. Het was het laatste geld dat hij verleden week met handen op!" van een delicatessenhandelaar, die 's avonds van een partijtje kwam, machtig was geworden. Jack Rogers slaakte een diepen zucht, want hij dacht er weer aan, dat het hoog tijd werd een nieuwen slag te slaan. Vijf en twintig dol lar in New-York is niet veel; het leven is er duur. Maar deze regenachtige dag leek hem allerminst geschikt voor een nieuwen slag. Echter, regen of geen regen, hy moest aan 't werk. Aan het „handen op!"-systeem gaf hij de voorkeur boven elke andere manier van stelen. Het was gemakkelük en vlug en eischte niet te veel van z'n zenuwen. Daar hy nu moest bezuinigen, prefereerde hy een zoo goedkoop mogeiyke kamer boven het sparen op z'n kleeren. Als hy goed gekleed was, trok hy minder de aandacht van hen met wie hy in 'n onaangenaam contact wensch- te te komen. Zooals gezegd, hy moest aan 't werk. Hij be sloot de „Underground" te nemen en dan eens in 't hartje van de stad rond te kyken. Op 't perron gekomen, leunde hij nonchalant tegen het hek waar de reizigers binnen kwamen. Het was er niet druk. Eenige heeren en een jong, buitengewoon knap meisje, waren de eenige reizigers. nieuwsgierigen. Slechts één oogenblik aarzelde hy, dan sprak hy: „Hier is het, dame. Ik heb niet gezien dat iemand het verloren had. Ik dacht al: dat is voor den eerlyken vinder," besloot hy lachend. Daarop deed de jonge dame iets, waarover Jack verbaasd stond. Ze stond er op hem wat te geven. „U moet de helft nemen," zei ze. „Myn lyf- spreuk is: ieder de helft. Als u niet op de rails gesprongen was, dan was ik het biljet ook kwijt geweest, want dan had de eerstvolgende trein het stukgereden of meegesleurd. Neen, u moet iniiiiisiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiii aanne- r Het meisje keek eerst onverschillig rond, om daarna haar blik op de gestalte van Jack Ro gers te vestigen, die nog steeds tegen het af sluithek leunde. Diens goed zittende, moderne kleeren, z'n beschaafd voorkomen, gaven hem het aanzien van iemand, die gewoon is in een nette omgeving te verkeeren. Als zoodanig be schouwde hem dan ook het jonge meisje; ze liep eenige schreden naar hem toe en trachtte z'n aandacht te trekken; maar het voorwerp liarer attentie staarde onverschillig voor zich uit Ze gaf het echter niet op en paste daarom een truc toe, die tien tegen één kans van sla gen had. Eensklaps fladderde er iets groenach tigs voor de oogen van Jack en waaide over het perron. Oogenblikkeiyk wist Jack dat hy zich niet vergist had in dat stukje groen papier. Hy was er zeker van dat de ondergrond geel was. Z'n scherpe oogen en z'n geoefende blik zeiden hem dat het niet meer of minder was dan een vyftig dollar-biljet. Juist, daar lag het! „Och!" riep een hooge meisjesstem verschrikt. Jack Rogers keek naar de slanke jonge vrouw. Haar handtaschje was open en het had allen schyn dat het biljet op de een of andere wyze aan haar vingers was ontglipt. Voor geld had Jack alles over; juist vandaag, nu hy er op uit was het op zyn manier in z'n bezit te krygen. Snel rende hy op het bankbiljet af, dat op de spoorbaan gewaaid was. Hy sprong op de rails, greep het en was in een seconde weer op 't perron terug. Hij keek niet op of om en zag dus ook niet dat de eigenares met uitge strekte hand gereed stond om het van hem aan te nemen. Maar dit lag volstrekt niet in Jack's voornemen. Vlug begaf hy zich tusschen de menigte en liep regelrecht de trap van het perron op, die naar de