ÏÏCdvebfiaal van den dag
Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden
O.
r
Een dramatische
ontknoopïng
BEDREIGD MONUMENT
De bloemen van
La Argentina
St. Antonius in het Zuiden
LIEFDE
EN EER
DONDERDAG 19 MAART 1936
De dood als bruidegom
Nederlandsche Kunst in
Duitschland
Nieuw Passiespel
Te Voorburg
Vandalisme te Sittard
I De man die niet f
i meer wist I
,._r' ij.-.
A "p A op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen k biJ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door k bii een ongeval met k 9CH
«\JLLiU /iDUn 1^51—i kj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A f Uv» doodelijken afloop A uKJV.
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of een oog
fXlOR M. E. FRANCIS
Het is gebeurd te Boekarest. Daar slaan
harten en polssn driftiger dan aan de
lauwe westerstranden, daar is de vreugde
vreugdiger, de wanhoop wanhopiger, de passie
meer gepassionneerd dan bij ons. Daar heeft
men meer gevoel voor het eclatante gebaar, zelfs
tot in den dood.
Het was te Boekarest, dat een Bruid op den
drempel van de ouderlijke woning verscheen, om
zich naar den wachtenden auto te begeven, die
haar zou voeren naar de plek waar zü in den
echt wenschte verbonden te worden. Zij was jong
en schoon, het bruidstoilet maakte haar ver
rukkelijk, hulde haar ranke leden in een wolk
van wit satijn en blanke kant, om heur haren
lag een krans van marjolein. Door het nieuws,
gierige publiek dat toekeek ging een zucht van
bewondering.
De chauffeur greep den knop van het portier,
de bruid naderde met neergeslagen oogen, het
portier werd opengetrokken, enhet ont
zielde lichaam van een jongeman in rok viel
langzaam, als een figuur uit een vertraagde
film, op het trot .oir.
„Gheorgesco!" gilde het meisje en sloeg de
handen voor de oogen. Het volk. drong op, om
beter te kunnen zien, de chauffeur nam zijn
pet af en trachtte het doode lichaam op te rich
ten. Familieleden schoten toe om de bruid te
helpen, die in zwijm dreigde te vallen.
Het was de dramatische ontknooping van een
liefdeshistorie, waarvan de oorzaak gezocht
moet worden in het voorgenomen huwelijk van
het meisje, met een ander dan hij die daar ont
zield neerlag.
Theodoor Gheorgesco, de jongeman die uit den
auto viel, was twintig jaar toen hij de schoone
Zoë Burdan leerde kennen. Hü was een arm
student, die hard werkte en in zijn vrijen tijd
niet flirtte of flaneerde, maar ieder uur dat hij
over had gebruikte om met studenten die ach
ter waren te repeteeren, teneinde aldus zijn
studiekosten wat te verminderen. De vreugde
des levens, die zou hij wel genieten als hij zich
eenmaal als knap dokter had gevestigd, zoo
meende hij.
Op een dag ontmoette hij de zeventien jarige
Zoë Burdan, die de dochter was van een arm
ambtenaar. Zij was mooi en had groote treurige
oogen. Theodoor was op slag verliefd en hoewel
de ouders van het meisje er heftig tegen waren,
omdat zij voor haar gaarne wat men noemt
>,een goede partij" hadden begeerd, beloofden
de jongelieden elkander liefde en trouw. Toen
kort nadien de mooie Zoë een baantje als steno
typiste kreeg in het bureau van de Roemeen-
sche spoorwegen, was Theodoor zielsverheugd,
want nu kon het meisje voor zich.zelf zorgen
en zjj zouden kunnen gaan sparen voor het
nestje, dat zij samen hoopten te bouwen. Helaas
de goeie jongen vermoedde niet dat dit simpele
dactylo-baantje juist zijn ongeluk zou worden.
