Voorjaarsbeurs te Utrecht
Electrificatie bij
de Spoorwegen
DE TOESTAND IN ONS
LAND
Hef wrekend verleden
DINSDAG 10 MAART 193b
Plannen tot uitbouw-
der beurs
Werkverruïming in ons
land
Mr. P. van Meeuwen
Eieren-export naar
Engeland
De tweede Statendam
Ons bedrijfsleven wandelt nog
in de zeer donkere schaduwen
van heden, al zijn er inci-
denteele lichtpunten
Ons bedrijfsleven
Geen herstelbeweging
DOOR J. S. FLETCHER
Internationale jaarbeurzen
Op bezoek komen
Agrarische afdeeling
ZIJDETEELT IN ONS LAND
Uitbreiding tot een viertal
belangrijke baanvakken,
waarvoor de electrische
dienst in 1938
ingaat
Oprichting van den Ned. Bond
van Zijdeteeltvereenigingen
AUDIËNTIE BIJ DE KONINGIN
OPNIEUW GEARRESTEERD
Als Commissaris der Koningin
in Limburg genoemd
ONGEVRAAGD EERVOL
ONTSLAG
Kwestie naar de Haagsche
rechtbank verwezen
ONSCHULDIG VEROOR
DEELD?
Vrijwillige contingenteering
thans opgeheven
OUDE DIEFSTALLEN
Evenredige vrachtverdeeling
Verdachte voor de rechtbank
AMBTENAAR BELEEDIGD
Cassatieberoep verworpen
HET UNIFORM VAN DEN
ARBEIDERS-SPORTBOND
De naam blijft tot het laatste
oogenblik geheim
ONEERLIJKE CONTROLEUR
Geheimzinnigheid om een
gouden ring
UIT DE STAATSCOURANT
Onderscheiding
Benoeming en bevordering
Defensie
Roode Kruis
Reeds maakten we in een deel onzer vorige
rPlage melding van de voorbeschouwing, welke
secretaris-generaal van de Nederlandsehe
Jaarbeurs, de heer W. Graadt van Roggen, met
vertegenwoordigers van de pers gehouden
heeft over de heden te openen beurs.
Een soort schimmenspel noemde de heer P. H.
Eentener van Vlissingen, de voorzitter van den
Raad van Beheer in zijn speech aan een lunch
deze redevoering, waarbij licht werd afgewisseld
hoor donker. Er was in ieder geval, zooals hij ook
durf in om optimist te zijn, hoewel er veel
k, dat reden geeft om pessimist te zijn.
Aan de rede van den heer Graadt van Roggen
°Atleenen wij nog het volgende:
Het valt niet te ontkennen, dat verschillends
BUnstige verschijnselen in het buitenland een
belofte voor een opleving inhouden. Zoo toont ds
statistiek aan, dat bij een van de belangrijkste
factoren, de prijs-beweging op de wereldmarkt,
een opwaartsche beweging is ingetreden. Even
eens constateert de statistiek een verbetering
'b den wereldhandel, zoowel naar waarde als
haar volumen. Ook de wereldcijfers der werk
loosheid nemen over het geheel gestadig af.
E»e internationale conjunctuur tusschen de
Afschillende landen ontwikkelt zich gelijker en
gelijkmatiger, de opleving der economische acti-
viteit nam over het algemeen grootere afmetin
gen aan, voltrok zich over wijdere gebieden en
2ette langer dóór. Dit zijn waarnemingen, die
0tlgetwijfeld waarde hebben als voldongen feit
en als grondslag voor verwachtingen.
Achter de uiterlijke teekenen van herlevende
bedrijvigheid echter staat een achtergrond van
Gevaarlijke problemen. Het woordje „politiek"
sPreekt in alle talen tragische boekdeelen. Maar
Piet de politiek alleen. Zoo zitten er in de bui-
Ahlandsche prijsstijgingen nog tal van bedenke
lijke elementen van kunstmatigheid.
Hier te lande laat eenig belangrijk symp
toom van komend herstel nog steeds op zich
Wachten. Ons bedrijfsleven wandelt nog vol
op in de zeer donkere schaduwen van het
heden. De afstand, die menig bedrijf van den
ondergang scheidt, houdt niet veel over. Dit
geldt zoowel voor de geheele industrie als
voor den handeldrijvenden middenstand. De
inschrompeling van ons economisch leven is
niet tot staan gekomen.
Er zijn een paar incidenteele lichtpunten,
die niet verzwegen mogen worden, al bren
gen zij in het algemeene beeld van den
Zorglijken toestand weinig verande
ring.
Vergeleken met een half jaar geleden mo-
gen dan enkele omstandigheden redenen ge-
Aq tot een ietwat optimistischer kijk op den
binnenlandschen toestand, van een herstelbe
weging, als de wereldhuishouding te gelooven
Beeft, kan voor Nederland nog niet gesproken
Worden.
