De fascistische soldatenstaat
3
KetvetAaal aan den daa
w
Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden
r
NEDERLANDSCHE BOEKEN
LIEFDE
EN EER
VRIJDAG 21 FEBRUARI 1936
MILITARISEERING
Mechtild de Begijn
Een statistiek
Te veel tijdschriften?
St de heTft I Het bankbiljet van j
vijftig dollars
Lekkerbekken te Tokio
teleurgesteld
OOOR M. E.
FRANCIS
(Van onzen Bom. correspondent)
Wanneer men de fascistische wetgeving
der beide laatste jaren nagaat, treedt
als alles-overheerschende trek op den
voorgrond een volledige en diepgaande milita
riseering van het gansche volk. Wanneer men
«iet, hoe consequent en eenzijdig alles in deze
richting gestuurd is, zou men inderdaad kun
nen denken, dat de dictator zich reeds sedert
verscheidene jaren voorbereidde op het hui
dige oogenblik, waarin de mili:aire kracht der
natie geroepen kan worden om over haar toe
komst te beslissen.
Maar daar staat tegenover, dat verscheidene
van de getroffen maatregelen pas van recen-
ten datum zijn en bestemd om pas op den
langen duur hun werking te doen gevoelen.
In de volledige en snelle militariseering van
den fascistischen staat uit zich dan ook, méér
dan de voorbereiding op een bepaalde kracht
proeve, de aangeboren neiging van alle dic
taturen, om te controleeren, te disciplineeren,
te regelen en te laten marcheeren. welke van
zelf gedreven wordt naar het gebied van de
discipline bij uitstek: het leger en de kazerne.
Het is de moeite waard, eenige punten uit
deze ontwikkeling, die heden vrijwel compleet
mag heeten, in herinnering te brengen. Vier
jaar geleden werd de militaire vooropleiding
ingevoerd, die de jongemannen van 18 tot 21
jaar in de krijgskunst en krügskennis oefent.
Dezer dagsn is juist besloten, dat in Mei a.s.
een groote algemeene oefening van deze prae-
militaire groepen zal plaats hebben, „om aan
de politieke en mili aire overheid gelegenheid
te geven, in de practijk vast te stellen, welke
hoogst-mogelijke bijdrage de militaire voor
oefening te land, te water en in de lucht kan
geren aan de oorlogsvoorbereiding der drie
etrijdmach'.en."
Maar reeds vóór den 18-jar:gen leeftijd heb
ben de fascistische jeugdvereenigingen, waar
in meer en meer de gansche jeugd is saamge-
vat, de jongens van hun prille jeugd af aan
gewend aan militaire tucht, hen door de
„weersport", zooais dat ih Duitschland heet,
min of meer militair geoefend en hen in de
voor hen bevattelijke elementen der krijgs
kunst ingewijd.
De huidige minister van Onderwijs, de vier
man De Vecchi. heeft bovendien het onderwijs
zelf geheel met een militairen geest en met
militaire elementen doortrokken. Het mili'aire
onderricht op de scholen heeft een vooraan
staande plaats gekregen, terwijl de geest van
weerbaarheid ook daar op den voorgrond ge
steld is. Niet zonder recht kan men dan ook
van een „onderwijsreform De Vecchi" spreken
die aan het onderwijs in den fascistischen
staat een nieuw beginsel heeft gegeven: naast
de wijsbegeerte, die in de groote reform van
Gentile als leidend principe gesteld was en
naast het godsdienstonderricht, dat vooral
sedert het Concordaat een leidende plaats had
gekregen, is nu als derde principe de weer
baarheid gekomen. En dit meest tastbare
richtsnoer heeft de neiging, te overwegen.
De ontwikkeling van het Italiaansche school
wezen onder den nieuwen minister is overigens
een kapittel, dat een eigen beschouwing waard
zou zijn. Zij wordt hier slechts gememoreerd
als een schakel in de groote keten d'e
den jongen Italiaan van zijn prille Jeugd af
aan de landsverdediging bindt.
Andere, meer verwijderde gebieden van deze
eenkennige richting van het gansche leven der
natie op het eene doel der militaire paraa beid,
zooals het streven naar autarkie in de voed
selvoorziening (de „battaglia del grano"), in
de industrie en in de technische wetenschap
pen, mogen hier slechts terloops worden aan
geduid, om ons tot de militaire opleiding der
burgers te beperken.