Toen Zoë eenige weken op het bureau had ge-
Werkt, werd zij „ontdekt" door Constantin
Blinu, een hoofdingenieur, iemand uit de beste
kringen van Boekarest, natuurlijk f/jn man
van gewicht in die omgeving. Deze Constantin
werd op slag verliefd op de mooie Zoë, die
anders was dan de meeste jonge typistes, een
beetje treuriger, een beetje exotischer. In het
hart van het meisje had een ernstige twee
strijd plaats. Mocht zij haar eers.e liefde,
mocht zij den jongen die zoo vurig op haar
hoopte en al zijn vertrouwen in haar had ge.
steld, in den steek laten voor deze kans? Gaf
zij niet toe aan het hofmaken van den inge
nieur, dan was het niet onmogelijk dat zij
haar baan je kwijtraakte. Er zijn nu eenmaal
jaloersche mannen die weinig loyaal optreden,
als zij afgepoeierd worden. Bovendien drongen
haar ouders, die haar dolgraag goed wilae uit
huwelijken, erg aan op een verloving met den
voornamen meneer. De verleiding, de ver-
Wachting van het rijke, makkrlijke leventje
aan de zijde van den man van gewicht, won
het tenslotte en zij verloochende haar frissche
jeugdliefde. De ongelukkige Theodoor Gheor
gesco voelde weldra het bekende „glühende
Messer" in zijn hart.
Hij was wanhopig. Hij zag geen uitweg. Hij
kwam tot een wanhoopsdaad. Er werd spoed
gezet achter de voorbereiding van het huwe
lijk en op den dag dat de bruidsauto voor ging
rijden meldde hy zich, in het toilet dat we
hierboven vermeldden, bij den chauffeur, ver
telde dat hij een familielid was van de bruid
en haar wilde verrassen, en werd door den
niets vermoedenden man in den wagen gela
ten, die zijn doodkist zou worden. Nauwelijks
Was hij onderweg, of hij nam vergift in, met
het gevolg dat men kent. Hij strafte zijn voor
malige bruid met den aanblik van zijn ont.
zielde lichaam.
De schoone Zoë is zóó hevig geschrokken,
dat zij van het huwelijk af zag.
Maar de beau-monde van Boekarest ver-
Wacht, dat deze wonde zal heelen. De beau-
monde is wreed en zij weet wat een „goede
Partij" waard is
met Maandag 30 Maart zal duren. Deze Kul-
turtagung, die van verschillende Duitsche cultu-
reele organisaties uitgaat, draagt een Neder-
duitsch-Nederlandsch karakter. Ook talrijke Ne-
derlandsche kunstenaars, dichters, prozaschrij
vers, journalisten, beoefenaars der beeldende
kunsten en der muziek zijn n.l. tot deze bijeen
komst uitgenoodigd. Op Zondag 29 Maart wordt
een „Niederlandetag" gehouden en zal het al
les Nederlandsch zijn, wat de klok slaat.
Het doel van deze „Kulturtagung" is niet het
ten beste geven van lange referaten. Van de
sprekers worden geen redevoeringen verwacht.
Veeleer hoopt men, dat ieder der aanwezigen
iets van zijn beschaving zal verdeclen. De dicht
kunst zal hierbij een eerste rol spelen.
Er zijn nog meer teekenen te vermelden van
öe merkwaardige aandacht in Duitschland voor
Nederlandsche kunst.
Op Zaterdag 28 Maart begint te Düsseldorf
®en „Niederrheinische Kulturtagung", die tot en
Door de Voorburgsche Passiespelers is
tijdens de Vasten een nieuw Passiespel
van Pastoor J. J. Möller opgevoerd. Dit
spel is het tweede deel van een grooter geheel
waarvan men ten vorigen jare het begin heeft
vertoond. Handelde dat deel over den aanvang
van den lijdenstijd met 'sHeeren gang van
Bethanië tot aan Gethsemané, het nu voltooide
gedeelte geeft den lijdensgang weer van Geth
semané tot Golgotha. De regie van dit uit vijf
bedrijven bestaande spel berustte bij Mevr. H.
Ruygrokvan der Meulen, terwijl door Archi
tect Koldewey zorg gedragen was voor een too-
neelbouw en de verlichting.
Elk der vijf bedrijven is gebaseerd op een
hoofdzakelijk gegeven uit de reeks der gebeur
tenissen, die in den nacht voor de kruisiging
voorvielen; achtereenvolgens de gevangenneming,
de verloochening van Petrus, het verhoor voor
het Sanhedrin, en het eerste en tweede ver
hoor bij Pilatus.
De schrijver van den tekst heeft bij de com
positie van dit passiespel ruimschoots gebruik
gemaakt van den gewijden dialoog uit het lij
densverhaal. Hier en daar is hij bij de samen
stelling zeer gelukkig geweest, al bleef elders
de tekst wel eens een opsomming van Evan
gelieteksten, die een sterker omraming noodig
hadden, dan door den auteur ervoor gevonden
was.
