Voorjaarsbeurs te Utrecht Electrificatie bij de Spoorwegen DE TOESTAND IN ONS LAND Hef wrekend verleden DINSDAG 10 MAART 193b Plannen tot uitbouw- der beurs Werkverruïming in ons land Mr. P. van Meeuwen Eieren-export naar Engeland De tweede Statendam Ons bedrijfsleven wandelt nog in de zeer donkere schaduwen van heden, al zijn er inci- denteele lichtpunten Ons bedrijfsleven Geen herstelbeweging DOOR J. S. FLETCHER Internationale jaarbeurzen Op bezoek komen Agrarische afdeeling ZIJDETEELT IN ONS LAND Uitbreiding tot een viertal belangrijke baanvakken, waarvoor de electrische dienst in 1938 ingaat Oprichting van den Ned. Bond van Zijdeteeltvereenigingen AUDIËNTIE BIJ DE KONINGIN OPNIEUW GEARRESTEERD Als Commissaris der Koningin in Limburg genoemd ONGEVRAAGD EERVOL ONTSLAG Kwestie naar de Haagsche rechtbank verwezen ONSCHULDIG VEROOR DEELD? Vrijwillige contingenteering thans opgeheven OUDE DIEFSTALLEN Evenredige vrachtverdeeling Verdachte voor de rechtbank AMBTENAAR BELEEDIGD Cassatieberoep verworpen HET UNIFORM VAN DEN ARBEIDERS-SPORTBOND De naam blijft tot het laatste oogenblik geheim ONEERLIJKE CONTROLEUR Geheimzinnigheid om een gouden ring UIT DE STAATSCOURANT Onderscheiding Benoeming en bevordering Defensie Roode Kruis Reeds maakten we in een deel onzer vorige rPlage melding van de voorbeschouwing, welke secretaris-generaal van de Nederlandsehe Jaarbeurs, de heer W. Graadt van Roggen, met vertegenwoordigers van de pers gehouden heeft over de heden te openen beurs. Een soort schimmenspel noemde de heer P. H. Eentener van Vlissingen, de voorzitter van den Raad van Beheer in zijn speech aan een lunch deze redevoering, waarbij licht werd afgewisseld hoor donker. Er was in ieder geval, zooals hij ook durf in om optimist te zijn, hoewel er veel k, dat reden geeft om pessimist te zijn. Aan de rede van den heer Graadt van Roggen °Atleenen wij nog het volgende: Het valt niet te ontkennen, dat verschillends BUnstige verschijnselen in het buitenland een belofte voor een opleving inhouden. Zoo toont ds statistiek aan, dat bij een van de belangrijkste factoren, de prijs-beweging op de wereldmarkt, een opwaartsche beweging is ingetreden. Even eens constateert de statistiek een verbetering 'b den wereldhandel, zoowel naar waarde als haar volumen. Ook de wereldcijfers der werk loosheid nemen over het geheel gestadig af. E»e internationale conjunctuur tusschen de Afschillende landen ontwikkelt zich gelijker en gelijkmatiger, de opleving der economische acti- viteit nam over het algemeen grootere afmetin gen aan, voltrok zich over wijdere gebieden en 2ette langer dóór. Dit zijn waarnemingen, die 0tlgetwijfeld waarde hebben als voldongen feit en als grondslag voor verwachtingen. Achter de uiterlijke teekenen van herlevende bedrijvigheid echter staat een achtergrond van Gevaarlijke problemen. Het woordje „politiek" sPreekt in alle talen tragische boekdeelen. Maar Piet de politiek alleen. Zoo zitten er in de bui- Ahlandsche prijsstijgingen nog tal van bedenke lijke elementen van kunstmatigheid. Hier te lande laat eenig belangrijk symp toom van komend herstel nog steeds op zich Wachten. Ons bedrijfsleven wandelt nog vol op in de zeer donkere schaduwen van het heden. De afstand, die menig bedrijf van den ondergang scheidt, houdt niet veel over. Dit geldt zoowel voor de geheele industrie als voor den handeldrijvenden middenstand. De inschrompeling van ons economisch leven is niet tot staan gekomen. Er zijn een paar incidenteele lichtpunten, die niet verzwegen mogen worden, al bren gen zij in het algemeene beeld van den Zorglijken toestand weinig verande ring. Vergeleken met een half jaar geleden mo- gen dan enkele omstandigheden redenen ge- Aq tot een ietwat optimistischer kijk op den binnenlandschen toestand, van een herstelbe weging, als de wereldhuishouding te gelooven Beeft, kan voor Nederland nog niet gesproken Worden. Mogelijk heeft minister Colijn gelijk, dat het borstel in ons land pas later zal komen, om- Jat ook het afglijden langs het crisisvlak in Nederland later begonnen is. Het nationale peil