Van de laatste jaren dateert de uitbreiding
van den dienstplicht van 18 tot 55 jaar, waar
door Italië in geval van nood een massa van
bijna acht millioen menschen voor militaire
doeleinden kan mobiliseeren. De fascis1 ische
Zaterdag, die een jaar geleden is ingevoerd,
dient vooral voor de militaire oefening van
de jeugd. Een jaar geleden zijn verder alle
wetsbepalingen, die in bepaalde gevallen vrij
stelling van militairen dienst verleenden, op
geheven, waardoor het beginsel, dat elke bur
ger soldaat moet zijn, volledig tot gelding werd
gebracht. Door een besluit van den laatsten
ministerraad van 31 Jan. 1936 zijn nu boven
dien alle bepalingen opgeheven, die aan be
paalde kategorieën van dienstplichtigen, zoo
als gestudeerden en vóórgeoefenden, een ver
korting van den diensttijd vergunden. Voortaan
zal iedere dienstplichtige, dat is dus iedere ge
zonde jongeman, de volle achttien maanden
moeten dienen. Alleen in bijzondere gevallen
van kostwinnaarschap en derg. kan de minis
ter iemand vervroegd met verlof sturen.
De kroon op deze algemeene militariseering
van de natie is eveneens in den zooeven ge
noemden ministerraad van 31 Jan. 1.1. opgezet.
Daar is n.l. besloten tot invoering van een ..li
bretto personale di valutazione delle sta to fi-
sico", d.w.z. een „persoonlijk zakboekje tot
vaststelling van den lichamelijken staat." Dit
zakboekje zal elke knaap, die den elfjarigen
leeftijd voltooid heeft, moeten bezitten; tot aan
de voltooiing van zijn 32e levensjaar zal daar
in jaarlijks moeten worden opgeteekend al
Wat betrekking heeft op zijn lichamelijk ge
stel, zijn gezondheidstoestand, zijn lichame
lijke en verstandelijke ontwikkeling, zijn poli
tieke neigingen, bekwaamheden en werkzaam
heden, zijn prestaties op school, in de jeugd
organisaties, in de militaire vooroefening, ge
durende den dienst en daarna.
Hoewel in de ministerieele toelichting op dit
besluit sprake is van de zorg voor de gezond
heid van het ras en den volksgroei he'geen
ietwat naar Duitsche rassenzorg klinkt
ligt de voornaamste beteekenis van dit zak
boekje, dat den Italiaan voortaan op zijn le
vensweg zal begeleiden, ongetwijfeld in den
staat van dienst en de militaire kwaliteiten,
die daarin worden geboekstaafd. En daar dit
boekje ook bij de sollicitaties moet worden
overgelegd en met de daarin vervatte gege
vens rekening gehouden moet worden bij de
tewerkstelling, worden aldus de soldateske
rangcijfers van het individu ook in het bur
gerlijke leven beslissend.
Aldus verwezenlijkt de fascistische staat de
leuze van den burger-soldaat. Maar het is
duidelijk, dat deze leuze in den hedendaag-
schen staat een geheel andere beteekenis heeft
dan in de oude Romeinsche republiek. De
wapenhandel was in den ouden tijd een een
voudig handwerk, dat de burger, als de nood
het gebood, ter hand nam om na afloop van
den krijg weer tot zijn burgerlijke leven en
zijn burgerlijk werk terug te keeren. En ook
voor den staat was de oorlog slechts een nood
lottig intermezzo in zijn op vrede gericht be
staan. De moderne oorlog echter eischt den
geheelen mensch en den geheelen staat. De
opvoeding van het kind wordt er op gericht,
om hem niet tot een vreedzaam medeburger,
maar tot een bekwaam soldaat te maken. De
school bereidt vóór voor de kazerne. De econo
mie dient de strategie. De cultuur zelf dient
de weerbaarheid.
De oude leuze van den burger-soldaat be-
teekende, dat de soldaat eigenlijk een burger
was. Nu beteekent zij echter, dat het leger in
den modernen zin, d.i. het op den oorlog ge
specialiseerde deel van het volk, het heele volk
gaat omvatten. In plaats van een voorbijgaan
de kramp, die de natie met lange tusschen-
poozen overvalt, is de oorlog een voortdurende
spanning geworden, het normale bestaan van
den staat.
De volledige militariseering van de Italiaan
sche natie vindt echter en dit is van be
lang een psychologisch tegenwicht in het
grondig-individualistische, familiaire en huise
lijke karak .er van het Italiaansche volk, zoo
dat de geest van kazerne en exercitieplein, die
men in al deze inrichtingen en voorschriften
zou meenen te bespeuren, hier in het dage-
lijksche leven toch veel minder bemerkbaar is,
dan de vreemdeling geneigd is te denken.
