Md midaal aan Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden Is de oppositie in het Derde Rijk aan de winnende hand Mm F 750.- ALLE ABONNE'S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen TWEE ANECDOTISCHE ANTWOORDEN GEEN SPRAKE VAN! LIEFDE EN EER 1 J - VRIJDAG 28 FEBRUARI 1936 leder is nog dezelfde meening als vroeger toegedaan, maar men is óóknationaal- socialist Men legt zich bij den toestand neer WéÈS? De Lenm-bifolïotheek T oechadsche wski Het verleden van den Maarschalk tigheid en Het Oponthoud wenschte vurig de lift I 4 De Minderbroeders te Weert Eeuwfeest van den terugkeer AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR M. E. FRANCIS „Ja, zoo is er geen tweede in het land. Wij Becks zijn van de oudste families." Men vraagt mij, of het waar is, dat de oppositie in het Derde Rijk aan öe winnende hand is. Waarde lezer, ik ben niet in staat, deze vraag met een ja of neen te beantwoorden. Het beste antwoord geef ik door u twee aardige anecdotes te vertellen. Zij moeten historisch zjjn. Maar ook, wanneer zij niet v/aar zijn, zijn ze aardig' en typeeren zij den toestand buitengewoon goed. Men luistere: De leider bezoekt een fabriek in het Noorden van Berlijn. Hij spreekt met den oudsten arbei der, die hem over verschillende dingen moet inlichten. Eindelijk komt ook de politiek ter sprake, en Adolf Hitler klopt den arbeider op den schouder en zegt: In vertrouwen, Herr Schulz, zijn er nu nog communisten onder de arbeiders? zeker, is het antwoord van den ouden werkman; het zal nog wel 20 pCt. zijn De leider schrikt. En sociaal-democraten? vraagt hij verder. Dat kan 30 pCt. wezen, luidt het antwoord. En zijn er misschien dan ook nog aanhangers van het vroegere centrum? vraagt de leider met een somber gezicht. Dat zal 10 pCt. wezen, zegt de oude werkman en Duitsch-nationalen en democraten hebben wij ook nog. Maar hoeveel nationaal-socia- listen zijn er dan hier? vraagt de leider O, nationaal-socialist zijn wij hier allemaal! Nu de tweede anecdote, die ook in het Noor den van Berlijn, het arbeidersdistrict, speelt. Op een schutting in de wijk Wedding, aan den achterkant van een fabriek, die aan de Nord- bahn ligt, leest men op een goeden dag tot zijn groote verwondering met reusachtige letters: „Wij komen terug. Roodfront." De fabrieksbe- zitter wil deze opruiende taal zoo spoedig mo gelijk doen verwijderen. Het afdeelingsbestuur Wedding van de N.S.D.A.P. verzoekt echter den eigenaar, deze roode letters te laten staan. Met bruine letters wordt er onder geschreven: „Laf aards! Gij durft toch niet. Hebt gij moed, komt dan Zaterdag om 5 uur op deze plaats." Tot groote verbazing van alle Weddingianen staat echter des anderen daags op net nog vrije deel van de schutting te lezen: „Zaterdag helaas verhinderd. Wü hebben S. A. dienst. Roodfront." Nationaal-socialisten zijn de menschen hier allemaal. Zelfs de communisten zijn het en doen actief aan de beweging der N.S.D.A.P. mee. Er is geen oppositie meer, geen officieele oppositie, ook geen geheime oppositie. Af en tcfe staat in de bladen, dat ergens een communis tische oppositie-haard is ontdekt en uitgeroeid, maar dat is meer voor de propaganda bestemd. Men wil door dergelijke berichten slechts ver hinderen, dat de oud-strijders van de partij in slapen. Als een regeering drie jaar aan het bewind is, zal de geestdrift voor het regime steeds af nemen. Regeeren is nu eenmaal moeilijker dan oppositie voeren. Dit ziet men, wanneer men de politieke geschiedenis van Nederland of En geland bestudeert, waar ministeries van rechts en links elkaar geregeld afwisselen. Zoo staat het vast, dat de geestdrift voor Adolf Hitler en zijn medewerkers thans