f Mdv&daal den day Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden 5 Vliegende hertog KWIEK EN VIEF EEN „MOEILIJKE" TEN TOONSTELLING LIEFDE EN EER 1 DINSDAG 24 MAART 1936 Het vermogen van de Habsburgers Chineesche kunst behaalt te Lon den een overweldigend succes mm mm «WErl PPfPte i Rijkaards in Londen TLTnetZ I De telegrammen Linkerarm AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog DOOR M. E. FRANCIS (Speciale correspondentie) Over de verdeeling van de erfschatten der Habsburgers, over de zaken van Henry Ford, over de aangenaamheden, die ver bonden zijn aan de positie van aartshertog en over andere soortgelijke vraagstukken, waar om de gewone lezer, die niet met aartshertoge lijke waardigheid geplaagd is, zich weinig be kommert, heeft de vliegende aartshertog Franz Joseph van Oostenrijk heel wat op het hart, en hij steekt dit voor den journalist niet onder stoelen of banken. Hij moet nu eenmaal zijn brood verdienen, en ofschoon de meeste tnen- schen aan een aartshertog het dagelijksche brood van harte gunnen, zijn er slechts weini gen, die verdragen, dat hij het zelf ver dient. Vaak houdt men mij voor een internatio nalen oplichter, die zich ten onrechte den titel van aartshertog heeft toegeëigend, en met groot wantrouwen wacht men soms af, of ik mijn hotelrekening wel betalen zal! Aartshertog Franz Joseph von Habsburg Lotharingen, die zoo spreekt, is de dertigjarige broer van Anton von Habsburg, maar vertoont een veel sprekender gelijkenis met wijlen Ko ning Karei IV van Hongarije. Zijn bijnaam „de vliegende aartshertog" dankt hij aan zijn hartstochtelijke voorliefde voor de aviatiek. In 1928 en 1929 vloog hij met zijn broer van land tot land om overal lezingen te houden over Spanje, zulks in verband met de toen aan staande wereldtentoonstelling' te Barcelona. Hun vader, Aartshertog Leopold Salvator, had bij het ineenstorten der Oostenrijksche monar chie in 1918 geen afstand gedaan van zijn titels en rechten. Hij weigerde, de Oostenrijk sche republiek te erkennen. Tengevolge hier van moest hij met zijn jongens Oostenrijk ver laten en deze vorstelijke emigranten begaven zich naar Madrid. Het is een merkwaardigheid van het lot, dat wij juist in Spanje terecht kwamen, waar onze grootvader van moederskant, Don Carlos, in 1873 tegen den voorganger van Koning Al fonso oorlog had gevoerd. Niettemin werden wij hartelijk ontvangen door den toen nog regee renden koning. Ik studeerde in Madrid aan de technische hoogeschool, hiertoe gedreven door mijn aangeboren belangstelling voor machine rieën. later legde ik mij bovendien op de land bouwkunde toe. Toen het Spaansche koninkrijk een einde nam, stelde Primo de Rivera zich met groote welwillendheid ter onzer beschik king, en ik mocht mijn technische kennis ver der bekwamen bij het Departement van Lucht vaart, waar ik mij liet opleiden tot marine vlieger. Mijn broer Anton von Habsburg, die eveneens ingenieur is, had zich inmiddels een positie veroverd bij de Standard Electric Company te Londen; ik trok er heen en haalde mijn broer over, in Spanje een civiele school voor aviatiek te openen. Fabrieksarbeider en reiziger Wij kochten tot dit doel een Eng-elsch vlieg tuig en het bleek al spoedig, dat ons idee een goed idee was geweest, want de burgerlijke luchtvaart verkeerde in Spanje in een primi tief stadium, en onze school trok in toenemen de mate de Spaansche jeugd, die voor de avia tiek een levendige belangstelling aan den dag legde. Op onze groote rondvlucht door Europa in 19281929 verbaasde het op alle stations, Waar wij landden, dat wij niet alleen het vlieg tuig bestuurden, maar ook het sein- en ont vangtoestel bedienden. Wij waren tegelijkertijd piloot, mecanicien, marconist, steward.... Maar tenslotte konden wij