Onderwijs afgehandeld De werkloosheid REDE VAN MINISTER SLOTEMAKER Beleediging van de Koningin De roofoverval te Westzaan wrekend verleden WOENSDAG 18 MAART 1936 EERSTE KAMER De spellingkwestie is bij den bewindsman nog in studie Het nationaal karakter De lagere school Spellingvraagstuk N. S. B.-theorieën Waterstaat Minister Oud voor de Industrieele Club Regeering kan geen ordening opleggen Vaste lasten Op het einde van Februari iets gedaald Het ontslag van prof. van Calcar Briefkaart geschreven onder in vloed van een querulant Revolver afgegaan Rijksveldwachter gedood SANCTIEWET OVERTREDEN? (Je Suis Partout). 24 uur onafgebroken achter 't stuur DE INBRAAK TE MIDDELIE Een verdachte aangehouden Toen door den slaap overmand en een aanrijding, waarbij een wielrijder zwaar ge wond werd Drie verdachten op vrije voeten gesteld Hofstede afgebrand UIT DE STAATSCOURANT Ernstige aanrijding Financiën Landsadvocaat Belastingen Sociale Zaken Luchtvaart Voorzitter examencommissie Landmacht DOOR J. S. FLETCHER ,,'^at Stoner begreep wel, dat zün verstandige vriend SPECIAAL VOOR U DAM ES u d. rubriek WAT DE TONG STREELT <Paq. 4) Minister Slotemaker de Bruine. Den Haag, 17 Maart 1936 De Eerste Kamer zal deze wegje een heel eind met haar begrootingswerk opschieten. Bijna al de hoofdstukken welke nog niet zijn afgehandeld, prijken in het gezelschap van de begrootingen van Zuiderzee- en Ver- keersfonds op haar agenda. En heden kwam zij met de Onderwijsbegrooting alvast klaar. Er is bij dit hoofdstuk betrekkelijk weinig ge sproken. Men bepaalde zich vrij algemeen tot Wat op het oogenblik hoofdpunten zijn in 's Mi eters beleid. En Minister SLOTEMAKER ant woordde daarop in een driedeelige rede, waarin, achtereenvolgens eenige belangrijke kwes ties in verband met het Lager Onderwijs, zijn "sleid ter zake van de spelling en de houding Van de N. S. B. ten opzichte van onderwijs en Ppvoeding behandelde. Daaraan deed hij eenige °sse opmerkingen voorafgaan, waarvan wij hoteeren, dat de Katholieke afgevaardigde de Eruyn een verdediging te hooren kreeg van de SUbsidieering van de Philips' avondcursussen, sismede een toelichting, dat de omzetting van driejarige in tweejarige ambachtsscholen zon- ^r al te groote schade geschieden kan. Mr. ^ropman, zijn fractiegenoot, had niet al te veel succes van zijn interventie voor noodlij- bende kunstenaars. Eerst moeten de gemeenten maar eens meer jbedewerking verleenen, aldus de Minister, aan betgeen vanwege Sociale Zaken aan initiatief 'en behoeve van deze groep is ontwikkeld. Wat de Lagere ®ehool betreft, be handelde Minister ®'otemaker den geest k'-i dit onderwijs, de Positie, welke het Volkslied daarbij moet hniemen, en de vraag, of het bijbrengen van Bijbelkennis op de °Penbare School moet Worden bevorderd. Inzake het eerste bbtwerp gaf de Mi- bister toe, dat wel eens te zeer een onvrucht baar intellectualisme hoogtij viert, terwijl de ^langrijke taak van de karaktervorming in 't Gedrang komt. Indien er concrete feiten aan hem worden voorgelegd ten bewijze, dat de geest van som- bhge onderwijzers niet deugt, wil de Minister O'0 feiten natuurlijk gaarne onderzoeken. Maar ®iten uit het heden had de N.S.B.-'er graaf de ^krehant et d'Ansembourg, niet genoemd. Be Minister is overigens van meening, dat °ok die onderwijzer, die buiten de school kanspoort tot ongehoorzaamheid aan de wet- fen des lands, niet voor de klas gehand haafd kan blijven. Wijziging van de Lager Onderwijswet zal, om daartoe de mogelijk heid te openen, noodig zijn. Bat de kinderen het volkslied moeten leeren, .breekt volgens den Minister vanzelf. Dat men dan tegelijk den zin van het Wilhelmus jkh Nassouwe uitlegt, is niet noodzakelijk. Ook j6' gebrek aan Bijbelkennis is zeer te betreu- w?1, maar het is niet gemakkelijk, hierin door 'hdel van de Openbare School te voorzien, ter at de onderwijzers voor dit werk ook gees- (h-ik geschikt moeten zijn. Men kan nu een- bal deze delicate materie niet maar aan reen. in handen geven. Intusschen juicht hflnister het ten zeerste toe, wanneer hier j^br samenwerking van ouders en onderwij- Vr, b