bij ons kan niet stijgen, Wanneer niet eerst het internationale peil om boog is gegaan. Het moedgevende voor Nederland in de opwaartsche beweging der wereld conjunctuur is, dat ons land voor een Wederopbloei van de binnenlandsche Welvaart juist noodig heeft de richting. Welke thans de wereld-economie schijnt te willen (te moeten?) in slaan: de richting der valuta-stabili satie, van den terugkeer tot het goud, van het afbreken der tolmuren en van het herstel van den vroegeren economischen samenhang. M. a. w. een terugkeer tot die factoren, waarop Vroeger de Nederlandsehe welvaart berustte. .Zoolang het wereld-streven in autarkische Achting ging, waren de kansen op export ho floos; nu echter op dezen weg rechtsomkeer Ahljnt te worden gemaakt, vraagt naast in dustrialisatie ook „exportisatie" de aandacht. Wat Nederland noodig heeft om weer tot welvaart te kunnen komen, dat is: W. Graadt van Roggen export, export en nog eens export. Wij moeten met onze fabrikaten en pro ducten de grens over. De internationale jaarbeurzen zijn aangewe zen voor den handel, om zich op bepaalde plaatsen en bepaalde tijden snel en zakelijk te oriënteeren, terwijl een andere rol van het jaarbeurswezen is, het toonen van het Neder- landsch product op buitenlandsche beurzen. Voor dit voorjaar heeft de Jaarburs Neder landsehe secties op de jaarbeurzen te Brussel, Parijs en Tel-Aviv op het werkprogram staan. De voorjaarsbeurs heeft met 1645 deelnemers op 46 na het aantal deelnemers der vorige voorjaarsbeurs bereikt. Uitgezonderd een deel der vijfde verdieping, welke alleen tijdens de najaarsbeurzen benut wordt, is alles vol, bin nenshuis zoowel als buiten. Nieuw zijn de nationale secties van Canada en Estland en de c'lelneming van de Vereeni- ning van Gasfabrikanten in Nederland. Een forsche aanloop tot een geheel nieuwe jaarbeursafdeeling is de deelneming van leden en candidaat-leden van den Bond „Kunst in Industrie", met welke nieuwe verschijning be oogd wordt een beeld te geven van wat er op het gebied van gemechaniseerde kunst en goe den smaak in ons land met Nederlandsehe ont werpers tot stand kan worden gebracht. Nieuw is ook de deelneming van de Limburg- sche gemeente Tegelen, evenals de aanwezigheid van het bureau van den Algemeenen Neder- landschen Middenstandsbond en van een voor post van het Crisis Invoerbureau. Verwacht wordt, een bezoek van H. M. de Koningin op Vrijdag 13 Maart, het bezoek van den voorzitter en leden van den Middenstands- raad, van minister Gelissen, van den secreta ris-generaal van het Departement van Handel en den Regeeringscommissaris bij de Neder landsehe Jaarbeurs, Dr. Groeneveld Meyer. Ter gelegenheid van den Canadeeschen dag zal de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Utrecht een buitengewone zitting houden op Donderdag 12 Maart. Verwacht wordt op Maandag 16 Maart het bezoek van een aantal Nederlandsehe diploma tieke en consulaire ambtenaren. Voorts een Belgische Dag, waarvoor een aantal autoritei ten en vooraanstaande zakenmenschen uit Brussel zullen overkomen. Dan wordt Woens dag 18 Maart een excursie van studenten der R. K. Handelshoogeschool uit Tilburg ver wacht. Ten slotte memoreerde spreker twee plan nen tot uitbouw van het Nederlandsehe jaar beursinstituut: het voornemen om aan de na jaarsbeurzen een agrarische afdeeling te ver binden, waardoor dan tegenover het meer technische karakter der voorjaarsbeurzen, een meer agrarisch karakter der najaarsbeuzen zal komen te staan. De tweede uitbouw is: een behoorlijke orga nisatie van Nederlandsehe secties op buiten landsche jaarbeurzen. 19 Toen Bent en zijn gast na het diner hun sl- hadden opgestoken, kwam het dienst meisje binnen en reikte Bent een visitekaartje, ^et een blik van verrassing keek Bent zijn Aiend aan. „Mijnheer Christoffer Pett" riep iS> „waar lean die mij in 's hemelsnaam voor n°odig hebben? Laat mijnheer Pett in ieder 8eval binnen," vervolgde hij tot het dienst meisje. „is hij alleen? of is juffrouw Pett °°k meegekomen?" „De commissaris van politie is by hem," nt- J'oordde het meisje. „Zij zeiden, u en mijn eer Brereton over zaken te willen spreken." 