De opvoering was zeer goed voorbereid en
werd met toewijding verzorgd. De spelers zullen
zelf het best de zwakheden in hun werk ken
nen; tegenover hetgeen te wenschen overbleef,
viel daarbij veel goeds te waardeeren. Op eenige
punten echter zou beperking van de stof aan
beveling verdienen, met name in de monologen.
Waar hier een werkelijk serieuze poging ge
daan werd, om het leekenspel in zijn al-ouden
en meest-verbreiden vorm, n.l. als spel-van-
de-passie, opnieuw in het geestelijk volksleven
in te voeren, meenen wij dat bij alle aandacht
voor noodzakelijke en vruchtbare critiek een
woord van lof hier ten volle op zijn plaats is
daar althans in dit spel volledig gebroken werd
met de traditioneele vertooningen, die een
zeker burgerrecht verkregen hadden in ons
katholieke leven.
I'mHi
Ik ben lid geworden van de
Centrale Vereeniging van congier-
ges en ik dien een motie in tot af
schaffing van huisbellen en huw
bare dochters. (Je Suis Partout).
Dit kleine meisje heeft in de heide St. Bernardhonden werkelijk twee trouwe
vrienden gevonden
Men heeft in het Limburgsche Sittard
plannen, die vele kunstzinnigen voor
dezen tijd toch niet meer voor mogelijk
hielden. Ter wille van problematische ver-
keersbelangen kwam men daar op de onzalige
idee een of twee mootjes, ofwel traveeën, uit
een mooi en monumentaal kerkgebouw te snij
den, den gevel af te breken en opnieuw weer
op te trekken tegen het gemutileerde en ge
knotte schip der kerk. Het zou een kras on
dernemen geweest zijn in 1860, maar nu schrij
ven we toch 1936.
Het plan wekte terstond de verontwaardi
ging. Kenners van het intiems schoon van dit
Limburgsche stadje protesteerden er tegen in
de gewestelijke bladen. Het plan werd niette
min gehandhaafd. Het komt het Handelsblad
daarom gewenscht voor te waarschuwen er
tegen wijl het een zeldzaam vandalisme zou
beteekenen.
Deze St. Michaëlskerk, gebouwd in de jaren
1659—1668, mag men wel niet rekenen tot een
der groote monumenten van ons land, doch
het blijft een bouwwerk dat meer piëteit ver
dient. Vooral Sittard dient deze harmonische
en stemmige kerk, een van zijn mooiste ge
bouwen, te eerbiedigen. Naar den stijl herinnert
dit bedehuis iets aan de voormalige Augustij
nenkerk te Maastricht; de gevel is minder im
posant, doch ook lichter en sierlijker bewerkt.
Het interessantste onderdeel ervan is wel het
groote basreliëf, waarop een voorstelling van
de H. Maagd met Christuskind en St. Domini-
cus. Of dit beeldhouwwerk een operatie als de
voorgenomene ongeschonden te boven zou ko
men, is een vraag.
Het is echter niet alleen het uiterlijke, als
de proporties der kerk, dat tot verzet tegen
het plan dwingt; het mooie, harmonische in
terieur zou onherroepelijk geschonden worden.
Vooreerst omdat het hoogopstaande barokaltaar
ruimte en afstand vordert. Dan zou een ge
deelte der zeer statige zeventiende eeuwsche
lambrizeering afgebroken moeten worden. Ver
volgens moet men in het oog houden dat de
evenmaat der verhoudingen, de harmonie der
ruimte bovendien teloor gaat.
Uit een oogpunt van stedenschoon ware het
eveneens een verlies, wanneer het typische
stadshoekje kwam te vervallen. Nog andere be
zwaren worden tegen het plan geopperd, als
dit, dat deze kerk niet bestemd is cm gedeelte
lijk vrij te liggen. De noodzakelijkheid eener
dergelijke amputatie mag, omwille van ver-
keerseischen, eveneens betwist worden. Graag
geven we toe, dat de straten van deze „ingangs
poort tot ds Limburgsche mijnstreek" te smal
zijn. Hetzelfde verschijnsel merkt men echter
in alle oude steden en is alleen radicaal te ver
helpen door omleiding van het doorgaande ver
keer. Het coupeeren van een of twee mootjes
monument brengt geen afdoende verbetering,
omdat men, verder op, weer op soortgelijke
moeilijkheden stuit. Een reden te meer voor de
betrokken instanties om dit gedeelte van het
Sittardsche uitbreidings- en verbouwingsplan
modern-critisch te bekijken en alle medewer
king eraan te onthouden.