kleiner is dan in Januari 1933. De arbeider moppert, omdat de levenskosten iets opliepen, terwijl zijn loon onveranderd bleef; maar aan den anderen kant is hij natuurlijk zeer blij, dat de werkloos heid zoo enorm verminderde. De middenstand murmureert, omdat de „Joodsche" warenhuizen niet verdwenen zijn, bovendien zijn voor tal rijke artikelen maximumprijzen vastgesteld en is zijn winstmarge beperkt: maar hij is er na tuurlijk met blind voor, dat tengevolge van de betere economische conjunctuur en het geringe aantal werkloozen zijn omzet grooter is dan vóór 1933. De intellectueel is ontevreden, omdat b.v. de persvrijheid is afgeschaft; zelfs weten schappelijke tijdschriften worden in dienst van de nationaal-socialistische propaganda gesteld; maar hij is in stilte dankbaar, dat zijn positie geconsolideerd is, en dat er rust heerscht in alle deelen van het Duitsche Rijk. De katholieken betreuren het, dat de verhouding tusschen Kerk en Staat er slechter op werd; maar ze zijn er dankbaar voor, dat het communisme weggemaaid is en dat de atheïstische beweging, die, met Russisch geld gesteund, in Duitsch- land zooveel schade aanrichtte, verboden werd. Zoo is er dus oppositie van verschillenden kant, maar de oppositie is niet zoo krachtig en ook niet zoo principieel, als men zich in het buitenland voorstelt. Bovendien draagt zij geen organisatorisch karakter. De communisten, de sociaal-democraten en de aanhangers van het vroegere Centrum komen niet in het verborgen samen, om een staatsgreep voor te bereiden. Men legt zich bij den toestand neer. Men is nog even als vroeger communist of sociaal-demo craat of Centrumsman, maar men is ook nationaal-socialist, d.w.z. men verzet zich niet, maar marcheert mee in de S. A., in de Hitier - jugend, bij het Arbeidsfront, enz. Op deze wijs is de tegenwoordige geestgesteldheid het best geteekend. En het buitenland zal goed doen, iedere hoop op een ander bewind te laten va ren, Hitier staat vast, niet omdat de meerder heid met hem dweept, maar omdat er geen echte oppositie is! Een typisch verschijnsel is het groeten. In 1933 werd er stevig geheilhitlerd. Daar kwam eenig verzet tegen. In katholieke kringen te Berlijn kwam het „Grüss Gott" weer in ge bruik. Thans is de groet weer vrij! Wie „Guten Tag" wil zeggen, zegt „Guten Tag", wie „Heil Hitier" wil zeggen, zegt „Heil Hitier". En groet men iemand, dan krijgt men in 99 van de 100 gevallen denzelfden groet terug. Vooral de winkeliers zijn hier specialiteit in. Bfj hen is het een bonte afwisseling van „Heil Hitier", „Guten Tag", „Grüss Gott", „Mahlzeit" en wat dies meer zij. Zijn zijn „neutraal" geworden. Gelijk zoovele Duitschers. En laten de politiek over zich heen gaan. Tenslotte iets over de actie der overheid tegen de Joden, die tot den christelijken gods dienst wenschen over te gaan. Nog een anec dote, geachte lezers. Men heeft ze mij ook ver teld als ware geschiedenis. Het houdt niet op vandaag, hè! Cohn en Jacobsohn, twee oude vrienden, ont moeten elkaarin de Protestantsche kerk. „Maar Cohn," zegt Jacobsohn, „ik dacht, dat jij katholiek was." „Was ik ook," zegt Cohn, „maar ik ben nu protestant; dat is beter." „Omdat je zoo graag protesteert?" „Nee, vriend; de menschen vragen me altijd: wat was je vroeger? Nu kan ik zeggen: vroeger was ik katholiek." „En als ze dan nog verder vragen?" informeerde Jacobsohn. „Dan zeg ik: zulke vragen stelt enkel een Jood!" Terwijl aan den eenen kant de Joden op het oogenblik een bewonderenswaardig samen- hoorigheidsgevoel aan den dag leggen en de synagoges propvol zijn, blijkt toch aan den anderen kant ook het aantal Joden, hetwelk gedoopt wordt, weer toe te nemen. Dit is de overheid