'Laat hen beiden binnenkomen," zei Bent. 6er keek hij met vragenden blik naar Brere- l°n. „Nieuw materiaal, hè?", vervolgde hij. „Mijnheer Pett is een neef van de oude draak, JJaa,r veronderstel. Maar wat zou hij wen- Ahen? ik -'ermoed dat het om jou te doen is ik zal als getuige moeten fungeeren." Brereton antwoordde niet. Zijn blik was op de ?eur gevestigd en toen deze openging, kwam er Jrhand binnen met een houding en een gelaat, hem onmiddellijk trof. Het was een van die welkom door den heer Egberts geopend, die allereerst de benoeming van een voorloopig bestuur uit de aanwezigen aan de orde stelde ter verdere leiding dezer vergadering. Als be stuursleden zagen zich gekozen de heeren J. W. Egberts, J. H. Smitt en B. Bloot, vormende het dagelijksch bestuur der Gooische Zijdeteeltver- eeniging. In behandeling kwamen de conceptstatuten voor den op te richten Nederlandschen Bond van Zijdeteeltvereenigingen, die met enkele kleine wijziging-en werden goedgekeurd. Alle aanwezigen traden daarop tot den nieuwen Bond toe, die daarmee gesticht werd verklaard. Op de statuten wordt de koninklijke goed keuring aangevraagd, waarna een algemeene ledenvergadering bijeenkomt ter verkiezing) van een volledig definitief bestuur. In hotel Terminus te Utrecht had Zaterdag een vergadering plaats van geïnteresseerden bij de Ned. Zijdecultuur om te komen tot oprich ting van een Nederlandschen Bond van Zijde teeltvereenigingen. Het initiatief daartoe was uitgegaan van de Gooische Zijdeteeltvereeni' ging. De vergadering werd met een woord van minderwaardige, sluwe menschen die hij zoo dik wijls bij de rechtszittingen te Londen had aan getroffen en voor procureursklerken had aange zien. De binnentredende keek listig en brutaal, toen hij de rookkamer binntentrad. Met de eene hand nam hij zijn hoed af en met de andere legde hij zijn actentasch op tafel, vereerde daarna Brereton met een grijns va nherkenning en maakte een diepe buiging voor den heer des huizes. Na dit entree begon hij zijn lijkwitte handen, nam plaats op den stoel dien Bent hem manier tegen Brereton. „Goeden avond, mijnheer Brereton," zei hij op fleemenden toon, „u hebt mij zeker wel eens meer gezien, denk ik. Ik ken u tenminste. Heb u dikwijls aan de rechtbank gezien, mijnheer Brereton, ofschoon ik nooit het genoegen had, in zaken met u in contact te ko men tot nu toe tenminste. Maar Brereton keek naar het visitekaartje en toen naar den eigenaar er van. „Ik zie hier, dat uw adres is bij de heeren Pap ham en Pilboody, in Cursitorstreet, mijnheer Pett," zei hij koeltjes. „Staat u in betrekking tot deze heeren, die zoo alom bekend zijn?" Mijnheer Pett wreef nogmaals zijn ongezonde handen, nam plaats op den stoel die Bent hem aanbood en trok zijn broek over zijn knokelige knieën. Hij lachte met open mond. „Mijnheer Papham," antwoorde hij zachtjes, „is altijd zeer goed en vriendelijk voor mij geweest, mijnheer. Ik was nog zeer jong toten ik in zijn dienst kwam. Hij heeft mijn studies bekostigd en toen ik door mijn examen kwam mij een vertrek af gestaan van hun huis om, indien dat voorkwam, mijn eigen zaken te kunnen behandelen. Qnnoo- De Nederlandsehe Spoorwegen hebben, behoudens goedkeuring van den Minister van Waterstaat, besloten over te gaan tot electrifi catie der baanvakken: Amsterdam Arnhem, den Haag-Utrecht, RotterdamGouda en Utrecht Eindhoven. De bedoeling is den electrischen dienst op deze lijnen in te doen gaan met de nieuwe dienstregeling van 1938. Daar aanschaffing van een belangrijke hoe veelheid rollend materieel voor de N. S. drin gend noodig is geworden, doordat de laatste jaren in afwachting van de ontwikkeling der verkeersmiddelen belangrijk minder locomo tieven en rijtuigen zijn aangeschaft dan voor op peil houden van het materieelpark noodig was, dienden de N. S. eene beslissing te nemen in welke richting de tractie zal moeten wor den uitgebreid. Dat de keuze daarbij gevallen is op de én voor het reizend publiek én voor den spoorwegdienst aantrekkelijke electrische tractie is