De beroemde Spaansche danseres La Argen
tina, de lievelinge van het publiek, is ook een
vereerster van de H. Maagd. Het Haagsche
parochieblad „De Boschkant", van de kerk van
de H.H. Antonius en Lodewijk van de paters
Franciscanen, yertelt van een aardig voor
val in de sacristie dezer kerk op Dinsdagochtend
10 Maart:
„Daar kwam beladen met bloemen een hotel
boy binnenstappen, die triomfantelijk zei: „van
Argentina".
We begrepen er niet veel van, maar het raad
sel was spoedig opgelost. Onmiddellijk na hem
kwamen een dame en heer binnen met prachtige
bouquetten.
Bij kennismaking bleken zij te zijn, de be
roemde „La Argentina" en haar uitmuntende
begeleider Luiz Galvé.
Met enkele eenvoudige woorden kwam de
danseres vragen of ze haar bloemen bij O. L.
Vr. mocht brengen en toen aan haar kinder
lijken wensch onmiddellijk voldaan was, knielde
zij met haar begeleider neer en bleef zeer
devoot geruimen tijd in gebed verzonken.
Als u zoo vriendelijk zoudt willen zijn mij
nu even uw naam op te geven voor het
vreemdelingenboek," zei de hotelportier
tot den heer, die juist een kamer besproken
had.
„Ja, ziet u," antwoordde de aangesprokene,
„dat is nou juist het lastige van het geval; ik
weet namelijk niet wie ik ben."
De portier glimlachte welwillend en legde het
boek neer:
Hier bovenaan op de eerste bladzijde kunt
u het zetten." sprak hij. „Uw naam en de
plaats waar u vandaan komt."
Maar de gast lachte niet. „Werkelijk," zei hij,
„ik weet er niets van."
Toen keek de portier met een mengeling van
afkeer en gestrengheid naar den vreemdeling
en hij ging heen om den chef te halen. Maar
de chef, die zich in voorkomendheid uitputte,
bereikte geen beter resultaat dan de portier en
daarom gingen zjj beiden heen om den direc
teur te halen. En gedrieën bewogen zij hemel
en aarde om den naam te ontdekken van den
vreemden gast. Noch de een, noch de ander
echter kon iets te weten komen en daarom riep
men de hulp in van een jongen dokter, die in
de nabijheid woonde.
„U weet uw naam dus niet?" vroeg de dok
ter.
„Nee, dokter, absoluut niet."
„En ook uw oorspronkelijke woonplaats
niet?"
„Ook dat niet, dokter."
„Hoe bent u hierheen gekomen?"
„Ik wou dat ik het wist, dokter."
„Hebt u geen brieven bij u, die de zaak dui
delijker kunnen maken?"
„Helaas niet, dokter, ik heb niets bij me dat
eenige herinnering bij me opwekt."
„Tja," zei de dokter, „Tja, dat is een merk
waardig voorbeeld van plotseling en algeheel
geheugenverlies. Een zeer interessant geval.
Blijft u voorloopig nog hier?"
„Ja, dokter, ik moet toch ergens zijn."
„Goed, dan zal ik uw geval met genoegen be
handelen. Ik ben specialist en ik denk wel dat
ik u kan genezen. Komt u vanmiddag om drie
uur maar eens bij me."
In de volgende uren trachtten de portier, de
chef, de directeur, het kamermeisje, een kellner
en twee gasten, ieder volgens een eigen metho
de, het geheugen van den vreemdeling op te
frisschen.
Het gelukte niet.
Des middags begaf de man zich naar den
dokter. Deze stelde hem 379 vragen en hij no
teerde zorgvuldig de antwoorden. Geen van
deze antwoorden bracht hem echter een stap
verder.
,,'t Is een moeilijk geval," zei de dokter,
„maar we behoeven niet te wanhopen. Komt
u morgenmiddag op denzelfden tijd terug."
