SCHOONHEID IN OUDEN STIJL
WIJ LEEREN SCHAKEN
De weareld is ziek, doodziek
Modestoffen
Laag geboortecijfer in
Engeland
Het spel, het hord en de
de z.g. notatie
Kitzhühler Pullover
ZONDAG 8 MAART 1936
BRABANTSCHE BRIEVEN
En de „dokters"probeeren ze
gezond tevergiftigen
Een bezoek aan
de Amsterdamsche
Weef inrichting
Degelijke kostbaarheid verlangd
Een korte voile
nden avond,
Maartschen
ons huiske
Japan, waar tientallen jonge kearels uit mi
litair idealisme zich door den kop schoten.
En toch.nee, ik ben zoo ver nog niet.
Dieën avond, als m'n gedachten op het ijle
voile wieren weggedragen hoog boven mezelf
uit, dan keek ik neer op 'n weareldlichaam, dat
van z'n ziekte niet genezen kan.
Dat van den lesten ziekte-aanval, die vier
jaren de krachten ruïneerde, van den lesten
weareldoorlog, niet meer op de been kan
komen.
Steeds meer breekt dezelfde kwaal naar bui
ten. 'tls 'nen kanker, dien de doktoren niet
baas kunnen.
Sterker: die door de Geneefsche specialisten
met verkeerde injecties, foute behandeling nog
wordt opgewekt.
Want die sanctie-spuitjes, gegoten in den
kuit van Europa in Italië hebben de
ziekte, die weer uitbrak in Abessinië, niet ver
beterd, noch de kwaal gelocaliseerd, Tijk dat
genoemd wordt in de middelcijnenweareld
inteugendeel, ze heben de ziekte door het heele
lichaam gespoten!
Op 't zelfde oogenblik, dat doktoor J- Buil
de spuit in 't vleesch van den Italiaanschen
kuit zou prikken, stond den oorlogskanker op
uitbreken over 't geheele lichaam, dat 'nen
tweeden aanval, 'n tweede instorting niet zou
hebben doorstaan!
Want nog altjj is den patiënt niet ter been.
Nog altij is ie sukkelend. Erger! Ging ie na
'18 efkens vooruit, trad efkens 'n schijn-herstel
in, kort daarop is 't lichaam, na veul dokters
conferenties daar in Genève, van dag tot dag
achteruitgegaan, langzaam, langzaam achter
uit, eiken dag weer achteruit!
Na 'n kort schijnherstel wierd z'n bloed (het
geld) weer zwakker en zwakker. De zooge
naamde rooie bloedlichaamkens (de muntstuk
ken) bleven nog wel in aantal, maar de krach
tige, witte bloedlichaamkens (de geldsweerden!)
die liepen ieverans, ieverans terug!
En zoo begost den patiënt naast z'n hard
nekkige kwaal „Oorlogskanker", ook nog gebukt
te gaan onder totalen bloedarmoei.
Ten leste is 't afgezwakte lichaam gewend
aan den gestagen bloedarmoei. Zoolang er leven
is, is er aanpassingsvermogen.
Maar.... deze natuurlijke aanpassing van
den patiënt noemen de staatkundige doktoren
„oeconomie-politique".
Ze zeggen dat met 'n gezicht, of zij hebben
uitgevonden het natuurlijke aanpassingsvermo
gen, dat ligt in de levenswetten der schepping!
Dat gaat mij 'n bietje ver, amico.
Doktoren, die amper de injectiespuit kunnen
hanteeren, als die komen vertellen, dat zij de
makers zijn van een der Scheppingswetten, dan
zou ik haast spottend willen waarschouwen met
'n ouwe spreuk: pas op, pas op! Apen die
hoog klimmen willen vertoonen vaak d'r
geweetwel!
Ondertusschen wordt de ziekte al gecompli
ceerder. Gaat den patiënt aan verschillende
kwalen tegelijk lijden; want daar wordt zwaar
gekwakzalfd.