er niet van leven. Zoo kwam ik als arbeider in de fabriek van Ford in Spanje, waar ik al het werk heb mee gemaakt, van het geringste tot het meest ver antwoordelijke. Daarna werd ik reizend agent. U kent het principe van Henry Ford? Het luidt: „Druk neer, die zich neerdrukken laat, om zelf vooruit te komen." Het heeft conse quenties, die zich met mijn persoonlijken smaak niet laten verzoenen. Gij begrijpt, dat ik deze onderneming dus den rug toekeerde. Het vermogen van Habsburg Het familievermogen der Habsburgers werd Verdeeld op grond van de z.g. Habsburgwet van 1848, die bepaalt, dat het vermogen tusschen <ie drie stammen de familie van den keizer koning, de Hongaarsche en de Toscaansche stam onder de mannelijke leden der familie (op het oogenblik 21 personen) zal verdeeld Worden, zoodat het hoofd der familie, Otto. een derde krijgt van de inkomsten van het familievermogen. Een tweede derde deel wordt als vruchtbaar kapitaal belegd; een derde deel komt na goedkeuring van het familie-hoofa onder de familieleden ter verdeeling. Men be hoeft niet te onderstrepen, dat deze wet wel in 1848 goed was, maar niet doeltreffend is in 1936. Jammer genoeg, dat iedere poging om de lïabsburgwetten te moderniseeren schipbreuk lijden op een zeer hardnekkigen tegenstand. Krachtens de 87-jarige wet heeft het fa miliehoofd het recht, huwelijken te annuleeren, eh de tegen de wet handelende familieleden Hit den band der familie te sluiten. Er waren ook vroeger opstandigen in de familie, zoo b.v. Johann Orth, maar deze ontvingen tenminste een behoorlijke „Abfertigung." Heden is de huwelijksparag*raaf van de Habsburgwet nog van kracht, en dus staat den mannelijken leden der familie Habsburg steeds een lijst der huwbare meisjes van regeerende vorstenhuizen ter beschikking, in alfabetische volgorde. Krachtens de Habsburgwet moet een familielid, dat een buitenlandsche reis wil on dernemen, zijn voornemen in een audiëntie bij den keizer-koning bekend maken, en hier toe de allerhoogste toestemming vragen.... In 1848 reisde men per postkoets, heden- per vliegtuig Ik behoef u niet te zeggen, dat het onder zulke omstandigheden moeilijk is, aartshertog te zijn! Mijn moeder is thans echter teruggekeerd naar ons slot te Heinstein in Oostenrijk, waar ook ik weldra mijn intrek denk te nemen. Wil ik mij een paar dagen rust gunnen, dan vlieg ik naar Amsterdam, waar ik vele goede vrienden heb. Ik houd van Nederland, en de Nederlanders, en ga er dikwijls heen. Mijn auto heeft zooals u ziet ook een Neder- landsch nummer.... De tentoonstelling van Chineesche kunst in Burlington House, het gebouw der Ko ninklijke Academie te Londen, is thans gesloten. In ongeveer 3% maand tjjds is zij be zocht door 422.048 personen. Op den sluitingsdag bedroeg het aantal bezoekers 15.332; in de laat ste weken bezichtigden gemiddeld 10.000 per dag de kunstschatten uit het Rijk dat reeds tien eeuwen kunstgeschiedenis achter zich had toen Troje belegerd werd, en op één dag gebeurde het zelfs, dat bijna 20.000 bezoekers de hooge trappen van het Academie-gebouw bestegen. Deze tentoonstelling had nog maanden en maanden lang geopend kunnen blijven, zonder dat het bezoek afgenomen was, maar tegen 27 Maart zullen de eerste werken voor de jaarlijk- sche tentoonstelling van schilderijen hun in tocht doen in de zalen van Burlington House, en deze moesten dus ontruimd worden. Andere ten toonstellingen, in den loop der laatste tien ja ren gehouden: de Vlaamsche, de Nederlandsche, de Italiaansche, de Fransche, de Perzische, moes ten om dezelfde reden „opgebroken" worden, of schoon zij nog maandenlang dichte drommen van bezoekers hadden kunnen trekken. Boven dien zijn de eigenaren der kunstwerken en voor al de Regeeringen en musea der „landen van