Mogelijk heeft minister Colijn gelijk, dat het
borstel in ons land pas later zal komen, om-
Jat ook het afglijden langs het crisisvlak in
Nederland later begonnen is.
Het nationale peil bij ons kan niet stijgen,
Wanneer niet eerst het internationale peil om
boog is gegaan.
Het moedgevende voor Nederland in
de opwaartsche beweging der wereld
conjunctuur is, dat ons land voor een
Wederopbloei van de binnenlandsche
Welvaart juist noodig heeft de richting.
Welke thans de wereld-economie
schijnt te willen (te moeten?) in
slaan: de richting der valuta-stabili
satie, van den terugkeer tot het
goud, van het afbreken der tolmuren
en van het herstel van den vroegeren
economischen samenhang. M. a. w. een
terugkeer tot die factoren, waarop
Vroeger de Nederlandsehe welvaart
berustte.
.Zoolang het wereld-streven in autarkische
Achting ging, waren de kansen op export ho
floos; nu echter op dezen weg rechtsomkeer
Ahljnt te worden gemaakt, vraagt naast in
dustrialisatie ook „exportisatie" de aandacht.
Wat Nederland noodig heeft om weer
tot welvaart te kunnen komen, dat is:
W. Graadt van Roggen
export, export en nog eens export. Wij
moeten met onze fabrikaten en pro
ducten de grens over.
De internationale jaarbeurzen zijn aangewe
zen voor den handel, om zich op bepaalde
plaatsen en bepaalde tijden snel en zakelijk
te oriënteeren, terwijl een andere rol van het
jaarbeurswezen is, het toonen van het Neder-
landsch product op buitenlandsche beurzen.
Voor dit voorjaar heeft de Jaarburs Neder
landsehe secties op de jaarbeurzen te Brussel,
Parijs en Tel-Aviv op het werkprogram staan.
De voorjaarsbeurs heeft met 1645 deelnemers
op 46 na het aantal deelnemers der vorige
voorjaarsbeurs bereikt. Uitgezonderd een deel
der vijfde verdieping, welke alleen tijdens de
najaarsbeurzen benut wordt, is alles vol, bin
nenshuis zoowel als buiten.
Nieuw zijn de nationale secties van Canada
en Estland en de c'lelneming van de Vereeni-
ning van Gasfabrikanten in Nederland.
Een forsche aanloop tot een geheel nieuwe
jaarbeursafdeeling is de deelneming van leden
en candidaat-leden van den Bond „Kunst in
Industrie", met welke nieuwe verschijning be
oogd wordt een beeld te geven van wat er op
het gebied van gemechaniseerde kunst en goe
den smaak in ons land met Nederlandsehe ont
werpers tot stand kan worden gebracht.
Nieuw is ook de deelneming van de Limburg-
sche gemeente Tegelen, evenals de aanwezigheid
van het bureau van den Algemeenen Neder-
landschen Middenstandsbond en van een voor
post van het Crisis Invoerbureau.
Verwacht wordt, een bezoek van H. M. de
Koningin op Vrijdag 13 Maart, het bezoek van
den voorzitter en leden van den Middenstands-
raad, van minister Gelissen, van den secreta
ris-generaal van het Departement van Handel
en den Regeeringscommissaris bij de Neder
landsehe Jaarbeurs, Dr. Groeneveld Meyer.
Ter gelegenheid van den Canadeeschen dag
zal de Kamer van Koophandel en Fabrieken te
Utrecht een buitengewone zitting houden op
Donderdag 12 Maart.
Verwacht wordt op Maandag 16 Maart het
bezoek van een aantal Nederlandsehe diploma
tieke en consulaire ambtenaren. Voorts een
Belgische Dag, waarvoor een aantal autoritei
ten en vooraanstaande zakenmenschen uit
Brussel zullen overkomen. Dan wordt Woens
dag 18 Maart een excursie van studenten der
R. K. Handelshoogeschool uit Tilburg ver
wacht.
Ten slotte memoreerde spreker twee plan
nen tot uitbouw van het Nederlandsehe jaar
beursinstituut: het voornemen om aan de na
jaarsbeurzen een agrarische afdeeling te ver
binden, waardoor dan tegenover het meer
technische karakter der voorjaarsbeurzen, een
meer agrarisch karakter der najaarsbeuzen zal
komen te staan.
De tweede uitbouw is: een behoorlijke orga
nisatie van Nederlandsehe secties op buiten
landsche jaarbeurzen.
19
Toen Bent en zijn gast na het diner hun sl-
hadden opgestoken, kwam het dienst
meisje binnen en reikte Bent een visitekaartje,
^et een blik van verrassing keek Bent zijn
Aiend aan. „Mijnheer Christoffer Pett" riep
iS> „waar lean die mij in 's hemelsnaam voor
n°odig hebben? Laat mijnheer Pett in ieder
8eval binnen," vervolgde hij tot het dienst
meisje. „is hij alleen? of is juffrouw Pett
°°k meegekomen?"
