Geregelde luchtdienst rond
heel de wereld
<Ket aeï&aal aan den dag
Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden
De Siebenbürger
Szekler
ZAL WELDRA EEN FEIT
GEWORDEN ZIJN
LIEFDE
EN EER
JF
N-l-E-T-N-A-A-S-T-E-bK-A-A-R
DONDERDAG 27 FEBRUARI 1936
Zelfs de stoutste fantasieën van
een Jules Verne zullen verre
overtroffen worden
Mis de aansluiting op
de K.L.M. niet
Een oud volk uit het
Oosten
Pieter van der Meer
de Walcheren
wavrii- De verbroken
verloving
DOOR NI. E. FRANCIS
In het jaar 1936 zullen zich twee gebeurte
nissen afspelen, die een machtigen stoot
zullen geven aan het wereldverkeer, terwijl
het transportwezen volgens den huidigen stand
der techniek zijn vervolmaking nabij zal ko
men. De plannen voor het luchtverkeer met
Indië komen in een geheel nieuw stadium te
verkeeren, nu 'n Zeppelin-dienst naar den In-
dischen Archipel wordt overwogen, terwijl alge
meen verwacht wordt dat Engelsche vliegtui
gen een geregelden dienst over den Atlanti
schen oceaan zullen gaan onderhouden.
Enkele weken geleden heeft een Amerikaan-
sche maatschappij de „Panamerican Airways"
een geregelden vliegdienst geopend over den
„Stillen Oceaan", die tweemaal per week post
en desgewenscht ook passagiers vervoert, een
gebeurtenis, die een mijlpaal beteekent in de
ontwikkeling van het wereldverkeer, en die
zelfs van grooter beteekenis is dan het feit,
dat 26 jaar geleden plaats greep, toen Blériot
voor het eerst met een vliegmachine over het
Kanaal vloog. In 1936 zal waarschijnlijk een
geregelde luchtlijn rond de aarde worden ge
spannen. Op het oogenblik kennen we nog
geen geregelden vliegdienst over den Noord-
Atlantischen Oceaan. Het Zuidelijk deel is
reeds het terrein van de Duitscne Lufthansa,
die daar een geregelden dienst onderhoudt, ter
wijl ook de Graf Zeppelin regelmatig neen en
terug de reis maakt naar Zuid-Amerika. Nu
de K. L. M. ook een vliegdienst onderhoudt
van Java op Manilla, en de vliegmachines voor
de Engelsche Imperial Airways, die den dienst
over den Atlantischen Oceaan moeten onder
houden, in aanbouw zijn, zal de geregelde
luchtdienst rond heel de wereld weldra een
voldongen feit zijn. De vliegmachines die den
dienst over het Noordelijk gedeelte van den
Atlantischen Oceaan moeten onderhouden, zijn
van tweeërlei type: het eene type gelijkt veel
op de groote vliegboot de Do X, terwijl het
andere type een z.g. dubbelvliegtuig is, dat ook
by de Engelsche vloot in gebruik is: een wa
tervliegtuig waarop een tweede machine is ge
monteerd. dat op een bepaald moment als het
ware van het moedervliegtuig af het lucht
ruim kiest. Door deze merkwaardige combina
tie zullen vliegtuigen, die tengevolge van de
groote hoeveelheid olie en benzine, die ze voor
hun verre vluchten moeten meevoeren, niet
van den grond kunnen loskomen, van de lucht
uit kunnen starten.
Wanneer dus de regelmatige luchtdienst over
den Noord-Atlantischen Oceaan wordt ge
opend, is daarmee een geregelde luchtlijn rond
de wereld getrokken, en worden zelfs de stout
ste fantasieën van Jules Veme, die „de Reis om
de wereld in 80 dagen" schreef, verre over
troffen.
Destijds, in de zeventiger jaren, deed de titel
van het boek reeds even onwaarschijnlijk als
komisch aan; want, dat men in minder dan
drie maanden een reis rond de wereld kon ma
ken, werd door iedereen als een zuivere utopie
beschouwd, waarvoor men nog tientallen jaren
noodig zou hebben om deze te verwezenlijken.
De feiten hebben hier echter de stoutste fan
tasie overtroffen.
Wanneer Phileas Fogg, de held uit den ro
man van Jules Veme, in onze dagen een wed
denschap zou moeten afsluiten van 50.000 dol
lar, dan zou het heel moeilijk zijn om een te
genstander te vinden, die hem de mogelijk
heid zou betwisten om een reis rond de wereld
te maken in 10 dagen.