Fascistische soldaten op marsch
Naar wij vernemen, zal van de bekend/3 levens
geschiedenis van de mystieke Mechtild van
Maagdenburg, door Pater Molenaar M.S.C. be
schreven onder den titel „Mechtild de Begijn"
eerlang bij Herder en Co. te Preiburg een Duit
sche vertaling het licht zien. De uitgever van
het oorspronkelijk Nederlandsche werk is de
N.V. Paul Brand's Uitgeversbedrijf te Hilver
sum.
Hoe het ongelukkige
heertje zich tegenover al
die instrumenten gevoelt,
op 't moment dat hij rijn
rijbewijs-examen moet af
leggen. (Ric Rac).
Het jongste nummer van het „Nieuwsblad
voor den Boekhandel" bevat een sta
tistiek over de in Nederland verschenen
boekwerken gedurende het jaar 1935, ingedeeld
volgens 25 rubrieken, en vervolgens gesorteerd
naar de taal van den tekst, naar den omvang,
en naar den verkoopsprijs van het gebonden
exemplaar. Het totale aantal, aldus in sta
tistiek gebrachte boeken, bedraagt 6118. Dit
beteekent dat in ons land in de 365 dagen
van een jaar gemiddeld 16 a 17 boekwerken per
dag door erkende uitgevers in het licht wor
den gegeven. Schakelt men de Zon- en feest
dagen uit dan komt men tot een gemiddelde
van ruim 20 boeken per dag.
Van deze 6118 boeken zijn er maar 849 ro
mans en novellen, dus heel wat minder dan
men zou verwachten. Zooals gezegd, zijn col-
portage-romans en dergelijke uitgesloten.
Er zijn echter 1207 schoolboeken voor L. O.,
voor U.L.O. en M.U.L.O., 449 schoolboeken voor
M.O. en V.H.O. en 67 boeken voor nijverheids-
en handelsonderwijs, dat is tezamen 1723
schoolboeken op een totale productie van 6118
boeken!
Ruim 28 procent der in Nederland per jaar
verschijnende boeken zijn schoolboeken.
Op de 849 romans zijn er 160 herdrukken,
op de 1723 schoolboeken zijn er 1086 herdruk
ken! Onze bellettrie veroudert met een heel
wat grooter snelheid dan onze schooluitgaven,
terwijl men toch in normale omstandigheden
het tegendeel verwachten mocht!
Voor wat den verkoopssprijs van het gebonden
exemplaar betreft, valt de statistiek mee; het
Nederlandsche boek is in het algemeen niet
meer zco duur. Het totaal van 6118 werken is
aldus, naar den prijs per gebonden exemplaar,
verdeeld:
minder dan 2.4073
van ƒ2.— tot ƒ4.— 1444
hoven 4.554
zonder prijs 47
De statistiek weerspiegelt in zooverre de hui
dige tijdsomstandigheden, dat na de categorie
der schoolboeken en der romans de boeken
omtrent godsdienst en kerkgeschiedenis (totaal
450, waaronder 78 vertaalde), de boeken over!
sociale wetenschappen, economie, geldwezen en
politiek (totaal 384, waaronder slechts 16 ver
taalde) de grootste belangstelling genieten.
Opvallend is, dat van de godsdienstige boek
werken het aantal brochures van minder dan
32 bladzijden het grootst blijkt. Er verschenen
op dit gebied 111 boeken van zoo geringen om
vang Van de economische, politieke en finan-
cieele werken zijn er 95 in brochure-vorm.
Na deze werken volgen in onze „eeuw van het
kind" de 377 kinderboeken, die het hoogste
percentage herdrukken' hebben n. 1. 358
Dan komen de rechts-, en staatswe
tenschappen met 335 boeken in 1935, de
eerste categorie, waarvan gemiddeld minder
dan 1 boek per dag verscheen.
at de tijdschriften betreft: er verschij
nen in ons lieve vaderland niet meei
dan 1910 tijdschriften, waarvan 607
bladen één of meer keer per week, 1130 één of
meer keer per maand, en 173 met grooter tus-
schenpoozen verschijnen.
Er zijn 43 taal- en letterkundige tijdschrif
ten in Nederland.
