Geregelde luchtdienst rond heel de wereld <Ket aeï&aal aan den dag Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden De Siebenbürger Szekler ZAL WELDRA EEN FEIT GEWORDEN ZIJN LIEFDE EN EER JF N-l-E-T-N-A-A-S-T-E-bK-A-A-R DONDERDAG 27 FEBRUARI 1936 Zelfs de stoutste fantasieën van een Jules Verne zullen verre overtroffen worden Mis de aansluiting op de K.L.M. niet Een oud volk uit het Oosten Pieter van der Meer de Walcheren wavrii- De verbroken verloving DOOR NI. E. FRANCIS In het jaar 1936 zullen zich twee gebeurte nissen afspelen, die een machtigen stoot zullen geven aan het wereldverkeer, terwijl het transportwezen volgens den huidigen stand der techniek zijn vervolmaking nabij zal ko men. De plannen voor het luchtverkeer met Indië komen in een geheel nieuw stadium te verkeeren, nu 'n Zeppelin-dienst naar den In- dischen Archipel wordt overwogen, terwijl alge meen verwacht wordt dat Engelsche vliegtui gen een geregelden dienst over den Atlanti schen oceaan zullen gaan onderhouden. Enkele weken geleden heeft een Amerikaan- sche maatschappij de „Panamerican Airways" een geregelden vliegdienst geopend over den „Stillen Oceaan", die tweemaal per week post en desgewenscht ook passagiers vervoert, een gebeurtenis, die een mijlpaal beteekent in de ontwikkeling van het wereldverkeer, en die zelfs van grooter beteekenis is dan het feit, dat 26 jaar geleden plaats greep, toen Blériot voor het eerst met een vliegmachine over het Kanaal vloog. In 1936 zal waarschijnlijk een geregelde luchtlijn rond de aarde worden ge spannen. Op het oogenblik kennen we nog geen geregelden vliegdienst over den Noord- Atlantischen Oceaan. Het Zuidelijk deel is reeds het terrein van de Duitscne Lufthansa, die daar een geregelden dienst onderhoudt, ter wijl ook de Graf Zeppelin regelmatig neen en terug de reis maakt naar Zuid-Amerika. Nu de K. L. M. ook een vliegdienst onderhoudt van Java op Manilla, en de vliegmachines voor de Engelsche Imperial Airways, die den dienst over den Atlantischen Oceaan moeten onder houden, in aanbouw zijn, zal de geregelde luchtdienst rond heel de wereld weldra een voldongen feit zijn. De vliegmachines die den dienst over het Noordelijk gedeelte van den Atlantischen Oceaan moeten onderhouden, zijn van tweeërlei type: het eene type gelijkt veel op de groote vliegboot de Do X, terwijl het andere type een z.g. dubbelvliegtuig is, dat ook by de Engelsche vloot in gebruik is: een wa tervliegtuig waarop een tweede machine is ge monteerd. dat op een bepaald moment als het ware van het moedervliegtuig af het lucht ruim kiest. Door deze merkwaardige combina tie zullen vliegtuigen, die tengevolge van de groote hoeveelheid olie en benzine, die ze voor hun verre vluchten moeten meevoeren, niet van den grond kunnen loskomen, van de lucht uit kunnen starten. Wanneer dus de regelmatige luchtdienst over den Noord-Atlantischen Oceaan wordt ge opend, is daarmee een geregelde luchtlijn rond de wereld getrokken, en worden zelfs de stout ste fantasieën van Jules Veme, die „de Reis om de wereld in 80 dagen" schreef, verre over troffen. Destijds, in de zeventiger jaren, deed de titel van het boek reeds even onwaarschijnlijk als komisch aan; want, dat men in minder dan drie maanden een reis rond de wereld kon ma ken, werd door iedereen als een zuivere utopie beschouwd, waarvoor men nog tientallen jaren noodig zou hebben om deze te verwezenlijken. De feiten hebben hier echter de stoutste fan tasie overtroffen. Wanneer Phileas Fogg, de held uit den ro man van Jules Veme, in onze dagen een wed denschap zou moeten afsluiten van 50.000 dol lar, dan zou het heel moeilijk zijn om een te genstander