Leed ie al aan oorlogskanker, kwam daarbij
den bloedarmoei, nou krijgt den patiënt het
ook in zijnen kop; 'n gevolg van 't andere.
De weareld lijdt aan waanzin ook. (Daar
loopen meer „Napoleonnen" los, dan er ooit in
gekkenhuizen zaten opgesloten!).
Ondertusschen spuiten ze den patiënt vol van
alderhande vergiften. Enten ze hum met alder-
lei ontuig. Kuren ze peerdenmiddels op 'n
lichaam, dat vol van doodzweet staat!
Hier 'n spuit bolsjewisme: daar 'n spuit ho-
moeopathische oorlogsvuiligheid; elders aderla
ting door middel van bloedzuigers. Op z'n hoofd
geven ze 'm de doodelijk-kouwe ijszakken van
Ongeloof en Godshaat. Daar wordt meer „ge
werkt" met „dieet", met hongersnood. En zoo
wordt gezeuld, geknoeid met 'nen patiënt die,
door verschillende levensgevaarlijke kwalen te
gelijk geteisterd, op z'n ziekbed ligt.
En altij stijgt de koorts, ('n Natuurlijke
aanpassing, amico!). Want.... altij vliegt het
heete, dunne bloed tot schuimens door 't af
getobde lichaam. Want het hart het mensch-
dom jaagt, jakkert, tobt en zwoegt naar
snelheid, naar altij grootere snelheid, 't Hart
van de zieke weareld pompt, pompt, pomt z'n
futlooze, bloed door 't kranke lichaam der sa-
menleving, der weareld, der ongelukkige wea
reld met„ijs" op het hoofd.
Alle vergiften zijn nu op den patiënt toege
past, ingeënt, ingespoten, ingegeven:
Haat aan God (etiket „de Beul").-
Communisme (etiket „Stalin).
Bloedarmoei (etiket „Devaluatie").
Lécithine (etiket: „Goudaanwas")
Morphine (etiket: „Ondersteuningen").
Aderlatingen (pincet); „Belastingen").
Homoeopathie (etiket: „Conflicten").
id. (etiket: „Koloniaal tekort"),
id. (etiket: „JapanChina"),
id. (etiket: „Vredesconferenties").
Gipsverbanden (etiket: „Crisisinstellingen").
Amputaties (mes: „Snelverkeer").
IJscompressen (etiket: „Bekend") alle, alle
vergiften zijn al gepompt in 't doodzieke lichaam
der samenleving en nog altij blijft 't liggen in
koorts en doodsnood.
En nog geenen, nog geenen doktoor is er
geweest in 't Geneefsche ziekenhuis, die deze
patiënt behandelde met....
het ouwe, van God gegeven „middelcijntje",
met wat.... liefde, met naastenliefde!
Nog geenen doktoor is aan 't ziekbed gaan
zitten met liefde, met erbarming voor den tries
ten lijder.
Nog geenen doktoor kwam daar, wien de mil
de wijsheid uit trouwe, veulwetende oogen
glansde.
Alleen kwamen daar nog maar Strebers, met
de rekening, met de kans op 'n vètte rekening
in den kop. De rekening van wat staatsmans-
roem met den franje van filmjournaal, van
krantenfoto's en 'nen mislukten aanslag!
Ze kwamen aan 't ziekbed, de staatkundige
doktoren, met 'n averechtsche bedoeling: de
bedoeling om zélf beter te worden van den pa
tiënt, dienog niet in z'n hulpeloosheid en
hulpbehoevendheid leerde om genade te smee-
ken!
Met alle, alle vergiften is al „gewerkt". Maar
de middelen van God den patiënt op te wek
ken, op te kweeken, op te heffen tot hooger,
tot schooner, tot heiliger levensdoel: tot naas
tenliefde, arbeidzaamheid, plichtsgevoel, saam-
hoorigheid daaraan heeft geenen doktoor
nog gedacht....!