Den volgenden dag stelde de dokter 438 vra
gen, waaronder de meest waanzinnige. Het re
sultaat bleef uit. Maar de geneesheer was jong
en volhardend en hij zette ook den volgenden
dag zijn onderzoekingen voort. Hij hield het
drie weken vol en nam alleen Zaterdagsmid
dags en Zondags vrij. Toen de man zonder ge
heugen zevenduizend negenhonderd en veer
tien vragen had beantwoord, was men nog altijd
even ver.
„Het spijt me vreeselijk," zei de dokter, „maar
ik sta hier voor een raadsel en ik kan u niet
helpen. Probeert u het eens met het eten van
Brusselsche spruitjes op uw nuchtere maag. Ik
krijg f 75.van u."
Aan het einde van de week stelde de man
zich onder de hoede van een anderen specialist.
Die keek hem heel lang aan en vroeg toen
plotseling: „Houdt u van muziek?"
„Ik kan geen muziek hooren, dokter," was
het antwoord, „ik vind muziek de meest weer
zinwekkende uitvinding. Muziek maakt me dol."
„Dan bent u musicus," zei de dokter met be
slistheid. „We zullen de methode-Pietersen
toepassen." En hij spoedde zich naar zijn gra-
mofoon en zette een plaat op. Door de kamer
„Mijn dierbaar
vreemdeling
llllllllllll141I
klonk de klagende melodie van
ouderhuis".
,,'t Zegt me niks," merkte de
op.
„Volhouden," vond de dokter en hij draaide
„Er is geen huisgezin op aard', „My old Ken
tucky-home", „Grootvaders klok", „Moeders
jongen", „Pappie, waar ben je" en het Friesche
volkslied.
„Ziet u niet in gedachten een jonge vrouw
voor u?" vroeg de specialist.
„Was het maar waar," antwoordde de man
droevig, „ik hoor alleen akelige klanken."
„Geduld en
nog eens ge-
duld," adviseerde
de dokter, „dan
komen wij er
wel. Ga naar
huis, huur een
gramofoon, luis
ter zoolang naar de muziek tot u iets meer
weet en kom dan terug."
Na veertien dagen kwam de man terug. Hij
had zeventienhonderd drie en vijftig verschil
lende liederen, orkeststukken, pistonsoli en
orgelopnamen laten afdraaien en twee en der
tig maal was daarbij een moordaanslag op
hem gepleegd door de omwonenden. Maar met
zijn geheugen was het nog niets beter gesteld.
„Dan heeft de methode-Pietersen gefaald," zei
de dokter, „het spijt me heel erg. Probeert u
het eens met een klarinet. Ik krijg zestig gul
den van u."
Den volgenden dag adviseerde iemand hem
eens te gaan praten met den beroemden hel
derziende Teeuwissen, die enkele séances zou
geven.
De man die niet meer wist ging er heen. „Ik
ben kerngezond," zei hij, „en ik voel me abso
luut niet ongelukkig, maar iedereen wil weten
wie ik ben en hoe ik heet en dat kan ik wer
kelijk niet zeggen, want ik weet het zelf niet.
Weet u het misschien?"
„Ja," zei de helderziende, „hoogstwaarschijn
lijk weet ik het wel. Gaat u maar eens zitten."
En terwijl de man in een fauteuil wachtte liep
de telepaath onrustig van het eene einde van
de kamer naar het andere. Na tien minuten
slaakte hij een diepen zucht. Hij kwam op zijn
bezoeker af, greep hem bij den pols, trok hem
mee door het vertrek en riep plotseling met
hooge, schrille stem: „Uw naam is Jansen....
IJsbrand Jansen. Verstaat u me goed?.... Uw
naamisIJsbrandJansen
„JansenJansenIJsbrand Jansen
Ja, u hebt gelijk, zoo heet ik!" schreeuwde
eensklaps de man.
„Luister. U woont in Soephoven. U bent fi
liaalhouder van een stokvischhandel. U hebt
ruzie met uw familie en thuis hebt u niks f-e
vertellen. Uw bovenburen hebben een radio,
die ze den heelen dag laten spelen en het jong
ste kind van uw linkerbuurvrouw krijgt tand
jes. U hebt een stofzuiger, de werken van Jus
tus van Maurik, een winterjas, een fiets, een
radio en twee costumes op afbetaling gekocht,
maar u bent pas aan den tweeden- termijn. U
hebt een dwangbevel van de belasting ontvan
gen en...."