te vinden, die hem de mogelijk heid zou betwisten om een reis rond de wereld te maken in 10 dagen. Phileas Fogg zou ongetwijfeld zijn wedden schap hebben gewonnen in een nog veel kor- teren tijd, en waarschijnlijk met nog minder avonturen. Hoe thans een moderne reis rond de wereld gemaakt zou moeten worden? Rond middernacht zou Phileas Fogg in 1936 van New York uit starten. Hij neemt plaats in het vliegtuig voor de Bermuda-eilanden, en een machine met duizend P.K. motoren voert hem in een razend snel tempo door het luchtruim. Als de zon opgaat daalt hij reeds op de plaats van bestemming, na eerst nog enkele uren ver- kwikkenden slaap te hebben genoten in het vliegtuig, dat ook voorzien is van voldoende slaapgelegenheid. In Hamilton Harbour, op de Bermuda-eilan den, staat reeds een vliegtuig voor de Azoren gereed, dat na een kwartier, wanneer de pas sagiers zijn ingestapt en de post is ingeladen, precies op tijd vertrekt. Een korte tusschen- landing in Horta, en dan wordt verder gevlo gen naar Lissabon. In 27 uur tijds is de Atlan tische Oceaan overwonnen! Dat is slechts een honderdste gedeelte van den tijd, dien Colum bus er voor noodig had. Ofschoon het nog vroeg in den morgen is wordt de tocht weer voortgezet naar Marseille, waar een K. L. M. vogel gereed staat, die den reiziger veilig en comfortabel, over Brindisi, naar Athene brengt, van waar uit de tocht via Bagdad, Calcutta en Bangkok naai Singapore wordt voortgezet. Dan heeft de moderne Fogg reeds de helft van de reis achter den rug, in een tijd van heel wat minder dan 5 dagen, vooral, als hij het voorrecht zou hebben om den K. L. M.-piloot Iwan Smirnoff als be stuurder van een Douglas aan te treffen. In Soerabaja wordt weer in een hotel overnacht, en tien uur later wordt in Manilla voet aan land gezet. Van daar uit heeft men aansluiting op de Amerikaansche luchtlijnen. Over de eilanden Guam en Wake Island, die tot voor korten tijd een vergeten plekje op den aardbodem- waren, doch die nu moderne hotels en prachtige sport velden bezitten, gaat de reis in razend tempo voort naar Honoloeloe. Hier begint het groote traject over den Stillen Oceaan, een afstand van 4000 kilometer. De luidspreker kondigt reeds aan: „Over een half uui vertrekt er een vliegmachine naar New York!" En terwijl Mr. Fogg rustig inslui mert, draagt de Trans-Amerikaansche machine hem door de lucht naar het eindpunt van zijn reis. Mr. Fogg heeft zijn weddenschap gewon nen: hij heeft een reis rond de wereld gemaakt in 10 dagen. Maar wie het boek van Jules Veme gelezen heeft, zaï zich nog herinneren dat Phileas Fogg de weddenschap won, dank zij het feit dat de wereldreiziger een dag wint of verliest, naar gelang de richting die hij inslaat. Voor den modernen Phileas Fogg zou dat slechts een kwestie van ondergeschikt belang zijn. Voor hem zou het van veel grooter betee kenis zijn. dat hü in Marseille zijn aanslui ting op de K. L. M. niet mist! Ook in Engeland gébruikt men een spie gel, wélke den beginneling in de roei- sportde Jouten in de houding moet aanwijzen ROODE KRUIS-POSTZEGELS IN FINLAND In Finland zijn kortgeleden nieuwe Roode Kruis-postzegels uitgegeven met de beeltenissen van bekende mannen uit de Fin- sche geschiedenis; links Robert Henrik Rehbinder en rechts Gustaaf Maurits Armfelt In het Oosten van de Zuid-Oostelilke Kar- pathen, tusschen kletterende watervallen en reusachtige dennen, leeft een oud Mad- jarenvolk van ca. 700.000 zielen, de „Sieben- bürgler Szekler". Tot voor korten tijd leefde het in tevreden heid en rust, vreemd van de onrusten er bui ten. Maar thans heeft de greep van onderdruk king en vreemde heerschappij ook dit oude