Phileas Fogg zou ongetwijfeld zijn wedden
schap hebben gewonnen in een nog veel kor-
teren tijd, en waarschijnlijk met nog minder
avonturen. Hoe thans een moderne reis rond
de wereld gemaakt zou moeten worden?
Rond middernacht zou Phileas Fogg in 1936
van New York uit starten. Hij neemt plaats in
het vliegtuig voor de Bermuda-eilanden, en een
machine met duizend P.K. motoren voert hem
in een razend snel tempo door het luchtruim.
Als de zon opgaat daalt hij reeds op de plaats
van bestemming, na eerst nog enkele uren ver-
kwikkenden slaap te hebben genoten in het
vliegtuig, dat ook voorzien is van voldoende
slaapgelegenheid.
In Hamilton Harbour, op de Bermuda-eilan
den, staat reeds een vliegtuig voor de Azoren
gereed, dat na een kwartier, wanneer de pas
sagiers zijn ingestapt en de post is ingeladen,
precies op tijd vertrekt. Een korte tusschen-
landing in Horta, en dan wordt verder gevlo
gen naar Lissabon. In 27 uur tijds is de Atlan
tische Oceaan overwonnen! Dat is slechts een
honderdste gedeelte van den tijd, dien Colum
bus er voor noodig had.
Ofschoon het nog vroeg in den morgen is
wordt de tocht weer voortgezet naar Marseille,
waar een K. L. M. vogel gereed staat, die den
reiziger veilig en comfortabel, over Brindisi,
naar Athene brengt, van waar uit de tocht via
Bagdad, Calcutta en Bangkok naai Singapore
wordt voortgezet. Dan heeft de moderne Fogg
reeds de helft van de reis achter den rug, in
een tijd van heel wat minder dan 5 dagen,
vooral, als hij het voorrecht zou hebben om
den K. L. M.-piloot Iwan Smirnoff als be
stuurder van een Douglas aan te treffen. In
Soerabaja wordt weer in een hotel overnacht,
en tien uur later wordt in Manilla voet aan
land gezet.
Van daar uit heeft men aansluiting op de
Amerikaansche luchtlijnen. Over de eilanden
Guam en Wake Island, die tot voor korten tijd
een vergeten plekje op den aardbodem- waren,
doch die nu moderne hotels en prachtige sport
velden bezitten, gaat de reis in razend tempo
voort naar Honoloeloe.
Hier begint het groote traject over den
Stillen Oceaan, een afstand van 4000 kilometer.
De luidspreker kondigt reeds aan: „Over een
half uui vertrekt er een vliegmachine naar
New York!" En terwijl Mr. Fogg rustig inslui
mert, draagt de Trans-Amerikaansche machine
hem door de lucht naar het eindpunt van zijn
reis. Mr. Fogg heeft zijn weddenschap gewon
nen: hij heeft een reis rond de wereld gemaakt
in 10 dagen.
Maar wie het boek van Jules Veme gelezen
heeft, zaï zich nog herinneren dat Phileas Fogg
de weddenschap won, dank zij het feit dat de
wereldreiziger een dag wint of verliest, naar
gelang de richting die hij inslaat.
Voor den modernen Phileas Fogg zou dat
slechts een kwestie van ondergeschikt belang
zijn. Voor hem zou het van veel grooter betee
kenis zijn. dat hü in Marseille zijn aanslui
ting op de K. L. M. niet mist!
Ook in Engeland gébruikt men een spie
gel, wélke den beginneling in de roei-
sportde Jouten in de houding moet
aanwijzen
ROODE KRUIS-POSTZEGELS
IN FINLAND
In Finland zijn kortgeleden
nieuwe Roode Kruis-postzegels
uitgegeven met de beeltenissen
van bekende mannen uit de Fin-
sche geschiedenis; links Robert
Henrik Rehbinder en rechts
Gustaaf Maurits Armfelt
In het Oosten van de Zuid-Oostelilke Kar-
pathen, tusschen kletterende watervallen
en reusachtige dennen, leeft een oud Mad-
jarenvolk van ca. 700.000 zielen, de „Sieben-
bürgler Szekler".
Tot voor korten tijd leefde het in tevreden
heid en rust, vreemd van de onrusten er bui
ten. Maar thans heeft de greep van onderdruk
king en vreemde heerschappij ook dit oude
volk niet ontzien.
De afkomst van de Siebenbürgler Szekler is
niet met juistheid te bepalen.
