(Kdvcb&aal van den dag ir rcï i —s" Wat Kikker Karei enTuimeltje beleefden Het Poerim-feest m VIJFDE FOLKLORE-DAG LIEFDE EN EER WOENSDAG 11 MAART 1936 Joodsch Carnaval Prof. Van 't Hoff 25 jaar overleden Oud-soldaten te Lourdes j Aan elkaar gewaagd j Een atlas voor Nederland Zwart als de Nacht! r~ (Speciale correspondentie) Zondag, 8 Maart, vierde het Joodsche volk het Poerimfeest. Wat is Poerim! Zijn Nederlandsche naam, die weinig zegt, is Lotenfeest. Een feestdag, een „jom-töb", in den waren zin Van het woord,, is Poerim echter niet. Im mers, op een „jom-tob" is het den Jood verboden eenig werk te verrichten; men brengt den dag in feestelijke rust door. Op Poerim daarentegen mag men volgens den Codex zijn dagelijkschen arbeid wel voort zetten. Speciale geboden voor het kerkelijk Vieren het lezen van de Estherrol dan bitgesloten heeft men voor het halffeest Poerim niet. Poerim is door alle eeuwen heen geble ven de dag van licht en blijdschap, van Vreugde en eer, van feestelijke maaltijden cn vroolijkheid, maar ook de dag voor het zenden van geschenken en bovenal de dag Voor het schenken van giften aan armen cn behoeftigen. Poerim wordt gevierd ter herinnering ban de gebeurtenissen, welke plaats von den in het Perzisch-Medische Rijk in de dagen van Achasjwerosj, die door velen met Xerxes vereenzelvigd wordt. Het bijbelboek Esther, dat aan den voor avond en op den dag zelf van het Poerim feest, zoowel in de synagoge als in het ge zin, plechtig wordt voorgedragen, geeft deze gebeurtenissen in den breede weer. Indien één Joodsch feest verschillende Volksgebruiken heeft doen ontstaan, is het zeker wel het Poerimfeest; dag van zorge loosheid en vreugde, waarop de rijke gaar- he den arme mee laat genieten van de ge neugten des levens, waarop de ouderen oog luikend heel wat dartelheden der jeugd toelaten. Uitdrukkelijk wordt in het Boek Esther geboden, dat Poerim dient te zijn een dag Van vreugde, waarop men elkaar geschen ken zendt. Dit zenden^ van geschenken heeft een zeer uitgestrekten zin gekregen, waardoor Poerim tevens een dag van sociale beteeke- his is geworden. Op géén dag wordt zoo zeer de liefdadigheid betracht als op dit Voor jaarsfeest, waarop een ieder, die nood druftig is, er zeker van kan zijn, steun te vinden, opdat ook hij dien dag in de gele genheid zal zijn het gebruikelijke feestmaal te houden, ter herinnering aan de bevrij ding van het booze lot, zijn voorouders door den Amalekiet Haman toegedacht. In de synagoge wordt ten bate der armen een collecte gehouden,- waarbij een halve sje- kel hier te lande op 11 cent gewaardeerd wordt geofferd. Dit geld wordt onder de behoeftigen ver deeld. Uitdrukkelijk schrijft de godsdienst- codex Orach Chaïm voor, dat men bij de verdeeling van het geld geenerlei onder scheid mag maken en zelfs behoeftigen hiet-Joden, die zich komen aanmelden, moet men een evenredig deel van het in gezamelde geld schenken. De armste Jood heeft nog den plicht van hetgeen hij verkreeg, op Poerim een deel af te staan voor andere armen. De Poerim-maaltijd is, naast de diensten ter synagoge en het zenden van geschen ken, wellicht het voornaamste moment van den dag. De belangrijkheid van dezen maal tijd is ook de reden, dat de meeste ge schenken, die men op Poerim familieleden of vrienden toezendt, bestaan uit etenswa ren of lekkernijen. Vooral vroeger werden na afloop der maaltijden maskerades gehouden. Ondanks het uitdrukkelijk verbod van iravesti, in de Thora gegeven, was het gebruikelijk, dat mannen