Personeel in bestaande leemten wordt 0°rzien. Bizake het spellingvraagstuk heeft het ^®hkt in de Eerste Kamer alleen dit nieuws ^bracht, dat de Minister na de repliek van de« anti-revolutionnair VAN CITTERS ^et meer a priori afwees, aan zijn even- tlteel in te voeren gewijzigd régime een Wettelijke kans te geven door aan de Staten ^«eraal een althans eenigszins concreet beschreven machtiging tot het regielen Zer materie te vragen. Bveriggns is de bewindsman op dit punt nog volkomen uitgestudeerd. Hij heeft bezwaar v8eb wat de commissie-van Haeringen terzake h. de bulgings-n en de pronominale aandui- adviseerde. En hij wenscht deze vragen eerst nog eens goed te bezien, voordat hij een definitieve beslissing neemt. Want die beslis sing geldt dan tegelijk voor de „spelling", welke voortaan van overheidswege zal worden ge bezigd. Een verschil tusschen de spelling, welke op examens wordt geëischt, en die, welke de Re geering zelf in het ambtelijk leven toepast, is immers volgens de Memorie van Antwoord „een toestand, die in geen geval zou kunnen worden bestendigd." Ten slotte *s Ministers antwoord aan den Graaf de Marchant et d'Ansembourg over de houding van de N.S.B. inzake onderwijs en op voeding. De N.S.B., aldus de Minister, zegt, dat zij vrijheid zal laten „voor het goede". Maar wat het „goede" is, zal haar leider uitmaken. Dat herinnert aan de tyrannie van de liberalen van 1815 en aan het „nul n'aura d'esprit que nous en nos amis". Godsdienst en kerk zullen zich mogen laten gelden, zoolang zij de „eenheid" niet bedreigen. Dat wees Minister Slotemaker de Bruine met kracht van de hand. Evenals hij onder verwijzing naar figuren als Sehaepman, Kuyper, Groen van Prinsterer en de Savomin Lohman de vrijmoedige bewering bestreed, als zou de N.S.B. zijn noodig geweest, om tegen de beginselen van de revolutie van 1789 in te gaan. En evenals hij onwederlsgbaar aantoonde, dat het beroep op den leerplicht, die het primaire recht van de ouders, om over den geest van de opvoeding hunner kinderen te beslissen, zou aantasten, volstrekt geen ar gument is, 'waarmee de ééne nationale jeugd- vereeniging verdedigd kan worden. Want naast de verplichting, om hun kinderen Lager On derwijs te doen genieten, geeft de gesmade demo-liberale Staat aan de ouders het recht, om vrijelijk te beslissen, vari welken geest dat onderwijs doortrokken zal zijn. Uit 'sheeren DE MARCHANT's repliek no- teeren wij, dat hij zeide, een oogje in het zeil te zullen houden, of de Minister wel voldoende zorgen zal voor het nationaal karakter van het onderwijs. Het bloed kruipt, waar het niet gaan kan! Hier sprak zijns ondanks de democraat, die op contröle van het uitvoerend bewind ge steld is! In een korte repliek heeft ook de Ka tholieke afgevaardigde Prof. STEGER nog eens op een wijze, die iederen Katholiek behalve dezen N.S.B.-er overtuigt, aange toond, dat de N.S.B.-theorieën over onder wijs en opvoeding in volstrekten strijd zijn met de richtlijnen van 's Pausen Encycliek „Bivini illius Magistri". Over „Waterstaat" zijn vandaag al twee sprekers aan het woord geweest. Mr. VAN LANSCHOT beval in 's Ministers aandacht eenige belangrijke waterstaatswerken in Noord- Brabant aan, n.m. de beteugeling van de stormvloeden bij den Biesbosch en de aanslui ting van Roosendaal op het Brabantsch kana- lennet. En de anti-revolutionnaire Jhr. VAN CITTERS betoogde nog eens opnieuw, dat de secretaris-generaal van Waterstaat, die in deze functie ook binnenvaartbelangen te be hartigen heeft, niet tegelijkertijd president- commissaris moet wezen van de Nederlana- sche Spoorwegen. Maandagavond hield „De Industrieele Club" te Amsterdam den jaarlijkschen gemeenschap- pelijken maaltijd van haar leden, waarbij als gast tegenwoordig was mr. P. J. Oud, de minis ter van Financiën. Minister Oud heeft bij deze gelegenheid een rede gehouden, waaraan wij het volgende ont- neenen: Wanneer we, aldus de minister, weer in de opgaande lijn willen komen, moet het bedrijfs leven weer op rendabele basis komen; we moe ten dus op een zeker peil komen met het buitenland: wat men noemt „aanpassen". We moeten erkennen soms maatregelen te nemen, die niet lelden tot verlaging', maar tot verhoo ging der levenskosten. Wij moeten inderdaad naar lagere lasten: ik erken, dat wij de laatste jaren tegenover een verzwaring in plaats van een verlichting van belastingdruk staan. Ik pleit echter clementie. We stonden voor het noodlottig accoord van dalende inkomsten en stijgende uitgaven. Van 1932 op 1936 is onze begrooting echter verbeterd met 124 millioen, wat wel duidt op een belangrijke bezuiniging. Dan is er de moeilijke quaestie der vaste lasten. Neemt men de maatregelen niet juist, dan doet men misschien meer schade dan goed, en grijpt men op de credietmarkt in, waar zooveel imponderabilia werken, dan maakt men het crediet juist duur. Wanneer men ziet, dat de rechtszekerheid bij de regeering niet veilig is, trekt men zich terug van de credietmarkt. Men heeft vaak beweerd, dat de regeering het kapitaal heeft gespaard en de loonen wel aangetast. Niets is minder juist. Men zie slechts naar de renteverlaging en wat met aandeelen en obligatiekapitaal geschiedt. De regeering heeft zich op dit terrein zooveel mogelijk af zijdig gehouden en de zaken haar normalen loop laten nemen. Wat de bestrijding der werkloosheid betreft moet men werk zien te verschaffen, dat iets blijvends tot stand brengt. Tegenover deze werk verschaffing staat echter het streven tot ratio nalisatie; ook hier weer het dualisme van dezen tijd: door de rationalisatie, die de bedrijven op rendabele basis brengt, ontstaat meer werk' loosheid. Verbod van rationalisatie beteekent stopzet ting van de verbetering in de industrie. Toch kan er aanleiding zijn (b.v. in de sigaren- industrie) uit sociale en andere reden om de rationalisatie te remmen, al belemmert men hier de industrie. O. a. in haar concurrentie tegenover het buitenland. Ik zie uit het bedrijfsleven een toenemenden drang naar organisatie, maar ik ben steeds be vreesd voor een ordening door den staat opge legd; hoofdzaak is hier de ordening, die uit de maatschappij zelf opkomt. De Overheid kan be hulpzaam zijn, stimuleeren in de goede rich ting, maar leiding geven kan zij niet. De directeur van den Rijksdienst der Werk loosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling deelt mede, dat in de week van 2429 Februari 1936 het aantal leden van ingevolge het Werk loosheidsbesluit 1917 gesubsidieerde vereenigin- gen bedroeg 537.200 (waarvan 74.600 landar beiders)). De werkloosheid onder deze verzekerden be droeg voor het geheel: in de week van 24—29 Februari 1936 33,3 pet.; in de vorige verslag- week (38 Febr. 1936) 35,9 pet.; in de over eenkomstige verslagweek van 1935 32,6 pet.; in de overeenkomstige verslagweek van '34 2«,9 pet. In het vorige persbericht, (over de week 38 Februari) SU nd ten onrechte voci liet per centage werkloosheid voor het giheei vermeld 37,1; dit had moeten zijn 35,9 Laat men de landarbeiders buiten beschou wing, dan cedroeg de werkloos.;ti.-l onder de overige verzekerden: in de week van 2429 1936 35,4 P L in de vorige verslngwr36,9 pet.; in de overeenkomstige week van 1935 34,6 petin de overeenkomstige week van '34 28 pet. Zooals uit deze cijfers blijkt, is het werk loosheidspercentage (zonder landarbeiders), dat van de tweede helft van December 1935 af vrijwel stationnair op het hoogtepunt van om streeks 36,7 stond op het einde van Februari 1936 gedaald tot 35,4. Bü 1062 organen der openbare arbeidsbemid deling stonden op 29 Februari 1936 in totaal 483366 werkzoekenden ingeschreven onder wie 456.388 mannen. Van deze werkzoekenden waren er 463.963 werkloos onder wie 442.297 mannen. Blijkens mededeeling van de afdeeling Werk verschaffing en steunverleening van het De partement van Sociale Zaken, waren einde 1936 54.049 werklooze arbeiders geplaatst bij een werkverschaffing. Bovendien waren 751 perso nen met financieelen steun van de Overheid tewerkgesteld in het land- en tuinbouwbedrijf; laatstbedoeld aantal is niet begrepen onder het over einde Januari 1936 als werkloos opgegeven aantal personen. Op de vragen van het Tweede Kamerlid Moller betreffende