De meeningen der geleerden schijnen hier
over nogal uiteen te Ioopen. Volgens sommigen
stammen zij af van de Avaren, anderen mee-
nen, dat zij tegelijk met de Hongaren in het
jaar 896 in het land kwamen en in een oorlog
werden verslagen, zoodat zij zich naar Sieben-
bürgen terugtrokken. De Szekler zelf zijn vast
overtuigd af te stammen van de Hunnen en
noemen zich bij voorkeur de zonen van Etzel.
Volgens dit geloof beschouwen zij den Melkweg
als den weg, waarover de zoon van Attilla, prins
Csaba, met zijn gevolg het Szeklervolk. wan
neer het in gevaar is, bliksemsnel te hulp ijlt.
De trieste ondervindingen tijdens den wereld
oorlog deden 't volk wel in dit vertrouwen wan
kelen. Voorvechters van vrijheid en vrede,
moesten zij plotseling de onderdrukking onder
vinden van de heerschappij van den overwin
naar en ervoeren hun hulpeloosheid. De ver
nietigende maalstroom van dezen tijd kon ech
ter dit kleine dappere volk niet aantasten en
deze bewoners van den rand van Europa en
Balkan, die door de jaren heen in dagelyk-
schen strijd have, goed en bloed offerden en
in den wereldoorlog 30 pet. van hun mannen
op de slagvelden verloren, werden slechts ge
hard.
In tevredenheid bewerkten zij het geërfde
stukje land, velden de eeuwenoude dennen en
hoedden in de groene dalen hun schapen. By
helder weer tuurde de herder over de Zwarte
Zee en liet de tonen van zijn eigengemaakte
fiuit in eigenaardige melodieën door de ver
ten klinken. Dit, hun vaderland, bood door
vischrijk water, door zijn bergen, rijk aan
groene dalen en aarde rijk aan ertsen en bron
nen, iederen bewoner een gelijk goed bestaan
De Walachen, die onder hen woonden. Be
schouwden ze als hun broeders, 's Avonds wer
den de herdersvuren op de bergtoppen aan
gestoken en speelden Szekler- en Walachen-
herder om beurten hun ontroerend mooie oude
liederen en men voelde zich gelukkig op de
Gyilkos-Schneeberg.
In de drie provincies, Csik, Héromszék, Ud-
varhely, waar hun ras het minst vermengd
is in de jaren, behoort het volk tot de Ka
tholieke, gereformeerde en Unitarische kerk.
De laatste is in grooten eenvoud voorvechtster
van puriteinsche menschenliefde. In Sieben-
biirgen zijn vele Joden, die heden nog trotsch
zijn op hun Szekler-afkomst en met doku-
menten kunnen bewijzen, gelijktijdig met de
Szekler in het land gekomen te zijn, en bui
ten hun religie met geen enkele andere be
trekking tot Joodsche gemeenten staan. De
Szekler laat bovendien ieder vrij in zijn ge
loof, hij eert in ieder mensch zijn religie zon
der te vragen, hoe hij zijn God dient.
In de zeventiende eeuw ontstond in Szekler-
land een religieuze omwenteling.
Aan de spits van deze beweging stond mees
ter Simon von Péchy. Zijn aanhangers, allen
Kernszekler, noemden zich Sabathariërs, vier
den den Zaterdag en alle Joodsche feestdagen,
terwijl ze in vele dingen de Joden navolgden.
Ook zij aten o.m. geen varkensvleesch. Met
vreugde begroetten ze de wet van 1867, waar
bij de Joden met de Hongaarsche staatsbur
gers werden gelijkgesteld. Nu traden ze in
groote scharen tot het Jodendom toe. Uit een
protokol van den gouverneur blijkt nog. hoe
vele nieuwe Joden geheel uit vrijen wil hun
oorspronkelijke kerk verlieten. Zij trouwden
nog slechts onder elkaar of onder de Joden
Nog thans is er een klein dorp, Bözödujfalu,
waarvan de inwoners met slechts een enkele
uitzondering tot de Joodsche gemeente behoo-
ren en buiten hun familienamen een Bybel-
schen dragen, als Jacob, Abraham, enz. Zij klee-
den zich in traditioneele volksdracht en niets
onderscheidt hen van het overige Szeklervolk.
Het dorp ligt op grooten afstand van de groote
verkeerswegen, zoodat zij nog heden met moei
te en zwaren arbeid het dagelijksche brood
verdienen.