straat leidde. Toen hy eensklaps een hand op z'n arm voelde, keek hy onwillig en onaangenaam verrast op. „O mynheer.... dat biljet was van my!" De stem klonk zenuwachtig en luid. Ver scheidene voorbygangers keken om en bleven nieuwsgierig staan. Jack Rogers had met één oogopslag de situa tie opgenomen en doorzien. Hy en de jonge dame waren ai spoedig omringd door een troepje van me men." Nu de kans, met de 50 dollars er van door te gaan, verkeken was, vond Jack het aanbod van 25 dollars nog zoo slecht niet en heel gemakkelijk verdiend. Het meisje grab belde in d'r beurs. „Het spyt me," verontschuldigde zij zich, „het bankbiljet is het eenige wat ik heb, behalve wat klein geld. Hebt u misschien 25 dollars terug?" Jack wist natuurlijk maar al te goed, dat hy juist 25 dollars in bankpapier by zich had en zonder iets te zeggen gaf hij deze aan de jonge dame en stak het groene biljet van 50 dollar in z'n zak. De menschen om hem heen waren tevreden en verdwenen even vlug als deze gekomen waren. Voor de eerste maal, dacht Jack, had de regen hem geluk gebracht. Zelfs had hij nu op een eerlyke manier geld gekregen en dat was be paald iets nieuws in z'n leven. Hij stapte een sigarenwinkel binnen, kocht een doosje sigaretten en ging daarna naar z'n kamer, waar hy den dag verder rookend en lezend doorbracht. Den volgenden dag ging hy weer denzelfden sigarenwinkel binnen, vroeg nog een pakje sigaretten van z'n geliefkoosd merk en wisselde daarby het biljet van 50 dol lars. Men gaf hem direct de sigaretten, maar het duurde vry lang eer de winkelier met het wisselgeld uit de huiskamer kwam opdagen. En fin, dacht Jack ik heb den tijd. Na een minuut of vier kwam de winkelier met een rood gezicht, weer in den winkel. „Er zyn vandaag al zooveel menschen ge weest," excuseerde hy zich, „die groot geld ga ven, dat ik amper wisselgeld genoeg had." Op dat oogenblik werd de winkeldeur met een forschen duw geopend en traden twee agenten binnen, die Jack bevalen te blyven staan waar hij stond en zich niet te verroeren. De winkelier wischte zich het zweet van z'n voorhoofd en zei: „lieve hemel, ik dacht dat u nooit komen zou." „We zyn er drie minuten nadat u het bureau opbelde," antwoordde een der agenten, terwyi de andere z'n oogen niet van Jack Rogers af wendde. Deze stond geheel uit 't veld geslagen door den keer dien de zaken genomen hadden, de mannen aan te staren. „Direct toen ik dat bankbiljet zag," hernam de sigarenwinkelier, „wist ik dat 't valsch was, omdat het er precies uitzag als het biljet, dat ik laatst in handen had. Ik was al bang dat ik hem niet zoolang vast zou kunnen houden." „We dachten al lang dat er een man achter zat," zei een der politiemannen, „ondanks het feit, dat al die andere biljetten door een meisje zyn aangeboden." „Ik kan u daarvan verklaring en uitleg ge ven," riep Jack bevend van woede en opwin ding. „Een meisje gaf het my en „Debiteer dit verhaaltje maar 'voor den rech ter, jongeman," onderbrak hem de agent, die het woord gevoerd had. „Die is misschien licht- gelooviger dan ik. Ik ken je trouwens heel goed, Jack Rogers: dat is niet je eerste misdrijf. Kom, vooruit!" Buiten viel de regen met stroomen neer. Op hun teentjes slopen de kikkers en Tuimeltje het paleis door tot ze gekomen waren aan een hokje, waar een groote doos met zeep stond. „Laten we gaan glyden", stelde Tuimeltje voor, „we binden ieder een stuk zeep onder onze schoenen en dan zul je eens zien, hoe heerlyk we vooruit schieten." Nou, dat