opschorting' van het ont slag van den hoogleeraar Van Calcar en over legging aan de Tweede Kamer van op de op heffing van den leerstoel in de basteriologie te Leiden betrekking hebbende stukken heeft Minister Slotemaker de Bruïne geantwoord, dat hij bij de beraadslaging over de tweede afdeeling (Hooger Onderwijs) van de begroo ting van zijn Departement voor 1936 over de motie-Moller naar zijn meening voldoende heeft uiteengezet, waarom van hem opschor ting van het aan den hoogleeraar Van Calcar gegeven ontslag niet was te verwachten. De benoeming en het ontslag van ambtenaren behooren tot de bevoegdheid van dc Kroon. Ten aanzien van het ontslag van den hoog leeraar Van Calcar heeft de minister zijn be leid, voor zoover dit de doelmatigheid betrof, reeds in de Kamer uiteengezet. De vraag om trent de rechtmatigheid dient thans voor het ambten arengerecht. De ip inrit er heeft er overwegend bezwaar tegen, de gevraagde stukken aan de Kamer over te leggen en kan geen vrijheid vinden, het advies van de medische faculteit ter ken nis var> de Kamer te brengen. Hem is geen omstandigheid bekend, die aanleiding zou ge ven om af te wijken van den regel, dat amb telijke adviezen, uitsluitend voor de Regeering bestemd, slechts ter kennis van de Regeering komen. Wegens opzettelijke schriftelijke beleediging van H. M. de Koningin heeft voor de rechtbank te Rotterdam terechtgestaan de 48-jarige sjou werman I. A. L., gedetineerd. L. had zich per briefkaart tot H. M. gericht en zich daarin zeer beleedigend uitgelaten. De telefoonjuffrouw op het postkantoor te Middel- harnis, getuige M. E. Loppe, had op 9 Novem ber j.l. bij de afgestempelde ochtendpost een briefkaart voor de Koningin aangetroffen, waarop tal van' ongewenschte dingen waren vermeld. Overeenkomstig haar instructies had getuige de kaart aan den directeur van het post kantoor ter hand gesteld. Verdachte, ondervraagd door den president, mr. J. G. Huyser, bekende de briefkaart eenige dagen tevoren geschreven te hebben in een lo gement aan de Lange Warande te Rotterdam. Hij had de kaart willen meenemen naar zijn te Den Bomel woonachtige moeder, maar op de boot tusschen Hellevoetsluri en Middelharnri had hij haar aan een onbekende gegeven, van wie hy inlichtingen en advies over een finan- cieele kwestie 'verwachtte. Verdachte ontkende de bedoeling te hebben gehad een ander de kaart te laten posten. De Officier van Justitie, mr. J. S. Loke, vond het feit buitengewoon ernstig en spr. zou stel lig een straf erichen, die niet ver van het maxi mum van vijf jaar af zou zijn, indien verdach- te's persoonlijkheid geen reden tot verdere be spreking noodzakelijk maakt. De psychiater dr. K. Penon, noemt verdachte in zijn rapport een dommen, plompen onbehouwen man, die noch achterlijk, noch slecht is, maar beïnvloed door een queruleerenden broeder, tengevolge waar van hij denkt niet altijd billijk behandeld te zijn. Het door de Prot. Christelijke reclasseerings- vereeniging uitgebracht rapport luidt gunstig, op grond waarvan het O. M. verdachte's veroor deeling erichte tot het ondergaan van een ge vangenisstraf van een jaar waarvan de helft voorwaardelijk met drie jaar proeftijd en toe zicht. De verdediger, mr. J. Rombach, betoogde, dat de Koningin niet beleedigd kon worden door verdachte's briefkaart, omdat het epistel te veel barrières moest overwinnen om in H. M.'s han den te komen. PI. concludeerde tot een ortslag van rechts vervolging en verzocht verdachte's onmiddel lijke invrijheidsstelling. Na raadkamer heeft de rechtbank op grond van vrees voor herhaling het verzoek van den verdediger afgewezen. Uitspraak 31 dezer. Dinsdagmiddag om drie uur was de Rijks veldwachter M. Martena te Roden bezig zijn revolver schoon te maken. Het wapen ging plot seling af, waardoor M. op slag werd gedood. Hij laat een vrouw en drie kinderen achter. De laatste dagen kwamen op de veiling te Rotterdam, aldus de Telegraaf, groote partijen citroenen, die, naar men in deskundige kringen met vrijwel absolute zekerheid verklaarde, uit Italië afkomstig moeten zijn. Deze citroenen zijn echter verpakt