in vrouwenkleeren liepen, terwijl Vrouwen en meisjes potsierlijke dansen uit voerden, in mannenkleeren gehuld. Wel licht heeft het carnaval, dat immers na genoeg in denzelfden tijd valt, hierop wel eenigen invloed gehad. De gemaskerde en verkleede lieden wer den dikwijls met den veelzeggenden naam „versjteerders" aangeduid. Blijkbaar was men menigmaal in het geheel niet op hun komst gesteld, vooral niet, wanneer zij zich aanmeldden, terwijl de familie nog aan tafel zat en zij zich de beste hapjes toe eigenden en aldus den feestmaaltijd ver stoorden. Ook de jeugd had de gewoonte, ver kleed rond te gaan bij de familie. Zij droeg Poerim in Erets JisroeÜ dan bontversierde Poerimdoosjes bij zich, waarin grootouders, ooms en tantes kleine geschenken in geld deden, als loon voor de, oude Poerimliedjes, die gezongen wer den en voor dit geld mocht dan snoep goed gekocht worden. In het nieuwe Palestina en speciaal in Tel.-Awiw wordt op Poerim een optocht georganiseerd in den geest der carnavals stoeten. Dit jaar bleven deze feestelijkhe den in Palestina evenwel achterwege als teeken van rouw over het leed der Joden in Duitschland.... Men schrijft ons uit Berlijn: Op 1 Maart was het 25 jaar geleden, dat te Steglitz onze beroemde landgenoot Van 't Hoff stierf, die, zooals men zich zal herinneren, den Nobelprijs voor de scheikunde ontving. Van 't Hoff werd in 1878 hoogleeraar in de scheikunde, mineralogie en geologie aan de gemeentelijke universiteit te Amsterdam. Hij werkte aldaar 18 jaar. In 1896 werd hij tot hoogleeraar te Berlijn benoemd, en dit aanbod was zoo aan- aanlokkelijk, niet het minst in verband met de inrichting van het laboratorium, dat onze landgenoot meende, deze benoeming te moeten aannemen. Daarna schitterde hij als een der grootste sterren aan de Berlijnsche universiteit. Van 't Hoff was de grondlegger van de stereo- chemie. Zijn werk „De scheikunde in de ruim te", in 40 talen uitgegeven, beteekende een revo lutie in de scheikunde. Op het stille en landelijke kerkhof te Dahlem, het lommerrijke dorp ten Westen van Berlijn, rust het stoffelijk overschot van dezen grooten zoon des vaderlands. Wij hebben op den eersten Maart een bezoek aan het graf gebracht. Daar lezen wij op den steen: „Henricus Jacobus van 't Hoff 1852 1911". Wij waren de eenigen. Er werden geen bloemen gelegd, geen nieuwe kransen. De naam Van 't Hoff en zijn werken leven voort. Maar de persoon van den grooten man van de wetenschap is men blijkbaar vergeten! p Zaterdag 14 Maart a.s. zal in een der J zalen van de af deeling Volkenkunde in het Koloniaal Instituut, ingang Linnaeus- straat 2a Amsterdam, de vijfde jaarlijksche folklore-dag worden gehouden. Sedert de oprichting van het Nederlandsch Nationaal Bureau voor Anthropologic in 1922 is daarin opgenomen een sectie Folklore onder voorzitterschap van den heer D. J. van der Ven te Oosterbeek. De belangstelling is, dank zij de activiteit, welke de sectie ontwikkelde, in breeden kring toegenomen, waarvan het Internationaal Con gres voor Anthropologic te Amsterdam (1927) alsmede de weekcursus in volkskunde (1929) en het instellen van een reeks folklore-dagen ook buiten den kring der eigenlijke vakgenooten ge- tuigenis hebben afgelegd. Algemeen echter bestaat de overtuiging, dat het aanwezige folkloristische materiaal door den enkeling niet kan worden overzien en dat ook in verband met de snel zich wijzigende toe standen een nauwgezette inventarisatie ten spoedigste dient te worden uitgevoerd. Een dergelijke