„De commissaris van politie is by hem," nt-
J'oordde het meisje. „Zij zeiden, u en mijn
eer Brereton over zaken te willen spreken."
'Laat hen beiden binnenkomen," zei Bent.
6er keek hij met vragenden blik naar Brere-
l°n. „Nieuw materiaal, hè?", vervolgde hij.
„Mijnheer Pett is een neef van de oude draak,
JJaa,r veronderstel. Maar wat zou hij wen-
Ahen? ik -'ermoed dat het om jou te doen is
ik zal als getuige moeten fungeeren."
Brereton antwoordde niet. Zijn blik was op de
?eur gevestigd en toen deze openging, kwam er
Jrhand binnen met een houding en een gelaat,
hem onmiddellijk trof. Het was een van die
welkom door den heer Egberts geopend, die
allereerst de benoeming van een voorloopig
bestuur uit de aanwezigen aan de orde stelde
ter verdere leiding dezer vergadering. Als be
stuursleden zagen zich gekozen de heeren J. W.
Egberts, J. H. Smitt en B. Bloot, vormende het
dagelijksch bestuur der Gooische Zijdeteeltver-
eeniging.
In behandeling kwamen de conceptstatuten
voor den op te richten Nederlandschen Bond
van Zijdeteeltvereenigingen, die met enkele
kleine wijziging-en werden goedgekeurd. Alle
aanwezigen traden daarop tot den nieuwen
Bond toe, die daarmee gesticht werd verklaard.
Op de statuten wordt de koninklijke goed
keuring aangevraagd, waarna een algemeene
ledenvergadering bijeenkomt ter verkiezing) van
een volledig definitief bestuur.
In hotel Terminus te Utrecht had Zaterdag
een vergadering plaats van geïnteresseerden bij
de Ned. Zijdecultuur om te komen tot oprich
ting van een Nederlandschen Bond van Zijde
teeltvereenigingen. Het initiatief daartoe was
uitgegaan van de Gooische Zijdeteeltvereeni'
ging. De vergadering werd met een woord van
minderwaardige, sluwe menschen die hij zoo dik
wijls bij de rechtszittingen te Londen had aan
getroffen en voor procureursklerken had aange
zien. De binnentredende keek listig en brutaal,
toen hij de rookkamer binntentrad. Met de eene
hand nam hij zijn hoed af en met de andere
legde hij zijn actentasch op tafel, vereerde
daarna Brereton met een grijns va nherkenning
en maakte een diepe buiging voor den heer des
huizes. Na dit entree begon hij zijn lijkwitte
handen, nam plaats op den stoel dien Bent hem
manier tegen Brereton. „Goeden avond, mijnheer
Brereton," zei hij op fleemenden toon, „u hebt
mij zeker wel eens meer gezien, denk ik. Ik ken
u tenminste. Heb u dikwijls aan de rechtbank
gezien, mijnheer Brereton, ofschoon ik nooit het
genoegen had, in zaken met u in contact te ko
men tot nu toe tenminste. Maar
Brereton keek naar het visitekaartje en toen
naar den eigenaar er van.
„Ik zie hier, dat uw adres is bij de heeren Pap
ham en Pilboody, in Cursitorstreet, mijnheer
Pett," zei hij koeltjes. „Staat u in betrekking tot
deze heeren, die zoo alom bekend zijn?"
Mijnheer Pett wreef nogmaals zijn ongezonde
handen, nam plaats op den stoel die Bent hem
aanbood en trok zijn broek over zijn knokelige
knieën. Hij lachte met open mond. „Mijnheer
Papham," antwoorde hij zachtjes, „is altijd zeer
goed en vriendelijk voor mij geweest, mijnheer.
Ik was nog zeer jong toten ik in zijn dienst
kwam. Hij heeft mijn studies bekostigd en toen
ik door mijn examen kwam mij een vertrek af
gestaan van hun huis om, indien dat voorkwam,
mijn eigen zaken te kunnen behandelen. Qnnoo-
De Nederlandsehe Spoorwegen
hebben, behoudens goedkeuring
van den Minister van Waterstaat,
besloten over te gaan tot electrifi
catie der baanvakken: Amsterdam
Arnhem, den Haag-Utrecht,
RotterdamGouda en Utrecht
Eindhoven.
De bedoeling is den electrischen
dienst op deze lijnen in te doen
gaan met de nieuwe dienstregeling
van 1938.