„Houd op, houd op," kermde de man, „ik her
inner me alles weer. Waarom hebt u dit ge
daan? 't Is afschuwelijk
„Klopt het?" vroeg de helderziende vriende
lijk- ,t
„Ja, het klopt," zuchtte de wanhopige, t
klopt helaas precies. Hoeveel krijgt u?"
„Tweehonderd gulden," glimlachte de hel
derziende.
„Hier hebt u mijn laatste geld," zei de man
die zjjn geheugen terugvond, „hier hebt u alles,
mar vertel 't als 't u blieft aan niemand verder."
„Ik beloof het u," verzekerde de telepaath,
terwijl hij de levensbeschrijving en het volle
dige signalement van den verdwenen man. die
hij toevallig gevonden had in een provinciaal
blad, wegborg.
En warempel. Daar brachten de kevertjes hem' een voetbal. Maar ze werden zoo wild en ze keken voortaan zoo weinig uit,
„Kikker Karei", riep Tuimeltje, „kom we gaan voetballen." w!aar ze den bal naar toe schopten, dat ze weer heelemaal ver-
„Dat is goed", antwoordde kikker Karei, „maar ik kan niet erg gaten> Jn boom nest met eitjes lag_
goed schoppen. Ik voetbal niet zoo erg veel." „Och, dat komt
T meens gaf kikker Karei den bal een schop en daar kwam1 hij
er met op aan zei Tuimeltje.... „Je hebt niets te doen dan
maai' in de hoogte te schoppen." En kikker Karei vond, dat recht in het nestje terecht. Het vogeltje dat er bij zat schrok
het erg gemakkelijk ging. zich een ongeluk en piepte om hulp.
Het vogeltje probeerde weer recht op te komen en toen viel
het nestje met al de eitjes naar beneden. Oh. wat was dat beestje
twaad. Het keek de eitjes na :n zag toen, dat kikker Karei ze
allemaal op zijn hoofd kreeg. Maar dat was nog niet genoeg. Nee,
ze zou die deugnieten wel krijgen.
Het Zuiden krijgt zijn eerste Sint Antonius.
kerk, welke, als een zinnebeeld van vrede en
verdraagzaamheid, zal liggen op de grens van
dorp en stad. Tegen het eind van het vorig
jaar kreeg pastoor Jos. Janssen, Wijker Gracht-
s.raat te Maastricht, opdracht, om den bouw
van deze kerk voor te bereiden en reeds zijn
de parochiegrenzen bepaald, de plannen ge
reed en de financieele grondslagen gedeeltelijk
gelegd.
De nieuwe Antoniuskerk zal te Scharn
(Maastricht) verrijzen op een soort vierlanden-
punt, op de grens namelijk van Heer, Beme-
len, Amby en Maastricht. Volgens de plannen
van de architecten Schoenmaekers en Swinkels
zal het een kloek en degelijk bouwwerk worden,
waardig en toch zóó, dat de geloovigen er zich
onmiddellijk thuis zullen voelen. Het is 't
ideaal van den energieken bouwpastoor, dat
het een kerk wordt zonder schuld. En de Bis
schoppelijke Commissie heeft, na inzage van
de plannen, als haar meening gegeven, dat
hier een zuinigheid wordt betracht, welke den
betrokkene eer aandoet. Toch blijft het bou.
wen van een kerk een heele onderneming, maar
het is ook 'n heerlijke, een edele onderneming,
een prachtig object van werkverschaffing, en
een unieke gelegenheid in dezen tüd van fi
nancieele onzekerheid om zijn geld om te zet
ten in een muntsoort, die door roest noch mot,
noch door devaluatie kan worden aangetast.
Pastoor Janssen verdient aller steun ojj het
uitvoeren van zijn sympathieke plannen.
>,Ik vond het niet zoo erg als me voiproppen
Jhet strategie en wiskunde. Maar als ik in het
e2er was gegaan, zou dat ook een lieve cent
Gekost hebben."
>,Dat is nu voorbij," zei zijn vader, die met
^°eite zijn boosheid onderdrukte. „Wat denk je
je leven te doen, als ik vragen mag?"
;.Ik heb er heusch nog niet over gedacht,"
de jonge man luchtig. „Heeft u er niet eens
gedacht me naar het Parlement te sturen?"