wetenschappelijke arbeid draagt in de landen, waar ze reeds werd uitgevoerd, een algemeen nationaal karakter, terwijl alleen betrouwbare resultaten verkregen kunnen wor den, wanneer het aantal medewerkers zeer groot is, zooals b.v. in Duitschland het geval is. Onderwijzers, predikanten, pastoors, burge. meesters, notarissen, dokters, ontwikkelde land. bouwers enz. leverden bij de samenstelling van den Duitschen volkskunde-atlas in grooten ge tale hun individueelen arbeid en tal van ge westelijke en plaatselijke organisaties op het gebied van oudheidkunde en folklore-onderzoek. boerinnenbonden en vrouwenvereenigingen werk ten er met de „Landesstellen" samen om de resultaten voor den atlas zoo veelzijdig mogelijk te doen zijn. Soortgelijke inventarisaties hebben ook reeds jarenlang plaats in de Scandinavische landen, in Polen, Oostenrijk, Tsjecho Slowakije en Zwit seriand. Ook in Frankrijk en België, zoowel in Vlaanderen als in Wallonië, heeft men een be gin gemaakt met de organisatie voor de tot standkoming van soortgelijke atlassen, zoodat het in Nederland te verrichten werk over de geografische verbreiding van folkloristische uitingen in ons volksbestaan direct aansluit bij datgene wat reeds door onze Oosterburen in een vergevorderd stadium is gebracht en wat thans ook in Vlaanderen een begin van uitvoe ring heeft gekregen. De groote belangstelling, die in de laatste jaren ook in Nederland uitgaat naar de karto. grafische methoden in het folkloristisch onder zoek, wettigt het vertrouwen, dat velen kennis zullen willen nemen van hetgeen de meest com petente deskundigen op het gebied van de folk loristische kartografie in Duitschland en Vlaan deren in hun voordrachten zullen mededeelen, De sectie folklore van het Nederlandsch Natio naal Bureau voor Anthropologic noodigt dan ook voor dezen vijfden jaarlijkschen folklore- dag niet alleen vakgenooten uit en studeeren den in faculteiten, welke bij de folklore-studie uit den aard der zaak ten nauwste zijn betrok ken, doch ook andere belangstellenden in de studie der Nederlandsche volkskunde. De agenda van den vijfden folklore-dag, die des morgens om 10.45 uur zal worden geopend, bevat de volgende voordrachten: Prof. dr. J. de Vries, Leiden, „Waarde der kartografische methoden voor het onderzoek der volksoverleveringen". D. J. van der Ven, Oos terbeek: „Hoe kan in Nederland een betrouw baar waarnemersnet voor de atlas der Neder landsche volkskunde tot stand komen?" Dr. E. Wildhagen, Berlijn, Vice-President der „Deut- schen Forschungsgemeinschaft": „Entwicklung des Atlas der deutschen Volkskunde". Na de lunch, die gezamenlijk in het restaurant van het Koloniaal Instituut wordt gebruikt, zal de heer Clemens Tréfois, verbonden aan de Vlaam- sche Hoogeschool te Gent, spreken bij een uit gebreide collectie lichtbeelden uit Engeland en Vlaanderen over enkele bevindingen aangaande het hoevenbouwonderzoek, terwijl dr. E. Röhr, technisch leider van de „Zentraistelle des Atlas der deutschen Volkskunde in Berlin" een over zicht zal geven van den stand der „Arbeiten des Atlas der deutschen Volkskunde". Met bijzondere instemming mag worden ver meld, dat namens dr. Wildhagen en dr. Röhr aan iederen deelnemer van dezen vijfden jaar. ljjkschen folklore-dag een map ter hand zal worden gesteld, bevattende de eerste dertig folkloristische kaarten, uitgevoerd in kleuren druk. Deze geven een veelzijdig beeld van het. geen in Duitschland reeds is bereikt, dank zij de medewerking van plm. 25.000 personen met de