onaangenaam, omdat het voor haar vaststaat, dat de meeste Joden zich om den broode laten „bekeeren". Op het oogenblik worden zoowel van katho lieke als van protestantsche zijde de bekeerlin gen zeer onder de loupe genomen. Wanneer pastoor of dominee niet den indruk heeft, dat de bekeering hooge ernst is, wordt den Israëliet te kennen gegeven, dat hij nog maar een beetje moet wachten. Intusschen hebben partij-instanties, naar ik verneem, voorgesteld, speciale gemeenten van katholieken of protestanten van joodschen bloe de op te richten. Joden, die tot het Christen dom bekeerd worden, zouden op deze wijze niet de vcordeelen van het Germaansche ras genie ten. Van kerkelijke zijde schijnt men echter voor dit voorstel weinig te voelen. 4f «PT Wandschildering van Wim Schermer bij het doopvont in de kerk van den H. Fran- ciscus Xaverius („de Krijtberg"aan het Singel bij 't Koningsplein te Amsterdam Een der grootste bibliotheken der wereld, n.l. de Lenin-bibliotheek te Moskou, zal volgens Tass, spoedig van plaats veranderen. Deze bibliotheek bevat meer dan 6j/2 millioen boekdeelen, waaronder 90,000 zeer zeldzame exemplaren, en wordt dagelijks door ongeveer 2000 personen bezocht. Binnenkort zal deze bibliotheek worden ver plaatst naar een enorm gebouw, dat ingericht is voor 9 millioen boekdeelen. De Roode Maarschalk Toechadschewski, die in de afgeloopen weken in de Fransche hoofd stad de meest gevierde gast was van de Regee ring, heeft een verleden achter zich, dat men met den besten wil van de wereld niet in logische overeenstemming kan brengen met zijn huidige positie en ontreden. In verband hiermede zijn thans nog enkele pikante herinneringen bekend geworden, die wij in het Fransche weekblad „Gringoire" aantrof fen en die wij hieronder onverkort laten volgen. Dien avond, aldus de schrijver, bezocht ik in Moskou de familie S„ waarmede ik steeds be vriend was geweest. Hun woning was een „nest van edellieden" om met Turgenjef te spreken, want sinds onheuglijke tijden kwamen daar alle vooraanstaande figuren bijeen, die in de oude hoofdstad van het Tsarenrijk op gebied van kunst en letteren een -naam hadden hoog te houden. Toen ik nog een jonge kerel was. had ik het voorrecht in het huis van deze familie Tschaikofski zijn sonaten te hooren spelen; met aandacht beluisterde ik daar Leo Tolstoi, die voorlas uit eigen werk, en ik kreeg gelegenheid om de teekenkunst van Makowski te bewonderen. Maar in het begin van 1914 kon men deze kop stukken niet meer ten huize van de familie S. ontmoeten. Er had zich daar toen een nieuw geslacht genesteld, en op zekeren dag ontmoette ik daar een buitengewoon uitgelaten gezelschap, waarbfj echter geen beroemdheden te ontdekken waren. Een jong officier, die het uniform droeg van het Semenof-regiment, had weldra mijn volle aandacht getrokken. Destijds werden de officieren van dit regiment beschouwd als de Janitsaren, de kerntroepen, waarop heel het bewind steunde. Korten tijd tevoren had dit regiment den opstand te Moskou bloedig onder drukt, en de commandant van het regiment, Generaal Mine, moest daarvoor boeten, want een kogel van een verbitterden tegenstander maakte een moorddadig einde aan zijn leven. Het uniform dat deze jonge officier droeg, was dus in zekeren zin het zinnebeeld van een poli tiek program. Hij werd aan mij voorgesteld als „Tweede luitenant Michael Nicolajewitch Toe chadschewski." Ik kende dien naam, want zijn familie be hoorde tot den z.g. berooiden adel, die nog eenige landerijen bezat in het gouvernement Pensa. De jongeman had volgens mijn meening een eenigszins schuchter voorkomen. Hij had een stram, hoekig, door de zon gebruind gelaat, en hij deed zijn mond slechts