•■Laten we elkaar goed begrijpen, Dick." zei
"Üh vader met een klank in zijn stem, dien de
t^bgen er nog nooit in gehoord had. „Ik heb
floten, dat je niet verder zult gaan met geld
j'sgsmijten en je tijd verlummeen. Ik geloof
?let, dat de vrienden, die je den laatsten tijd
je goed doen. Nu kom ik een woordje
Jbeespreken. Je bent mijn eenige zoon en ik
je niet zonder meer naar de maan gaan."
>,Naar de maan," riep Dick rood van kwaad-
®'d. „Omdat ik een paar schulden heb ge-
liaakt?"
j,'.Omdat er aanwijzingen over de geheele
zijn, dat je die richting uit gaat," ant
woordde zijn vader. „Om te beginnen kan ik je
nieuwe vrienden niet apprecieeren. Ik vermoed
dat je een hoop geld hebt uitgegeven, waar je
niets aan hebt. Nu, biecht maar op. Je moei
er toch eens mee voor den dag komen. Wat heb
je uitgevoerd?"
„Als u het nu precies weten wilt, ik heb op
het verkeerde paard gewed."
„Natuurlijk, dat kunnen die jonge idioten
niet laten."
Dick verkleurde een beetje en Sam ging
verder:
„Nou, Dick, maak nu eens een lijst van al je
schulden en geef hem mij tegen het einde van
de week. Ik zal je helpen...."
„Dat is schitterend van u, vader," riep Dick,
nu werkelijk getroffen. „Ik zal nooit meer zoo
gek zijn. Ik denk, dat het mijn misselijke War-
lington-bloed is."
„Daar hoef je nooit meer mee aan te komen,'
barstte Sam woedend uit. zoo woedend, dat Dick
verschoot. ,Kijk eens naar je neven, de
soliedste kerels die er zün. Het goed, dat er nog
in je zit, komt van je moeders kant, jjj aap
En je zuster dan? Heeft die geen Warlington-
bloed? Als je maar half zooveel fut had als
je zuster Betty
„Heusch." zei Dick. „Ik wist niet, dat ik zoo'n
storm zou ontketene."
Zijn vader kalmeerde een beetje, maar sprak
toch verder op zeer ernstigen toon.
„Om op ons eerste chapiter terug te komen,
Dick. Ik zal je lei nog eens schoon vegen, maai
je gaat in de firma."
„Ik denk er niet aan," zei Dick,
Het jonge gezicht stond even eigenzinnig
als het oude.
„Ik voel er niets voor," ging hij voort „En
ik kan er niets van. Ik wil verder alles doen
Terwijl ik op de verkiezingen wacht, kan ik
hier wel voor het landgoed zorgen."
„Dat is apekool," zei zijn vader. „En dat weet
je zelf heel goed. Je zult een kerel worden,
als je in de firma komt. Kantooruren en ge
dwongen accuratesse zullen je eens wat leeren
Toch kun je je nog wel amuseeren," ging hü
zachter voort. „Je zult nog heel wat vrijen tijd
hebben. Tot nu toe heb je een heeren
leventje geleid, maar ik heb het toch ook fijn
gehad, ondanks het kantoor. Later kun je mis
schien in het Parlement gaan, als je daai aanleg
voor hebt. Maar een training voor zakenman
zal je verbazend veel goed doen."
„En als ik nou eens niet wil, vader?" ze)
Dick na een korte, dreigende stilte. „Je kunt
me toch niet dwingen."
„O, niet?" vroeg Sam. „Ik kan je toelage in
houden. Je hangt heelemaal van mij af, Dick."
Toen de jongen niet antwoordde, stond hij
langzaam op.
„Denk er nog maar eens over," zei hij. „Ik
meen het.'"
Dick bleef mokkend zitten en teekende
figuurtjes op het tafelk'eed.
Na een korte pauze liet zijn vader hem
alleen.
HOOFDSTUK XXII
Roger werd hartelijk door Sam Homock en
Lady Anna ontvangen. Toch viel het hem op,
dat Lady Anna niet opgewekt was en hij
bracht dit in verband met de afwezigheid van
Dick.
Sam zei ietwat ontstemd:
„Die jonge vlegels vliegen ook maar weg.
alsof het huis een duiventil is. En de paarden
in den stal krijgen dikke pooten, omdat hij ze
niet afrijdt."
„O, wel," zei majoor Rickstead. „Ik geloof, dat
het ineens opkwam. Ik meen, dat er een tele
gram voor hem was. Maar hij is wel weer terug
voordat Roger weer gaat."