Nou is 't waar van 'nen „gezonden" pa
tiënt kan den doktoor niet beter worden, maar
méér is nog waar, dat de functie van den ge
neesheer zóó zelden begrepen wordt, dat ons
Bokterke van Megen beroemd wier teugen wil
en dank
De weareld is ziek, doodziek. En de „dokters"
probeeren ze gezond tevergiftigen.
Zoo zag ik, hier in Ulvenhout, gezeten aan
m'n plattebuiske tegenover m'n moeie Trui, die
te knikkebollen zat, zoo zag ik van uit de hoogte
op 'n pijpe-wolkske 't gekwakzalf aan. 't Ge-
kwakzalf van de „doktoren" uit de aloude school
van Egoïsme, Eigen baatzucht en Waanwijsheid.
Zoo kan ik ook verklaren hoe jonge Japan-
sche officieren in opstand zijn gekomen tegen
wat ouwe, hardvochtige, egoïstische middelcijn-
meesters.
Daar gist, daar welt iets in de jonge harten.
Iets in de harten van 'n jong menschdom, dat
niet profiteerde van oorlogswinst.
Die dupen zijn van alle gif, dat de weareld
wordt ingegeven.
Misschienmisschien dat daar uit vol!
In ieder geval: al 't ouwe is volkomen mis
lukt, over alle linies!
Da's mijn gedacht van daar boven, in Ulven
hout, op 'n ijl blaauw wolkske, ver van de
weareld.
Veul groeten van Trui en als altij geen horke
minder van oewen
t. a. v.,
DRÉ.
P.S. Dank aan alle briefschrijvers en -schrijf
sters.
„Violet" en andere pseudoniemen kost ik
uiteraard geen antwoord sturen. Maar ge hebt
allen gezien: „Dré Ulvenhout" ook voor In
dische lezers komt altij terecht!
DRÉ.
Menier,
M'n pijpke smo
rend in den ve
zelenden
als den
regen om ons
stond, 't plattebuiske
zachtkens gloeide in
't gele lampelicht, dat zeefde door den huis, dan
flierden mijn gedachten weer mee met 'nen
blaauwen sliert van pijpsmook, die in draden
uit de lamp te trekken scheen.
De steertklok tikte den avond aan stukskens.
Den tvaterketel zong 't lieke, waarop 'n elfke
te dansen scheen, zwaaiend met den blaauwen
„tule" uit m'n pijpke.
'Nen avond, die langzaam overdreef op 'nen
breejen stroom van dikken olie, glad als email.
'Nen avond die verglee als den blaauwen
tulen sluier van het elfke, dat daar om de
lamp zweefde in heur schoone dansen.
'Nen avond, dat oew ziel daar in dat elfke
gevaren is en ge a,ls toeschouwer naar oew
eigen te droomen zit.
'Nen toestand van half-slapen en half-waken
meteen, 'lijk de dieren dat zoo goed kunnen.
'Nen toestand, waarin den waakhond, waarin
de kat, waarin den haas 't scherpst de zin
tuigen gespannen hebben; gespannen op 't nul
punt tusschen rust en actie. Sjuust zooals de
spanveer van 'n klem wordt opgesteld!
Ook het veugeltje heeft die eigenschap. En
ik vermoed: èlk levend schepsel. En als ik dat
half-slapend-wakker-zijn, waarin de spanveer
van het brein in volslagen rust, tóch op nut
tigst effect staat opgesteld, als ik deuzen toe
stand efkens uitspin tot in het dierenleven, dan
heb ik daarbij 'n bedoeling. Dan wil ik daar
mee beduiën, dat de beschrijving van zulke
zielsmomenten geen zelfbespiegeling is alleen.
Zulke „zelfbespiegelingen" zijn hoogstens 'n
kwestie van.... beleefdheid! De beleefdheid
(van den boerenmensch) om niet te straf, niet
te opzettelijk den spiegel voor 'n anders' neus
te houden.
Me dunkt: ook in de letteren kunt ge de
beleefdheid betrachten!