oorsprong", ten slotte min of meer verlangend, him schatten die zij niet voor onbepaalden tijd uitgeleend hebben, terug te zien. Het „sloopen" van zulk een tentoonstelling, en vooral van de Chineesche, met haar reusach tig Boeddha-beeld, welks verwijdering de oprich ting van groote stellages vereischt, neemt gerui- men tijd in beslag. Het geschiedt onder leiding van vier deskundigen, die elk voorwerp persoon lijk inpakken in de groote kisten, waarin zij ge zonden werden, maar 't eerst moeten vergelijken met de foto, welke zich in een groot album be vindt. Buitengewone maatregelen worden ge nomen om te voorkomen dat iets ook maar in 't minst beschadigd wordt, en ook tegen moge lijke pogingen tot ontvreemding of diefstal van eenig voorwerp. Het is waar, dat geen der ten toongestelde kunstvoorwerpen, waarvan enkele 37 eeuwen oud zijn, voor een dief een „markt waarde" heeft; het zou immers onmogelijk zijn er één van te verkoopen, daar iedere deskun dige onmiddellijk zou ontdekken, dat het aange boden voorwerp van deze tentoonstelling afkom stig was. Maar het is juist de onverkoopbaar heid dezer schatten, welke een gevaar oplevert. Voor den millionnair-verzamelaar zijn zij even ïÊ|Ég&:' Wanneer het voorjaarsweer het maar even toelaat, vermaken de kinderen zich al graag op het strand of thuis in een zandbak met vormen, welke in hun fantasie allerlei lekkers geven onbereikbaar als voor den bedelaar, en de auto riteiten zijn steeds beducht dat een hartstochte lijk verzamelaar, die gaarne tienduizenden pon den zou geven voor een vaas, wanneer deze maar te koop was, op de middelen zal zinnen om het begeerde voorwerp langs anderen weg in zijn bezit te krijgen, en dan gedurende de rest van zijn leven te genieten van een bezit dat hij nooit aan een ander zal kunnen toonen. Om het bezoekerscijfer van 422.048 te waar- deeren, moet men niet zeggen: dit komt op on geveer 't zelfde neer als dat een tentoonstelling te Amsterdam door 40.000 personen bezocht is. De verhouding is een geheel andere, want zoo er in Londen al ruim tienmaal zooveel menschen wonen als in Amsterdam, de ruimte in Burling ton House is toch beperkt, zoodat het publiek er bij een in verhouding even groote belangstel ling, niet in tien maal grootere massa kan heen trekken dan het Amsterdamsche publiek naar een soortgelijke kunsttentoonstelling zou kunnen doen. Ruim 420.000 is een geweldig cijfer, zelfs voor een zoo volkrijke stad, en het getuigt van een zeer groote belangstelling der Engelschen voor kunst. Hetzelfde verschijnsel viel waar te nemen bij de tentoonstellingen der vorige ja ren, en het verdient des te meer onze aandacht omdat het in strijd is met de in 't buitenland zoozeer verspreide opvatting volgens welke de gemiddelde Brit zeer karig bedeeld is met kunstbesef. Zekere inzendingen die door gewel dige afmetingen of exotische grilligheid uitmun ten, mogen al de on-artistieke „nieuwsgierig heid" van het groote publiek gaande maken, maar over het geheel was deze tentoonstelling toch een zeer ernstige zaak. Men moes'- haar meer met zijn hersenen dan met zijn oogen be kijken. De schoonheid van een meesterwerk der Hollandsche of Italiaansche scholen kan men voelen ook zonder haar te begrijpen, maar op deze Chineesche tentoonstelling was de man. die niet poogde te begrijpen, reddeloos verloren. Mis schien zijn inderdaad velen, die vol verwachting het gebouw binnentraden, reddeloos verloren ge- weest, maar toch kan Londen er trotsch op zijn dat zoo'n „moeilijke" tentoonstelling zulk een overweldigend succes gehad heeft. is onze „Omroeper" Eiken avond weer opnieuw spreekt hij in 80.000 gezinnen, waar hij steeds sen trouw gehoor vindt. Zaken-Omroepers 50 :t. per regel. Particuliere Omroepers 20 ct. per ■egel. Betrekkingen (gevraagd en aangeboden) 10 ct. per regel. Het rapport van de Commissarissen voor Rijksinkomsten over het jaar 1934—'35 is verschenen en bevat eenige belangwekken de gegevens. Het voornaamste daarvan is, dat ondanks de toenemende handels welvaart en ondanks het krachtige herstel der prijzen aan de effectenbeurs sinds 1932, het aantal rijkaards (dit schijnbaar goed-Holland- sche woord is niets anders dan een verbaste ring van het Fransche „richard") blijft af nemen. Rijkaards zijn, volgens den maatstaf van den fiscus, personen met een inkomen van meer dan £2000 per jaar. Zij immers betalen sur tax. Hun aantal bedroeg in 192930 108.891. In 1933—34, het laatste jaar waarover gegevens beschikbaar zijn, was het geslonken tot 81.562. De gezamenlijke inkomens, waarop sur-tax ge heven werd, bedroegen in de genoemde jaren resp. £593.060.708 en £400.390.462. Het sterkst zijn de zeer hooge inkomens af genomen. In 1929—30 waren er 819 personen met meer dan £40.000 per jaar-, 141 daarvan trokken jaarlijks meer dan 100.000. In 1933 34 waren de cijfers teruggeloopen tot 428 en 65. Eén der oorzaken hiervan zijn de hooge suc cessierechten op groote nalatenschappen, wel ke oorzaak zijn. dat zelfs universeele erfgena men slechts de helft van het vermogen hebben, waarover de erflater beschikte. Ook zijn in de crisisjaren 1930—32 tal van fortuinen sterk verminderd. Hoe groot de invloed der hooge successie - réchten zijn op de hooge inkomens, kan men eenigszins beoordeelen wanneer men weet, dat in het afgeloopen jaar rechten betaald werden over 14 nalatenschappen van meer dan 1.000.000. Vier daarvan waren hooger dan £2.000.000, en één was hooger dan £3.000.000. Het totaal aantal nalatenschappen bedroeg in 1934—35 134.659, tot een waarde van 533.690.572 Hierover werden 81.289.774 aan rechten betaald, tegen £85.337.911 *a het voor afgaande jaar. Terwijl de groote inkomens zijn blijven ach teruitgaan, is het totaal der belastbare inko mens van 1933—34 op 1934—35 gestegen van £1.158.564.150 tot £1.200.000.000; het totale nationale inkomen (dus met inbegrip van dat deel, waarover belasting-vrijstelling verleend Elke dichter of componist, die een onder werp zoekt voor een idyllisch romannetje of een pastorale, of een mooie, eenvou dige, rustige compositie, zou ongetwijfeld naar ons dorpje verhuizen, als hij het kende. De in spiratie voor een massa eenvoudige liederen en gezellige novellen ligt er opgestapeld en is te vinden in ieder huisje en bij iederen bewoner. We leven er gezellig en rustig in werkelijk pa triarchale toestanden. Het heele cjorp is van en voor ons, maar wij zijn ook voor het heele dorp, onverschillig of er een hark geleend moet worden, een moeilijke brief geschreven, het be zoek van een lastig familielid voorkomen, of een beroep gekozen voor een zoontje van een der eenvoudige dorpsmenschen, van wien de onderwijzer had gezegd dat hij zoo makkelijk leerde. We waren totaal onbekend, toen we er kwa men, waren met niemand bevriend en spraken in 't begin met niemand: maar weldra was op een ondoorgrondelijke manier overal het ge rucht verspreid, dat mijnheer dat ben ik een intellectueel was. Het gevolg daarvan was, dat ik ook bijna even gauw adviseur werd in alle mogelijke zaken en kwesties van den bur gemeester, den gemeenteraad, den onderwijzer enz. Niettemin ben noch ik, noch Silvia, m'n vrouw, de eerste onder de notabelen van het dorp. Neen, er is iemand, die de meening over mi'n superioriteit van vele dorpelingen niet deelt, omdat hij zich zelf als superieur be schouwt. Die iemand is Chubbs. chubbs is de brieven gaarder, tevens met den telegraafdienst belast van het dorp en voelt zich als zoodanig de ge wichtigste man van alle dorpelingen. Hij oefent dan ook een gezag uit, dat hem eigenlijk