kartografische methode in den „Atlas der deut schen Volkskunde". Van 11 tot 13 September in dit jaar zullen oud-strijders uit twintig verschillende landen te Lourdes tezamen komen. Er zijn nu reeds zoo. vele aanvragen, dat men op minstens 150.000 pelgrims rekent, wel het grootste aantal dat het Fransche bedevaartsoord ooit in drie dagen op bezoek kreeg. In 1934 werden er 80.000 deel nemers geteld bij een dergelijke bedevaart van oud-strijders. Gewezen bondgenooten en tegen standers zullen thans gezamenlijk bidden om het behoud van den vrede. Ook Duitschland doet mee, uit Engeland komen er twee keer zooveel als in 1934, Portugal stuurt een specia- len trein en zelfs Canada en de Vereenigde Sta ten hebben al gemeld, dat hun mannen tegen woordig zullen zijn. De uiterst-modieus gekleede bezoeker van de hall van het eerste-rangs hotel zou inderdaad voor een gentleman kunnen doorgaan, indien er niet enkele van die geringe, doch niettemin voor een menschenkenner on feilbare teekenen op wezen, dat het „heer"-zijn van dezen gentleman zich weinig verder dan tot zijn kleeding uitstrekte. Nochtans scheen hij zich over dit gemis aan innerlijke waarde weinig te bekommeren. Hij sloeg nonchalant de beenen over elkaar, bestel de een der duurste cocktails en liet zijn blikken achteloos, met een zeker dédain, langs de be zoekers aan de tafeltjes in zijn omgeving glijden. Maar ook deze nonchalance was meer schijn dan werkelijkheid. Want een opmerkelijk toe schouwer zou het niet ontgaan zijn, dat hij in afwijking van zijn oppervlakkige onverschillig heid nu en dan een steelschen doch scherpen blik richtte op een dame, die aan een der tafel tjes in zijn nabijheid gezeten was. Deze dame was minder opvallend, doch een- voudig-smaakvol gekleed, en kon in uiterlijk ongetwijfeld voor een „dame" doorgaan. Trou wens, het vraagstuk, of hij al dan niet met een werkelijke dame te doen had, liet den gentleman onverschillig. Zijn steelsche, doch niettemin nauwlettende blikken golden uitsluitend een smaakvol sieraad, dat zij aan een dun platina- kettinkje om den hals droeg. Dit sieraad was een ovaal-vormig medaillon, bezet met een barok-parel, omgeven door meer dere gelijkvormige donker-violette amethysten en gevat in kunstig gesmeed oud-goud, en waar in hij vakman als hij was een waardevol antiek kunstvoorwerp vermoedde. De gentleman zat eenigen tijd in diep na denken verzonken. De clou van zijn hoofd breken bestond voor hem op het oogenblik in de vraag, op welke wijze hij een aanknoopings- punt met de dame en daarna een „nadere ken nismaking" met het sieraad zou kunnen be werkstelligen. Het zoeken naar het aanknoopingspunt werd aanleiding van hun kennismaking terugbren gend, zei Johnson, glimlachend nu, terwijl hij op het medaillon aan haar hals wees: Met dit sieraad zoudt u zich altijd nog wel uit een tijdelijke moeilijkheid kunnen redden. Haar antwoord bracht den gentleman-vak- man in niet geringe verbazing: Zoo op het oog wel, mr. Johnson, zeide zij eenvoudig. Indien het geen imitatie was! En eenigszins treurig voegde zij eraan toe: Het is eigenlijk onverantwoord, dat mijn man en ik in dit dure hotel verblijven. Maar.. och, hoe zal ik u dit uitleggen? Tegenover zijn relaties tracht men zoolang mogelijk den schijn te bewaren, niet waar? Johnson maakte een afwerend gebaar: Het ligt geenszins in mijn bedoeling, me vrouw, mij op indiscrete wijze met uw levens omstandigheden in te laten. Slechts weinigen drukt de last der tijden niet. En het is ook geen schande. Doch