Erger u niet, want aan landbouw, veeteelt,
jacht, visscherij zijn 84 tijdschriften gewijd,
aan de technische wetenschappen 232, aan
lichamelijke opvoeding etc. 119, aan handel,
boekhouden en verzekeringswezen zijn in Ne
derland 332 tijdschriften gewijd; aan gods
dienst en kerkgeschiedenis 4091
Deze statistiek teekent wel de rijke differen
tiatie van ons volk, dat 332 bladen noodig heeft
om, elk naar den aard van zijn eigen lichaam
lichamelijk te worden opgevoed en 409 tijd
schriften om, elk naar den aard van zijn eigen
ziel, godsdienstig te worden voorgelicht.
Het paedagogische element in de boekpro
ductie is veruit het sterkst, daarna volgt met
nog een behoorlijk overwicht het didactische
element, dan komt de ontspanningslectuur voor
oud en jong, en wat er overschiet aan bellet
trie, is zeker niet de moeite waard, dat men er
zooveel ruzie over maakt als in werkelijkheic
geschiedt!
De vraag dringt zich echter op, of bij de
groote hoeveelheid van paedagogische en di
dactische uitgaven in Nederland, de uitwendige
rijkdom niet een innerlijke armoede verbergt
Het peil der uitgaven, speciaal der tijdschrif
ten zou zeker stijgen, dunkt ons, als de eens
gezindheid toeliet, dat het aantal daalde!
De aangehaalde statistiek is neutraal. De ka
tholieke uitgaven zijn er niet afzonderlijk *n
verwerkt. Een apart overzicht hierover zou
zeker ook interessant zijn.
Een regenachtige dag had altijd een de-
primeerenden invloed op Jack Rogers.
Reeds tweemaal had hij 't aan die weers
gesteldheid te wijten, dat hij in z'n onderne
ming faalde. De laatste maal had het hem twee
jaren van z'n vrijheid in de gevangenis gekost.
Door het kleine vuile raam van z'n sombere,
stoffige woning, keek Jack naar de zware, grijze
wolken. De regen stroomde omlaag. Hij stak
z'n handen in z'n zakken en haalde er drie
verkreukelde briefjes uit. Twee van tien en een
van een dollar, plus wat zilvergeld. Het was
het laatste geld dat hij verleden week met
handen op!" van een delicatessenhandelaar,
die 's avonds van een partijtje kwam, machtig
was geworden.
Jack Rogers slaakte een diepen zucht, want
hij dacht er weer aan, dat het hoog tijd werd
een nieuwen slag te slaan. Vijf en twintig dol
lar in New-York is niet veel; het leven is er
duur. Maar deze regenachtige dag leek hem
allerminst geschikt voor een nieuwen slag.
Echter, regen of geen regen, hy moest aan
't werk. Aan het „handen op!"-systeem gaf
hij de voorkeur boven elke andere manier van
stelen. Het was gemakkelük en vlug en eischte
niet te veel van z'n zenuwen.
Daar hy nu moest bezuinigen, prefereerde hy
een zoo goedkoop mogeiyke kamer boven het
sparen op z'n kleeren. Als hy goed gekleed
was, trok hy minder de aandacht van hen
met wie hy in 'n onaangenaam contact wensch-
te te komen.
Zooals gezegd, hy moest aan 't werk. Hij be
sloot de „Underground" te nemen en dan eens
in 't hartje van de stad rond te kyken. Op 't
perron gekomen, leunde hij nonchalant tegen
het hek waar de reizigers binnen kwamen. Het
was er niet druk. Eenige heeren en een jong,
buitengewoon knap meisje, waren de eenige
reizigers.
nieuwsgierigen. Slechts één oogenblik aarzelde
hy, dan sprak hy:
„Hier is het, dame. Ik heb niet gezien dat
iemand het verloren had. Ik dacht al: dat is
voor den eerlyken vinder," besloot hy lachend.
Daarop deed de jonge dame iets, waarover
Jack verbaasd stond. Ze stond er op hem wat
te geven.
„U moet de helft nemen," zei ze. „Myn lyf-
spreuk is: ieder de helft. Als u niet op de rails
gesprongen was, dan was ik het biljet ook kwijt
geweest, want dan had de eerstvolgende trein
het stukgereden
of meegesleurd.
Neen, u moet
iniiiiisiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiii
aanne- r
Het meisje keek eerst onverschillig rond, om
daarna haar blik op de gestalte van Jack Ro
gers te vestigen, die nog steeds tegen het af
sluithek leunde. Diens goed zittende, moderne
kleeren, z'n beschaafd voorkomen, gaven hem
het aanzien van iemand, die gewoon is in een
nette omgeving te verkeeren. Als zoodanig be
schouwde hem dan ook het jonge meisje; ze
liep eenige schreden naar hem toe en trachtte
z'n aandacht te trekken; maar het voorwerp
liarer attentie staarde onverschillig voor zich uit
Ze gaf het echter niet op en paste daarom
een truc toe, die tien tegen één kans van sla
gen had. Eensklaps fladderde er iets groenach
tigs voor de oogen van Jack en waaide over het
perron. Oogenblikkeiyk wist Jack dat hy zich
niet vergist had in dat stukje groen papier. Hy
was er zeker van dat de ondergrond geel was.