het gevolg eenerzijds van de gun stige resultaten wat het stroomverbruik be treft van het nieuwe electrische materieel, in stroomlijnvorm uitgevoerd, in gebruik op de lijn Rotterdam—Hoek van Holland, voor welk materieel het verbruik van electrischen stroom per zitplaats ruim 25 pet. minder bedraagt dan voor het bestaande electrische materieel, an derzijds van de belangrijk lagere prijzen, waar voor de in aanmerking komende leveranciers van electrischen stroom zich bereid verklaard hebben den stroom te leveren. Bij uitbreiding van de electrische tractie ko men daarvoor in de eerste plaats in aanmer king de bovengenoemde baanvakken, waarop in 1934 het diesel-electrisch materieel in dienst gesteld werd. Dit materieel zal dan in 1938 vrij komen en bestemd worden voor een zeer wensche- Ifjke uitbreiding en versnelling van de door gaande verbindingen tusschen het Westen en het Noorden, het Zuiden en het Oosten des lands, waarvoor, zooals ook de ervaring in Duitschland leert, juist dergelijk mate rieel bij uitstek geschikt is. Voor de levering van het benoodigde electri sche materieel is alreeds een voorlooplge over eenkomst met de Nederlandsehe Industrie ge sloten. Daar ook de overige benoodigde bestellingen voor deze electrificatie voorzoover mogelijk in Nederland zullen worden geplaatst, wordt voor de komende twee jaren door deze electrificatie eene zeer belangrijke werkverruiming in ons land verkregen. H.M. de Koningin heeft Maandagmiddag audiëntie verleend aan verschillende dames uit het geheele land (behalve uit de provincie Noord-Holland), welke aan H.M. werden voor gesteld. In verband met den in Januari j.l. gepleeg- den kindermoord te Wellerlooi is door de Kon- Marechaussee te Wehl (L.) opnieuw gearresteerd de 30-jarige A. J. G., landbouwer en kassier van de boerenleenbank, wonende te Maashees. Hij is voor den Officier van Justitie te 's Her togenbosch geleid. dig dus te zeggen, dat ik bijzonder goed met de heeren bekend ten." Hij had iets zóó aanmatigends en indringerigs over zich, dat Brereton hem wel eens graag had afgeranseld, maar hij onderdrukte zijn gevoelens en zei koel, dat hij van metening was, dat meneer Pett over zaken kwam spreken. „Niet over mijn eigen zaken, mijnheer" ant woordde Pett, terwijl hij zijn langevingers op de actientasch legde. „Over de zaken van mijn ge achte bloedverwante, juffrouw Pett. Ik heb ver nomen, mijnheer Brereton en ik bedoel daar geen verwijt mee, noch een aanmerking in het geheel niet dat u juffrouw Pett eenige, zonder twijfel zeer noodzakelijke vragen hebt gesteld, dezen morgen ter rechtszitting. Het wekte den schijn dat die vragen werden ingegeven door etenig vooroordeel tegen haar. Naar aanleiding daarvan wenscht juffrouw Pett, dat ik, als haar wettige vertegenwoordiger, u zonder uitstel, den waren staat van zaken zou blootleggen, wat be treft haar verhouding ten opzichte van wijlen den heer Kitely en overeenkomstig dat verlan gen, stel ik u voor, mijnheer, om in tegenwoor digheid van den commissaris van politie, met wien ik reeds een onderhoud had, u mede te deelen, wat de waarheid is. Officieus dat be grijpt u wel, nietwaar mijnheer Brereton? Ge heel officieus!" „Zooals u verkiest," zei Brereton. „Alles is in derdaad, zooals u zegt, officieus." „Volstrekt officieus," herhaalde Pett nog eens, die met elk woord vriendelijker leek te worden. „Geheel onder ons, natuurlijk. Daarvoor zal de verhouding des te aangenamer zijn. Mün tante. Naar het Handelsblad meent te weten, wordt genoemd, om in aanmerking te komen voor de functie van Commissaris der Koningin in Lim burg, jhr. mr. P. G. M. van Meeuwen, tot voor kort rechter in de rechtbank te 's Hertogenbosch, thans rechter te 's Gravenhage. De Hooge Raad heeft uitspraak gedaan in de volgende zaak: Mr. Th. M. G. Treussart ridder van Rappard, zonder beroep, wonende te Oosterbeek. heeft een geschil met den Staat der Nederlanden over de rechtmatigheid van het hem, ongevraagd, bij K. B van 28 December 1932, met ingang van 1 'januari 1933 verleend eervol ontslag uit het ambt van inspecteur van het