Jans', Piets' of Klaas' zielement in z'n hemd
op straat zetten, zóó dat ieder roept en wijst
,,daar-gaat-ie!" mag dikwijls gelden als be
wijs van kundige geletterdheid, voor mij is 't
nooit anders geweest dan onbeschaamd foto-
grafeerwerk. Dat bovendien z'n eigen betalen
liet als scheppingskunst.
Maar genoeg daarover!
Als ik zoo te droomen zat naar m'n elfke,
daar dansend in blaauwe tulen sluiers om de
suizende lamp, dan zweefden mijn gedachten
mee op dieën zwierigen tule.
Sjuust als 'n paar weken gelejen, toen ze
alsveugels boven de eerde wiekten, nog in 't
licht van de zon.
Ja de krant was weer uit
Ze had weer oorlog zien aankomen, nou uit
het Oosten. Uit JapanJ
Er staat een huis aan
een stille gracht,
vlak bij de branding
van city-rumoer, 'n Stil,
ouderwetsch, voornaam
grachthuis, zooais er
vele staan aan de Am
sterdamsche grachten.
Dat is op zichzelf niets
bijzonders. Want wie Am
sterdam kent, weet ook
dit: dat die vele oude,
voorname grachtpaleizen
uit vervlogen eeuwen,
waar eens de schatrijke
burgers dansten onder
kaarsgeflonker in enor
me bovenzalen en hun
schepen zagen aanleggen
aan de pakhuizen van het
onderhuis, thans als
tropische vruchten voL
levend sap, die in partjes
gebroken en geconfijt zijn
voortleven als kantoor
of atelier.
beidsvreugde, die alleen kan ontstaan, waar
iets goeds wordt geleverd.
Rust is hier en de heel simpele werkvreugde
van de middeleeuwsche spinkamers. Alle vrou
wen, die deze blijde sfeer in haar huis wen-
schen en bovendien prijs stellen op kwaliteit
en onverslijtbaarheid, zouden eigenlijk hier
haar huishoudgoed en de stoffen tot sier van
haar kamer moeten koopen!
Hoe prachtig past deze voorname eenvoud
van materiaal, soms gesierd met eenvoudige
handwerkornamenten naar ontwerp van Elise
Snethlage, in onze nieuwe zakelijkheid, er iets
van het al te koude aan ontnemende, er iets
aan toevoegende van het „ewig weibliche" in
den besten zin.
Werk is dit, dat volwaardigen arbeidskrachten
tot eer zou strekken. Het bewustzijn, dat tevens
een goed werk wordt gedaan, moge hier een
bizonderen glans geven aan het gekochte, doch
ook zonder dat zal reeds het bezit ervan een
blijvende vreugde zijn.
MARIE MICHON.
Tallooze naambordjes
langs de statig-zware
deur van zoo'n gracht
paleis, tallooze partjes,
waarin het gloedvolle, le
vende geheel van oude
dagen versplinterd is en
die tóch, ieder voor zich,
ongemerkt wellicht nog
iets meedragen van den
ouden stijl.
Zoo'n huis is ook het gebouw aan de Prin
sengracht 717, waar de Amsterdamsche Weef-
inrichting, de werkplaats voor de meisjes van de
Stichting „Arbeidsinrichtingen voor geestelijk
onvolwaardigen" gevestigd is.
Ik heb de Weef inrichting bezocht, omdat ik
veel gehoord had van het mooie werk, dat hier
gedaan wordt.
„Mooi" werk, natuurlijk.
Toen ik de hooge stoep besteeg en het naam
bordje bekeek tusschen de andere namen der
„geconfijte partjes" van dit grachtpaleis, heb ik
den traditioneelen sympathiseerenden glimlach
getrokken, die bij „mooi werk", dat voor een
goed doel wordt gedaan, immers passend is.
Een glimlach, die immers niets huichelachtigs
behoeft in te houden, omdat alle mooie werk
dat gedaan wordt om een medemensch of een
groepje medemenschen vooruit te helpen in de
vaak hopeloos-moeilijke omstandigheden, altijd
een glimlach en een steuntje waard is.