was gezellig, vonden ze allemaal en ze gingen maar meteen zitten en bonden elk een dik stuk zeep onder hun schoenen. Netjes gingen ze achter elkaar staan. Kikker Karei en Tui meltje kwamen heelemaal achteraan. Tuimeltje commandeerde: „Eén, twee, tjoep", en daar gingen ze hoor. Ze reden hoe langer hoe harder en schreeuwden het uit van pleizier. Een der kikkers wilde met alle geweld naar boven en zoo gingen ze dan naar de eerste verdieping. Daar begon het glyden opnieuw. Gelukkig hadden ze nog niemand ontmoet en konden zoo nog gerust een tijdje doorgaan. Maar plotseling gebeurde er iets. In de verte hadden ze de huis houdster gezien. Ze wilden direct omkeeren, doch hun vaart was zoo groot, dat ze niet eens meer konden remmen en tot hun schrik gleden ze holder-de-bolder een groote lange trap af. De eigenaar van een restaurant te Tokio had met een autobus-onderneming de overeenkomst gesloten, dat de bevoorrechten, die in zyn eta blissement mochten deelnemen aan een eet- wedstryd door de vervoermaatschappy gratis van huis zouden worden gehaald en na af loop zouden worden thuisgebracht. Als pryzen had de ondernemende restaura teur voorts nog een bonboekje beschikbaar ge steld voor een zeker aantal gratis-maaltijden, terwyl de autobusmaatschappij de genoodigden dan weer franco huis Zou afleveren. De zaak is evenwU niet doorgegaan. Niet dat er geen of te weinig liefhebbers (en hongen- gen) waren, maar de politie was er tegen. De restaurateur vroeg de politie, wat er voor bezwaar tegen bestond. Zyns inziens bestond er geen enkele wet. welke nel genieten van een copieus maal in den weg zou staan. Inderdaad, aldus de politie, er bestaat geen wet, doch aangezien een dergelyke wet zou moeten bestaan, zijn wy er tegen. De politie voerde nJ. als bezwaren aan, dat burgers, die wat wilden „winnen" zich bloot stelden aan het overladen van hun maag, bo vendien achtte men gevaar aanwezig voor bet verstoren van de openbare orde. terwyl de politie ten slotte aanvoerde, dat dergelyke wed- stryden goklust in de hand zouden werken. Menig gegadigde is dus een lekker hapje den neus voorbijgegaan. T~» *C op dit blad zyn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p 7^0 - bÜ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^fcO bJj een onSeval met p 9CH A I .1 .Ti A\ n\ 1\ r. tl ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen i uw» verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen %J\In doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog Roger haalde diep adem en dan schoot hem met een gevoel van verlichting te binnen, dat hy zich niet bang behoefde te maken voor het saaie kantoor', even, want dat hy het voois .ei van zyn oom niet kon aanvaarden. „Maar ik heb mijn woord gegeven," zei hij snel. „En dat is voor my evengoed als een eed. Ik zou er myn levenswe-k van maken Beek- ford te besturen, zooals grootvader en de anderen vóór my. Daar kan ik niet af. Ik dank u heel erg voor uw aanbod, neef Sam en nu kunt u er genist .ove" zijn. Er is "een snreke meer van onrechtvaardigheid, want u heeft aangeboden om alles goed te maken. Ik zal het best steden op Beckford, vooral nu ik het geld van tante Martha heb. Ik heb een heeleboel plannen," ging hy verder, „ik zal het huis kunnen op knappen en 'and terug koopen. Het is twee honderd vijftig morgen, dus niet zoo'n heel Klein beetje, neef Sam." Sam keek aandachtig naar het flinke, jonge gezicht, de heldere oogen, den vastberaden mond en nam dan met een zucht zyn