volk niet ontzien. De afkomst van de Siebenbürgler Szekler is niet met juistheid te bepalen. De meeningen der geleerden schijnen hier over nogal uiteen te Ioopen. Volgens sommigen stammen zij af van de Avaren, anderen mee- nen, dat zij tegelijk met de Hongaren in het jaar 896 in het land kwamen en in een oorlog werden verslagen, zoodat zij zich naar Sieben- bürgen terugtrokken. De Szekler zelf zijn vast overtuigd af te stammen van de Hunnen en noemen zich bij voorkeur de zonen van Etzel. Volgens dit geloof beschouwen zij den Melkweg als den weg, waarover de zoon van Attilla, prins Csaba, met zijn gevolg het Szeklervolk. wan neer het in gevaar is, bliksemsnel te hulp ijlt. De trieste ondervindingen tijdens den wereld oorlog deden 't volk wel in dit vertrouwen wan kelen. Voorvechters van vrijheid en vrede, moesten zij plotseling de onderdrukking onder vinden van de heerschappij van den overwin naar en ervoeren hun hulpeloosheid. De ver nietigende maalstroom van dezen tijd kon ech ter dit kleine dappere volk niet aantasten en deze bewoners van den rand van Europa en Balkan, die door de jaren heen in dagelyk- schen strijd have, goed en bloed offerden en in den wereldoorlog 30 pet. van hun mannen op de slagvelden verloren, werden slechts ge hard. In tevredenheid bewerkten zij het geërfde stukje land, velden de eeuwenoude dennen en hoedden in de groene dalen hun schapen. By helder weer tuurde de herder over de Zwarte Zee en liet de tonen van zijn eigengemaakte fiuit in eigenaardige melodieën door de ver ten klinken. Dit, hun vaderland, bood door vischrijk water, door zijn bergen, rijk aan groene dalen en aarde rijk aan ertsen en bron nen, iederen bewoner een gelijk goed bestaan De Walachen, die onder hen woonden. Be schouwden ze als hun broeders, 's Avonds wer den de herdersvuren op de bergtoppen aan gestoken en speelden Szekler- en Walachen- herder om beurten hun ontroerend mooie oude liederen en men voelde zich gelukkig op de Gyilkos-Schneeberg. In de drie provincies, Csik, Héromszék, Ud- varhely, waar hun ras het minst vermengd is in de jaren, behoort het volk tot de Ka tholieke, gereformeerde en Unitarische kerk. De laatste is in grooten eenvoud voorvechtster van puriteinsche menschenliefde. In Sieben- biirgen zijn vele Joden, die heden nog trotsch zijn op hun Szekler-afkomst en met doku- menten kunnen bewijzen, gelijktijdig met de Szekler in het land gekomen te zijn, en bui ten hun religie met geen enkele andere be trekking tot Joodsche gemeenten staan. De Szekler laat bovendien ieder vrij in zijn ge loof, hij eert in ieder mensch zijn religie zon der te vragen, hoe hij zijn God dient. In de zeventiende eeuw ontstond in Szekler- land een religieuze omwenteling. Aan de spits van deze beweging stond mees ter Simon von Péchy. Zijn aanhangers, allen Kernszekler, noemden zich Sabathariërs, vier den den Zaterdag en alle Joodsche feestdagen, terwijl ze in vele dingen de Joden navolgden. Ook zij aten o.m. geen varkensvleesch. Met vreugde begroetten ze de wet van 1867, waar bij de Joden met de Hongaarsche staatsbur gers werden gelijkgesteld. Nu traden ze in groote scharen tot het Jodendom toe. Uit een protokol van den gouverneur blijkt nog. hoe vele nieuwe Joden geheel uit vrijen wil hun oorspronkelijke kerk verlieten. Zij trouwden nog slechts onder elkaar of onder de Joden Nog thans is er een klein dorp, Bözödujfalu, waarvan de inwoners met slechts een enkele uitzondering tot de Joodsche gemeente behoo- ren en buiten hun familienamen een Bybel- schen dragen, als Jacob, Abraham, enz. Zij klee- den zich in traditioneele volksdracht en niets onderscheidt hen van het overige