half open wan neer hij sprak. Slechts één keer liet Toechad- schewski al zijn -reserve varen. Iemand uit het gezelschap had critiek uitgeoefend op de wijze, waarop de opstand van 1905 was onderdrukt. Onmiddellijk werd het gezicht van den tweeden luitenant rood van kwaadheid. „Destijds had ik nog niet de eer officier te zijn," verklaarde hij opgewonden, „maar ik zou precies evenals mijn kameraden gehandeld hebben, en ook thans zou ik nog hetzelfde doen." Er ging een koude rilling door het vertrek. Enkele jaren later, het was midden in den oorlog kreeg ik een brief van de familie S. Er was daarin sprake van enkele sterfgevallen, er werd verteld van kennissen die getrouwd waren, waar kinderen waren geboren, er werd mede- deeling gedaan van vrienden die aan het front waren gesneuveld en onder aan den brief stond geschreven: „Wat de jonge Toechadschewski betreft, dien je bij ons ontmoet hebt, deze is tot aan het eind van den oorlog buiten schot, daar hij door de Oostenrijkers gevangen is genomen." Op zekeren dag bezocht een Missie van het Russische Roode Kruis het gevangenkamp, waarin de jonge officier zich doodelijk verveelde. De weduwe van generaal Samsonow, die in den slag bij de Masoerische meeren gesneuveld was, stond aan het hoofd van deze missie. Zij bracht aan de gevangenen de groeten over van den Czaar, en Toechadschewski deed het woord na mens zijn kameraden. Zijn toespraak legde ge tuigenis af van onverbreekbare trouw aan zijn souverein. Hij overhandigde aan mevrouw Sam sonow een gedicht, dat hij zelf gemaakt had, en waarin hjj uiting gaf aan zijn vaderlandlie vende gevoelens, waardoor mevrouw Samsonow ten zeerste ontroerd was. Toen kwam de revolutie en Rusland verzonk in een chaos. Een burgeroorlog kwam over het land en Rusland werd overdekt met bloed, lijken en puinhoopen. Het Tsjechische legioen, dat in Rusland geinterneerd was, weigerde zich door de Bolsjewieken te laten ontwapenen. Er wer den troepen naar de bedreigde streek gezonden onder bevel van een jongen luitenant. Toen lag de naam van Toechadschewski op aller lippen Een advertentie behoeft geen „kapitalen" te soslen. Plaats maar eens een Omroeper! Rubrl- ceering en gelijk vomüee zetwijze. Billijk han- lelstarief Midge Dunover en Mike Mac-Carty woon- len in een groote „Kamerverhuurderij". ïockfair, Londen 14. Ze hielden ieder een kamer op dezelfde verdieping, hoog in de lucht. Ze kenden alleen elkaar en Rivers, den man, die beneden, op den beganen grond, in een hokje zat, het electrisch licht en de lift verzorgde en bediende, en allerlei karweitjes voor z'n rekening nam. Dikwijls waren Madge en Mike te zanten onder hen, die in de lift opstegen; soms waren ze er samen alleen in Dan keken ze elkander aan en zeiden weinig of niets. Madge en Mike hielden veel van elkaar. De liefde had Mike op een vreemde manier aangepakt. De eerste blik uit de vriendelijke, grijze oogen van Madge, nu twee maanden ge leden, had hem betooverd. En sinds dien tijd was hij onder betoovering gebleven. Hij vond het heerlijk met Madge in de lift te staan, maar was er altijd zenuwachtig onder. Hij was een der zenuwachtigste jongelui, die in de wereld stad op kamers woonden Hij was iemand, die na een afspraak met z'n meisje om elkander in 't Hyde-park te ontmoeten, van pure zenuw achtigheid naar een museum zou geloopen zijn. Hij werd eiken dag verliefder, maar kwam geen stap verder. Als hij omstreeks zes uur van z'n kantoor kwam en dikwijls tegelijk met Madge in de lift stapte, zei hij: „Goeden avond, juffrouw Dunover, mooi weertje," waarop zij antwoordde: „Goeden avond, mijnheer Mac-Carty. Ja, 't is verrukkelijk weer," en daar bleef het bij. Wel hoopte Mike in