in Syrische kisten, welke voorzien zijn van Syrische merken. Wel heel vreemd is dit, als men in aanmerking neemt, dat de citroenenoogst sedert eenige maanden is afgeloopen, terwijl in den bone fide-handel reeds sedert tien weken geen offerten meer in deze citroenen gedaan worden. De handelaars, die niet aan dezen sluikhandel meedoen, worden er door gedupeerd, omdat de groote aanvoer van deze citroenen de markt blijft drukken. Men heeft reeds de Kamer van Koophandel en de douaneautoriteiten op deze gevallen van ontduiking van de sanctiewet gewezen. Waarom schreeuwt U, Ik doe nog niets. —Ik schreeuw in voor raad. Straks krijg ik de kans niet meer. In verband met de inbraak, welke in den nacht van Zaterdag op Zondag bij de wed. Bark te Mlddelie is gepleegd, waarbij de brandkast werd opengebroken en eenige gouden en zilveren voorwerpen benevens een bedrag aan geld van 150 werden gestolen, is gisteren, .Dinsdag, te Zaandam aangehouden F., wonende aldaar. Ondanks de bezwarende getuigenissen ontkent de verdachte echter alle schuld aan de inbraak. Bij een huiszoeking is een groot aantal in brekerswerktuigen gevonden, doch geen voor werpen van den diefstal afkomstig. Zondagsmorgens te zeven uur was hij te Amsterdam bij zijn patroon, een taxi-onderne mer, in dienst getreden. Den geheelen dag uoor had hij personen in zijn wagen vervoerd en tegen zeven uur dienzelfden avond kreeg hij opdracht 'n „vrachtje" naar Nijmegen te rijden. Uitgerekend was, hoelang hij daarvoor noodig had en het tijdstip van weer terug te zijn in de garage te Amsterdam werd vastgesteld. Op den terugweg zijnde 's Maandagsmorgens te ongeveer zeven uur, dus vier en twintig uur nadat hij zijn „dagtaak" was begonnen, voelde deze 20-jarige taxi-chauffeur, dat de slaap hem de baas dreigde te worden. Het was bij Leersum en volgens de vooraf gemaakte berekening, had hij al terug moeten zijn. Even zette hij zijn wagen langs den weg en stapte uit, om door de koude den slaap wat te verdrijven. Dat frischte hem wel op, doch toen hij weer achter het stuur plaats nam, begon het vechten tegen den slaap opnieuw! Manmoedig klemde hij zijn kaken op elkaar en reed door. Hoe het precies gebeurde, zal hij wel nooit kunnen navertellen, doch toen hij zich weer wat bewust werd, stond een andere auto naast den zijnen en de bestuurder van het andere voertuig vertelde hem, dat hij een wiel rijder, die op het rijwielpad langs de autobaan reed, omvergereden had. Het slachtoffer was er erg aan toe. Een en ander speelde zich op Maandagmorgen 3 Februari j.l. af en tot op heden is de van- geredene nog niet hersteld. Vijf dagen na het ongeval kreeg de jongeman ontslag. Wegens dit feit werd de chauffeur vervolgd terzake het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door'schuld en hij had zich Dinsdag voor de Rechtbank te Utrecht te verantwoorden. Een van de gehoorde getuigen, de automo bilist, die den taxi-chauffeur had aangehouden, had achter hem gereden en gezien, hoe het ongeval zich had afgespeeld. De auto van ver dachte zoo vertelde de man slingerde niet en aan het voortbewegen van den wagen viel niets bijzonders op te merken. Plotseimg echter zwenkte de wagen naar rechts, reed het ter rechterzijde van den weg gelegen rijwielpad op, botste tegen den wielrijder aan, raakte ook nogeen lantaarnpaal en zwenkte toen weer naar links, om dan gewoon verder te rijden op den weg. Get., die met zijn wagen ruim honderd meter achter den eersten wagen reed, gaf meer gas, haalde den anderen auto in en beduidde den chauffeur te stoppen, wat deze onmiddel lijk deed. Samen zijn zij naar den in bewuste- l'oozen toestand op den grond liggenden man toegesneld, om hulp te bieden. Ook was er spoe dig een veldwachter ter plaatse, alsmede de burgemeester van Leersum, voor wiens woning het ongeluk plaats vond. Het bleek spoedig, dat de chauffeur in slaap gevallen was en niets van het ongeval writ. Een streep groene verf langs de rechterzijde van den auto toonde echter duidelijk aan, dat de wagen langs den lantaarnpaal was geschuurd Hoewel de president zich kon indenken, dat verdachte bevreesd