Szeklervolk. Het dorp ligt op grooten afstand van de groote verkeerswegen, zoodat zij nog heden met moei te en zwaren arbeid het dagelijksche brood verdienen. Tegenwoordig valt de Roemeensche regeering hen lastig en tracht hun Jodendom als onwet tig te verklaren en hen te dwingen tot de Grieksch-Oriëntale Kerk toe te treden. Even wel blijven de dorpsbewoners doof voor iedere poging hiertoe en houden dit standvastig vol. Ook het Szeklervolk beleeft thans zijn slecht- sten tijd. De moedertaal mag den kinderen slechts in het geheim geleerd worden. Toch blijft de Szekler volharden in zijn geloof aan de komst der Gerechtigheid. Hij bestijgt de rotsachtige bergen, spreidt zijn armen uit om de ozonvolle lucht met volle teugen in te ade men en vergeet daar de striemende zweep van zijn onderdrukkers. Dan keert hij terug naar beneden om met fieropgericht hoofd zijn vijand tegemoet te treden en hem te antwoor den in vol vertrouwen: „Eins ist der Gott." SICÜLUS Naar wij vernemen zal „Mijn Dagboek," het bekende werk van den bekeerling-letterkundige Pieter van der Meer de Walcheren in het Duitsch vertaald worden. De vertaling zal door Hein Hoeben geschieden. „Mijn Dagboek," waarvan onlangs een tweede druk verscheen bij N.V. Fidelitas te Amsterdam, zal in de Duit- sche taal bij de bekende Katholieke Uitgeverij Herder Co. te Freiburg i. Br. het licht zien. We zaten aan 't ontbijt. „Zeg, lieveling," zei m'n vrouw, „ik weet zeker, dat je veel invloed op andere menschen hebt. En nu zijn er een paar die jouw hulp dringend noodig hebben: Han en Mien." Han is een broer van m'n vrouw en werkt bij me op 't kantoor. Hij is een aardige jongen, maar een beetje eigenzinnig. „Wat is er nu weer?" informeerde ik, met m'n eene oog in de krant. „Wel, ik weet niet of het allemaal zijn schuld is, maar hij en Mien hebben ruzie gehad en dit keer is het ernstig. Ze heeft hem z'n ver lovingsring teruggegeven en wil niets meer met hem te maken hebben. Ik dacht zoo, als jij nu eens verstandig met Han ging praten. Jij hebt zoo'n invloed op jonge menschen. Wil je dat doen, manlief?" ,,'t Komt in orde hoor!" zei ik luchtig. „Luister eens, Ferry. Als Mien by je op de bus stapt zooals altyd, dan ben ik er zeker van, dat ze naar je zal luisteren. Ze zal er je haar heele leven dankbaar voor zijn. Ze houden veel van elkaar, Han en Mien, maar ze zijn jong en een beetje dom." „Wees maar gerust," zei ik, „maar 't wordt m'n tyd. Dag!" En meteen rende ik naar de halte van mijn bus. Mien was er al en ik ging naast haar zitten. Moet ik nog een briefje voor Han mee nemen?" vroeg ik, want meestal had ze de een of andere boodschap voor hem. „Ik zal je daarmee nooit meer lastig vallen," verklaarde ze beslist. „Hè?" deed ik verwonderd. „Ik dacht dat jy en Corrie het wel zouden weten. Onze verloving is uit. Natuuriyk waren er redenen voor, uitstekende redenen zelfs, maar we zullen elkaar geen verwyten doen." „Zoo," zei ik. „Dus geen van beiden schuld? Op allebei? Enfin, het komt er ook eigeniyk niet op aan wiens schuld het is." „Ja, ja, ik begryp het wel, al zeg je het niet ronduit," zei Mien verstoord; „je wilt mij weer de schuld geven." „Jou de schuld geven?" riep ik. „Onzin. Een volgenden keer „Er zal geen volgende keer meer zyn," viel ze my in de rede. „Ik ben veel te biy nu ik van alles af ben. Goed bekeken, is verloofd zyn toch een vreeselijke band. Het is bepaald een op luchting, niet meer om zes uur op een bepaal de plaats te inoefen wezen. Bovendien wordt het vervelend, altyd met denzelfden man naar dezelfde gelegenheden te gaan en nooit eens heeriyk den tyd aan je zelf te hebben. Alléén te winkelen, inplaats van met iemand, die