Daar aanschaffing van een belangrijke hoe
veelheid rollend materieel voor de N. S. drin
gend noodig is geworden, doordat de laatste
jaren in afwachting van de ontwikkeling der
verkeersmiddelen belangrijk minder locomo
tieven en rijtuigen zijn aangeschaft dan voor
op peil houden van het materieelpark noodig
was, dienden de N. S. eene beslissing te nemen
in welke richting de tractie zal moeten wor
den uitgebreid. Dat de keuze daarbij gevallen
is op de én voor het reizend publiek én voor
den spoorwegdienst aantrekkelijke electrische
tractie is het gevolg eenerzijds van de gun
stige resultaten wat het stroomverbruik be
treft van het nieuwe electrische materieel, in
stroomlijnvorm uitgevoerd, in gebruik op de
lijn Rotterdam—Hoek van Holland, voor welk
materieel het verbruik van electrischen stroom
per zitplaats ruim 25 pet. minder bedraagt dan
voor het bestaande electrische materieel, an
derzijds van de belangrijk lagere prijzen, waar
voor de in aanmerking komende leveranciers
van electrischen stroom zich bereid verklaard
hebben den stroom te leveren.
Bij uitbreiding van de electrische tractie ko
men daarvoor in de eerste plaats in aanmer
king de bovengenoemde baanvakken, waarop in
1934 het diesel-electrisch materieel in dienst
gesteld werd.
Dit materieel zal dan in 1938 vrij komen
en bestemd worden voor een zeer wensche-
Ifjke uitbreiding en versnelling van de door
gaande verbindingen tusschen het Westen
en het Noorden, het Zuiden en het Oosten
des lands, waarvoor, zooals ook de ervaring
in Duitschland leert, juist dergelijk mate
rieel bij uitstek geschikt is.
Voor de levering van het benoodigde electri
sche materieel is alreeds een voorlooplge over
eenkomst met de Nederlandsehe Industrie ge
sloten.
Daar ook de overige benoodigde bestellingen
voor deze electrificatie voorzoover mogelijk in
Nederland zullen worden geplaatst, wordt voor
de komende twee jaren door deze electrificatie
eene zeer belangrijke werkverruiming in ons
land verkregen.
H.M. de Koningin heeft Maandagmiddag
audiëntie verleend aan verschillende dames uit
het geheele land (behalve uit de provincie
Noord-Holland), welke aan H.M. werden voor
gesteld.
In verband met den in Januari j.l. gepleeg-
den kindermoord te Wellerlooi is door de Kon-
Marechaussee te Wehl (L.) opnieuw gearresteerd
de 30-jarige A. J. G., landbouwer en kassier van
de boerenleenbank, wonende te Maashees.
Hij is voor den Officier van Justitie te 's Her
togenbosch geleid.
dig dus te zeggen, dat ik bijzonder goed met de
heeren bekend ten."
Hij had iets zóó aanmatigends en indringerigs
over zich, dat Brereton hem wel eens graag had
afgeranseld, maar hij onderdrukte zijn gevoelens
en zei koel, dat hij van metening was, dat meneer
Pett over zaken kwam spreken.
„Niet over mijn eigen zaken, mijnheer" ant
woordde Pett, terwijl hij zijn langevingers op de
actientasch legde. „Over de zaken van mijn ge
achte bloedverwante, juffrouw Pett. Ik heb ver
nomen, mijnheer Brereton en ik bedoel daar
geen verwijt mee, noch een aanmerking in het
geheel niet dat u juffrouw Pett eenige, zonder
twijfel zeer noodzakelijke vragen hebt gesteld,
dezen morgen ter rechtszitting. Het wekte den
schijn dat die vragen werden ingegeven door
etenig vooroordeel tegen haar. Naar aanleiding
daarvan wenscht juffrouw Pett, dat ik, als haar
wettige vertegenwoordiger, u zonder uitstel, den
waren staat van zaken zou blootleggen, wat be
treft haar verhouding ten opzichte van wijlen
den heer Kitely en overeenkomstig dat verlan
gen, stel ik u voor, mijnheer, om in tegenwoor
digheid van den commissaris van politie, met
wien ik reeds een onderhoud had, u mede te
deelen, wat de waarheid is. Officieus dat be
grijpt u wel, nietwaar mijnheer Brereton? Ge
heel officieus!"
„Zooals u verkiest," zei Brereton. „Alles is in
derdaad, zooals u zegt, officieus."
„Volstrekt officieus," herhaalde Pett nog eens,
die met elk woord vriendelijker leek te worden.
„Geheel onder ons, natuurlijk. Daarvoor zal de
verhouding des te aangenamer zijn. Mün tante.
Naar het Handelsblad meent te weten, wordt
genoemd, om in aanmerking te komen voor de
functie van Commissaris der Koningin in Lim
burg, jhr. mr. P. G. M. van Meeuwen, tot voor
kort rechter in de rechtbank te 's Hertogenbosch,
thans rechter te 's Gravenhage.
De Hooge Raad heeft uitspraak gedaan in
de volgende zaak:
Mr. Th. M. G. Treussart ridder van Rappard,
zonder beroep, wonende te Oosterbeek. heeft
een geschil met den Staat der Nederlanden over
de rechtmatigheid van het hem, ongevraagd, bij
K. B van 28 December 1932, met ingang van
1 'januari 1933 verleend eervol ontslag uit het
ambt van inspecteur van het Rijkstucht- en
Opvoedingswezen.