Tegenwoordig valt de Roemeensche regeering
hen lastig en tracht hun Jodendom als onwet
tig te verklaren en hen te dwingen tot de
Grieksch-Oriëntale Kerk toe te treden. Even
wel blijven de dorpsbewoners doof voor iedere
poging hiertoe en houden dit standvastig vol.
Ook het Szeklervolk beleeft thans zijn slecht-
sten tijd. De moedertaal mag den kinderen
slechts in het geheim geleerd worden. Toch
blijft de Szekler volharden in zijn geloof aan
de komst der Gerechtigheid. Hij bestijgt de
rotsachtige bergen, spreidt zijn armen uit om
de ozonvolle lucht met volle teugen in te ade
men en vergeet daar de striemende zweep van
zijn onderdrukkers. Dan keert hij terug naar
beneden om met fieropgericht hoofd zijn
vijand tegemoet te treden en hem te antwoor
den in vol vertrouwen: „Eins ist der Gott."
SICÜLUS
Naar wij vernemen zal „Mijn Dagboek," het
bekende werk van den bekeerling-letterkundige
Pieter van der Meer de Walcheren in het
Duitsch vertaald worden. De vertaling zal door
Hein Hoeben geschieden. „Mijn Dagboek,"
waarvan onlangs een tweede druk verscheen bij
N.V. Fidelitas te Amsterdam, zal in de Duit-
sche taal bij de bekende Katholieke Uitgeverij
Herder Co. te Freiburg i. Br. het licht zien.
We zaten aan 't ontbijt. „Zeg, lieveling,"
zei m'n vrouw, „ik weet zeker, dat je
veel invloed op andere menschen hebt.
En nu zijn er een paar die jouw hulp dringend
noodig hebben: Han en Mien."
Han is een broer van m'n vrouw en werkt bij
me op 't kantoor. Hij is een aardige jongen,
maar een beetje eigenzinnig.
„Wat is er nu weer?" informeerde ik, met
m'n eene oog in de krant.
„Wel, ik weet niet of het allemaal zijn schuld
is, maar hij en Mien hebben ruzie gehad en
dit keer is het ernstig. Ze heeft hem z'n ver
lovingsring teruggegeven en wil niets meer met
hem te maken hebben. Ik dacht zoo, als jij nu
eens verstandig met Han ging praten. Jij hebt
zoo'n invloed op jonge menschen. Wil je dat
doen, manlief?"
,,'t Komt in orde hoor!" zei ik luchtig.
„Luister eens, Ferry. Als Mien by je op de
bus stapt zooals altyd, dan ben ik er zeker van,
dat ze naar je zal luisteren. Ze zal er je haar
heele leven dankbaar voor zijn. Ze houden veel
van elkaar, Han en Mien, maar ze zijn jong en
een beetje dom."
„Wees maar gerust," zei ik, „maar 't wordt
m'n tyd. Dag!" En meteen rende ik naar de
halte van mijn bus.
Mien was er al en ik ging naast haar zitten.
Moet ik nog een briefje voor Han mee
nemen?" vroeg ik, want meestal had ze de een
of andere boodschap voor hem.
„Ik zal je daarmee nooit meer lastig vallen,"
verklaarde ze beslist.
„Hè?" deed ik verwonderd.
„Ik dacht dat jy en Corrie het wel zouden
weten. Onze verloving is uit. Natuuriyk waren
er redenen voor, uitstekende redenen zelfs,
maar we zullen elkaar geen verwyten doen."
„Zoo," zei ik. „Dus geen van beiden schuld?
Op allebei? Enfin, het komt er ook eigeniyk
niet op aan wiens schuld het is."
„Ja, ja, ik begryp het wel, al zeg je het niet
ronduit," zei Mien verstoord; „je wilt mij weer
de schuld geven."
„Jou de schuld geven?" riep ik. „Onzin. Een
volgenden keer
„Er zal geen volgende keer meer zyn," viel
ze my in de rede. „Ik ben veel te biy nu ik van
alles af ben. Goed bekeken, is verloofd zyn toch
een vreeselijke band. Het is bepaald een op
luchting, niet meer om zes uur op een bepaal
de plaats te inoefen wezen. Bovendien wordt
het vervelend, altyd met denzelfden man naar
dezelfde gelegenheden te gaan en nooit eens
heeriyk den tyd aan je zelf te hebben. Alléén
te winkelen, inplaats van met iemand, die er
niets geen verstand van heeft, dat is je ware."
„Och, dat leert hij wel aan," troostte ik.
„Heusch Mien, geloof me, ik weet nu alles
van japonnen enz. af. Vraag het maar aan
Corrie."