ik ben er vrijwel zeker van, me vrouw, dat hier inzake uw medaillon een mis verstand in het spel is. Het sieraad, dat u daar draagt, is zonder twijfel echt. En ik weet zeker van niet, mr. Johnson! Toen deed Johnson een voorstel: Laten wij dit raadsel onmiddel lijk tot oplossing brengen, mevrouw, en het medaillon bij den juwelier hier aan de overzijde la- ten taxeeren! Na eenige aarzeling stemde de dame toe, en gezamenlijk begaven zij zich naar den juwe lierswinkel. Vlak bij de winkeldeur echter bleef de dame staan, en zei, terwijl zij hem het me daillon overhandigde: Gaat u maar alléén naar binnen! Ik heb geen lust, een belachelijk figuur te slaan. Hier buiten wacht ik wel even op u. Johnson ging naar binnen, en liet het sieraad taxeeren. Na een nauwkeurig onderzoek zei de itfittimttiiiM onzen gentleman echter op even onverwachte juwelier, kort en zakelijk: als welkome wijze vergemakkelijkt, doordat de Ik bied er u honderd-vijfentwintig pond dame, terwijl zij den kellner ter verrekening voor. der consumptie naderbij wenkte, tot de ontdek- I Johnson nam het medaillon wederom in ont- king scheen te komen, dat zij haar portemon- vangst, en antwoordde: naie vergeten moest hebben. Zij kraamde eeni- Ik wil even informeeren, of mijn vrouw gen tijd min of meer nerveus in haar hand- het tegen dien prijs kwijt wil. Over een half taschje rond, wierp den wachtenden kellner een uur kom ik terug, hulpbehoevenden blik toe, en een lichte blos op Uitstekend, mijnheer, haar wangen bewees haar pijnlijke verlegen- Daarop stapte Johnson naar buiten, overhan- heid. Zeer ad rem greep de gentleman deze gun stige gelegenheid met beide handen aan. Vlug stond hjj op, deed eenige schreden in de rich ting van haar tafeltje, nam den hoed af en zei beleefd Excuseer, dame, indien ik wellicht te vrij postig ben. Doch ik krijg den indruk, dat u zich in een kleine moeilijkheid bevindt. Per mitteert u, dat ik u een geringen dienst bewijs? Zonder haar antwoord af te wachten, haalde hij zijn beurs te voorschijn, vroeg den kellner digde de dame haar sieraad, en zei veelbeteeke- nend: Ik ken uwe juweelen beter dan u ze zelf kent, mevrouw! Deze juwelier geeft er zestig pond voor. Een juwelier geeft geen zestig pond voor imitatie! Ik neem zelfs aan, dat het iets meer waard is. Ik ben bereid, het voor vijfen zeventig pond van u te koopen. Aanvankelijk scheen de dame te weifelen. Terugwandelend naar het hotel maakte John son haar echter opmerkzaam, dat haar echt genoot immers in de veronderstelling verkeerde dat het een imitatie betrof, en dat zij, gezien mAPVollPrrio moor» moorrpmon nvvicr TTn Uit Hollywood bereikt ons deze foto, volgens welke de filmsterren in miniatuurstraten en m heel kleine autootjes practisch verkeers- onderwijs ontvangen, om een eind te maken aan de talrijke verkeersongelukken der filmactrices. Hier ziet men Caecilia Parker en Patricia Havens-Monteagle bij het „onderwijs" fooi. Dan boog hij zich tot de dame, die nog steeds in besluitelooze verlegenheid verkeerde, en zeide glimlachend, terwijl hij haar bemoedi gend toeknikte: Dergelijke kleine wederwaardigheden kun nen onaangenaam aandoen. Tenminste voorde betreffende persoon. Voor mij was het een wel kome aanleiding met u kennis te mogen ma ken. Mijn naam is Johnson. Permitteert u? Hij greep een stoelleuning en wachtte be scheiden af. De dame bleek nu haar bevangenheid eeni- germate overwonnen te hebben. Na eenige aar zeling scheen zij beleefdheidshalve geen be- zwaar tegen zijn gezelschap te