was zijn betrekking te ver liezen en hij daaroih nog trachtte op tijd terug te zijn, had hij toch niet mogen doorrijden, daar hij niet capabel meer was, een auto te besturen. Hierdoor bracht hij niet alleen zich zelf in gevaar, doch bovendien alle weggebrui kers op het door hem af te leggen traject. De verschillende omstandigheden in aanmer king nemende eischte de officier van Justitie tegen den chauffeur twee maanden hechtenis met intrekking van het rijbewijs voor den tijd van zes maanden. Uitspraak over 14 dagen. Van de vijf aangehoudenen in verband met den roofoverval ten huize van ds. van Dokkum te Westzaan, welke Zondagmorgen heeft plaats gehad, zijn Dinsdag drie verdachten de ge broeders S. van Westzaan en de chauffeur van den auto, waarmee de daders zouden zijn ge komen uit de voorloopige hechtenis ont slagen, omdat geen voldoende aanwijzingen be stonden om hen langer vast te houden. De beide andere verdachten, die in de woning van den predikant zijn geweest, worden heden (Woensdag) naar Haarlem overgebracht om ter beschikking van de justitie te worden ge steld. Dinsdagmorgen is te Driel bij Arnhem afge brand de hofstede van A. Assers, gelegen in de Keurichekamp. Huis en inboedel gingen geheel in vlammen op. De motorspuit uit Heteren moest met kracht optreden, om de belendende perceelen te behou den en uitbreiding te voorkomen. De oorzaak van den brand ri onbekend. Ver zekering dekt de schade. Op den Gejy opscheweg nabij Eindhoven is de 45-jarige P. Heesmans, wonende te Deurne, op zijn rijwiel aangereden door een auto. De man werd vrij ernstig gewond en is naar het Binnengasthuis te Eindhoven overgebracht. Gerekend met 1 Januari 1936 bij het Depar tement van Financiën bevorderd tot referen daris J. B. J. Peeters, thans hoofdcommies; tot inspecteur bij de Centrale Thesaurie J. T. Ver baas, thans hoofdcommies; tot hoofdcommies C. G. Kool, thans commies met den pers. titel van hoofdcommies; tot commies mej. W. C. van der Plas, thans adjunct-commies. Met 1 April bij het Dep. van Financiën be noemd tot commies mr. G. W. Toebes. Met I April is aan mr. J. H. Telders, lands advocaat te 's Gravenhage, op verz. eervol ont slag verleend met dank. Met denzelfden datum is als zoodanig benoemd jhr. mr. G. W. van der Does, thans pl.verv. landsadvocaat. De ontvanger der dir. bel. enz. J. J. van der Vlugt is verplaatst van kantoor der inv. en acc. te Kerkrade (station) naar het kantoor der dir. bel., inv. en acc. te Hansweert. Te rekenen van 1 Januari zijn bij het Dep. van Sociale Zaken bevorderd tot hoofdcommies H. Hazelhoff en J. A. Knetsch, beiden thans controleur; tot commies mej. A. c. J. Schmidt en, P. J, van de Panne, beiden thans adj.- commies. Benoemd en aangesteld bij het res.-personeel der landmacht, bij de inf.: bij de luchtvaartafd. tot res.-tweede luit. met bestemming voor den dienst van vlieger, de res.-sergeanten C .T. R. Steensma, P. Noomen en D. A. J. Paap, allen vlieger van die afd. Bij Kon. Besluit van 13 Maart 1936 is, met ingang van 21 Maart 1936, aan den voorzitter van de commissiën tot het examlneeren van officieren en adelborsten, den gepensionneerden vice-admiraal titulair C. L. van Buuren, op zijn verzoek eervol ontslag verleend, met dankbe tuiging voor de In die betrekking bewezen diensten; de adjudant in buitengewonen dienst van H. M. de Koningin, de gepensionneerde vice- admiraal Jhr. G. L. Schorer, benoemd tot voor zitter van de commissiën tot het exam'meeren van officieren en adelborsten. Bij Kon. Besluit van 13 Maart 1936 is, met ingang van 1 April 1936, op het daartoe door hem gedaan verzoek, een eervol ontslag uit den militairen dienst verleend aan den majoor Jhr. H. Laman Trip, van het 8e regiment veldartil lerie; Zijn benoemd en aangesteld: a. met ingang van 1 April 1936, bü het wa pen der artillerie, le. tot majoor, onderscheidenlük bü het 8e regiment veldartillerie, den staf van het wapen, het korps rüdende artillerie, den staf der me Artilleriebrigade en het 2e regiment veldartil lerie. de kapiteins C. C. Grosjans, G. W. Le Heux, P. H. Schoute, A. V. M. J. M. Goulmy en