Ter beslechting van dit geschil heeft hü den
Staat gedagvaard voor de rechtbank te 's Gra
venhage. De rechtbank echter heeft de namens
den Staat voorgedragen exceptie van onbe
voegdheid gegrond verklaard en verklaarde zich
onbevoegd, van deze vordering kennis te nemen.
Deze beslissing was gegrond op de overweging,
dat de vordering aanhangig gemaakt is na 1
Maart 1933, d.w.z. na het inwerkingtreden der
ambtenarengerechten. De rechtbank oordeelde,
dat met ingang van dien datum de jurisdictie
over geschillen, als hier beooeld, niet meer
aan de rechterlijke macht, maar aan de amb
tenarengerechten behoorde.
De heer Ridder van Rappard haastte zich
hierna, (ook al met het oog op de termijnre
geling van art. 60 der Ambtenarenwet) zijn zaak
aanhangig te maken voor het ambtenarenge
recht te Arnhem. Ook hier wierp de Staat de
exceptie van onbevoegdheid op. Het ambtena
rengerecht verklaarde zich echter wel bevoegd
van de onderwerpelijke zaak kennis te nemen,
maar verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.
Deze laatste beslissing was gebaseerd op de
overweging, dat, gelijk de Centrale Raad van
beroep reeds herhaaldelijk had overwogen,
geenerlei wetsbepaling uitdrukkelijk een be
roep toekent tegen besluiten, genomen vóór 1
Maart 1933.
Van de uitspraak van het ambtenarenge
recht heeft de heer Ridder van Rappard hoo-
ger beroep ingesteld bij den Centralen Raad
van Beroep. Dit college bevestigde de uitspraak
voor wat betreft de daarbij uitgesproken niet-
ontvankelijk verklaring en vernietigde haar
voor het overige dus voor wat betreft de be
voegdverklaring. De raad achtte het ambtena
rengerecht onbevoegd om van deze zaak kennis
te nemen, omdat het hier betrof een beroep
tegen een besluit, genomen voor de inwerking
treding van Titel II van de Ambtenarenwet
1929.
De heer Ridder van Rappard wendde zich
hierna per rekest tot den Hoogen Raad.
De Hooge Raad heeft nu met vernietiging
van het door die rechtbank in deze zaak ge
wezen vonnis de rechtbank te 's Gravenhage
aangewezen als den rechter, voor wien be
doelde vordering moet worden ingesteld.
De Hooge Raad behandelde een verzoek van
herziening van een vonnis van den politie
rechter te Maastricht, waarbij S. is veroordeeld
tot f50 boete wegens mishandeling met een
mes. Nadat het vonnis in kracht van gewijsde
was gegaan zijn in een met deze zaak verband
houdende meineed-procedure voor het Hof in
Den Bosch eenige nieuwe feiten gebleken o.m.
hierin bestaande, dat de verbandmeester van
de mijn Laura verklaarde, dat de wonden van
den mishandelde niet konden zijn aangebracht
met een scherp voorwerp. Een dokter legde een
gelijkluidende verklaring af.
De advocaat-generaal, mr. Berger, achtte de
aanvrage gegrond en concludeerde tot schorsing
der tenuitvoerlegging van het vonnis met ver
wijzing der zaak naar een Gerechtshof.
Mr. Peters uit Den Haag heeft het revisie-
verzoek nog nader toegelicht.
De Hooge Raad zal op 23 Maart arrest wijzen.
Geld heb ik
niet, m'n patiënten
betalen me niet. Maar
ik wil je gratis al je
tanden en kiezen
trekken.
(Gazzett. Illustrato).
Met ingang van Maandag heeft de minister
van Landbouw en Visscherij, mr. dr. L. N.
Deckers bepaald, dat de vrijwillig door onze
Regeering toegepaste contingenteering van
den eieren-export naar Engeland zal worden
opgeheven.
De Hooge Raad heeft arrest gewezen in de
zaak van den Officier van Justitie te Dordrecht
tegen het vonnis der rechtbank aldaar, waar
bij P. B. is ontslagen van rechtsvervolging ten
aanzien van de hem ten laste gelegde over
treding van de Wet op de Evenredige Vracht
verdeeling. B. had namelijk in het Hollandsch
Diep onder de gemeente Numansdorp zonder
goedkeuring van de Bevrachtingscommissie
een hoeveelheid biezen in zijn schip geladen
voor vervoer naar Puttershoek. De rechtbank
had beslist, dat het Hollandsch Diep ook be
hoort tot de mondingen van den Rijn, waar
voor dus de Rijnvaart-aete geldt en waarop
de Wet op de Evenredige Vrachtverdeeling niet
van toepassing is.