't Is alleen maar jammer, dat er heel veel
„mooi werk" alléén moreele schoonheid bezit,
m.a.w. dat het akelig saai en leelijk is en dat
de koopers ervan bij voortduring wel gedwon
gen zijn, hun gekwetst schoonheidsgevoel en 't
oog, dat óók wat wil, grondig met den mantel
der naastenliefde te bedekken....
Vandaar de traditioneele sympathiseerende
glimlach op de stoep, die laat ik het er
dadelijk maar bij zeggen bij het binnen
treden in dit ware arbeids- en schoonheids
paradijsje al heel gauw in een échten glim
lach van bewondering en verrukking overging.
Want wat er in deze werkinrichting geleverd
wordt is méér dan degelijk, het is ook mooi en
doelmatig, ja het is werk van een ouden, voor
namen, lang vergeten stijl.
We komen in de eerste zaal, waar de wol
wordt gesponnen, gehaspeld, tot knotten ge
draaid. IJl, vochtig doorwaasd herfstlicht valt
Aan het weefgetouw worden slachtoffers, dikwijls van 'n
chaotischen tijd, liefdevol ingevoerd in de echte arbeids
vreugde, die alleen kan ontstaan, waar iets goeds wordt
afgeleverd
De korte voile dient evenzeer ter bescher
ming tegen de eerste gure Maartsche winden,
als ze op hoed of muts gedragen, het}
uiterlijk van de vrouw ten goede komt.
door de hooge ramen op de draaiende haspels
en speelt door het warme rood van de zware
strengen. Het glanst over de gebogen hoofden
der zes meisjes aan spinnewielen, die bezig zijn
met het bewerken van natuurwol. Dit woord
zegt U natuurlijk niets, in een tijd, dat de na-
tuur-reclame natuurbaden, rauwkost-schwar-
merei en anti-kunstmest-aardappels al weer
„als koek" in onze onnatuurlijkheid is op
genomen.
Maar deze natuurwol is échte natuur-wol,
zóó pas van het schaap, dat ze nog heet aan
voelt en 'n sterken schapengeur verspreidt. Zóó
wordt de wol grijs met bruinige vlokken of
zacht crême-achtig wit versponnen en pas
daarna gewasschen en op de weefstoelen ge
bracht. Maar de natuurlijke veerkracht en de
geur, die gedachten oproept aan onze wind-
ruigheid en de doorwaaide Gooische hei op 'n
herfstdag, blijven behouden.
Er ligt daar een vest van grijsbruine natuur
wol, op bestelling gebreid voor een ouden heer
....en het is een genot om dat soepele, leven
de ding tegen je gezicht te houden en dien
geur van eenvoud en gezondheid er uit op te
snuiven! Nog grooter genot zal het zijn om het
aan te schieten en er, ziels-gelukkig om dat
échte, onvervalschte, een hei-wandeling in te
maken tot het donker wordt en het lokkend
licht van een eenvoudig thuis je roept om je
te warmen bij een groot, ouderwetsch blokken-
vuuruit den tijd toen er nog geen centrale
verwarming en claxons, geen lippenstiften en
valsche tanden bestondenToen een jonge
vrouw jong en een oude vrouw oud maar
waardig was in haar glanzend linnen kleed.
Toen de man pijl en boog hanteerde om zijn
maaltijd te veroveren en de vrouw in oeroude
tijden de spinschijf, later het spinrokken, nóg
later het wiel gebruikte om haar gezin te
kleeden.
Iets zachts en edels straalt er uit van de
mooie degelijke stoffen, die hier worden ge
maakt, iets van grooten stijl: eenvoud, ver
levendigd door fijnen smaak. Met heel eenvou
dige middelen wordt iets moois bereikt, dat in
onzen tijd van confectie een verkwikkend uni
cum is. Men rust hier uit van al de ons dage
lijks omringende prullaria, van alles, dat ón-
degelijk, kunstmatig, burgerlijk en leelijk is.