niet toekomt, maar dat iedereen aanvaardt, de bur gemeester incluis. Hij laat er zich bij iedereen op voorstaan, dat hij een doorkneed telegrafist is. Ons dorp is te klein om er extra een tele grafist en een brievengaarder op na te houden. Mijnheer Chubbs laat zich door iedereen post directeur noemen. Den naam „brievengaarder" werpt hij verre van zich. Als telegrafist brengt mijnheer Chubbs zelf de telegrammen rond. Overstelpende drukte geeft hem dat niet. Daartoe komen er hier te weinig telegrammen; soms een officieel dienst bericht voor den burgemeester, soms een tele gram voor den notaris of den dokter. De ove rige depêches zijn aan ons geadresseerd. Nu doet zich in ons donsje het merkwaardige geval voor, dat vóór de geadresseerde het tele gram heeft gelezen, mijnheer Chubbs ai die maatregelen genomen heeft, die hij, met het oog op den inhoud, noodig oordeelt. Zoo hadden we, toen we een maand in het doipje woonden, afgesproken dat de Grenvilles bij ons hun week-end zouden doorbrengen. Vrijdags bracht Chubbs ons een telegram en zei tegen Sylvia, die voor ontvangst teekende: „De Grenvilles komen niet. De groote bestel ling, die u gisteren bij plorvidge hebt gedaan, heb ik dus ingetrokken, omdat het nu niet noodig is. De taart, die Lester op bestelling voor u maakt, wordt morgen wèl gebracht, want u en mijnheer mogen wel eens een extraatje heb ben." Plorvidge is onze slager en Lester is de ban ketbakker. Toen we bij 't naderen van mijn vacantie kamers wilden huren in een badplaats, liet hij niet ons besluiten, maar besliste zelf. Het bad- wordt) was toegenomen van £3.140.973.849 tot £3.250.000.000, en in totaal werden het vorige jaar £229.214.963 aan belastingen geïnd. Terwijl zoowel het aantal als het totale be drag der z.g. groote inkomens voortdurend blijft slinken, nemen het nationale inkomen en de gemiddelde welvaart dus gestadig tc« twee schijnbaar tegenstrijdige verschijnselen, waarvan geleerde economen evenwel oeweren. dat zij in t geheel niet tegenstrijdig zijn. Voor hen stond in de kast niet de taart, maar de kok zelf Och meneer de kok, zei Tuimeltje bedremmeld, we wilden maar eens even kijken, wat u vandaag gebakken hebt en toen verwachtten de dieven natuurlijk, dat de kok hun een uitbrander zou geven, maar neen, de kok bleef staan waar hij stond en verroerde zich niet. De kok was zeker erg boos en daarom vonden ze het raadzaam maar stilletjes weg te gaan. Ze draaiden zich om, maar toen bleven ze van schrik staan, want nu stond de kok weer voor hen en ze hadden hem toch zoo duidelijk in de kast gezien. Ik heb jullie daar eens be trapt, zei de kok tegen de deugnieten en daarvoor zal ik je laten straffen. Kom mee naar de kast, dan zal ik je eens laten zien wat ik gedaan heb en met verbaasde gezichten volgden ze den kok, die de kastdeur opengooide. In de kast stond nog steeds dezelfde kok, die de bengels en kele minuten geleden ook hadden gezien. De kok greep zijn evenbeeld vast en draaide dit met het gezicht naar de kikkers en Tuimeltje, die nu pas zagen dat het een pop was. Ik wist, dat jullie zouden komen stelen, zei de kok en daarom maakte ik deze pop om juliie te verrassen. Ga nu maar mee, dan zul je van den koning nog wel wat meer verrassingen krijgen. En bang voor hetgeen ze te hooren zouden krijgen, volgden ze den opperkok. plaatsje was zeer in trek, zoodat we bijna geen kamers konden krijgen. Eindelijk kwam er een telegram dat er een optrekje vrij was. We moes ten echter denzelfden avond beslissen. Mijnheer Chubbs bracht het telegram met het advies: „niet doen, het is daar veel te koud." Hij ver telde zooveel schrikwekkende verhalen van te leurgestelde badgasten, dat het te laat werd om even antwoord te seinen. Een jaar later wilden we een maand door brengen