d? naaste toekomst over die conventioneele spreekwijze heen te komen, maar hij voelde maar al te wel dat het niet gemakkelijk zou gaan die zenuwachtigheid of verlegenheid meester te worden. De arme Madge deed alles om hem op dreef te helpen, alles tenminste wat een zedig meisje in die richting kan doen. Als zij Mike ontmoet te. straalde uit d'r heldere kijkers een tikje aanmoediging, een zweem van schalksheid, waardoor de arme Jongen echter nog meer van streek raakte. Na zoo'n ontmoeting rende hij als de wind naar z'n kamer, met het voornemen den vol genden keer „iets" te doen. En dan stond Madge op haar kamer naar d'r spiegelbeeld te kijken en te blozen over de schaamteloosheid van haar tintelende oogen. Zoo verliepen de dagen, tot den Zondag, vóór Madge met vacantie naar huis zou gaan. Het is bekend, dat het vooruitzicht van een scheiding z'n invloed niet mist op minnende harten. Mike wist van die vacantie; hij had ge zorgd dat hij op denzelfden tijd vacantie kreeg. „Er moet beslist iéts gebeuren vóór Zater dag," mompelde hij; „als we 't met elkaar eens worden, dan hebben we tenminste beiden wat aan onze vacantie. Ze weet welik bedoel dat we zóó niet van elkander kunnen gaan. We moetenen Mike stelde zich een minuut lang een heerlijk tafereel voor. „Als ik haar maar één oogenblik alleen te spreken kon krij gen. 'tls zoo moeilijk met iemand alleen te spreken in zoo'n huis vol menschen." Mike Mac-Carty vergat dat hij tal var oogenblikken ongebruikt had voorbij laten gaan Hij moest, dacht hij verder, de omstandig heden zóó zien te schikken, dat hij practisch gedwongen was Madge z'n liefde te verklaren Omstreeks denzelfden tijd was ook Madge Dunover met zich zelf aan 't overleggen. „Straks heb ik vacantie," redeneerde ze. „Hij moet spreken vóór Zaterdag. Maar ik ben bang dat die arme jongen 't nooit durft. Als we maar een half uurtje alleen konden zijn. Op Donderdagmiddag zes uur stond Mike lil de groote vestibule van de „Kamerverhuurderij". Hij was vast besloten een moedige daad te ver richten, maar zag er alles behalve moedig en vastberaden uit. Verscholen in de schaduw van een der groote deuren, keek hij naar de lift als een spion. Rivers, die het beheer voerde over de lift, het electrisch licht en tal van an dere dingen, keek ook uit een schuilhoek naar de lift. Want Rivers was ingewijd. Hij was meer ingewijd dan de zenuwacntige Mike vermoedde. Den avond te voren had de verliefde jonge man een wanhopig plan gevormd. Hij had zich naar Rivers gespoed. „Ik heb eennu jaeen aardigheidje bedacht, Rivers," had hij gezegd. „Je weet mis schien" bij dat woord „misschien" zette de man groote oogen op „dat juffrouw Dunover en ik gewoonlijk tegelijk met de lift naar bo ven gaan om een uur of zes? En je hebt het misschien wel eens meegemaakt, dat we samen alleen gingen? Nu, ik wou dat je de lift eens stop zette, onderweg naar boven. Zorg dat we er veilig in zijn, maarniemand anders er in, hoor! En zet 'm dan tusschen twee verdie pingen stoplaten we zeggen tien minuten." En zoo stond Mike nu te wachten. Nog en kele minuten hoogstens en dan was het zoo: tien minuten in de lift. alleen met Madge. Dan zou hij wel moeten spreken. Ze zou het van hem verwachten Maar nu hij er vóór stond, had hij spijt van z'n lichtzinnig- heid. Hij beefde van zenuwach- dat hij met Ri- J iiHiiiiiiiiiiimiimiiimmiiiiiii vers maar voor vijf in plaats van voor tien minuten had afgesproken. Toen het geluid van een vluggen, lichten voet stap als een doodsklok in z'n ongelukkige ooren klonk, kwam hij achter de groote deur te voor schijn met zóó'n onnoozel gezicht, dat daar dui delijk op te lezen stond: hij heeft zich verstopt- Stamelend luidde z'n