Wat er gemaakt wordt? Eenvoudig huishoud
goed: dweilen, hand- en theedoeken, badhand
doeken, servetten, vingerdoekjes, alles wit of
in zachte tinten van glanzend linnen; kussen
overtrekken, cosy's, tafelkleeden, loopers, spreien
v&n linnen, wol of zijde.
Groote weefgetouwen staan er voor de bree-
de banen stof, bestemd voor meubelovertrekken,
kleinere voor andere stukken als badkleedjes
en loopers van elke gewenschte kleur en
breedte.
Alle krachten worden hier benut. Zoo maakt
het stille, bleeke meisje, dat den heelen dag
vaag voor zich uitstaart, zoodat men zich ver
wonderd afvraagt, óf er nog gedachten in dat
hoofdje leven, met verbluffende zekerheid drie
verschillende ingewikkelde patronen zonder
zich ooit te vergissenen zoo broddelt met
pijnlijke rukjes en een hoogroode kleur een
nieuweling aan een smal linnen bandje, dat
gebruikt wordt om grootere stukken af te wer
ken.
Er heerscht een geest van samenwerking en
bovenal van liefde en toewijding voor al die
mooie dingen, die er gemaakt wordenen
opeens treft de gedachte, hoe goed het is,
dat hier zwakke, labiele, vaak verwarde gees
ten, slachtoffers dikwijls van een chaotischen
tijd, liefdevol worden ingevoerd in de echte ar-
De tijden veranderen en met hen het ver-
anderlijkste van alle levensverschijnselen:
de mode.
Zochten we ettelijke jaren geleden de ver
fraaiing van ons uiterlijk persoontje vooral in
het ornament, in de sier van onze kleeding of
zooals 't met een ouderwetsch woord heette:
de garneering nu in 1936 heeft de mode op
dit punt wel het summum van eenvoud be
reikt.
De schoonheid wordt nu uitsluitend gezocht
en gevonden in de degelijke kostbaarheid der
stoffen van japonnen en mantels: fraaie relief-
stoffen, soms effen, soms doorweven met glin
sterend metaaldraad; zwaar velours-infroissable,
dat men in de hand kan samenknijpen, zonder
dat het kreukt.
Bij deze sierlijke verscheidenheid van mate
riaal is een enkele, eenvoudige, doch decora
tieve versiering als een corsagebloem van zijde
in harmonieerende tinten, een metalen clip of
gesp, een aangename toets, die den al te klas
sieken eenvoud van het geheel verzacht.
doch meer ook niet. De heele nadruk moet
blijven vallen op de kostbaarheid van het ma
teriaal en in dit verband hebben zelfs de hand-
geweven stoffen, die thans weer een plaatsje
onder de zon zoeken, een groote kans, populair
te worden.
Mits ze.... niet al te prijzig zijn!
Wat de bontmode betreft: deze is dit seizoen
al buitengewoon bekoorlijk en ook voor be
scheiden beurzen niet héélemaal verboden ter
rein. Niet alleen zijn zelfs de eenvoudigste en
minst kostbare mantels en couplets rijk gegar
neerd met bontkragen en met elegante man
chetten, die soms tot ver over de ellebogen
reiken, doch ook de heele bontjassen doen
opgeld.
jpisambuik, veulen, otter, embras en buenolam
zijn de viervoeters die tegenwoordig het mate
riaal leveren voor slank gesneden en niet dure
jasjes, niet zooals vroeger recht-toe-recht-aan,
maar in het middel gebroken door een eenvou
dig voorname ceintuur van leder of peau-de
pêche.
Van de duurdere soorten zijn vooral petit
gris, nertz, persianer, breitschwanz en loutre
„demier cri".
De volkstelling in Engeland wordt niet zoo
vlug gehouden als op het Continent. Zoo doen
de zijn dezer dagen pas de resultaten van de
telling van 1933 bekend geworden. In genoemd
jaar is de bevolking van Engeland met nauwe
lijks honderdvijftigduizend zielen toegenomen.