in Westarp, en schreven een briefkaart om kamers te bespreken in een pension, dat ons door een vriend was aanbevolen, in plaats dat mijnheer Chubbs de briefkaart met de ove rige post naar den trein bracht, kwam hij he vig opgewonden bij ons binnenstormen. „Ik heb deze kaart niet gepost. Westarp is vochtig en er is geen enkel goed pension. Ik ken tal van menschen, die daar eens gelogeerd hebben en er nooit willen terugkomen." Hij belette ons eenvoudig dat we schreven om de kamers te bespreken. Midden in den winter kwam hij me aan *t ontbijt vertellen: „Mijnheer, u j»"—""»"""""""""""""""""r legram heb ik maar op 't kan- Van m 71 VrOUW toor gelaten. Ik onderstel dat u naar een andere betrekking hebt gesolliciteerd. Toen tante Mary overleden was, overhandigde mijnheer Chubbs mij treurig en waardig het telegram: „Uw tante is overleden, mijnheer. Ik heb, toen ik hierheen kwam, een krans bij den bloemist besteld, even mooi en even duur als verleden jaar, toen uw oom Percival was ge storven." Mijnheer Chubbs, die altijd z'n best deed can er gewichtig en voornaam uit te zien, droeg een klein puntbaardje, dat z'n waardig voorkomen nog verhoogde. Als hij een telegram bracht, deed hij dit werk met de plechtigheid van een hoflakei. Sylvia en ik vermaakten ons daarmee. We keken van achter de gordijnen, als hij naar ons landhuisje kwam. Toen Sylvia haar jaarlijksche bezoek aan d'r moeder zou brengen, deelde zij me mede dat ze een fijn plannetje had, om mijnheer Chubbs eens extra-plezier te doen: „Als ik bij moeder ben, zal ik enkele, heel ge wichtige en belangrijke telegrammen aan je sturen. Maak je dus niet ongerust, wat ik ook sein." Twee dagen na d'r vertrek bracht mijnheer Chubbs gewichtiger dan ooit, het eerste tele gram: „Kom onmiddellijk. Tante Alice." Chubbs had reden om gewichtig te doen, want hij wist dat tante Alice het rijke hoofd der geheele familie was. Hij wist ook dat ze al me- nigen neef uit haar testament had geschrapt, dat ik nog in de gunst was en dat de erfenis niet mager zou zijn. Daarom had hij het spoor boekje al nagezien en een taxi voor mij besteld en keek me verbijsterd aan toen ik zei dat ik kalm thuis zou blijven. Hij was zóó verbaasd, dat hij vergat er bij me op aan te dringen tante Alice te bezoeken. Toen kwam het tweede telegram: „We kun nen het huisje van smithson in Augustus hu ren. Antwoord direct." We hadden al een paar jaar vruchteloos ge tracht het huisje in Daily voor een maand te huren, het mooiste huisje voor een zomerver blijf. Geen wonder dus, dat mijnheer Chubbs voor mijn verstand vreesde, toen ik hem geen antwoord-telegram meegaf. Dien dag was hij ongeschikt voor z'n werk. Een paar dagen daarna bracht hij, zenuw achtig van opwinding, nog een telegram: „ver koop alle rubberaandeelen; daling te wach ten." Het was niet aardig van mijn vrouw, want natuurlijk volgde ik den raad niet op, waar door de bemoeizuchtige mijnheer Chubbs een slapeloozen nacht doorbracht. „Je telegrammen waren schitterend," prees ik, toen m'n vrouw van haar reis was terug gekeerd. „Mijnheer Chubbs gïoeide van ge wichtigheid!" Sylvia keek verwonderd. „Telegrammen, zeg je?" „Ja, de telegrammen van tante Alice, en het huisje in Dally en van de rubber. Je hebt een rijke fantasie, vrouwtje." „Maar ik heb geen telegrammen gestuurd," zei Sylvia. „Ik heb de afspraak totaal vergeten." „Dus....?" „Dus ik vrees dat het echte telegrammen waren." of uw linker-richtingaan- wijzer steekt u natuurlijk altoos tijdig uit, voor u 'n bocht naar links neemt Weet u, dat zoo n teeken geen tooverstaf is? En.» dat u dus uw beurt moet afwachten A T A )C! op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen £T bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor jp* 750*" doodelii ken6 Afloop F 