Rijkstucht- en Opvoedingswezen. Ter beslechting van dit geschil heeft hü den Staat gedagvaard voor de rechtbank te 's Gra venhage. De rechtbank echter heeft de namens den Staat voorgedragen exceptie van onbe voegdheid gegrond verklaard en verklaarde zich onbevoegd, van deze vordering kennis te nemen. Deze beslissing was gegrond op de overweging, dat de vordering aanhangig gemaakt is na 1 Maart 1933, d.w.z. na het inwerkingtreden der ambtenarengerechten. De rechtbank oordeelde, dat met ingang van dien datum de jurisdictie over geschillen, als hier beooeld, niet meer aan de rechterlijke macht, maar aan de amb tenarengerechten behoorde. De heer Ridder van Rappard haastte zich hierna, (ook al met het oog op de termijnre geling van art. 60 der Ambtenarenwet) zijn zaak aanhangig te maken voor het ambtenarenge recht te Arnhem. Ook hier wierp de Staat de exceptie van onbevoegdheid op. Het ambtena rengerecht verklaarde zich echter wel bevoegd van de onderwerpelijke zaak kennis te nemen, maar verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Deze laatste beslissing was gebaseerd op de overweging, dat, gelijk de Centrale Raad van beroep reeds herhaaldelijk had overwogen, geenerlei wetsbepaling uitdrukkelijk een be roep toekent tegen besluiten, genomen vóór 1 Maart 1933. Van de uitspraak van het ambtenarenge recht heeft de heer Ridder van Rappard hoo- ger beroep ingesteld bij den Centralen Raad van Beroep. Dit college bevestigde de uitspraak voor wat betreft de daarbij uitgesproken niet- ontvankelijk verklaring en vernietigde haar voor het overige dus voor wat betreft de be voegdverklaring. De raad achtte het ambtena rengerecht onbevoegd om van deze zaak kennis te nemen, omdat het hier betrof een beroep tegen een besluit, genomen voor de inwerking treding van Titel II van de Ambtenarenwet 1929. De heer Ridder van Rappard wendde zich hierna per rekest tot den Hoogen Raad. De Hooge Raad heeft nu met vernietiging van het door die rechtbank in deze zaak ge wezen vonnis de rechtbank te 's Gravenhage aangewezen als den rechter, voor wien be doelde vordering moet worden ingesteld. De Hooge Raad behandelde een verzoek van herziening van een vonnis van den politie rechter te Maastricht, waarbij S. is veroordeeld tot f50 boete wegens mishandeling met een mes. Nadat het vonnis in kracht van gewijsde was gegaan zijn in een met deze zaak verband houdende meineed-procedure voor het Hof in Den Bosch eenige nieuwe feiten gebleken o.m. hierin bestaande, dat de verbandmeester van de mijn Laura verklaarde, dat de wonden van den mishandelde niet konden zijn aangebracht met een scherp voorwerp. Een dokter legde een gelijkluidende verklaring af. De advocaat-generaal, mr. Berger, achtte de aanvrage gegrond en concludeerde tot schorsing der tenuitvoerlegging van het vonnis met ver wijzing der zaak naar een Gerechtshof. Mr. Peters uit Den Haag heeft het revisie- verzoek nog nader toegelicht. De Hooge Raad zal op 23 Maart arrest wijzen. Geld heb ik niet, m'n patiënten betalen me niet. Maar ik wil je gratis al je tanden en kiezen trekken. (Gazzett. Illustrato). Met ingang van Maandag heeft de minister van Landbouw en Visscherij, mr. dr. L. N. Deckers bepaald, dat de vrijwillig door onze Regeering toegepaste contingenteering van den eieren-export naar Engeland zal worden opgeheven. De Hooge Raad heeft arrest gewezen in de zaak van den Officier van Justitie te Dordrecht tegen het vonnis der rechtbank aldaar, waar bij P. B. is ontslagen van rechtsvervolging ten aanzien van de hem ten laste gelegde over treding van de Wet op de Evenredige Vracht verdeeling. B. had namelijk in het Hollandsch Diep onder de gemeente Numansdorp zonder goedkeuring van de Bevrachtingscommissie een hoeveelheid biezen in zijn schip geladen voor vervoer naar Puttershoek. De rechtbank had beslist, dat het Hollandsch Diep ook be hoort tot de mondingen van den Rijn, waar voor dus de Rijnvaart-aete geldt en waarop de Wet op de Evenredige Vrachtverdeeling niet van toepassing is. Evenals de advocaat-generaal, Mr. Bergier, kon zich ook de Hooge Raad met de