begroeting: „Goeden avond, juffrouw Dunover: mooi weertje." „Goeden avond, mijnheer Mac-Carty; ja, 'tis prachtweer, groette z'n aangebedene luchtig terug. Ze stapten de lift in. Het hekje kletterde; de lift trok hen naar boven enstopte „Er schijnt iets defect te zijn," meende Mike met holle stem. Hun oogen ontmoetten elkaar. De zweetdrop pels parelden op Mike's voorhoofd. Hij opende z'n lippen en sloot ze weer. Madge keek hem snel aan met een halfverlegen, aanmoedigend lachje en beet op haar lip. „Nu is mijn kans daar!" dacht Mike, „mis schien de laatste De kans was er, heelemaal, maar een soort verlamming hield hem in d'r duivelsehen greep. Als hij nog veel langer in die lift moest blijven, dan zou hij hij voelde het een hekel krij gen aan Madge Dunover. Hij keek op z'n hor loge. Nog vijf minuten. Tot het laatste oogenblik bleef hij stom. In het souterrain onder de hall, waar Rivers de centrale verwarming van de „Kamerver huurderij" in Rockfair onderhield en regelde, werden de zaken afgewikkeld. Mike, die met Rivers af wilde rekenen, hoorde geen stemmen. Hij overviel de twee. Madge overhandigde Ri vers juist een briefje van tien shilling. Madge's blik ontmoette dien van Mike en vestigde zich toen op het briefje, dat hij in de hand hield. Op dat oogenblik wedijverden zij met elkaar in 't blozen en Rivers, die een hel derziend man was, verdween.... waarop de twee geliefden in eikaars armen vielen. „O Mike," lispelde Madge. „O, juffr.Madge." murmelde Mike, die niet kon gelooven aan hetgeen hem overkwam. Toen ging hij, moed vattend, voort: „Ik moest den knoop wel doorhakken, Madge, toen ik je dat geld aan Rivers zag geven. We geven geen dubbel geld voor niets; wat jij?" „Neen hoor!" riep Madge. Heb ik m'n lezers en lezeressen al verteld dat Mike Mac-Carty en Madge Dunover Schotsche namen zijn? Tuimeltje holde de muts achterna en kikker Karei moest ei hartelijk om lachen, maar toen hij zag dat Tuimeltje steeds verder rende, zette hij het ook op een loopen. Het was alsol de wind er pleizier in had, die twee kereltjes zoo te zien hijgen, want telkens als Tuimeltje bjj de muts was en die wilde grij pen, tjoepte deze weer de lucht door. Op een hoogen berg stond een boom en daar bleef de muts Kikker Karei stond alles in de verte af te kijken en Tuimeltje in hangen, Tuimeltje stond er wel een beetje raar van te kijken, want hij kon niet goed in boomen klimmen, maar zijn hoofd was zoo koud en het waaide nog altijd zoo hard, dat hij wel moest probeeren boven in den boom te komen en zijn muts te pakken. klampte zich aan de takken vast. Nu nog zijn arm wat verder uitgestrekt en dan zou hij de muts weer hebben. Maar het windje had anders beslist en toen Tuimeltje de muts had, begon hij zoo heftig met den boom te schudden, dat Tuimeltje de muts liet vallen en alle moeite had om niet naar beneden te rollen. De viering van het eeuwfeest van den terug keer van de Minderbroeders Franciscanen te Weert in het klooster op de Biest zal op be scheiden wijze herdacht worden. De paters wenschen geen uiterlijke feestviering. In over leg met de Paters zal namens de burgerij een geschenk worden aangeboden. Er heeft zich bereids een eerecomité gevormd, bestaande uit Deken Souren, burgemeester mr. Kolkman, de directeuren van het bis^hoppelijk college en het pensionaat St. Louis, den overste van het Missiehuis der paters van den H. Geest, de pastoors der parochie en den rector van Alt- weert. Verder werd een feestcomité samenge steld, met notaris Welters als voorzitter. Van den herdenkingsdag zal een jubeldag worden gemaakt. op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen (7 *7CA m bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door :ekerd voor een der volgende uitkeerineen f %Jf\J verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen bij een ongeval met doodelijken afloop FORA bij verlies van een hand, een voet of een oog 23 Tom liep er ademloos achter aan, met eindelöoze uitroepen van bewondering. Roger had de handen vol en had geen tijd voor gemijmer, want Bles was een beetje schichtig door het daverende geklep van de machine. Hij merkte dan ook niet, dat er op den hoek van den oprit een auto stil hield, emige dames stapten uit, een paar kameniers en een chauffeur b even in den auto. Rita en Netta hadden het plan uitgebroed om Roger eens in zijn hol op te zoeken en toen de auto Netta kwam halen om haar naar huis te brengen, zagen zij, dat het maar een kleine omweg was om even langs Beckford te rijden. Onderweg was Rita een beetje stil geweest en nu stonden beide meisjes aan den rand van het stoppelveld en keken naar Roger. Het was een wolkenlcoze zomerdag en de lucht trilde van de warmte. Waar de machine gepasseerd was. hing een fijne gouden stofwolk en het staande koren leek een golvende zee van goud. De zon sloeg neer op Roger's bloote hoofd en openhangend wit hemd. Zijn b'onde haar maakte in den wind een krans om zijn bruin verbrand gezicht. De nieuwe glanzende machine, rood gelakt en van glinsterend staal en de paarden met hun glimmend tuig, leverden een prachligen aanblik. „Waar hij je aan denken doet," riep Netta uit, ,",aan Apollo, den zonnegod in zijn vurigen wagen." Rita antwoordde niet en het andere meisje merkte, dat zij met glanzende oogen en half geopende lippen voor zich uit staarde. Toen zei zij met iets droomerigs in haar stem: „Ik weet het niet, hijhij lijkt op niets wat ik ooit gezien heb." Ineens zag Roger hen en hield de paarden in. Tom kwam aan'.oopsn en nam de teugels van hem over. Toen hij de kleine handjes van Rita in de zijne had, kwam er e«n heel nieuwe blik in zijn oogen, iets wat zij er nog nimmer in gezien had. „Ik zal Abel sturen, ga jij maar door," riep Roger Tom toe en zij gingen langzaam naar het huis, terwijl Netta vrijwel alleen het woord voerde. Rita merkte het schilderachtige van het huis op, het mos op het dak, de rozen langs de grijz- muren, de koerende duiven, die trotsch op den tuinmuur heen en weer liepen Toen zü de kleine hal waren doorgegaan en in de huis kamer stonden, klapte zij in haar handen en riep „Netta, is het niet eenig? Het is een echte boerderij." „Ik zal eens gaan zien, wat nicht Jane voor jullie heeft, zei Roger. „Jullie moeten maar niet verbaasd zijn, als je haar ziet. Toen zij jong was, was de familie arm en zij heeft daar door niet veel educatie, het arme schaap. Maar toch is zij een dame en helpt me goed voegde hij er bij, met een aarzelenden blik op Rita. Netta keek met groote verbazing rond, het was een heusche boerderij. Zelfs de stolpen met de gemaakte bloemen ontbraken niet. De vrouw, die nu spoedig verscheen, was ook volmaakt in den toon. Zij droeg een verschoten katoenen japon en een wit schort. Zij schrok bij het zien van de bezoeksters. „O, jong, ik wist niet, dat je volk had," riep zij uit. Roger stelde ze aan elkaar voor en vroeg thee voor zijn gasten. „Als ik het maar geweten had," zei nicht Jane. „Maar er is neg brood er. boter en een stukje koude kip. En het is nog wel waschdag. Kijk eens, je hebt je mouwen nog niet omiaag gedaan, jongenen ik ook neg niet." Roger s'oeg haastig zijn hemdsmouwen neer. „Wat heb jij snieren," zei Netta. Ook Rita h"d dat goed g°z"'en, maar er niets van gezegd. Zij vond Roger een echten man. een kerel. Roger had ziin toilet vervo'maakt door een oude blazer aan te trekken, die hij in Oxford dikwijls gedragen