„Ja, Fer, ik snap je wel. Je wilt het tusschen
Han en my weer in orde brengen. Maar dat is
heusch niet noodig. Ik ben biy dat het af is. Zal
ik je eens vertellen, wat ik vanavond ga doen?
Als om half zes het kantoor sluit, ga ik me
niet doodjachten zooals altijd. Ik ga alles op
m'n dooie gemak doen, niemand zal dan met
een woedend gezicht tegen me uitvaren en
zeggen: „Je bent laat, Mien!" Ik kan nu ge
rust een beetje praten met de andere meisjes,
waarop ook niemand staat te wachten, ik heb
nu werkeiyk medelijden met de meisjes die
verloofd zijn.
Vanavond zal ik denzelfden weg gaan dien ik
gewoon was en dan denken, hoe heerlijk het is,
nu op mün gemak te kunnen wandelen, en
voor al de winkels te kunnen blyven stil staan,
waar ik iets aardigs zie. Als ik lust heb in een
lunchroom 'n portie ys te gaan gebruiken, kan
ik dat gerust doen en betaal voor me zelf. Als
ik op 't Servatius-plein kom, waar we elkaar
altyd ontmoeten, dan.... O, hier moet ik er
af. Vergeet niet aan je vrouw en aan Han, als
hy er tenminste om vraagt, te zeggen, dat ik
op myn standpunt blijf staan."
Meteen rende zy de bus uit»
„Als het dan toch geen nut heeft, het onder
werp aan te roeren," dacht ik by me zelf, „zal
IIIHIIIIIMIIHItMIIItlllltllllHIIIIIIIIIIIIIIIVV
~s
Langzaam aan was het donker geworden en Tuimeltje en
kikker Karei vielen in slaap. Toen kikker Karei midden in den
nacht wakker werd, hoorde hij een gek geluid. Zzzzsss, zzzssss..
Kikker Karei wilde direct Tuimeltje wakker maken, maar deze
sliep zoo vast, dat hij niet wakker te krijgen was en kikker
Karei zat het verdere gedeelte van den nacht te waken. Toen
het weer licht begon te worden, viel hij in slaap.
Tuimelje werd het eerst wakker. Hy keek eens rond en daar
zag hy warempel vlak by zich een heel groote wesp zitten. Hy
begon direct al een praatje tegen het vreemde dier te maken
en toen ze zagen dat kikker Karei maar rustig doorsliep, zei Tui
meltje: „Zeg, wespenmannetje, kruip jy eens in het oor van
kikker Karei, dan zul je eens zien hoe gauw hy wakker is." De
wesp deed het en in een wip was kikker Karei overeind.
„Zeg eens'zei Kikker Karei, toen hy de wesp zag, „weet JÜ
den weg naar het kikkerland ook?" „Ik niet", antwoordde de
wesp en meteen vloog hy weg, lachend omkykend naar Karei
en Tuimeltje. „Nou, we zullen maar terugloopen", zei kikker
Karei. Een halven dag ging het goed, doch toen kwam er een
zware wind opzetten en Tuimeltjes muts ging de lucht in.
ik maar niets meer tegen Han zeggen ook.''
Maar Han begon al uit zich zelf. Hy kwam
zingend m'n privé-kantoor binnen, toen ik
bezig was een contract op te maken en ging op
mijn bureau zitten.
„Schiet op," zei ik korzelig. „Hier ben ik niet
je zwager, maar je patroon."
„Ik kom niet by je als m'n patroon, maar
als m'n zwager," begon hy. „Ik veronderstel,
dat Corrie je wel verteld zal hebben, dat ik nu
een vrij man ben. Daarom zing ik nu."
„Zing dan maar buiten," foeterde ik.
„Goed, dat zal ik ook wel doen. Ik kwam je
eigenlijk vragen om tegen Mien te zeggen, dat
het geen nut heeft, te trachten het tusschen
ons weer in orde te maken. Ik ben veel te blij
dat het uit is. En ik kan gerust zeggen: Mien
ook.
„Ja, dat is ze ook," stemde ik toe.
„Heb je haar dan gesproken?"
„Vanochtend op de bus."
„Wat zei ze?"
„Natuurlijk, dat je niet genoeg van haar hield
om een paar kleine fouten en gebreken over
het hoofd te zien."
„Zoo, Per, bekyk jij de zaak van dien kant.