Evenals de advocaat-generaal, Mr. Bergier,
kon zich ook de Hooge Raad met de beslissing
der rechtbank vereenigen.
juffrouw Pett, wenscht natuurlijk niet, mijnheer
Brereton, dat er iemand hier of in den omtrek
of waar dan ook een verkeerden indruk van haar
zou krijgten, zooals u scheen ik spreek geheel
volgens ontvangen mededeelingen op te wek
ken. En daarom wensch ik u het volgende te
zeggen. Ik handelde als wettige raadsman van
wijlen mijnheer Kitely en heb zijn testament op
gemaakt het bevindt zich in deze actentasch.
En om kort te gaan, mijnheer Brereton er
Dat zal ik in korte woorden doen.
onderdanige dienaar, die den inhoud van het do
cument kent."
„Is het uw plan ons dat testament voor te
lezen?" vroeg Brereton droog.
„Ja, mijnheer," antwoordde Pett. „En wel om
deze reden. Mijn bloedverwante, juffrouw Pett,
weet niet welk beroep mijnheer Kitely uitoefen
de, noch hoe groot zijn bezit was. Zij weet abso
luut niets. En zij zal er ook niets van hooren
alvorens ik u de hoofdzaak heb medegedeeld.
Dcat zal ik in korte woorden doen.
Wijlen mijnheer Kitely was een gewezen lid
van de detectlve-afdeeling van de politie te
Londen. Door zuinig te leven en te sparen was
hij bezitter geworden van een aardig complex
hulzen te Londen-Brixton. De opbrengst daarvan
Is ongeveer vijftienhonderd pond per jaar. Om
kort te gaan, hij heeft alles aan juffrouw Pett
vermaakt. Ik zelf ben eenig executeur. Indien u
het testament wenscht in te zien, mijnheer, of u
mijnheer Bent, of mijnheer de commissaris, het
ligt voor u beschikbaar."
Brereton schoof het document ter zijde en
stond op.
Eenige dagen geleden heeft een groot aantal
inwoners van Waddinxveen wegens suikerdief
stal voor de Rotterdamsche rechtbank terecht
gestaan. Maandag had zich weer een bewoner
van die plaats voor dezelfde rechtbank te ver
antwoorden. Het was de 51-jarige landbouwer
J. v. M., wien ten laste was gelegd diefstal van
een konijn en een zwenghout, vertegenwoordigen
de een waarde van eenige guldens.
Oppervlakkig beschouwd was het een simpele
zaak, maar toch had zij een dieperen achter
grond, hetgeen bleek uit het feit, dat er niet
minder dan tien getuigen waren gedagvaard, on
der wie verschillende nog maar kort geleden uit
het huis van bewaring waren ontslagen.
In hun zaken was verdachte een zeer belang
rijke getuige geweest, wiens verklaringen tot
veroordeeling geleid hebben. De diefstallen, die
verdachte ontkende, dateeren uit het jaar 1933,
maar toch konden de getuigen zich nog tot in
finesses verschillende details herinneren, welke
zeer bezwarend voor verdachte waren. Zoo ver
telden zij, dat v. M. op een avond zeer laat thuis
was gekomen en aan een buurman had verteld,
dat hij den volgenden dag konijnenbout zou
eten. Andere getuigen legden verklaringen af
omtrent den diefstal van het zwenghout.
De Officier van Justitie zeide, dat de getui
gen wel niet allen veertien karaats waren, maar
dat toch voldoende gegevens aanwezig waren,
om een gevangenisstraf van drie maanden te
eischen.
Verdacht's verdediger wees op de onbetrouw
baarheid der getuigen en vroeg vrijspraak.
Voorts moest verdachte zich verantwoorden
wegens beleediging van een der getuigen, Van
W. genaamd.
Verdachte had zeer grievende woorden ge
sproken aan het adres van getuiges vrouw. De
Officier van Justitie vroeg hiervoor acht dagen
gevangenisstraf.
Ook hiervoor vroeg pleiter vrijspraak.
De Hooge Raad heeft arrest gewezen in de
zaak van W. R„ landbouwer te Ruinerwold,
die in cassatie was gekomen van een arrest
van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarbij in
hooger beroep is vernietigd een mondeling von
nis van den politierechter te Assen en hij ter
zake van „eenvoudige beleediging, aangedaan
aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige
uitoefening zijner bediening" is veroordeeld tot
1 maand gevangenisstraf.
19 Mei 1935 vervoegde de veldwachter der
gemeente Ruinerwold, J. Dijkert, zich aan de
woning van R. te Kalekluft, gemeente Ruiner
wold, toen R. den veldwachter toevoegde: „Je
bent een meineedige."
Het verweer van verdachte voor het hof is
geweest, dat hier geen strafbaar feit was ten
laste gelegd, namelijk dat in de tenlastelegging
wel wordt gesproken van het oogmerk om te
beleedigen, maar niet van het opzet daartoe.
Het hof achtte echter bedoeld opzet in het
ten laste gelegde en bewezen verklaarde vol
doende tot uitdrukking gekomen.