er niets geen verstand van heeft, dat is je ware." „Och, dat leert hij wel aan," troostte ik. „Heusch Mien, geloof me, ik weet nu alles van japonnen enz. af. Vraag het maar aan Corrie." „Ja, Fer, ik snap je wel. Je wilt het tusschen Han en my weer in orde brengen. Maar dat is heusch niet noodig. Ik ben biy dat het af is. Zal ik je eens vertellen, wat ik vanavond ga doen? Als om half zes het kantoor sluit, ga ik me niet doodjachten zooals altijd. Ik ga alles op m'n dooie gemak doen, niemand zal dan met een woedend gezicht tegen me uitvaren en zeggen: „Je bent laat, Mien!" Ik kan nu ge rust een beetje praten met de andere meisjes, waarop ook niemand staat te wachten, ik heb nu werkeiyk medelijden met de meisjes die verloofd zijn. Vanavond zal ik denzelfden weg gaan dien ik gewoon was en dan denken, hoe heerlijk het is, nu op mün gemak te kunnen wandelen, en voor al de winkels te kunnen blyven stil staan, waar ik iets aardigs zie. Als ik lust heb in een lunchroom 'n portie ys te gaan gebruiken, kan ik dat gerust doen en betaal voor me zelf. Als ik op 't Servatius-plein kom, waar we elkaar altyd ontmoeten, dan.... O, hier moet ik er af. Vergeet niet aan je vrouw en aan Han, als hy er tenminste om vraagt, te zeggen, dat ik op myn standpunt blijf staan." Meteen rende zy de bus uit» „Als het dan toch geen nut heeft, het onder werp aan te roeren," dacht ik by me zelf, „zal IIIHIIIIIMIIHItMIIItlllltllllHIIIIIIIIIIIIIIIVV ~s Langzaam aan was het donker geworden en Tuimeltje en kikker Karei vielen in slaap. Toen kikker Karei midden in den nacht wakker werd, hoorde hij een gek geluid. Zzzzsss, zzzssss.. Kikker Karei wilde direct Tuimeltje wakker maken, maar deze sliep zoo vast, dat hij niet wakker te krijgen was en kikker Karei zat het verdere gedeelte van den nacht te waken. Toen het weer licht begon te worden, viel hij in slaap. Tuimelje werd het eerst wakker. Hy keek eens rond en daar zag hy warempel vlak by zich een heel groote wesp zitten. Hy begon direct al een praatje tegen het vreemde dier te maken en toen ze zagen dat kikker Karei maar rustig doorsliep, zei Tui meltje: „Zeg, wespenmannetje, kruip jy eens in het oor van kikker Karei, dan zul je eens zien hoe gauw hy wakker is." De wesp deed het en in een wip was kikker Karei overeind. „Zeg eens'zei Kikker Karei, toen hy de wesp zag, „weet JÜ den weg naar het kikkerland ook?" „Ik niet", antwoordde de wesp en meteen vloog hy weg, lachend omkykend naar Karei en Tuimeltje. „Nou, we zullen maar terugloopen", zei kikker Karei. Een halven dag ging het goed, doch toen kwam er een zware wind opzetten en Tuimeltjes muts ging de lucht in. ik maar niets meer tegen Han zeggen ook.'' Maar Han begon al uit zich zelf. Hy kwam zingend m'n privé-kantoor binnen, toen ik bezig was een contract op te maken en ging op mijn bureau zitten. „Schiet op," zei ik korzelig. „Hier ben ik niet je zwager, maar je patroon." „Ik kom niet by je als m'n patroon, maar als m'n zwager," begon hy. „Ik veronderstel, dat Corrie je wel verteld zal hebben, dat ik nu een vrij man ben. Daarom zing ik nu." „Zing dan maar buiten," foeterde ik. „Goed, dat zal ik ook wel doen. Ik kwam je eigenlijk vragen om tegen Mien te zeggen, dat het geen nut heeft, te trachten het tusschen ons weer in orde te maken. Ik ben veel te blij dat het uit is. En ik kan gerust zeggen: Mien ook. „Ja, dat is ze ook," stemde ik toe. „Heb je haar dan gesproken?" „Vanochtend op de bus." „Wat zei ze?" „Natuurlijk, dat je niet genoeg van haar hield om een paar kleine fouten en gebreken over het hoofd te zien." „Zoo, Per, bekyk jij de zaak van dien kant. Ik zie het al, je vrouw heeft je zeker opge