G. Wegerif, respectievelük van het 2e regiment veldartillerie, van den staf van het wapen, di recteur van het remontewezen, van het korps rijdende artillerie, van den staf der Ille artil leriebrigade en van het 2e regiment veldartil lerie; bü den staf van het wapen tot majoor- magazünmeester, de kapitein-magazünmeester H. de Groot, van dien staf, toegevoegd aan den directeur voor het materieel der landmacht. dat biljart naar den drommel loopen, ..ly^ longen," zei hij bevend van spanning. in „De Jager" niet een rustig hoekje, Uit rt wy eens ernstig kunnen praten. Ja? Voor- %ru,,an' Ik zal je daar de wonderlükste geschie- ic v«rtellen, die je ooit gehoord hebt, sedert gisteren kunt." ftftg ®r Was onmiddellijk onder den indruk en vaq h voor naar een afgezonderd gedeelte Ui^t «et café. Zü bestelden bier en verzochten V°1 JTleer gestoord te worden. Myler luisterde ^8est«nn6n aandacht naar hetgeen Stoner i|) c,Vertelde. Hü viel hem geen enkele maal kW fede. Toen het verhaal geëindigd was, bij ült "ij Stoner op den schouder. „Kerel," riep ket i "dat is een prachtig zaakje! Allemachtig, F°«dh 00 dul<Jelük als de dag. De vüfhonderd een 3e verdiend, zoo vast als een huis. Het W gevolgtrekking uit geconstateerde feiten, %ikt in rechterlüke termen wordt uitge- philrii B>ie voorletters M. en C- Mallows én vSèdiifth Mallalieu en Cotherstone die cktx»u nd 13011(1 het felt' dat Kitely de "*t l,. 11 ting te Wilchester in 1881 büwoonde «UUrder werd van Cotherstone, na der tig jaren dat zün feiten, waarmee rekening wordt gehouden. Zeg, Stoner, een van hen, of wellicht beiden, hebben hem vermoord, om van hem af te zün, natuurlijk!" „Dat is ook mün opinie," stemde Stoner toe, die nu zeer met zichzelf was ingenomen omdat hü zün succes meer aan zün eigen schrander heid dan aan een gelukkigen samenloop van omstandigheden toeschreef. „Natuurlük heb ik de heele zaak zoo uitgewerkt. Maar nu, de hoofdzaak! Hoe zal Ik het aanpakken? Wat raad jü mü, David?" Myler bracht al zün koopmansgeest in 't ga reel. „Wat is Tallington voor een type?" vroeg hü, met zün vinger naar den naam wüzende, die onder op het voor hem uitgespreide biljte stond. „De meest gewaardeerde procureur uit High- market." „Is hü goed voor het geld?" „Als de bank." „Welnu, als ik het doen moest, zou ik een verslag opmakten van mün bevindingen en alles zorgvuldig omschrijven. Vervolgens zou ik per- soonlük naar hem toegaan en dien münheer Tallington alles vertellen. Kerel, die vüfhon derd pond krijg je zeker. Want het zün sterke bewüzen tegen die twee en vooral tegen Cother stone. Je behoeft er niet aan te twijfelen, ke rel!" Stoner zat eenige oogenblikkten zwügend na te denken en keek toen zün vriend sluw en zenuwachtig aan. Niettegenstaande zij van kind ai aan boezemvrienden waren geweest, was Sto ner er niet zeker van, wat Myler zeggten zou, van hetgeen hij nu dacht. „Luister eens," zei hü plotseling. „De zaak is deze. Het is allemaal goed en wel, maar ieder een moet om zichzelf denken, ouwe jongen. Dia Kitely kan mij geen lor schelen. Het zou mij koud laten al hadden zü hem ook tweemaal den nek omgedraaid; ik twüfel er niet aan, of hü zal het wel verdiend hebben. Maar voor M. C. zal het heel wat beteekenen, als zü ont maskerd zullen worden. Die vijfhonderd pond kan ik gemakkelük genoeg verdienen maar je begrüpt wel, wat ik bedoel, hé? Als ik mijn mond houd, zal dat M. en C. wellicht vüf- duizend waard zün. Begrijp je?" Maar Stoner bemerkte onmiddellük, dat My ler het afkeurde. Het vriendelük gelaat van den handelsreiziger plooide zich ernstig en hü schud de zijn hoofd met een gebaar, dat aan duidelijk heid niets te wenschen overliet. „Neten, Stoner," zei hü, „dat niet! Speel eer lijk spel, kerel! Geen onderhandelingen over steekpenningen! Houd je aan de wet, Stoner, houd je aan de wet. Bovendien zün er natuur lük anderen, die ook zoeken en wellicht iets vinden. Wat je te doen hebt is maken, dat je de eerste btent. Ga onmiddellük naar Talling ton, zoodra je thuis bent." „Ik geloof, dat Je gelijk hebt," zei Stoner. „Maar ik ken M. en C. en ik weet dat het hun een half