„Bovendien," zei Lady Anna met haar lieven
glimlach, „komt Roger weer eens gauw terug,
niet?"
„Goed, nicht Anna," mompelde Roger
„Graag."
Hij vond het heerlijk weer terug te komen op
zijn oude plaatsje in de rookkamer en naar de
bedachtzame gesprekken van mijnheer Hornocs
te luisteren. Sam vond Roger prettig om mee
te praten en ging met hem om, alsof hij van
denzelfden leeftijd was.
Nu was hij Roger's moeilijkheden glad ver
gelen door zijn eigen drukkende zorgen.
Na een poosje stilte zei hij ineens:
„Ik maak me zorg over Dick. Roger."
„Het gaat Dick te goed," zei Roger met een
toegeeflijk glimlachje.
„Ja, we hebben hem te lang in de klaver ge
laten, maar moeten nu probeeren hem aan tuig
te wennen."
„Heeft hü dan niets uitgevoerd?" vroeg
Roger.
„Wat denk je?"
„Nou, ik denk van niet."
„Ik heb hem eventjes te pakken gehad voor
een dag of wat. Ik heb hem gezegd, dat hü in
de firma moet. Vind je ook niet?"
Roger keek peinzend in het vuur en Sam
zag, dat zü'n gezicht betrok. Natuurlijk dacht
hü aan zün eigen plan een baantje bü de firma
te vragen en aan al de ellende, die daarop
gevolgd was. Het speet Sam, dat hij er over
begonnen was.
Wat later sprak Roger:
„Het doet iemand soms meer kwaad, dan goed
hem in een baantje te wringen, waar hü niet
in past. Is er niets anders voor Dick? Kan hü
niet meer in het leger?"
„Als het moest, geloof ik wel, dat het nog
7ou gaan," antwoordde Sam. „Maar Dick voelt
er niets voor. En dan is het nogal gevaarlijk
voor een kerel ais Dick."
„Ik geloof," zei Roger. dat je toch je natuur-
'ijke neiging moet volgen. Ik betwijfel het. of het
wel ooit goed afloopt als je iemand dwingt.'
„Dan is het jammer," zei zün vader bitter,
„dat Dick nergens anders ne'g-'ng voor schijnt
te voelen, dan voor luieren. Je hebt nooit zoo
iets gezien. En hü kost handen vol geld
Ik heb hem voorgeste'd, alles te betalen als
hü mü zijn lüst met schulden geeft. En nu
kun je het gelooven. of niet, maar hü heeft
zich niet eens de moeite getroost, om dat te
doen."
Juist stak majoor Rickstead zün hoofd om
den hoek vana de deur.
„Ga je een eindje mee om, Roger? Betty
moet haar hond nog uitlaten."
Roger, die niet wist welken raad hü zü'n
neef moest geven, stond snel op en Sam, die zijn
PÜP uitklopte, zei, dat hij ook mee ging.
Het weer was de heele week zacht geweest
en er hing een heldere maan hoog aan den
hemel.
„Het ziet er uit, alsof het kouder gaat
worden," zei Sam. „Ik vrees, dat er Dinsdag
niet veel van de drü'fjacht terecht zal komen,
Betty."
Maar Betty en Roger waren al weg. Zü
liepen vlug langs de bekende paden en het
meisje praatte opgewekt over allerlei kleinig
heden die zü vroeger samen beleefd hadden.
Het deed Roger goed en hü voelde zich ver
plaatst in den tüd vóór al die ellende over hem
kwam.
Toen zü allemaal terug waren in de rook
kamer, dacht majoor Rickstead, dat Roger er
beter begon uit te zien. Maar de vredige rust
werd ruw verstoord, door het rinkelen van de
telefoon.
Het toestel hing in de rookkamer en er werd
naar Betty gevraagd, terwijl de anderen nog
aan tafel zaten.
„Ik wou," riep Sam uit, „dat de menschen
'ernand niet op zoo'n idioot uur opbelden. Wie
is het?"
„Het was interlocaal," zei de knecht. „Ik
geloof, dat het münheer Richard was."
Lady Anna stond al half op.
„En vroeg hij om juffrouw Homock?"
„Ja, my lady, hü wilde absoluut juffrouw
Homock spreken."
(Wordt vervolgd)