stookt. Maar hoe dan ook, ik ben blij weer myn eigen baas te zijn. En om me daaraan eiken dag te herinneren, heb ik haar portret uit de lyst gehaald, en v IIIIIIIIIHIIIIIIMIIMIIIIIIIIIHIIIIIIIf lllllltlllll er een kaart in j gedaan. het woord „Vrij heid" geschreven staat. Daarom zong ik ook daar j net. Weet je wat ik vanavond ga doen? „Neen, wat dan?" „Ik kleed me kalm aan, in plaats van te moeten rennen en vliegen, zooals die andere verloofde slaven. Ik heb me dan ook voorge nomen, me nooit meer te verlovenEnfin, ik ga alles heel langzaam doen. En als het sluitingstyd is en ik 10 minuten later dan ge woonlijk het Servatius-plein bereik want daar ontmoeten we elkaar gewoonlijk „O ja?" vroeg ik, kwasi-onverschillig. Dan ga ik myn vrijheid vieren," ver volgde Han. „Ik begin met een paar keer het plein om te ioopen en niets anders te zeggen dan: Vrij! Vry! Vry! Daarna ga ik de mode magazijnen langs in de Erasmus-straat, waar nu gelukkig niemand is, die altyd aan m'n arm trekt om jurken en mantels te bezichtigen. Neen hoor, ik ben er heel wat op vooruit ge gaan, kerel." Hy wreef vergenoegd in z'n handen en ver liet het kantoor. Ik schudde myn hoofd, want ik zag in dat ik niets aan het geval doen kon. M'n vrouw moest die twee maar weer by elkander zien te bren gen. Zulke zaken zyn niets voor my. Na kantoortyd noodigde ik Han uit bij me te dineeren. Hij nam de invitatie aan, maar stond er op eerst rondom het Erasmus-plein te wandelen. „We kunnen best dat stukje omwandelen," zei hij. „Dat duurt niet langer dan 10 minuten en een beetje Ioopen zal je geen kwaad doen. Je wordt veel te dik, man; dat is ook al weer een argument om niet te trouwen." Ik reageerde daar niet op en zei alleen: „Je zult Mien wel dadelyk op t Erasmusplein ontmoeten. Dan staan jullie natuurlijk als twee dwazen tegenover elkaar." „Neen," sprak hy vastberaden. „We zullen heusch onze zelfbeheersching niet verliezen. Dan moet je maar eens zien hoe onverschillig we tegen elkaar doen. Ik neem mijn hoed af en zy knikt. Dat is alles." Ik kon zoo iets niet begrijpen, maar het was tusschen Han en Mien zeker moderne liefde geweest. Toen we op het plein kwamen, zag ik van verre Mien al aankomen, langzaam en met haar tasch zwaaiend en schynbaar in volle tevreden heid met de heele wereld. Han en ik praatten onverschillig door. Toen het tweetal eenige stappen van elkaar verwy- derd was, hoorde ik eensklaps twee kreten, en voor ik er erg in had, hadden ze elkaar om helsd. Ik scheen heel vreemd en ontdaan gekeken te hebben, want Han vroeg: „Waarom doe je zoo gek? Wil je tegen Corrie zeggen, dat het me spijt, maar dat Mien en ik in de stad gaan eten." „Jullie gaan zeker je vryheid vieren," lach te ik. Toen liepen ze door, arm in arm. Thuis gekomen, vertelde ik alles aan Corrie. „Dat is weer echt iets van jou," zei ze har- telyk. „Jij hebt die twee natuuriyk op een han dige manier by elkaar gebracht en nu doe je of je er part noch deel aan hebt! Ik ben toch zoo trotsch op je lieve man." Ik lachte fyntjes, maar zei verder niets. Uiterst hinderlijk en vol ge varen is het, wanneer meer dan twee fietsers naast elkaar rijden. (Op smalle wegen en paden is zelfs twee nog te veel0 A T "p *G °P dit blad zÜn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p 7bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^"%0 - bÜ een ongeval met p 9 Eïrt bij verlies van een hand, A I .1 .r, A fii, #l\ £j ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen f tlv» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen i doodelyken afloop een voet of een oog AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL „Het duurt maar een minuutje, Roger