Het geboorte-overschot is het laagste van alle
bekende landen. Hoe zorgwekkend de toestand
is, moge blijken uit het feit, dat Engeland in
1876 een geboorte-overschot had van 36.3, ter
wijl dit in 1933 gedaald is tot 14.4 per duizend
inwoners* Geruststellender echter is het aantal
gesloten huwelijken, dat in 1933 318.000 be
droeg, hetgeen 11.000 meer was dan in het
daaraan voorafgaande jaar. Weliswaar werd in
hetzelfde jaar een treurig record gevestigd. Er
werden nl. 4.000 scheidingen uitgesproken.
In mijn vorig artikel heb ik een en ander
verteld over den geheimzinnigen oorsprong
van het vorstelijkste aller spelen. Om aan
het verlangen te voldoen van velen mijner
vriendjes, zal ik thans in een serie gemakke
lijk te begrijpen bijdragen probeeren iets na
ders mede te deelen over het spel zelf. Het
kost eenige toewijding en aandacht, om het
in den geest op te nemen. Maar wie er het
geduld voor heeft, zal zich waarlijk verrijkt
voelen, wanneer hij het spel begrijpt, het zelf
kan spelen en de verslagen erover voortaan
in de courant kan volgen, met begrip van
zaken.
Het schaakspel is een strijd, zooals alle an
dere echte spelen. Het is een gevecht, waarbij
men niet alleen zijn krachten meet met den
tegenstander, maar tevens de gelegenheid
heeft, eigen inzicht en slimheid te toetsen aan
een onbevooroordeelden maatstaf. En dat is
zeer gezond voor den mensch, die zich gaarne
overschat, of in slaap wiegt met een beroep
op Fortuna.
In het leven is het zaak, den toestand,
waarin men zich bevindt klaar voor oogen te
stellen, de positie van den tegenstander zoo
wel als van zich zelf juist te schatten, opdat
men de verstandigste „zetten" doet. Dit alles
leert het schaakspel. Maar bovendien leert het
ons, te werken met zeer ongelijksoortige groot
heden. Met hulpmiddelen die elk op zich zelf
aan eigen karakter en eigen wetten gebonden
zijn. Maar die men alle toch dient op te ne
men in het aanvals- en verdedigingsplan.
Elke schaakfiguur beweegt zich op haar
eigen wijze over het bord en heeft nauwkeurig
bepaalde bevoegdheden. Wij zullen die figu
ren, ieder op haar beurt, nader bekijken, doch
allereerst is het noodig het geruite bord zelf
eens onder oogen te nemen.
Een paar weken geleden namen^z
wij in ons blad een praatje op over
den oorsprong van het schaakspel, i
Uit brieven, nadien ontvangen,
1 bleek ons, dat we velen jeugdigen
en ouderen lezers 'n dienst zouden
bewijzen, wanneer onze medewer-
ker hun eenig onderricht in 't edele
spel zou geven. Oom Max II geeft
^dan hier zijn eerste „les".
volgd door het cijfer, dat ons laat weten op
welke rij van onderen af, wij ons bevinden.
De rijen van vakken, die wij aldus numme
ren, noemen wü de horizontale lijnen. Wij
kunnen ook de verticale lijnen in volgorde
noemen. Wanneer wij b.v. de kolom velden
opnoemen, die iboven op het linker zwarte
hoekveld staan, dan vinden wij achtereenvol
gens al, a2, a3, a4, a5, a6, a7 en a8.
Behalve deze horizontale rijen van velden,
die wij „lijnen" noemen in de terminologie
van het spel, hebben wij natuurlijk ook dia
gonale opvolgingen of lijnen. Die kan men
zelf gemakkelijk vinden.