pijp weer op. „Ik geef het op, Roger. Een eigenzinnig mensch moet je zyn gang laten gaan. Maar als je er laten nog eens anders over denkt moet je je niet schamen bij my terug te komen." „Dank u, neef Sam," zei Roger. „Maar dat zal wel niet gebeuren." Later op den dag vertelde Sam aan Betty, wat er gebeurd was en dat hy niets voor den jongen kon doen. Hij voegde er by, dat hy hem een beetje dwaas vond. „En toch is hy een flinke vent," eindigde hy. „Hy heeft mij nooit iets gezegd van die be lofte aan grootmoeder," klaagde Betty be- leedigd. Teen zy haar neef tegen kwam, verweet zy hem dat gebrek aan vertrouwen. „Paps heeft me verte'd, wat er gebeurd is," zeide zy. „Natuurlijk moet je doen wat je denkt, dat recht en eeriyk is. A! heb ik dat gisteren gezegd, toch ben ik een beetje trotsch op je, dat je voor je p^ncipes u'tkomt Maar ie hadt my toch wel kunnen vertel'en van die belofte aan je oma. Paps ziet niet in, dat het een verschil maakt." „Ik ben blij. dat jij het wel inziet Betty." Hy was op weg naar de rivier geweest, een hengel over zyn schouder en Betty liep met hem mee. „Weet je nog den eersten dag. dat je kwam en ging visschen en terugkwam, omdat je het mij beloofd had?" vroeg zy. Hy knikte g'imlachend. „Je bent nog precies dezelfde Roger van toen," ging zy voort. ..Je bent alleen maar ver anderd tegenover my." „O, neen. Betty, vast niet." „Jawel. Vroeger verte'de je me veel meer. We waren heel dikke vrienden. Waarom kunnen we dat nu niet zijnecht vrienden? Ik vind het erg, dat je het paps verteld hebt en my niet." „Ik moest het bem wel zeggen," verdedigde hy zich.' „Ik moest het hem uitleggen. Ik denk, Betty, dat het vanze'f komt, als je ouder wordt, word je ook eenzelviger." „Laten we den ouden tyd niet heel en al verliezen. Roger," pleitte Betty. „Laat me niet voelen, dat jy een nieuw leven begint en ik er buiten sta. Ik wil niet achter blyven." Roger was vermurwd. „Goed, we zijn kameraden, van nu af." „En we zul'en elkaar helpen." zei Betty. „Ik zal mijn best voor je doen, heusch, altyd en altijd." Zy lachten, toen zy elkaar de hand er op gaven, maar zy meenden het echt. HOOFDSTUK X Den vo'gen den dag ging Roger terug naar Beckford en a' snoed'g had hij het er zoo druk dat hy nauwelijks tijd had om zich eenzaam te voelen, hoewel er ook daeen waren, waarop hii zijn grootmoeder smarteliik miste. Toen oma's krachten zon p'otse'ing afnamen, waren de zaken binnen en buitenshuis ietwat verwaarloosd, want iedereen was er zoo aan gewend, door haar nagezien en gecontroleerd te worden, dat er vanze'f een zekere traagheid was binnene"s'op'='n. toen de ou^e dame er zelf niet meer zoo goed de hand aan kon houden. Roger, jong en sterk als hy was, wierp zich met alle energie op zyn taak. Abel en Tom kregen niet alleen standjes, maar werden zelfs, wanneer dit noodig was, op de vingers ge keken. Nu de meester er zelf voortdurend bü was, op het land en in de stallen en schuren, ging het werk a's van een leien dakje. Roger be wees niet alleen dat hy een goed meester was. maar ook dat hy ze'f de handen uit de mouwen kon steken, en de werkzaamheden werden in dien zomer zoover uitgebreid, als de boerdery maar verdragen kon. Er lag geen enkel veld braak. En de jonge heer haalde voor de deugdelijkheid van zyn nieuwe methoden de bewyzen aan uit de verschillende landbouw bladen, waarop hy geabonneerd was. „Ik geloof," zei de oude Abel, „dat je meer doet, dan je gezegd hebt. Toen je pas kwam, zei je. je zou de plaats op de