Z'n scherpe oogen en z'n geoefende blik zeiden
hem dat het niet meer of minder was dan een
vyftig dollar-biljet. Juist, daar lag het!
„Och!" riep een hooge meisjesstem verschrikt.
Jack Rogers keek naar de slanke jonge vrouw.
Haar handtaschje was open en het had allen
schyn dat het biljet op de een of andere wyze
aan haar vingers was ontglipt.
Voor geld had Jack alles over; juist vandaag,
nu hy er op uit was het op zyn manier in z'n
bezit te krygen.
Snel rende hy op het bankbiljet af, dat op
de spoorbaan gewaaid was. Hy sprong op de
rails, greep het en was in een seconde weer
op 't perron terug. Hij keek niet op of om en
zag dus ook niet dat de eigenares met uitge
strekte hand gereed stond om het van hem
aan te nemen. Maar dit lag volstrekt niet in
Jack's voornemen. Vlug begaf hy zich tusschen
de menigte en liep regelrecht de trap van het
perron op, die naar de straat leidde. Toen hy
eensklaps een hand op z'n arm voelde, keek hy
onwillig en onaangenaam verrast op.
„O mynheer.... dat biljet was van my!"
De stem klonk zenuwachtig en luid. Ver
scheidene voorbygangers keken om en bleven
nieuwsgierig staan.
Jack Rogers had met één oogopslag de situa
tie opgenomen en doorzien. Hy en de jonge
dame waren ai spoedig omringd door een troepje
van me
men."
Nu de kans,
met de 50 dollars
er van door te gaan, verkeken was, vond Jack
het aanbod van 25 dollars nog zoo slecht niet
en heel gemakkelijk verdiend. Het meisje grab
belde in d'r beurs.
„Het spyt me," verontschuldigde zij zich, „het
bankbiljet is het eenige wat ik heb, behalve
wat klein geld. Hebt u misschien 25 dollars
terug?"
Jack wist natuurlijk maar al te goed, dat hy
juist 25 dollars in bankpapier by zich had en
zonder iets te zeggen gaf hij deze aan de jonge
dame en stak het groene biljet van 50 dollar
in z'n zak.
De menschen om hem heen waren tevreden
en verdwenen even vlug als deze gekomen waren.
Voor de eerste maal, dacht Jack, had de regen
hem geluk gebracht. Zelfs had hij nu op een
eerlyke manier geld gekregen en dat was be
paald iets nieuws in z'n leven.
Hij stapte een sigarenwinkel binnen, kocht
een doosje sigaretten en ging daarna naar z'n
kamer, waar hy den dag verder rookend en
lezend doorbracht. Den volgenden dag ging hy
weer denzelfden sigarenwinkel binnen, vroeg
nog een pakje sigaretten van z'n geliefkoosd
merk en wisselde daarby het biljet van 50 dol
lars. Men gaf hem direct de sigaretten, maar
het duurde vry lang eer de winkelier met het
wisselgeld uit de huiskamer kwam opdagen. En
fin, dacht Jack ik heb den tijd.
Na een minuut of vier kwam de winkelier met
een rood gezicht, weer in den winkel.
„Er zyn vandaag al zooveel menschen ge
weest," excuseerde hy zich, „die groot geld ga
ven, dat ik amper wisselgeld genoeg had."
Op dat oogenblik werd de winkeldeur met een
forschen duw geopend en traden twee agenten
binnen, die Jack bevalen te blyven staan waar
hij stond en zich niet te verroeren.
De winkelier wischte zich het zweet van z'n
voorhoofd en zei: „lieve hemel, ik dacht dat u
nooit komen zou."
„We zyn er drie minuten nadat u het bureau
opbelde," antwoordde een der agenten, terwyi
de andere z'n oogen niet van Jack Rogers af
wendde. Deze stond geheel uit 't veld geslagen
door den keer dien de zaken genomen hadden,
de mannen aan te staren.
„Direct toen ik dat bankbiljet zag," hernam
de sigarenwinkelier, „wist ik dat 't valsch was,
omdat het er precies uitzag als het biljet, dat
ik laatst in handen had. Ik was al bang dat
ik hem niet zoolang vast zou kunnen houden."