had. Netta herkende dadelijk de kleuren. „Je was op hetze'fde college als Dick en Hubert, niet Roger? vroeg zij. „Maar ruim een jaar," antwoordde Roger. „Ik ging weg, toen mijn grootmoeder stierf, omdat er niemand was om toezicht te houden." Netta glimlachte, dit was een wonderlijke jonge man, half student, half boer Molly kwam met veel drukte binnen om de tafel te dekken, zij was ouder geworden, maar nog frisch en keurig, haar japon kraakte van helderheid. Zij glimlachte vriendelijk, terwijl zij het oude zilver hard neer zette. „Jullie zult wel honger hebben," zei ze en keek Roger vragend aan. „Neen, honger niet," zei Roger „wel goeden trek." „Drinken ze bier?" vroeg zij. „Nee thee," antwoordde hij vlug. „Vraag juffrouw Beek maar." „Best," zei Mo 'y en verdween. „Praat je altijd dialect met de bedienden?" vroeg Netta. „Ik verstond er wel iets van, het is Lan cashire, niet Roger?" zei Rita. Roger lachte. Molly kwam terug met de eetwaren en prachtig oud porcslein, zo-a's Netta opmerkte „Ga maar zitten, ik breng zoo de thee," noodde zij. Roger ging even weg en onmiddellijk stoof Molly binnen en zei: „En die meisjes binnen in den wagen, moeten die wat hebben en die man met die blauwe jas?" Gelukkig kwam Roger terug en gaf order, dat ook de chauffeur en de kameniers iets moesten hebben. „Hoeft niet," zei Netta, „we gaan toch zot weer weg." „O, neen," weerde Rita af. „Ik wou zoo graag nog het huis en den tuin zien. Ik hoef den trein van vier uur pas te halen." „Maar zou het niet te lastig zijn?" vroeg Netta. „Heelemaal niet," noodigde Roger uit. Na de thee rookte Netta een sigaret en begen al spijt te krijgen van hun toertje. Rogei woonde wel in een gat en zij had Cuthbert toch maar liever. En nu zou zij het heele huis moeten doorsjouwen, terwijl Rcger toch alleen maar oog en oor voor Rita had. Wat konden haar de varkens en de kippen schelen? En de paden waren zoo nauw, dat je maar met tweeën kon loopen, dus sleepte zij er steeds achteraan. „Gaan jullie maar alleen," zei zij. „Ik zit hier heerlijk." En dat deed zij, zij zat als een rcode kat in het zonnetje, zooals Rita op merkte. Zoodra de twee anderen echter weg waren, sprong Netta op, rende naar de keuken en vroeg juffrouw Beek om een vel papier en een pen." „Ik zal even de sleutels aan Roger vragen, dan kun je aan z'n bureau zitten," zet deze. Zij kwam gauw terug met een bos sleutels en ontsloot het antieke bureau in een hoek van de kamer. „Roger laat het nooit open," legde zij uit. „Er zitten van allerlei papieren in, de stam boom ook." „Een stamboom?" vroeg Netta landerig „Ik zou hem wel eens willen zien," zei Netta, „O, Roger zal hem wel 'ns laten zien als hij terugkomt. Ik mag er niet aankomen." Jane ging weg en Netta schreef een briefje aan Cuthbert. Nu leek zij nog meer op een kat, die haar klauw op de muis houdt, opdat deze niet zal weg loopen. Toen Roger en Rita niet terugkwamen, ging zij hen zoeken en vond ze in den rozentuin, diep in gesprek. Rita had een grooten bos rozen in de hand. „We moeten weg," zei ze nogal scherp. „Anders missen we den trein en wat zal je vader dan wel zeggen, Rita?" „O," zei Rita, als werd zij wakker uit een drcom, „ik hoop, dat ik je niet te lang heb opgehouden, Netta." Als zij ^zenuwachtig was, werd zij a'.tijd een beetje stijf. „We moeten juffrouw Beek nog goeden dag zeggen, ik ben al klaar. Jane kwam naar buiten, babbelend als altijd. „O, Roger, laat de dames den stamboom 'ns zien. Ze moesten hem toch bekijken, 't is zoo'n fijne." „Nonsens, nicht Jane. Wat geven zij daarom? „O, ik wel," riep Rita uit. „Ik heb er nog nooit een gezien. Paps zal dat leuk vinden." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 5