beslissing der rechtbank vereenigen. juffrouw Pett, wenscht natuurlijk niet, mijnheer Brereton, dat er iemand hier of in den omtrek of waar dan ook een verkeerden indruk van haar zou krijgten, zooals u scheen ik spreek geheel volgens ontvangen mededeelingen op te wek ken. En daarom wensch ik u het volgende te zeggen. Ik handelde als wettige raadsman van wijlen mijnheer Kitely en heb zijn testament op gemaakt het bevindt zich in deze actentasch. En om kort te gaan, mijnheer Brereton er Dat zal ik in korte woorden doen. onderdanige dienaar, die den inhoud van het do cument kent." „Is het uw plan ons dat testament voor te lezen?" vroeg Brereton droog. „Ja, mijnheer," antwoordde Pett. „En wel om deze reden. Mijn bloedverwante, juffrouw Pett, weet niet welk beroep mijnheer Kitely uitoefen de, noch hoe groot zijn bezit was. Zij weet abso luut niets. En zij zal er ook niets van hooren alvorens ik u de hoofdzaak heb medegedeeld. Dcat zal ik in korte woorden doen. Wijlen mijnheer Kitely was een gewezen lid van de detectlve-afdeeling van de politie te Londen. Door zuinig te leven en te sparen was hij bezitter geworden van een aardig complex hulzen te Londen-Brixton. De opbrengst daarvan Is ongeveer vijftienhonderd pond per jaar. Om kort te gaan, hij heeft alles aan juffrouw Pett vermaakt. Ik zelf ben eenig executeur. Indien u het testament wenscht in te zien, mijnheer, of u mijnheer Bent, of mijnheer de commissaris, het ligt voor u beschikbaar." Brereton schoof het document ter zijde en stond op. Eenige dagen geleden heeft een groot aantal inwoners van Waddinxveen wegens suikerdief stal voor de Rotterdamsche rechtbank terecht gestaan. Maandag had zich weer een bewoner van die plaats voor dezelfde rechtbank te ver antwoorden. Het was de 51-jarige landbouwer J. v. M., wien ten laste was gelegd diefstal van een konijn en een zwenghout, vertegenwoordigen de een waarde van eenige guldens. Oppervlakkig beschouwd was het een simpele zaak, maar toch had zij een dieperen achter grond, hetgeen bleek uit het feit, dat er niet minder dan tien getuigen waren gedagvaard, on der wie verschillende nog maar kort geleden uit het huis van bewaring waren ontslagen. In hun zaken was verdachte een zeer belang rijke getuige geweest, wiens verklaringen tot veroordeeling geleid hebben. De diefstallen, die verdachte ontkende, dateeren uit het jaar 1933, maar toch konden de getuigen zich nog tot in finesses verschillende details herinneren, welke zeer bezwarend voor verdachte waren. Zoo ver telden zij, dat v. M. op een avond zeer laat thuis was gekomen en aan een buurman had verteld, dat hij den volgenden dag konijnenbout zou eten. Andere getuigen legden verklaringen af omtrent den diefstal van het zwenghout. De Officier van Justitie zeide, dat de getui gen wel niet allen veertien karaats waren, maar dat toch voldoende gegevens aanwezig waren, om een gevangenisstraf van drie maanden te eischen. Verdacht's verdediger wees op de onbetrouw baarheid der getuigen en vroeg vrijspraak. Voorts moest verdachte zich verantwoorden wegens beleediging van een der getuigen, Van W. genaamd. Verdachte had zeer grievende woorden ge sproken aan het adres van getuiges vrouw. De Officier van Justitie vroeg hiervoor acht dagen gevangenisstraf. Ook hiervoor vroeg pleiter vrijspraak. De Hooge Raad heeft arrest gewezen in de zaak van W. R„ landbouwer te Ruinerwold, die in cassatie was gekomen van een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarbij in hooger beroep is vernietigd een mondeling von nis van den politierechter te Assen en hij ter zake van „eenvoudige beleediging, aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening zijner bediening" is veroordeeld tot 1 maand gevangenisstraf. 