oude manier voortzetten, maar nou doe je al'erlei nieuwer- wetschigheden. Ben je veranderd?" Roger, die vroege kool plantte tusschen de late aardappelen, keek bedaard op van zyn werk. „Neen," zei hy, „ik ben niet veranderd, maar ik pas nieuwe methoden toe, waar dit mogelyk is. Dat zou grootvader ook g°daan hebben, a's hy het geweten had. Er was een tyd. Abel dat de menschen dachten, dat de wereld plat was en de zon er omheen draaide. Toen zagen ze in, dat het anders was. Als er eenmaal iets ont- "i»kt is, is het dwaas om er g~»n gebruik van te maken en ik verdien hier nog aardig wat aan." i „O, als je dat maar doet," bromde Abel. „Ik ben nooit op school geweest maar ik weet toch heel goed, dat de zon om de aarde draait, ik heb het zelf gezien." Binnen werd hard geschrobd en geboend. De algemeene vernieuwingswoede had ook nicht Jane aangestoken en ze had zich tot taak ge steld, het heele huis van zolder tot kelder schoon te maken. „Ik was heel precies en toch kon ik het je grootmoeder nooit naar den zin maken," zei zy tegen Roger. „En de laatste maanden vóór zij stierf, was zy onrustig en kon zy niet goed hebben, dat Molly en ik met onze emmers en dwei'en rond liepen. Nou, Rcger, ik zal hei nu eens fijn opknapoen. Al zyn we achteruit ge gaan in de wereld, toch moeten we ons huis in eere houden." Zy zaten tegenover e'kaar thee te drinken en Roger keek onverwachts op. „Vertel me eens, nicht Jane, hoe is het toch gekomen, dat de Becks zoo achteruit geboerd zyn? Dat kwam toch niet al'een door den godsdienst? Er is tydens het leven van groot vader ook nog iets gebeurd, niet? En het was heel plotseling." Jane roerde bedachtzaam haar thee om. „Nee, het was al vóór dien tyd," zeide zy. ,Het was in de dagen van mhn oudoom, dat er 'ets gebeurd is en het land boven den Noord- Heuvel verkocht is en toen is je grootmoeder meteen van school thuis gekomen." Zij nam een slokje en ging zachtjes verder: „Ik heb soms redacht, dat het iets te maken had met WH'em Beek, den broer van je oma. Noch Je groot-, vader, noch je grootmoeder noemden ooit zyn naam. En als ik er iets van zei, dan zette nicht Sophie, dat is je oma, me altijd dadelyk hard neer. Ik heb hooren zeggen, dat hy erg wild geleefd heeft." „Had hy dan geen recht op de plaats?" „Niet voor zoover ik weet," ging Jane pein zend voort. „Je oma moest de boerdery hebben en myn oom Jacob, de vader van Wil'em, was maar een jongere brcer. Ik weet het niet precies. Eens kwam er hier een man," zei zy, knipoogend in de zon, van inspanning om zoover in haar herinnering te zoeken, „teen jy nog maar klein was, een jaar of twee voor je grootvader stierf, en hij begon over de familie te praten en ik zei iets over oom Willem en toen snauwde je oma me ook af en toen dacht ik: er zal wel iets geweest zyn met dien Willem." Zy glimlachte en wachtte op een compli mentje over haar scherpzinnigheid, maar Roger zat in diepe gedachten. Hy wist nog, dat die vreemdeling gekomen was en ook nog. hoe er later nog een ander was geweest, dien oma zonder complimenten het huis had uitgestuurd, de deur had gewezen. Hij herinnerde zich ook, wat zy gezegd had van vuile handen en hy kreeg een kleur, als lag er een ongekende verborgen smet op zijn naam. Ja. zoo moest het zyn, die Willem Beck was in een vuil zaakje betrokken geweest en toen hadden zy het land opgeofferd om de eer te redden. Later bracht Jane met een geheimzinnig gezicht een rol perkament. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 5