250»" A I I Ih" A aaC 3N rm ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen >.Hier is het," riep zij uit. „Het is nog van grootvader geweest, Roger en van den ouden Roger vóór hem. Het is een pracht- h°rloge. Het slaat de uren. Ik heb gehoord, dat bet wei honderd pond gekost heeft." •Je kunt het in je kamer ophangen, Betty," *1 Roger. „Je kleine armbandhorloge is ge makkelijker." Hfj herinnerde zich nog, hoe het een bobbel 6eWesst was in de ceintuur van Lady Beek. «Nee, je moet het dragen," drong Jane aan. i^e moet het dragen, want je bent Lady Beek. °e menschen verwachten dat van je. Je kunt trotsch op zijn," voegde zij er bij. „Kijk wat een mooie ketting." Betty hing glimlachend den zwaren ketting om haar hals en probeerde het gevaarte tusschen haar ceintuur te krijgen. „Nonsens," riep Roger bijna ruw uit. „Dat j111 je niet dragen. Je kunt wel verlangen, ahe, dat zij ook grootma's mutsje opzet." Jane deed het horloge met betrokken gezicht in de doos en begon een rond etui uit te pakken, waarin waarschijnlijk een groote camee zat, toen Roger tusschenbeide kwam. „We moeten heusch gaan, Betty, we hebben beloofd, niet te lang weg te blijven." Een paar minuten later snorden zij langs den weg door de pittige avondlucht en onder de opkomende maan en eensklaps zei Roger: „Betty, ik voel me een beest. Ik moest er niet aan denken, je plichten op te leggen, die je niet vervullen kunt. Ik wil niet hebben, dat je een slavin wordt. En ik geloof niet, dat het noodig is. Een huis als Beckford kan toch door twee meiden bewerkt worden, zonder dat de vrouw des huizes mee zwoegt. Mijn groot moeder was een heel andere vrouw dan jij. Als jij huiswerk deed, zou het net zoo gek zijn, als wanneer je oma's horloge ging dragen. Dat hoort niet bij je." „Maar ik ga er bij hooren," riep zij vroolijk. „Jij bent een echte boer, ik word een echte boerin. Het hoort er bij en ik zal het graag doen," voegde zij er bij en sloeg haar twee handen om zijn arm. HOOFDSTUK XXIV Lady Anna schreef plichtsgetrouw de twee brieven en ontving per keerende post antwoord, dat Dick en de de Ia Riva's den volgenden Zaterdag zouden komen. Toen zij de ontvangkamer binnen traden, had Dick nog genoeg fatsoen, om zich een beetje te schamen, maar Rita liep naar binnen, alsof het huis van haar was. „Wel zus Betty," begon zij, terwijl ze Betty een vluchtig kusje op de wang drukte. „Het gaat net als met dat spelletje: warm, warmer, heet." Hoewel Betty een beetje schrok, gaf zij haar toch den kus terug. „Ik hoop, Rita, dat we het samen altijd goed zullen kunnen vinden." „En waar is broer Roger?" ging Rita voort met het schelle lachje, dat Lady Anna zoo vreeselijk vond. Dick stond er met een boos gezicht bij. Zijn moeder, die het zag voelde al haar sympathie voor hem opwe'len en ergerde zich aan Rita's ongemanierdheid. „Roger komt vanavond wat later," legde Betty uit. Hij kan niet eerder weg, zij zijn de heele week erg druk bezig geweest." „Hemel," riep Rita uit. „Dan heb jij hem niet zoo goed onder den du'm, als ik. Ik denk, dat jij anders bent. Ik zou Dick niet de heele week weg laten gaan, zelfs al wilde hij." „Maar ik wil niet," viel Dick uit, met een kleur van opwinding. „Hij is net zoo gek als Roger was," dacht zijn moeder met schrik. Onderwijl zat Sam Hornock stijfjes met den ouden heer de la Riva te praten en bevond, dat zij over de meeste dingen an"ers dachten Het kostte Lady Anna alle moeite om deri toe stand draaglijk te maken, vooral omdat Rita telkens zinspeelde op wat Dick bij zichzelf noemde: „oude geschiedenis." Maar Lady Anna's verontwaardiging werd groote-, toen zij merkte, dat haar toekomstige scho"rd„"'-tertje het er klaarblijkelijk op gezet had, Betty te plagen. „Ik denk, dat het gekwetste ijdelheid is," dacht