Ik zie het al, je vrouw heeft je zeker opge
stookt. Maar hoe dan ook, ik ben blij weer myn
eigen baas te zijn. En om me daaraan eiken
dag te herinneren, heb ik haar portret uit de
lyst gehaald, en
v IIIIIIIIIHIIIIIIMIIMIIIIIIIIIHIIIIIIIf lllllltlllll
er een kaart in j
gedaan.
het woord „Vrij
heid" geschreven
staat. Daarom
zong ik ook daar j
net. Weet je wat
ik vanavond ga doen?
„Neen, wat dan?"
„Ik kleed me kalm aan, in plaats van te
moeten rennen en vliegen, zooals die andere
verloofde slaven. Ik heb me dan ook voorge
nomen, me nooit meer te verlovenEnfin,
ik ga alles heel langzaam doen. En als het
sluitingstyd is en ik 10 minuten later dan ge
woonlijk het Servatius-plein bereik want
daar ontmoeten we elkaar gewoonlijk
„O ja?" vroeg ik, kwasi-onverschillig.
Dan ga ik myn vrijheid vieren," ver
volgde Han. „Ik begin met een paar keer het
plein om te ioopen en niets anders te zeggen
dan: Vrij! Vry! Vry! Daarna ga ik de mode
magazijnen langs in de Erasmus-straat, waar
nu gelukkig niemand is, die altyd aan m'n arm
trekt om jurken en mantels te bezichtigen.
Neen hoor, ik ben er heel wat op vooruit ge
gaan, kerel."
Hy wreef vergenoegd in z'n handen en ver
liet het kantoor.
Ik schudde myn hoofd, want ik zag in dat ik
niets aan het geval doen kon. M'n vrouw moest
die twee maar weer by elkander zien te bren
gen. Zulke zaken zyn niets voor my.
Na kantoortyd noodigde ik Han uit bij me
te dineeren. Hij nam de invitatie aan, maar
stond er op eerst rondom het Erasmus-plein te
wandelen.
„We kunnen best dat stukje omwandelen,"
zei hij. „Dat duurt niet langer dan 10 minuten
en een beetje Ioopen zal je geen kwaad doen.
Je wordt veel te dik, man; dat is ook al weer
een argument om niet te trouwen."
Ik reageerde daar niet op en zei alleen:
„Je zult Mien wel dadelyk op t Erasmusplein
ontmoeten. Dan staan jullie natuurlijk als twee
dwazen tegenover elkaar."
„Neen," sprak hy vastberaden. „We zullen
heusch onze zelfbeheersching niet verliezen.
Dan moet je maar eens zien hoe onverschillig
we tegen elkaar doen. Ik neem mijn hoed af en
zy knikt. Dat is alles."
Ik kon zoo iets niet begrijpen, maar het was
tusschen Han en Mien zeker moderne liefde
geweest.
Toen we op het plein kwamen, zag ik van
verre Mien al aankomen, langzaam en met haar
tasch zwaaiend en schynbaar in volle tevreden
heid met de heele wereld.
Han en ik praatten onverschillig door. Toen
het tweetal eenige stappen van elkaar verwy-
derd was, hoorde ik eensklaps twee kreten, en
voor ik er erg in had, hadden ze elkaar om
helsd.
Ik scheen heel vreemd en ontdaan gekeken
te hebben, want Han vroeg: „Waarom doe je
zoo gek? Wil je tegen Corrie zeggen, dat het
me spijt, maar dat Mien en ik in de stad gaan
eten."
„Jullie gaan zeker je vryheid vieren," lach
te ik.
Toen liepen ze door, arm in arm.
Thuis gekomen, vertelde ik alles aan Corrie.
„Dat is weer echt iets van jou," zei ze har-
telyk. „Jij hebt die twee natuuriyk op een han
dige manier by elkaar gebracht en nu doe je
of je er part noch deel aan hebt! Ik ben toch
zoo trotsch op je lieve man."
Ik lachte fyntjes, maar zei verder niets.
Uiterst hinderlijk en vol ge
varen is het, wanneer meer
dan twee fietsers naast elkaar
rijden. (Op smalle wegen
en paden is zelfs twee nog
te veel0
A T "p *G °P dit blad zÜn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p 7bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^"%0 - bÜ een ongeval met p 9 Eïrt bij verlies van een hand,
A I .1 .r, A fii, #l\ £j ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen f tlv» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen i doodelyken afloop een voet of een oog
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
„Het duurt maar een minuutje, Roger en het
Is juist over juffrouw de la Riva, dat ik je
spreken wil."
Roger kwam naar binnen, maar bleef staan
met een handvol kussens.