„We dachten al lang dat er een man achter
zat," zei een der politiemannen, „ondanks het
feit, dat al die andere biljetten door een meisje
zyn aangeboden."
„Ik kan u daarvan verklaring en uitleg ge
ven," riep Jack bevend van woede en opwin
ding. „Een meisje gaf het my en
„Debiteer dit verhaaltje maar 'voor den rech
ter, jongeman," onderbrak hem de agent, die
het woord gevoerd had. „Die is misschien licht-
gelooviger dan ik. Ik ken je trouwens heel goed,
Jack Rogers: dat is niet je eerste misdrijf. Kom,
vooruit!"
Buiten viel de regen met stroomen neer.
Op hun teentjes slopen de kikkers en Tuimeltje het paleis door
tot ze gekomen waren aan een hokje, waar een groote doos met
zeep stond. „Laten we gaan glyden", stelde Tuimeltje voor, „we
binden ieder een stuk zeep onder onze schoenen en dan zul je
eens zien, hoe heerlyk we vooruit schieten." Nou, dat was
gezellig, vonden ze allemaal en ze gingen maar meteen zitten
en bonden elk een dik stuk zeep onder hun schoenen.
Netjes gingen ze achter elkaar staan. Kikker Karei en Tui
meltje kwamen heelemaal achteraan. Tuimeltje commandeerde:
„Eén, twee, tjoep", en daar gingen ze hoor. Ze reden hoe langer
hoe harder en schreeuwden het uit van pleizier. Een der kikkers
wilde met alle geweld naar boven en zoo gingen ze dan naar de
eerste verdieping.
Daar begon het glyden opnieuw. Gelukkig hadden ze nog
niemand ontmoet en konden zoo nog gerust een tijdje doorgaan.
Maar plotseling gebeurde er iets. In de verte hadden ze de huis
houdster gezien. Ze wilden direct omkeeren, doch hun vaart was
zoo groot, dat ze niet eens meer konden remmen en tot hun
schrik gleden ze holder-de-bolder een groote lange trap af.
De eigenaar van een restaurant te Tokio had
met een autobus-onderneming de overeenkomst
gesloten, dat de bevoorrechten, die in zyn eta
blissement mochten deelnemen aan een eet-
wedstryd door de vervoermaatschappy gratis
van huis zouden worden gehaald en na af
loop zouden worden thuisgebracht.
Als pryzen had de ondernemende restaura
teur voorts nog een bonboekje beschikbaar ge
steld voor een zeker aantal gratis-maaltijden,
terwyl de autobusmaatschappij de genoodigden
dan weer franco huis Zou afleveren.
De zaak is evenwU niet doorgegaan. Niet dat
er geen of te weinig liefhebbers (en hongen-
gen) waren, maar de politie was er tegen.
De restaurateur vroeg de politie, wat er voor
bezwaar tegen bestond. Zyns inziens bestond
er geen enkele wet. welke nel genieten van een
copieus maal in den weg zou staan.
Inderdaad, aldus de politie, er bestaat geen
wet, doch aangezien een dergelyke wet zou
moeten bestaan, zijn wy er tegen.
De politie voerde nJ. als bezwaren aan, dat
burgers, die wat wilden „winnen" zich bloot
stelden aan het overladen van hun maag, bo
vendien achtte men gevaar aanwezig voor bet
verstoren van de openbare orde. terwyl de
politie ten slotte aanvoerde, dat dergelyke wed-
stryden goklust in de hand zouden werken.
Menig gegadigde is dus een lekker hapje den
neus voorbijgegaan.
T~» *C op dit blad zyn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p 7^0 - bÜ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^fcO bJj een onSeval met p 9CH
A I .1 .Ti A\ n\ 1\ r. tl ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen i uw» verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen %J\In doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of een oog
Roger haalde diep adem en dan schoot hem
met een gevoel van verlichting te binnen, dat
hy zich niet bang behoefde te maken voor het
saaie kantoor', even, want dat hy het voois .ei van
zyn oom niet kon aanvaarden.
„Maar ik heb mijn woord gegeven," zei hij
snel. „En dat is voor my evengoed als een eed.