zij. „Zij kan de gedachte niet verdragen, dat Roger een ander genomen heeft. Arme Dick, wat een toekomst." Het diner was bijna voorbij, toen zij Roger's auto hoorden voorrijden. Dadelijk stond Betty op en liep de hall binnen, hem tegemoet. Sam riep haar na: „Laat hem zoo maar binnenkomen, geen drukte maken met kleeden of zoo, de jongen zal wel half verhongerd zijn." „Maar ik denk dat hij zijn oude tweed pak aan heeft," zei Rita. Snel keek Lady Anna haar aan en zag, dat zij vuurrood was en dat haar oogen vreemd glinsterden. „Ik denk, dat hij het een beetje raar zal vinden," zei Rita met een lach tegen Dick. „Hoe zal hij kijken, als hij mij ziet?" „Hij wist al lang dat je kwam," zei Dick een beetje ongeduldig. „Luister nu eens. Als je niet bang bent, kunnen we de kleine merrie Maan dag probeeren. Je mag haar hebben, als je wilt." Maar Rita luisterde niet. Zij staarde naar de deur en verschoot iederen keer als deze open ging. Spoedig kwam Betty binnen, gevolgd door Roger, die tegen Rita's verwachting geen teeken van verlegenhe'd gaf. „Hoe maak je het, Rita?" vroeg hij heel be daard. „Hoe gaat het met jou, kluizenaar? Ik hoop, dat je het goed maakt in je kluis?" „O, best, dank je," zei hij lachend, en be schouwde Rita's woorden blijkbaar als een teeken, dat zij hem als een gewonen kennis wenschte te behandelen. Hij groette mijnheer de la Riva, evenwel met een zekere waardig heid, die hem goed stond. Dick gaf, hij een stevige hand. „Feliciteeren jullie elkaar niet?" riep Rita uit. „Dat doen we," zei Roger eenvoudig. Hij liep om de tafel heen om naast Betty te gaan zitten, terwijl hij zei: „Nicht Jane zendt haar complimenten en wil' graag weten, hoe je over die kippen- kwestie denkt." „O," zei Betty, „ik heb er al ernstig over gedacht. Maar ik kom volgende week en dan kunnen we samen de rennen bekijken." „Zij zou zoo graag alles klaar hebben, voor dat zij naar het gesticht gaat," zei Roger. „Word jij k'ppenboerin, Betty?" vroeg Rita dwars over de tafel heen. „Dat zou ik niet ge daan hebben." Toen Lady Anna opstond, vroeg zij: „Blijf jij nog hier, Betty?" „Neen, ik kom," zei Betty, die heel andere plannen gehad had. Zij wilde Roger nog we) even alleen spreken, want zij hadden elkaar in geen drie of vier dagen gezien. En mijnheer Hornock begreep dat, want na een heel korte poos kwam hij ook den salon binnen, hoewel hij anders graag nog wat bij de wijnflesch bleef zitten en zei: „Ga jij nu maar naar beneden, Betty. Roger is nog niet half klaar." Beide meisjes hadden een kleur gekregen, toen de deur open ging, nu draaide Rita Dick haar rug toe. „Ik vind, dat Betty Roger wel een nieuw pak mag geven," zei ze minachtend. „Hij draagt nog altijd dien ouden rommel. Hij is veel grooter dan jij," ging zij peinzend voort tot Dick, die bij haar was komen zitten. „Veel grooter. Als hij goed gekleed was, zou hij er echt knap uitzien. Ik ben blij, dat jij er chique uitziet." „Dat is geen wonder," zei haar verloofde. „Als je mijn kleermakersrekeningen zag. zou je dat begrijpen." „Dat weet ik nog niet," antwoordde het meisje scherp. „Ik zal ze later wel moeten be talen." Dick, die haar tot nu toe bewonderend had aangestaard, verschoot van kleur. „Dat zal niet noodig zijn," zei hij kort. Rita geeuwde. „Waarom hebben jullie niet iemand ge vraagd, waarmee ik me amuseeren kon?" vrreg zij. „Die leuke roodharige jongenhoe heet hij ook weer? Cuthbert of zooiets Ik noemde hem bij mezelf den Melancholieke. Hij was altijd treurig." ,Dat kwam, omdat hij ruzie had met Netta. Hij houdt van Netta, moet je weten." Rita lachte en stak hnar kinnetje in de lucht. „Maar niet heelemaal," zei ze. „En die andere vent, die zong.... dien zou ik gezellig gevonden hebben." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 9