Zy deed de deur dicht.
„Kyk eens hier, Roger, heb ik niet beloofd je
altijd te helpen? Ik geloof, dat nu mijn tyd
daartoe wel gekomen is."
Hy keek haar aan terwyl een vuurroode blos
hem naar de wangen steeg, maar antwoordde
gedwongen kalm:
„Kyk eens hier, ik heb haar ontmoet, als je
dat bedoelt. En ik zie niet in.... ik bedoel,
dat ik dat toch zelf moet weten. Ik moet myn
kans waarnemen." En hy keek
sens.
„Roger, Roger," vermaande Betty met opge
heven wysvinger, „als je te veel haast maakt,
kon je de zaak wel eens bederven."
„Maar wat kan ik er aan doen, Betty? De tyd
is zoo kort. Morgenvroeg moet ik weer weg."
Betty lachte.
„Je bent een rare vent, Roger. Moet je abso
luut morgen weer weg?"
naar de kus-
„We zijn met den haver-oogst bezig," ant
woordde Roger langzaam, als overdacht hy een
nieuw plan.
„We zyn met den haver-oogst bezig," her
haalde Betty, zonder te merken, dat zy hem
eigeniyk napraatte. „En misschien ben je ook
met den levens-oogst bezig. Waarschynlyk kun
je beter over je gevoelens oordeelen, als je haar
een poos niet ziet. Trouwen is een ernstige
zaak, weet je dat wel? Je kent haar nog niet
half en haar godsdienst is ook een punt van
overweging."
Roger's gezicht betrok.
„Ze zegt wel, dat ze eigeniyk katholiek is...."
„zy heeft nooit geleerd, hoe het eigeniyk
allemaal hoort," zei Roger snel. „Ze heeft er
geen flauw idee van, wat katholiek zyn eigen
iyk beteekent
„Precies," zei Betty.
„O, maar het is toch al heel wat, dat zy
geen vooroordeeien heeft," snauwde Roger.
„Dan kon je wat zeggen, Bstty, maar nu...."
„Hoor eens, ik doe geen sombere voorspellin
gen," ging zy voort, „maar ik denk aan jou.
Bedenk maar eens goed, hoe verschillend jullie
omstandigheden zyn."
„Denk jy niet," zei Roger langzaam en be
daard, „dat, als twee voor elkaar bestemde
menschen elkaar ontmoeten, zy het beiden
voelen? En wat komt de rest er dan op aan?
Je kunt je leven toch aanpassen."
Toen Betty dat hoorde, gaf zij het op. Roger
die praatte van: „zyn leven aanpassen!"
„Maar zet niet te veel op het spel door over
haasting," drong zy nog aan. „En blyf nog een
paar dagen .De knechts kunnen toch wel zonder
jou verder. En al ging het een beetje scheef
op Beckford, dat zou toch niet hinderen, als je
Rita trouwt."
Weer trok er een wolk over Roger's gezicht.
„Dat is juist zoo beroerd, dat zy zoo ryk
is," mompelde hij. „Maar daar kan ik ook ver
der niets aan doen. Nou, Betty één ding zal
ik doen, ik zal het een beetje langzamer aan
leggen. Maar denk je niet, dat zy net zoo over
my denkt, als ik over haar?"
Betty keek naar den flinken jongen kerel,
met den nieuwen zachteren trek op het gelaat,
en haar stem was een beetje schor, toen zij
antwoordde:
„Dat kon heel goed zyn, Roger, en ik wensch
je het allerbeste."
Toen was hij weg.
HOOFDSTUK XIII
Maar toch mochten Betty's plannen niet ge
lukken. De vader van Rita zou haar 's Maandags
in Harrogate ontmoeten en den volgenden dag
zouden zy naar Londen gaan om een autootje
te zien, wat voor haar gebouwd was.
„Het is een snoezig klein wagentje," vertelde
zy aan Betty met glinsterende oogen. „Precies
iets voor mij, met remmen en alles op de juiste
maat. Ik snak er naar om het paps te laten
zien."
„Blyft je vader dan in Engeland?" vroeg
Betty.
„Dat weet ik nog niet. Misschien gaan we,
als het wagentje klaar is er een toer mee maken.
om te probeeren, of we gaan naar Diepe."
Geen van beide plannen scheen Roger ge
noegen te doen, maar Rita voegde er vlug aan
toe:
„Nu, Roger, kyk maar niet zoo sip, het is nog
niet klaar."
Rita's houding stak Roger en hij nam zich
voor, dat hy zyn plannen ook niet zou ver
anderen.