mogen maken, en stemde met een welwillend doch gereser veerd knikje toe. te meevallertje maar waarnemen moest. Hij, Johnson, zou zich wellicht eenige moeite dienen te getroosten, het sieraad elders zonder verlies weer van de hand te doen. Doch deze moeite wilde hij zich gaarne getroosten! Een gentle man is immers te allen tijde gaarne bereid, een dame van dienst te zijn, niet waar? En tenslotte stemde zij toe. Op het tafeltje in de hall deponeerde hij vijfenzeventig pond, stak het medaillon in zijn vestzak, en nam daarop beleefd afscheid. De dame wenkte een taxi, en verdween wel dra uit zicht. Johnson spoedde zich nu wederom naar den juwelier, en verklaarde hem, dat zijn vrouw be reid was, het antieke kunstvoorwerp tegen het zooeven genoemde bedrag af te staan. De ju welier nam het in ontvangst, bekeek het nog- en Er ontspon zich nu een oppervlakkige con- versatie over de gebeurtenissen der laatste da- onder de loupe, keek scherper toe gen, en, ongemerkt het gesprek wederom op de ®.e houders op l Mijn waarde heer, zei hij met gefronste wenkbrauwen, dit is een geheel ander medail- j ion. Wel is waar een zeer goede, een perfecte imitatie, maar het is precies honderdvijfen twintig pond minder waard dan het sieraad dat u me zooeven bracnt. Toen stormde de gentleman naar bul tan, maar de eenvoudig-smaakvol gekleede dame was verdwenen. Tot overmaat van schrik kwam nog een zwaar onweer op zetten. Tuimeltje dreef op zijn zeepballon tusschen zwarte donkere wolken en telkens zag hij zwaar vuurlicht. „Och lief luchtballonnetje," smeekte hij, „ga toch naar beneden. Ik ben zoo bang. Laat me maar gerust naar beneden vallen." Maar de ballon deed of hij niets hoorde en dreef lustig verder. Intusschen hadden ze in het kikkerpaleis al raad verzon nen. Twee torretjes boden aan om Tuimeltje op een andere zeepbel achterna te reizen en te trachten hem te redden. En warempel, ze vlogen recht op Tuimeltje af, want de wind dreef hen recht in de richting van Tuimeltje. Wel honderd kikkers stonden vol spanning te kijken hoe dat zou afloopen. Ziehier hoe het afliep. De luchtballon waar de twee torretjes op zaten was niet half zoo zwaar als die van Tuimeltje en met een reuzevaartje kwamen de torretjes op Tuimeltje af. Toen kwam er een groote botsing, want de zeepballonnetjes waren tegen elkaar opgevlogen en daar gingen Tuimeltje en de torretjes naar beneden, zoo verschrikkelijk vlug, dat ze er duizelig van werden. geen drie meter zicht en dan nog zonder achterlicht? 't Is 'g poging tot zelfmoord om zoncfer achterlicht te rijden (om van stilstaan heelemèèl niet te spreken!) Alleen reeds het transport naar een ziekenhuis is heel wat duurder dan de aan schaffing van een veilig achter lichtI ITT "T* A DAMMC'C op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p 7^0 bÜ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p *7CA bij een ongeval met p OCH bij verlies van een hand, A I f\ tal, 1\ r, >1 ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen vvt verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen Wv» doodelijken afloop wtlV» een voet of een oog AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR M. E. FRANCIS •3 Hjj nam er een voor de hand liggend boek Uit en zag dat het behoord had aan Willem Beek. Hij schrok er van. Met de lamp gevaar lijk naast zich op het groote bed, begon hij ingespannen te lezen. Na een half uur was hij niets wijzer. Het scheen hem toe, dat zijn oudoom, Wil lem, rentmeester geweest was op een groot landgoed van