De Hooge Raad heeft de uitspraak van het
hof van feitelijken aard geacht en op dien
grond het cassatieberoep van R.. verworpen.
De Hooge Raad wees arrest in de zaak van
J. v., die door de rechtbank te Zutphen, wegens
uitlokking van het in het openbaar doen dra
gen van een kleedingstuk, dat uitdrukking is
van een bepaald staatkundig streven (het uni
form van den Arbeiders Sportbond) is veroor
deeld tot een geldboete van 5 gulden.
Overeenkomstig de conclusie van den advo
caat-generaal, mr. Berger, heeft de Hooge Raad
het cassatieberoep verworpen.
„Neen d«nv u mijnheer Pett, ik wensch het
testament van meneer Kitely niet te zien. Ik
neem alles aan wat u zegt. U, als rechtsgeleerde
weet zeer goed, dat alles, wat ik juffrouw Pett
gevraagd heb, werd gevraagd in het belang van
mijn cliënt. U kunt het testament, voor wat my
betreft, opbergen. U hebt mij verzekerd, dat juf
frouw Pett tot nu toe niet met den inhoud be
kend was ik geloof u op uw woord. Ik denk
echter, dat juffrouw Pett niet zoo bijzonder ver
rast zal zijn."
O ik veronderstel, dat mijn tante wel eenig
vemioeden heeft, mijnheer Brereton," gaf Pett
toe, die, nadat hij het testament tevergeefs Bent
en 'den commissaris ter lezing had aangebodten,
dit weer in zijn tasch deed. „Wij hebben in der
gelijke gevallen wel eenig vermoeden uit welken
hoek de wind waait, nietwaar? Natuurlijk, mijn
heer Kitely had geen familie, mijnheer Brereton,
en als ik het zeggen mag, behalve mijn tante en
mij had hij geten vrienden."^
Ik wilde u juist een eenïgszins daarop aan
sluitende vraag stellen, mijnheer Pett, geheel
officieus natuurlijk. Weet u misschien, of mijn
heer Kitely vijanden had?"
„Ik begrijp uw vraag volkomen, mijnheer Bre
reton. Uit den aard der zaak zal iemand van zijn
beroep wel vijanden gemaakt hebben; er zullen
ongetwijfeld veel mtenschen zijn, die indien
hij nog in leven was hem gaarne naar de an
dere wereld zouden geholpen hebben. Natuurlijk.
Maar, helaas weet ik niet wie dat zijn."
„Heb u hem ooit hoorten spreken over iemand
die wraak koesterde om een of andere reden?"
vroeg Brereton.
Tot nu toe hebben er allerlei geruchten de
ronde gedaan omtrent de benaming van het
nieuwe passagiersschip van de HollandAme
rika Lijn, dat thans onder den naam R.D.M. 200
op de werf van de Rotterdamsche Droogdok
maatschappij wordt gebouwd. Er zijn verschil
lende veronderstellingen geuit; zoo heeft men
nog voor de eerste kielplaat gelegd moest wor
den reeds gesproken van de „Prinsendam" en.
de „Nieuw Amsterdam".
Naar wij thans uit betrouwbare bron verne
men, zal de R. D. M. 200 noch Prinsendam noch
Nieuw Amsterdam worden genoemd. De juiste
benaming van het schip zal door de directie
der Holland—Amerika Lijn streng geheim wor
den gehouden en het ligt in de bedoeling den
naam van het schip eerst bekend te maken bij
de te waterlating, zooals men ook in Engeland
met de Queen Mary heeft gedaan. Het ligt thans
reeds in de bedoeling, aan de tewaterlating van
het stoomschip zeer veel luister bij te zetten.
De doopplechtigheid en tewaterlating zal per
radio worden uitgezonden.
De 37-jarige controleur van De Bijenkorf te
Rotterdam, C. S„ heeft voor de Rotterdamsche
rechtbank terecht moeten staan, verdacht van
diefstal van een gouden ring.
Verdachte's functie was, scherp toezicht te
houden dat er niet werd gestolen.
Vele malen heeft verdachte als getuige voor
het hekje gestaan inzake winkeldiefstallen, na
dat hij de dieven en dieveggen op heeterdaad
had betrapt. Thans moest hij zelf in het ver-
dachtenhokje plaats nemen.
Eenige maanden geleden had hij zich naar
de sieradenafdeeling van De Bijenkorf begeven
met een ring, welken hij voor een anderen wil
de ruilen. De verkoopster kon zich niet her
inneren, dezen ring ooit verkocht te hebben. Zij
mengde de directie in de zaak en deze veron
derstelde, dat de controleur tijdens zijn ronden
het gouden voorwerp had gestolen. Verdachte
wilde zich voor de directie niet uitlaten, hoe hij
aan het sieraad gekomen was, maar voor de
rechtbank beweerde hij, het ontvangen te heb
ben van een onbekenden vertegenwoordiger, op
wiens verzoek hij den ring was gaan ruilen.