Ik zou er myn levenswe-k van maken Beek-
ford te besturen, zooals grootvader en de anderen
vóór my. Daar kan ik niet af. Ik dank u heel
erg voor uw aanbod, neef Sam en nu kunt u
er genist .ove" zijn. Er is "een snreke meer van
onrechtvaardigheid, want u heeft aangeboden
om alles goed te maken. Ik zal het best steden
op Beckford, vooral nu ik het geld van tante
Martha heb. Ik heb een heeleboel plannen,"
ging hy verder, „ik zal het huis kunnen op
knappen en 'and terug koopen. Het is twee
honderd vijftig morgen, dus niet zoo'n heel
Klein beetje, neef Sam."
Sam keek aandachtig naar het flinke, jonge
gezicht, de heldere oogen, den vastberaden mond
en nam dan met een zucht zyn pijp weer op.
„Ik geef het op, Roger. Een eigenzinnig
mensch moet je zyn gang laten gaan. Maar als
je er laten nog eens anders over denkt moet
je je niet schamen bij my terug te komen."
„Dank u, neef Sam," zei Roger. „Maar dat
zal wel niet gebeuren."
Later op den dag vertelde Sam aan Betty,
wat er gebeurd was en dat hy niets voor den
jongen kon doen. Hij voegde er by, dat hy hem
een beetje dwaas vond.
„En toch is hy een flinke vent," eindigde
hy.
„Hy heeft mij nooit iets gezegd van die be
lofte aan grootmoeder," klaagde Betty be-
leedigd.
Teen zy haar neef tegen kwam, verweet zy
hem dat gebrek aan vertrouwen.
„Paps heeft me verte'd, wat er gebeurd is,"
zeide zy. „Natuurlijk moet je doen wat je
denkt, dat recht en eeriyk is. A! heb ik dat
gisteren gezegd, toch ben ik een beetje trotsch
op je, dat je voor je p^ncipes u'tkomt Maar
ie hadt my toch wel kunnen vertel'en van die
belofte aan je oma. Paps ziet niet in, dat het
een verschil maakt."
„Ik ben blij. dat jij het wel inziet Betty."
Hy was op weg naar de rivier geweest, een
hengel over zyn schouder en Betty liep met
hem mee.
„Weet je nog den eersten dag. dat je kwam
en ging visschen en terugkwam, omdat je het
mij beloofd had?" vroeg zy.
Hy knikte g'imlachend.
„Je bent nog precies dezelfde Roger van
toen," ging zy voort. ..Je bent alleen maar ver
anderd tegenover my."
„O, neen. Betty, vast niet."
„Jawel. Vroeger verte'de je me veel meer. We
waren heel dikke vrienden. Waarom kunnen we
dat nu niet zijnecht vrienden? Ik vind het
erg, dat je het paps verteld hebt en my niet."
„Ik moest het bem wel zeggen," verdedigde
hy zich.' „Ik moest het hem uitleggen. Ik
denk, Betty, dat het vanze'f komt, als je ouder
wordt, word je ook eenzelviger."
„Laten we den ouden tyd niet heel en al
verliezen. Roger," pleitte Betty. „Laat me niet
voelen, dat jy een nieuw leven begint en ik er
buiten sta. Ik wil niet achter blyven."
Roger was vermurwd.
„Goed, we zijn kameraden, van nu af."
„En we zul'en elkaar helpen." zei Betty. „Ik
zal mijn best voor je doen, heusch, altyd en
altijd."
Zy lachten, toen zy elkaar de hand er op
gaven, maar zy meenden het echt.
HOOFDSTUK X
Den vo'gen den dag ging Roger terug naar
Beckford en a' snoed'g had hij het er zoo druk
dat hy nauwelijks tijd had om zich eenzaam
te voelen, hoewel er ook daeen waren, waarop
hii zijn grootmoeder smarteliik miste.
Toen oma's krachten zon p'otse'ing afnamen,
waren de zaken binnen en buitenshuis ietwat
verwaarloosd, want iedereen was er zoo aan
gewend, door haar nagezien en gecontroleerd
te worden, dat er vanze'f een zekere traagheid
was binnene"s'op'='n. toen de ou^e dame er zelf
niet meer zoo goed de hand aan kon houden.
Roger, jong en sterk als hy was, wierp zich
met alle energie op zyn taak. Abel en Tom
kregen niet alleen standjes, maar werden zelfs,
wanneer dit noodig was, op de vingers ge
keken.
Nu de meester er zelf voortdurend bü was,
op het land en in de stallen en schuren, ging
het werk a's van een leien dakje. Roger be
wees niet alleen dat hy een goed meester was.
maar ook dat hy ze'f de handen uit de mouwen
kon steken, en de werkzaamheden werden in
dien zomer zoover uitgebreid, als de boerdery
maar verdragen kon. Er lag geen enkel veld
braak. En de jonge heer haalde voor de
deugdelijkheid van zyn nieuwe methoden de
bewyzen aan uit de verschillende landbouw
bladen, waarop hy geabonneerd was.