een zekeren mijnheer Harwood. Roger had geen verstand van boekhouding en de kolommen cijfers zeiden hem niets. Daarom nam hij het stapeltje brieven ter hand en toen scheen zijn hart stil te staan. De eerste was een brief van mijnheer Har wood aan den ouden Sir Roger Beck, zijn oudoorn. Hij schreef: „Hoewel ik het betreur, dat u en uw neef deze beslissing genomen hebben, moet ik toch uw gevoel van eer en rechtvaardigheid bewonderen. Misschien is er voor u geen andere oplossing, Maar ik wilde u verzekeren, dat er geen reden is om u te haasten en dat ik gaarne uw conveniance zal afwachten. Als het tekort maar uiteindelijk aangezui verd wordt, is er geen reden om stappen te doen, die voor uw eigendommen nadeelig zou den zijn en uw geachten neef schade zouden berokkenen. Laat ik eindigen, met op te merken, dat de misslag van een uwer familie leden, geen afbreuk doet aan mijn respect jegens de overige leden." Indien het tekort uiteindelijk wordt aange zuiverd.... de misstap van een der familie leden Wat had Willem Beek gedaan? Ademloos zocht Roger verder tusschen de brieven en vond er een dien hij het eerst had moeten lezen. Deze luidde: „Beste Roger. Het spijt mij, dat ik u moet lastig vallen. Uw jonge neef Willem, die al jaren mijn rentmeester is, heeft zonder ken nisgeving het land verlaten. Ik vreesde, dat er voor dit overhaast vertrek onaangename redenen waren. Toen ik daarom de afrekeningen doorzag, merkte ik al spoedig groote tekorten. Omdat onze families al zooveel jaren bevriend zijn geweest, zou ik het buitengewoon onaan genaam vinden, als ik de oorzaak moest zijn, dat er een smet kwam op den naam Beek. Toch lijd ik door toedoen van uw neef be langrijke verliezen. Zou het u schikken, zoo spoedig mogelijk een bezoek af te leggen bij mijn rechtkundigen' adviseur, opdat wij tot een vergelijk kunnen komen? Op zijn discretie kimt u rekenen." Met starende oogen en bevende handen zat Roger dezen brief te lezen en zocht toen verder naar een duidelijker schrijven, waarin de mis slag met name zou genoemd worden. Even later vond hij een brief, waarschijnlijk na het onderhoud met den advocaat geschreven. Zijn oude naamgenoot schreef: „Waarde heer Harwood. Ik heb mijn neef en erfgenaam, Roger Beck, die schandelijke zaak medegedeeld en wij zijn overeengekomen, uw voorstel, hetwelk wjj danken aan uw goedheid, te accepteeren. Wij zullen onmiddellijk de tekorten aan zuiveren. Ik kan juist een deel van mijn landerijen voordeelig van de hand doen en dat stelt mij in staat, met instemming van mijn opvolger en erfgenaam, het ontbrekende, ontstaan door de chèque-vervalsching, dade lijk te restitueeren." De vervalsche cheque. Dat was het dus. Sir Roger noemde de dingen bij den naam. Dan ging de brief verder: „Als u mij het bedrag wilt noemen van de kleinere tekorten, zal ik u dat uit de hand betalen. Ik wil u bij deze verzekeren, dat, noch mij» neef. noch ikzelf, zullen rusten,, voordat de naam gezuiverd is, voor zoover dat met restitueeren mogelijk is. Wij danken u beiden zeer voor uw edelmoedigheid, deze zaak niet ruchtbaar te willen maken. Ik wensch nooit meer van Willem Beek te hooren. Ik heb hem den rug toegekeerd en zijn naam geschrapt." Roger zat als versteend. Zijn grootvader had. gelijk gehad, hem niet meer te willen zien, maar waarom moest zijn naam uitgewischt? De schande kon toch nooit weggevaagd worden. De woorden die mijnheer de la Riva den vorigen dag gesproken had, kwamen hem helder voor den geest: „Je kunt Rita niets anders aan