„Ik ga morgen terug voor de haver," kon
digde hy aan.
Den laatsten avond had hy zich een beetje
afzydig gehouden en Dick en den anderen ook
een dans gegund. Zijn humeur verbeterde
Ineens, toen, later op den avond, Rita een
partner in den steek liet om met hem te Draten.
Betty zag hen en het scheen haar toe, dat
Rita een weinig spyt had, dat haar plannen
Roger den pas afsneden. Klaarblykelyk wiide
zy toch niets doen om ze te veranderen, maar
wenschte van den anderen kant haar aanbidder
beter te leeren kennen.
„Wat ben je nu morgen weer, boer of klui
zenaar?" vroeg Rita.
„Allebei," zei Roger, die al ontdooid was
„Meer boer dan kluizenaar, ik ga maaien."
„Met een zeis?" vroeg zy, haar hoofd schuin
houdend, als een klein vogeltje.
„Neen," zei hy, „met een maaimachine. Ik
ryd er zelf op, want het is een nieuwe en ik
wil zien, of zij goed werkt."
„Zooiets als ik, ik ryd in myn nieuwen auto,"
riep Rita. „Dan doen we Dinsdag hetzelfde."
„En zul je dan aan me denken?" vroeg hy
„Als ik boven op de maaimachine zit en jy in
je nieuwe wagentje rondrijdt?"
„Als ik het niet vergeet," zei Rita en hij
zonk weer in zijn sombere stemming terug. „Ik
weet niet, of ik er wel aan denken kan, Ik moei
veel met vader praten, over jou, kluizenaar en
boer, dat zal hij interessant vinden. Ik zou toch
je machine wel eens willen zien," peinsde ze
verder, „dan zou ik me je beter kunnen voor
stellen."
„Wanneer zie ik je weer?" zei Roger heesch,
en weer schrok hij van haar wat luchtig ant
woord.
„O, nog wel eens, ga je niet eens naai
Londen?"
„Alleen voor zaken," antwoordde hij.
Hy liet zich nu niet meer intimideeren en
toen Cuthbert kwam om een dans, liet hi; haai
zonder protest gaan. Toen Roger Rita goeden
nacht zei, was dat meteen heur vaarwel.
„Ik ga morgenvroeg weg, vóór jullie op zijn,"
legde hij uit.
Hy meende, dat haar gezicht even betrok en
toen hy den vo'genden morgen weg reed, heel
vroeg, leek het hem, dat een puntje van haar
gordijn bewoog.
„Betty had toch gelyk," zei hy, tot zichzelf
toen hy de laan uitreed, „ik ben te hard van
stapel geloopen, zy is bang geworden. Maai
ik houd haar vast, ze geeft al een beetje om
me."
Er kwamen al k'eine plannetjes in Roger's
brein op, of hy niet eens naar Londen kon
gaan, of hij Rita zou durven schrijven cf Bett\ j
hem niet nog eens kon vragen op Hawkhurst, I
met de jacht in het najaar, zy had er al iets
over los gelaten.
Maar toen hij terug was op Beckford, bleef
hem niet veel tyd tot droomen over. Alles was
klaar voor den grooten slag. Toen hy het erf
opreed, was Tom juist bezig de paarden voor
de nieuwe maaimachine te spannen. Dadelyk
was Roger weer heelemaal boer.
„Ik heb al ontbeten," riep hy nicht Jane toe.
„Ik kom zóó, Tom, pas op," en hij rende naar
binnen.
Bijna dadelyk verscheen hij weer in zijn
werkpak en met veel gerinkel werd de groote
machine weggetrokken.
„Groote grutten Sir Roger, maar dat is een
akkefietje," zei Abel, terwyl hy er rondom liep.
„Dat had je grootpa nog 's moeten zien. En
hij maait en bindt tegelijk?"
„Ja jong." zei Roger gemoedelyk. „Hy maait
en bindt fyn."
„Ncu, Sir John zou het maar wat prachtig
gevonden hebben. Ik ben b1 ijdat, u er bent, ik
zou het alleen niet gedurfd hebben," zei Tom.
„Hup, Bob, hup B'es."
De paarden trokken aan en al spoedig stap
ten zy over den rand stoppels, die van te voren
rondom het groote korenveld met de hand ge
maaid was. Dan begonnen de glinsterende
scharen te werken, de aren knakten en met
regelmat'ge tu=schenpoozen werden de schoven
op zij geworpen.
(Wordt vervolgd)