19 Mei 1935 vervoegde de veldwachter der gemeente Ruinerwold, J. Dijkert, zich aan de woning van R. te Kalekluft, gemeente Ruiner wold, toen R. den veldwachter toevoegde: „Je bent een meineedige." Het verweer van verdachte voor het hof is geweest, dat hier geen strafbaar feit was ten laste gelegd, namelijk dat in de tenlastelegging wel wordt gesproken van het oogmerk om te beleedigen, maar niet van het opzet daartoe. Het hof achtte echter bedoeld opzet in het ten laste gelegde en bewezen verklaarde vol doende tot uitdrukking gekomen. De Hooge Raad heeft de uitspraak van het hof van feitelijken aard geacht en op dien grond het cassatieberoep van R.. verworpen. De Hooge Raad wees arrest in de zaak van J. v., die door de rechtbank te Zutphen, wegens uitlokking van het in het openbaar doen dra gen van een kleedingstuk, dat uitdrukking is van een bepaald staatkundig streven (het uni form van den Arbeiders Sportbond) is veroor deeld tot een geldboete van 5 gulden. Overeenkomstig de conclusie van den advo caat-generaal, mr. Berger, heeft de Hooge Raad het cassatieberoep verworpen. „Neen d«nv u mijnheer Pett, ik wensch het testament van meneer Kitely niet te zien. Ik neem alles aan wat u zegt. U, als rechtsgeleerde weet zeer goed, dat alles, wat ik juffrouw Pett gevraagd heb, werd gevraagd in het belang van mijn cliënt. U kunt het testament, voor wat my betreft, opbergen. U hebt mij verzekerd, dat juf frouw Pett tot nu toe niet met den inhoud be kend was ik geloof u op uw woord. Ik denk echter, dat juffrouw Pett niet zoo bijzonder ver rast zal zijn." O ik veronderstel, dat mijn tante wel eenig vemioeden heeft, mijnheer Brereton," gaf Pett toe, die, nadat hij het testament tevergeefs Bent en 'den commissaris ter lezing had aangebodten, dit weer in zijn tasch deed. „Wij hebben in der gelijke gevallen wel eenig vermoeden uit welken hoek de wind waait, nietwaar? Natuurlijk, mijn heer Kitely had geen familie, mijnheer Brereton, en als ik het zeggen mag, behalve mijn tante en mij had hij geten vrienden."^ Ik wilde u juist een eenïgszins daarop aan sluitende vraag stellen, mijnheer Pett, geheel officieus natuurlijk. Weet u misschien, of mijn heer Kitely vijanden had?" „Ik begrijp uw vraag volkomen, mijnheer Bre reton. Uit den aard der zaak zal iemand van zijn beroep wel vijanden gemaakt hebben; er zullen ongetwijfeld veel mtenschen zijn, die indien hij nog in leven was hem gaarne naar de an dere wereld zouden geholpen hebben. Natuurlijk. Maar, helaas weet ik niet wie dat zijn." „Heb u hem ooit hoorten spreken over iemand die wraak koesterde om een of andere reden?" vroeg Brereton. Tot nu toe hebben er allerlei geruchten de ronde gedaan omtrent de benaming van het nieuwe passagiersschip van de HollandAme rika Lijn, dat thans onder den naam R.D.M. 200 op de werf van de Rotterdamsche Droogdok maatschappij wordt gebouwd. Er zijn verschil lende veronderstellingen geuit; zoo heeft men nog voor de eerste kielplaat gelegd moest wor den reeds gesproken van de „Prinsendam" en. de „Nieuw Amsterdam". Naar wij thans uit betrouwbare bron verne men, zal de R. D. M. 200 noch Prinsendam noch Nieuw Amsterdam worden genoemd. De juiste benaming van het schip zal door de directie der Holland—Amerika Lijn streng geheim wor den gehouden en het ligt in de bedoeling den naam van het schip eerst bekend te maken bij de te waterlating, zooals men ook in Engeland met de Queen Mary heeft gedaan. Het ligt thans reeds in de bedoeling, aan de tewaterlating van het stoomschip zeer veel luister bij te zetten. De doopplechtigheid en tewaterlating zal per radio worden uitgezonden. De 37-jarige controleur van De Bijenkorf te Rotterdam, C. S„ heeft voor de Rotterdamsche rechtbank terecht moeten staan, verdacht van diefstal van een gouden ring. Verdachte's functie was, scherp toezicht te houden dat er niet werd gestolen. Vele malen heeft verdachte als getuige voor het hekje gestaan inzake winkeldiefstallen, na dat hij de dieven en dieveggen op heeterdaad had betrapt. Thans moest hij zelf in het ver- dachtenhokje plaats nemen. Eenige maanden geleden had hij zich naar de sieradenafdeeling van De Bijenkorf begeven met een ring, welken hij voor een anderen wil de ruilen. De verkoopster kon zich niet her inneren, dezen ring ooit verkocht te hebben. Zij mengde de directie in de zaak en deze veron derstelde, dat de controleur tijdens zijn ronden het gouden voorwerp had gestolen. Verdachte