bieden, dan je eervollen naam. Waarom blijf je er dan op staan, dat op dien naam een smet blijft rusten?" Natuurlijk moest hij het hem vertellen. Zou Rita op hem neerzien.... zou haar vader zijn toestemming intrekken? Hij sliep dien nacht weinig en 's morgens, voordat iemand op was, had hij al de boeken en bescheiden uit het kastje in de laden van zijn bureau weggesloten. De drukte en het lawaai hinderden hem. Tot nu toe had Roger nooit geweten, dat hjj zenuwen had, nu schrok hij van ieder geluid. Toch probeerde hij zich zelf gerust te stellen. Rita hield toch van hem, Zij trouwde hem toch niet om zijn naam. Zij zou haar handje wel in de zijne leggen en zeggen, dat het niets gaf. Toen hij een telegram ontving, waarin de De la Riva's hun komst aankondigden, om te zien naar d^n bouw. werd hij rustiger. On ziin ver zoek maakte Jane Beck een koud souper klaar. „De dagen zijn zoo kort," zei hij. „En als Rita den eersten steen wil leggen van het nieuwe stuk, moet zij het dadelijk na aankomst doen Laat alles maar klaar staan." Spoedig hoorde hij het gesnor van den auto en hij draafde de oprijlaan uit om hen te ver welkomen. Rita scheen in een uitstekend humeur en liever dan ooit. „Heb je een zilveren troffeltje?" vroeg zij. „Nu, dat spijt me. Ik dacht, dat je een zil veren troffeltje zou hebben met mijn naam er op." „Ik had geen tijd," zei Roger. „En bovendien, ik kan toch niet aan alles tegelijk denken." „Dat had je niet moeten zeggen." rien zij uit, en dreigde hem met haar vinger. „Je had moeten zeggen, dat het nog niet terug was van den goudsmid. Dan had ik je attentie ge waardeerd." „Dat is niets voor Roger," zei haar vader. „Ik moet Roger nog leeren, lieve dingetjes te zeggen," ging Rita voort. Dan greep zij zijn arm met beide handen vast. „Wees toch niet zoo plechtig. Ik maak maar grapjes. Ik zou niet willen dat je anders was." Zoo vol vroolijkheid en pret was zij, dat zij niet bemerkte, hoe somber en afgetrokken haar verloofde was. Maar haar vader zag het wel.... en met een beetje ongeduld meende hij, dat het kwam, omdat Roger eigenlijk niet hield van verandering. „En nu," zei Rita, toen zij klaar was met de thee, „nu loop ik even naar boven en trek mijn huisjurk aan. juffrouw Beek. Ik heb hem meegebracht om hem Roger te laten zien. Ik geloof, dat ik maar wacht met dien eersten steen, totdat Roger een zilveren troffeltje heeft." „Maar dat zal het werk zoo ophouden, Rita," riep haar vader. „Het duurt een poosje, voor je zoo'n troffeltje hebt en dan moeten de werklui wachten." „O, laten ze maar doorwerken, dan leg ik wel een anderen steen. Maar ik moet mijn trof feltje hebben. Roger moet er voor zorgen. Ik ga brood bakken, nicht Jane gaat het me leeren." „Nou, de oven is goed heet," zei juffrouw Beek. „Ik zal alles klaar zetten met Molly." Roger bleef stil zitten zoolang Molly nog in de kamer was en mijnheer de la Riva, die vroolijk om Rita's gepraat had gelachen, be dacht, dat Roger nauwelijks geglimlacht had. En?" zei de oude heer toen Molly was heengegaan. Roger scheen wakker te schrikken, maar nog sprak hij aarzelend. Ik heb een tamelijk onaangename ontdek king gedaan," begon hij. „Heel toevallig. Weet u nog, wat u me gezegd heeft over dien stam boom? Nu weet ikHij hield op, verbaasd over de uitdrukking van angst en woede op het gezicht van mijnheer de la Riva. Het vroolijk gesnap van Rita klonk op de trap en Roger was nog meer verwonderd, toen de oude heer hem toesnauwde: (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 9