vermogen en dat is heel wat waard zou zijn om hetgeen ik weet in den doof pot te stoppen." Telkens, als hü dien nacht wakker werd, ver vulde die gedachte hem ten toen hii den volgen den morgen door Darlington wandelde, liet het idee hem niet meer los. Na gedineerd te hebben vertrok hij met een vroegen middagtrein, die hem naar het kruispunt High Gill zou voeren. Vandaar moest hü vier kilometer door de heide loopen naar de heuvels van Highmarket. En nog steeds liep hü er ernstig over te peinzen, toen hij op een der stilste plekjes van die een zame omgeving, om den hoek van eten dennen bosch plotseling van aangezicht tot aangezicht kwam te staan met Mallalieu! XVI De eenzame heide Gedurende drie uren, welke waren verioopen sedert Stoner uit Darlington vertrok, had hü niets anders gedaan, dan over de zaak naden ken. Hü was dien morgen nog bü zijn vriend Myler geweest, samen warten zü een glas bier gaan drinken in de wachtkamer van het sta tion en Myler had er nogmaals op aangedron gen, zijn gelukkig verkregen wetenschap op de goede manier te benutten. Hü zei hem, dat het best mogeük was, dat een ander ook op het spoor was van de waarheid en dat het zeer ver- achtelük zou zün om zich te latten omkoopen om te zwügen en daardoor wellicht een onschuldige te laten boeten. „Houd je aan de wet, beste kerel," zei Myler, toen de trein wegreed, „ga onmiddellük naar Tallington, dat is 't allerbeste. Houd je aan mün raad." gelijk had en nam zich voor zün raad op te vol gen zoolang hü bü hem was echter. Doch toen hü afscheid van hem had genomen en de trein wegreed, begon zün voornemen reeds te wankelen. Vijfhonderd pond! wat was dat in vergelijking met hetgeten hij zou kunnen krij gen, indien hü handig zün troeven uitspeelde. Hij kende Mallalieu en Cotherstone hü wist meer van hen dan zü dachten. Hü wist, dat zü rük, zeer rük waren. Zü hadden steeds geluk in zaken. Vüfduizend pond zou voor ieder per- soonlük niets beteekenen, laat staan voor bei- dten te zamen. Volgens Stoner's meening had hü er slechts om te vragen om het te krügen. Hü geloofde vast, dat zij het op staande» voet zouden uitbetalen. En als hü die vüfduizend pond goed en wel had, zou hü geen vüf uur lan ger In Highmarket bhjven, maar met de eerste boot de beste naar Amerika oversteken. Myler was een beste kerel, er waren geen betere, maar hü was te kleingeestig, te bekrompen, voor al sedert hü getrouwd was. Ieder mensch had het recht zoo goed mogelük voor zich zelf te zorgen. En toen Stoner daar, op die etenzame heide, plotseling Mallalieu ontmoette, vatte hü onmiddellük het plan op, hem het geld af te persen.- De plek waar zü elkaar troffen was zeer gun stig voor het plan. Mülen en mü'lten ver in den omtrek niets dan eenzaamheid en stilte. Heide vlakten, onderbroken door kalkrotsen en den- nenbosschen of eiken kreupelhout, niets dan de blauwe streep der heuvelen ln het westen, niets dan de grauwe hemel bovten hen; slechts 't ge luid van een wulp of het blaten van een berg- schaap. In die omgeving ontmoette hy zün oud sten patroon op den hoek van 't boschje, dat langs den rand van een verlaten steengroeve liep. Stoner wist, dat Mallalieu een groot lief hebber was van wandelen, vooral in deze om geving en hij wist tevens, dat hü geregeld alleen wandelde. Mallalieu liep in gedachten met zün stok te zwaaien en hij, zoowel als Stoner, waren zoo in hun overpeinzingen verdiept, dat zij elkanders voetstappen niet hoorden. Het gevolg was, dat zij bijna tegen elkaar opliepen. Stoner was uit het veld geslagen; hij kreeg een kleur van plot selinge verrassing. Doch Mallalieu, die van zün eigen overpeinzingen was vervuld en heelemaal niet aan Stoner dacht, toonde geen verwonde ring. Hü had steeds als stelregel aangenomen, vriendelijk te zijn tegtenover allen, die in zijn dienst waren en ook nu glimlachte hü tegen zün kantoorbediende. „Zoo Stoner!" riep hü vriendelük, „zoo heele maal alleen aan het wandelen? Ik dacht dat een jonge kerel als jü liever met een van de cou peuses van Faetherby een wandelingetje zou makten." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 3