en het Is juist over juffrouw de la Riva, dat ik je spreken wil." Roger kwam naar binnen, maar bleef staan met een handvol kussens. Zy deed de deur dicht. „Kyk eens hier, Roger, heb ik niet beloofd je altijd te helpen? Ik geloof, dat nu mijn tyd daartoe wel gekomen is." Hy keek haar aan terwyl een vuurroode blos hem naar de wangen steeg, maar antwoordde gedwongen kalm: „Kyk eens hier, ik heb haar ontmoet, als je dat bedoelt. En ik zie niet in.... ik bedoel, dat ik dat toch zelf moet weten. Ik moet myn kans waarnemen." En hy keek sens. „Roger, Roger," vermaande Betty met opge heven wysvinger, „als je te veel haast maakt, kon je de zaak wel eens bederven." „Maar wat kan ik er aan doen, Betty? De tyd is zoo kort. Morgenvroeg moet ik weer weg." Betty lachte. „Je bent een rare vent, Roger. Moet je abso luut morgen weer weg?" naar de kus- „We zijn met den haver-oogst bezig," ant woordde Roger langzaam, als overdacht hy een nieuw plan. „We zyn met den haver-oogst bezig," her haalde Betty, zonder te merken, dat zy hem eigeniyk napraatte. „En misschien ben je ook met den levens-oogst bezig. Waarschynlyk kun je beter over je gevoelens oordeelen, als je haar een poos niet ziet. Trouwen is een ernstige zaak, weet je dat wel? Je kent haar nog niet half en haar godsdienst is ook een punt van overweging." Roger's gezicht betrok. „Ze zegt wel, dat ze eigeniyk katholiek is...." „zy heeft nooit geleerd, hoe het eigeniyk allemaal hoort," zei Roger snel. „Ze heeft er geen flauw idee van, wat katholiek zyn eigen iyk beteekent „Precies," zei Betty. „O, maar het is toch al heel wat, dat zy geen vooroordeeien heeft," snauwde Roger. „Dan kon je wat zeggen, Bstty, maar nu...." „Hoor eens, ik doe geen sombere voorspellin gen," ging zy voort, „maar ik denk aan jou. Bedenk maar eens goed, hoe verschillend jullie omstandigheden zyn." „Denk jy niet," zei Roger langzaam en be daard, „dat, als twee voor elkaar bestemde menschen elkaar ontmoeten, zy het beiden voelen? En wat komt de rest er dan op aan? Je kunt je leven toch aanpassen." Toen Betty dat hoorde, gaf zij het op. Roger die praatte van: „zyn leven aanpassen!" „Maar zet niet te veel op het spel door over haasting," drong zy nog aan. „En blyf nog een paar dagen .De knechts kunnen toch wel zonder jou verder. En al ging het een beetje scheef op Beckford, dat zou toch niet hinderen, als je Rita trouwt." Weer trok er een wolk over Roger's gezicht. „Dat is juist zoo beroerd, dat zy zoo ryk is," mompelde hij. „Maar daar kan ik ook ver der niets aan doen. Nou, Betty één ding zal ik doen, ik zal het een beetje langzamer aan leggen. Maar denk je niet, dat zy net zoo over my denkt, als ik over haar?" Betty keek naar den flinken jongen kerel, met den nieuwen zachteren trek op het gelaat, en haar stem was een beetje schor, toen zij antwoordde: „Dat kon heel goed zyn, Roger, en ik wensch je het allerbeste." Toen was hij weg. HOOFDSTUK XIII Maar toch mochten Betty's plannen niet ge lukken. De vader van Rita zou haar 's Maandags in Harrogate ontmoeten en den volgenden dag zouden zy naar Londen gaan om een autootje te zien, wat voor haar gebouwd was. „Het is een snoezig klein wagentje," vertelde zy aan Betty met glinsterende oogen. „Precies iets voor mij, met remmen en alles op de juiste maat. Ik snak er naar om het paps te laten zien." „Blyft je vader dan in Engeland?" vroeg Betty. „Dat weet ik nog niet. Misschien gaan we, als het wagentje klaar is er een toer mee maken. om te probeeren, of we gaan naar Diepe." Geen van beide plannen scheen Roger ge noegen te doen, maar Rita voegde er vlug aan toe: „Nu, Roger, kyk maar niet zoo sip, het is nog niet klaar." Rita's