Wanneer men dus de verslagen van schaak
wedstrijden in de courant leest, en men ziet
daar een massa cijfers en letters achter el
kander afgedrukt, dan beteekent dat geenszins
dat men hier te doen heeft met ingewikkelde
algebraïsche formules. Niets minder dan dat,
het zijn volstrekt ongecompliceerde aandui
dingen van het verzetten der verschillende
schaakfiguren. Wij laten hier het schema vol
gen van een genummerd bord. Wanneer U
nu leest, dat een der spelers een figuur ver
plaatst heeft van d4 naar e5, dan weet u dat
deze figuur in diagonale richting een vakje
is verschoven. Staat er in de courant dat een
toren verplaatst is van al naar a6, dan weet
U dat deze schaakfiguur van het linker zwarte
hoekvakje vijf vakjes verticaal is opgeschoven.
Een schaakbord lijkt veel op het meer be
kende dambord. Het bestaat ook uit donker
en lichter gekleurde (witte en zwarte) velden
of ruiten. Doch inplaats van 10 maal 10 zoo
als het dambord, heeft het schaakbord er 8
maal 8 is 64.
In ons volgend artikel zullen wij de rechten
en plichten van elk der schaakfiguren nader
bespreken. Men begint dus, met zich het
bord goed in de gedachten te prenten.
OOM MAX II
De teekenaar, die bovenaf geheelde
dubbedplaat ontwierp, had er een
onderschrift bijgeplaatst, dat bij
de Redactie geen instemming kon vin
den. De meeningen waren hier zoo
verdeeld, dat het ook na langdurige
discussies niet mogelijk bleek, „alle
koppen in één zak" te krijgen en een bij
schrift te formuleeren, dat meer dan
één stem op zich vereenigde.
Daarom werd besloten, de medewer
king van de lezers in te roepen, die reeds
bij verschillende gelegenheden toonden,
oorspronkelijke ideeën te kunnen lan-
ceeren.
Wie helpt ons hierbij?
Om de deelname aan te moedigen
stellen wij voor het beste onderschrift
een premie van f 2.50 beschikbaar.
Brieven, waarop duidelijk vermeld
staat: „Onderschrift plaat" worden in
gewacht vóór Donderdag 12 Maart, des
middags te 12 uur.
Om het schaakspel goed te kunnen volgen,
is het noodzakelijk zich met de z.g. „notatie"
vertrouwd te maken. Dat is een systeem waar
bij elk veld een eigen nummer heeft. Men
neemt daarvoor het schaakbord zóó voor zich,
dat op de onderste rij een zwart hoekveld aan
de linkerhand is. Alleen op deze wijze dient
men het bord steeds voor zich te nemen!
Dit onderste linker-hoekveld wordt aange
duid met de letter a en het nummer 1. Het
veld op de onderste rij dat daarnaast ligt,
heet bl, het veld dat volgt cl en zoo numme
ren wij door tot en met hl toe.
In de rij velden die daarboven ligt is de
tweede rij en de ruiten heeten daar dus van
links naar rechts a2, b2, c2, enz. De rij die
daar weer boven ligt, is de derde rij en de
velden daarop worden van links naar rechts
onderscheiden als a3, b3, c3, d3 e3, enz. Dus
steeds eerst de letter die de volgorde van
links naar rechts aangeeft, onmiddellijk ge-
Niet alleen het „vlotte" hoedje, maar ook
de pullover wordt tegenwoordig naar de
Kitzbühler mode vervaardigd. En we
moeten bekennen, dat daarmede een reeks
aardige snufjes haar entrée maakt in het rijk
der mode. Ze staan ook heel jeugdig. Heeft men
eenmaal een bijpassenden rok uitgezocht, dan
mogen de kleuren gerust een vroolijke scha
keering hebben, b.v. grijs met groenen rand
en een afwerking om den hals. Zeer behoorlijk
doen het hierop kleine roode bloempjes, ter
wijl met een boord de sluiting bij den hals
verkregen wordt. Naar het voorbeeld van
vlechtwerk vormen kleine steekjes de midden
afwerking, welke buitengewoon goed staan. Al
les bij elkaar: een sportief kleedingstuk, waar
bij men onwillekeurig reeds aan het op han
den zijnde voorjaar denkt.