„Ik geloof," zei de oude Abel, „dat je meer
doet, dan je gezegd hebt. Toen je pas kwam,
zei je. je zou de plaats op de oude manier
voortzetten, maar nou doe je al'erlei nieuwer-
wetschigheden. Ben je veranderd?"
Roger, die vroege kool plantte tusschen de
late aardappelen, keek bedaard op van zyn
werk.
„Neen," zei hy, „ik ben niet veranderd, maar
ik pas nieuwe methoden toe, waar dit mogelyk
is. Dat zou grootvader ook g°daan hebben, a's
hy het geweten had. Er was een tyd. Abel dat
de menschen dachten, dat de wereld plat was
en de zon er omheen draaide. Toen zagen ze in,
dat het anders was. Als er eenmaal iets ont-
"i»kt is, is het dwaas om er g~»n gebruik van
te maken en ik verdien hier nog aardig wat
aan." i
„O, als je dat maar doet," bromde Abel. „Ik
ben nooit op school geweest maar ik weet toch
heel goed, dat de zon om de aarde draait, ik
heb het zelf gezien."
Binnen werd hard geschrobd en geboend. De
algemeene vernieuwingswoede had ook nicht
Jane aangestoken en ze had zich tot taak ge
steld, het heele huis van zolder tot kelder
schoon te maken.
„Ik was heel precies en toch kon ik het je
grootmoeder nooit naar den zin maken," zei zy
tegen Roger. „En de laatste maanden vóór zij
stierf, was zy onrustig en kon zy niet goed
hebben, dat Molly en ik met onze emmers en
dwei'en rond liepen. Nou, Rcger, ik zal hei nu
eens fijn opknapoen. Al zyn we achteruit ge
gaan in de wereld, toch moeten we ons huis
in eere houden."
Zy zaten tegenover e'kaar thee te drinken
en Roger keek onverwachts op.
„Vertel me eens, nicht Jane, hoe is het toch
gekomen, dat de Becks zoo achteruit geboerd
zyn? Dat kwam toch niet al'een door den
godsdienst? Er is tydens het leven van groot
vader ook nog iets gebeurd, niet? En het was
heel plotseling."
Jane roerde bedachtzaam haar thee om.
„Nee, het was al vóór dien tyd," zeide zy.
,Het was in de dagen van mhn oudoom, dat er
'ets gebeurd is en het land boven den Noord-
Heuvel verkocht is en toen is je grootmoeder
meteen van school thuis gekomen." Zij nam een
slokje en ging zachtjes verder: „Ik heb soms
redacht, dat het iets te maken had met WH'em
Beek, den broer van je oma. Noch Je groot-,
vader, noch je grootmoeder noemden ooit zyn
naam. En als ik er iets van zei, dan zette
nicht Sophie, dat is je oma, me altijd dadelyk
hard neer. Ik heb hooren zeggen, dat hy erg
wild geleefd heeft."
„Had hy dan geen recht op de plaats?"
„Niet voor zoover ik weet," ging Jane pein
zend voort. „Je oma moest de boerdery hebben
en myn oom Jacob, de vader van Wil'em, was
maar een jongere brcer. Ik weet het niet
precies. Eens kwam er hier een man," zei zy,
knipoogend in de zon, van inspanning om
zoover in haar herinnering te zoeken, „teen jy
nog maar klein was, een jaar of twee voor je
grootvader stierf, en hij begon over de familie
te praten en ik zei iets over oom Willem en
toen snauwde je oma me ook af en toen dacht
ik: er zal wel iets geweest zyn met dien
Willem."
Zy glimlachte en wachtte op een compli
mentje over haar scherpzinnigheid, maar Roger
zat in diepe gedachten. Hy wist nog, dat die
vreemdeling gekomen was en ook nog. hoe er
later nog een ander was geweest, dien oma
zonder complimenten het huis had uitgestuurd,
de deur had gewezen. Hij herinnerde zich ook,
wat zy gezegd had van vuile handen en hy
kreeg een kleur, als lag er een ongekende
verborgen smet op zijn naam. Ja. zoo moest
het zyn, die Willem Beck was in een vuil zaakje
betrokken geweest en toen hadden zy het land
opgeofferd om de eer te redden.
Later bracht Jane met een geheimzinnig
gezicht een rol perkament.
(Wordt vervolgd)