houding stak Roger en hij nam zich voor, dat hy zyn plannen ook niet zou ver anderen. „Ik ga morgen terug voor de haver," kon digde hy aan. Den laatsten avond had hy zich een beetje afzydig gehouden en Dick en den anderen ook een dans gegund. Zijn humeur verbeterde Ineens, toen, later op den avond, Rita een partner in den steek liet om met hem te Draten. Betty zag hen en het scheen haar toe, dat Rita een weinig spyt had, dat haar plannen Roger den pas afsneden. Klaarblykelyk wiide zy toch niets doen om ze te veranderen, maar wenschte van den anderen kant haar aanbidder beter te leeren kennen. „Wat ben je nu morgen weer, boer of klui zenaar?" vroeg Rita. „Allebei," zei Roger, die al ontdooid was „Meer boer dan kluizenaar, ik ga maaien." „Met een zeis?" vroeg zy, haar hoofd schuin houdend, als een klein vogeltje. „Neen," zei hy, „met een maaimachine. Ik ryd er zelf op, want het is een nieuwe en ik wil zien, of zij goed werkt." „Zooiets als ik, ik ryd in myn nieuwen auto," riep Rita. „Dan doen we Dinsdag hetzelfde." „En zul je dan aan me denken?" vroeg hy „Als ik boven op de maaimachine zit en jy in je nieuwe wagentje rondrijdt?" „Als ik het niet vergeet," zei Rita en hij zonk weer in zijn sombere stemming terug. „Ik weet niet, of ik er wel aan denken kan, Ik moei veel met vader praten, over jou, kluizenaar en boer, dat zal hij interessant vinden. Ik zou toch je machine wel eens willen zien," peinsde ze verder, „dan zou ik me je beter kunnen voor stellen." „Wanneer zie ik je weer?" zei Roger heesch, en weer schrok hij van haar wat luchtig ant woord. „O, nog wel eens, ga je niet eens naai Londen?" „Alleen voor zaken," antwoordde hij. Hy liet zich nu niet meer intimideeren en toen Cuthbert kwam om een dans, liet hi; haai zonder protest gaan. Toen Roger Rita goeden nacht zei, was dat meteen heur vaarwel. „Ik ga morgenvroeg weg, vóór jullie op zijn," legde hij uit. Hy meende, dat haar gezicht even betrok en toen hy den vo'genden morgen weg reed, heel vroeg, leek het hem, dat een puntje van haar gordijn bewoog. „Betty had toch gelyk," zei hy, tot zichzelf toen hy de laan uitreed, „ik ben te hard van stapel geloopen, zy is bang geworden. Maai ik houd haar vast, ze geeft al een beetje om me." Er kwamen al k'eine plannetjes in Roger's brein op, of hy niet eens naar Londen kon gaan, of hij Rita zou durven schrijven cf Bett\ j hem niet nog eens kon vragen op Hawkhurst, I met de jacht in het najaar, zy had er al iets over los gelaten. Maar toen hij terug was op Beckford, bleef hem niet veel tyd tot droomen over. Alles was klaar voor den grooten slag. Toen hy het erf opreed, was Tom juist bezig de paarden voor de nieuwe maaimachine te spannen. Dadelyk was Roger weer heelemaal boer. „Ik heb al ontbeten," riep hy nicht Jane toe. „Ik kom zóó, Tom, pas op," en hij rende naar binnen. Bijna dadelyk verscheen hij weer in zijn werkpak en met veel gerinkel werd de groote machine weggetrokken. „Groote grutten Sir Roger, maar dat is een akkefietje," zei Abel, terwyl hy er rondom liep. „Dat had je grootpa nog 's moeten zien. En hij maait en bindt tegelijk?" „Ja jong." zei Roger gemoedelyk. „Hy maait en bindt fyn." „Ncu, Sir John zou het maar wat prachtig gevonden hebben. Ik ben b1 ijdat, u er bent, ik zou het alleen niet gedurfd hebben," zei Tom. „Hup, Bob, hup B'es." De paarden trokken aan en al spoedig stap ten zy over den rand stoppels, die van te voren rondom het groote korenveld met de hand ge maaid was. Dan begonnen de glinsterende scharen te werken, de aren knakten en met regelmat'ge tu=schenpoozen werden de schoven op zij geworpen. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 5