wilde zich voor de directie niet uitlaten, hoe hij aan het sieraad gekomen was, maar voor de rechtbank beweerde hij, het ontvangen te heb ben van een onbekenden vertegenwoordiger, op wiens verzoek hij den ring was gaan ruilen. De Officier van Justitie zeide weinig van dit verhaal te gelooven en eischte een gevangenis straf van drie maanden, daarbij rekening hou dende met het feit, dat verdachte, die een goed. gesalarieerde positie bij De Bijenkorf bekleedde, op staanden voet was ontslagen. Uitspraak op 19 Maart. Bij Kon. Besluit is verleend de eere-medaille, verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau, in zilver, aan L. van der Oord te Harenkarspel, opzichter van den polder Schagerwaard. Bij KB. van 3 Maart 1936 is toegekend de aan de Orde van Oranje-Nassau verbonden eere-medaille in zilver, aan S. Bohemen, wo nende te Amsterdam, reiziger bij de N.V. Stoomschoenfabriek G. L. Smits Cie te Don gen. Bij KB. van 2 Maart 1936 is voor het tijdvak van 1 Maart 1936 tot 1 Maart 1940 belast met het geven van een cursus in de Technologie der Bietsuikerbereiding aan de Landbouw- hoogeschool te Wageningen, ir. A. Schweizer te 's Gravenhage. Bij K.B. van 6 Maart 1936 zijn, te rekenen van 1 Januari 1936 af, bevorderd tot bouwkun dig ambtenaren 2e klasse P. Alkema, ter stand plaats Maastricht en J. Toet, ter standplaats Utrecht. De titulaire rang van Schout-bij-nacht is verleend aan den inspecteur van den marine stoomvaartdienst, J. T. FaueL Met 1 April is aan den heer A. J. van Loon, op verzoek, wegens het bereiken van den 65- jarigen leeftijd, eervol ontslag verleend als technisch-ambtenaar 2e kl. der Genie. Aan den res. eerste luitenant J. J. Viirtheim van het Reg. Grenadiers, is veïgunning ver leend tot het dragen van het Militaire Kruis der tweede klasse, hem verleend dooor Z. M. den Koning van België. Onderscheidenlijk met 24 April, 1 April en 1 Mei is op verzoek eervol ontslag verleend aan den res.-majoor der mil. adm. K. W. Gijp, van het 10e reg. inf., alsmede aan de res.-kapiteins E. B. H. M. Hoctin Boes, van het 6e reg. inf. en C. A. Kruijff, van het 20e reg. inf. Met 29 Mei is eervol ontslag verleend aan den res.-luitenant-kolonel J. C. Roelofsen van den Generalen Staf. Hij is benoemd bij den Generalen Staf tot res. luit.-kolonel. Voor den tijd van vijf jaren benoemd tot militair-commissaris van het Roode Kruis de heeren J. A. Engeltjes, gep. luit.-kolonel der inf., met den tit. rang van kolonel, oud-burge meester van Amboina, te 's-Gravenhage. „Nooit, mijnheer. Wijlen Kitely," verklaarde Pett nadenkend, „sprak nooit over zijn beroep. Ik weet toevallig dat hij in eenige zeer ernstige gevallen betrokken is geweest maar hij sprak er nooit, althans uiterst zelden met mij over. Feitelijk heeren," vervolgde hij op meer vertrou- welijkien toon, „kan ik hier onder ons gerust verklaren, dat ik reeds lang met mijnheer Kitely bevriend was, voor ik wist welk beroep hij eigen lijk uitoefende." „Zeker een gesloten mensch?" vroeg Brereton. „Ongewoon gesloten, mijnheer, dat durf ik ge rust zeggen." „Hij liet natuurlijk nooit iets uit?" vervolgde Brereton „Niets voor hem, hij was als een echte doof pot, waarin alles verzonk," verzekert Christoffer. „Én hebt u voor u zelf geen denkbeeld ge vormd over dezJen moord?" vroeg Brereton, die hem aandachtig gadesloeg. „Kunt u niet vermoe den hoe alles in het werk is gegaan?" Pett sloot half zijn oogen, toen hij deze vraag be antwoordde. ,,'t Is nog veel te vroeg," antwoord de hij met een bedenkelijk hoofdschudden, „veel te vroeg daarvoor. Maar ik zal het natuurlijk doen. Inmiddels heb ik nog een kleine opdracht te vervullen, waarvan ik mij liefst zoo spoedig mogelijk kwijt. Er zijn nog twee legaatjes in het testament, waarvan er een staat op naam van mijnheer Bent. Het komt voor in eten aanhang sel, dat Kitely opgemaakt wenschte te zien, toen ik de laatste maal bij hem was. Hij wilde u na zijn overlijden iets nalaten omdat u hem steeds met zooveel vriendelijkheid hebt behan- deeld." (Wordt yeruoigd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 3