De Officier van Justitie zeide weinig van dit
verhaal te gelooven en eischte een gevangenis
straf van drie maanden, daarbij rekening hou
dende met het feit, dat verdachte, die een goed.
gesalarieerde positie bij De Bijenkorf bekleedde,
op staanden voet was ontslagen.
Uitspraak op 19 Maart.
Bij Kon. Besluit is verleend de eere-medaille,
verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau, in
zilver, aan L. van der Oord te Harenkarspel,
opzichter van den polder Schagerwaard.
Bij KB. van 3 Maart 1936 is toegekend de
aan de Orde van Oranje-Nassau verbonden
eere-medaille in zilver, aan S. Bohemen, wo
nende te Amsterdam, reiziger bij de N.V.
Stoomschoenfabriek G. L. Smits Cie te Don
gen.
Bij KB. van 2 Maart 1936 is voor het tijdvak
van 1 Maart 1936 tot 1 Maart 1940 belast met
het geven van een cursus in de Technologie
der Bietsuikerbereiding aan de Landbouw-
hoogeschool te Wageningen, ir. A. Schweizer
te 's Gravenhage.
Bij K.B. van 6 Maart 1936 zijn, te rekenen
van 1 Januari 1936 af, bevorderd tot bouwkun
dig ambtenaren 2e klasse P. Alkema, ter stand
plaats Maastricht en J. Toet, ter standplaats
Utrecht.
De titulaire rang van Schout-bij-nacht is
verleend aan den inspecteur van den marine
stoomvaartdienst, J. T. FaueL
Met 1 April is aan den heer A. J. van Loon,
op verzoek, wegens het bereiken van den 65-
jarigen leeftijd, eervol ontslag verleend als
technisch-ambtenaar 2e kl. der Genie.
Aan den res. eerste luitenant J. J. Viirtheim
van het Reg. Grenadiers, is veïgunning ver
leend tot het dragen van het Militaire Kruis
der tweede klasse, hem verleend dooor Z. M.
den Koning van België.
Onderscheidenlijk met 24 April, 1 April en 1
Mei is op verzoek eervol ontslag verleend aan
den res.-majoor der mil. adm. K. W. Gijp, van
het 10e reg. inf., alsmede aan de res.-kapiteins
E. B. H. M. Hoctin Boes, van het 6e reg. inf.
en C. A. Kruijff, van het 20e reg. inf.
Met 29 Mei is eervol ontslag verleend aan
den res.-luitenant-kolonel J. C. Roelofsen van
den Generalen Staf. Hij is benoemd bij den
Generalen Staf tot res. luit.-kolonel.
Voor den tijd van vijf jaren benoemd tot
militair-commissaris van het Roode Kruis de
heeren J. A. Engeltjes, gep. luit.-kolonel der
inf., met den tit. rang van kolonel, oud-burge
meester van Amboina, te 's-Gravenhage.
„Nooit, mijnheer. Wijlen Kitely," verklaarde
Pett nadenkend, „sprak nooit over zijn beroep.
Ik weet toevallig dat hij in eenige zeer ernstige
gevallen betrokken is geweest maar hij sprak
er nooit, althans uiterst zelden met mij over.
Feitelijk heeren," vervolgde hij op meer vertrou-
welijkien toon, „kan ik hier onder ons gerust
verklaren, dat ik reeds lang met mijnheer Kitely
bevriend was, voor ik wist welk beroep hij eigen
lijk uitoefende."
„Zeker een gesloten mensch?" vroeg Brereton.
„Ongewoon gesloten, mijnheer, dat durf ik ge
rust zeggen."
„Hij liet natuurlijk nooit iets uit?" vervolgde
Brereton
„Niets voor hem, hij was als een echte doof
pot, waarin alles verzonk," verzekert Christoffer.
„Én hebt u voor u zelf geen denkbeeld ge
vormd over dezJen moord?" vroeg Brereton, die
hem aandachtig gadesloeg. „Kunt u niet vermoe
den hoe alles in het werk is gegaan?"
Pett sloot half zijn oogen, toen hij deze vraag be
antwoordde. ,,'t Is nog veel te vroeg," antwoord
de hij met een bedenkelijk hoofdschudden, „veel
te vroeg daarvoor. Maar ik zal het natuurlijk
doen. Inmiddels heb ik nog een kleine opdracht
te vervullen, waarvan ik mij liefst zoo spoedig
mogelijk kwijt. Er zijn nog twee legaatjes in het
testament, waarvan er een staat op naam van
mijnheer Bent. Het komt voor in eten aanhang
sel, dat Kitely opgemaakt wenschte te zien, toen
ik de laatste maal bij hem was. Hij wilde u na
zijn overlijden iets nalaten omdat u hem
steeds met zooveel vriendelijkheid hebt behan-
deeld." (Wordt yeruoigd)