f
Mdv&daal den day
Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden
5
Vliegende hertog
KWIEK EN VIEF
EEN „MOEILIJKE" TEN
TOONSTELLING
LIEFDE
EN EER
1
DINSDAG 24 MAART 1936
Het vermogen van de
Habsburgers
Chineesche kunst behaalt te Lon
den een overweldigend succes
mm
mm
«WErl
PPfPte
i
Rijkaards in Londen
TLTnetZ I De telegrammen
Linkerarm
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of een oog
DOOR M. E. FRANCIS
(Speciale correspondentie)
Over de verdeeling van de erfschatten der
Habsburgers, over de zaken van Henry
Ford, over de aangenaamheden, die ver
bonden zijn aan de positie van aartshertog en
over andere soortgelijke vraagstukken, waar
om de gewone lezer, die niet met aartshertoge
lijke waardigheid geplaagd is, zich weinig be
kommert, heeft de vliegende aartshertog Franz
Joseph van Oostenrijk heel wat op het hart, en
hij steekt dit voor den journalist niet onder
stoelen of banken. Hij moet nu eenmaal zijn
brood verdienen, en ofschoon de meeste tnen-
schen aan een aartshertog het dagelijksche
brood van harte gunnen, zijn er slechts weini
gen, die verdragen, dat hij het zelf ver
dient.
Vaak houdt men mij voor een internatio
nalen oplichter, die zich ten onrechte den titel
van aartshertog heeft toegeëigend, en met
groot wantrouwen wacht men soms af, of ik
mijn hotelrekening wel betalen zal!
Aartshertog Franz Joseph von Habsburg
Lotharingen, die zoo spreekt, is de dertigjarige
broer van Anton von Habsburg, maar vertoont
een veel sprekender gelijkenis met wijlen Ko
ning Karei IV van Hongarije. Zijn bijnaam „de
vliegende aartshertog" dankt hij aan zijn
hartstochtelijke voorliefde voor de aviatiek. In
1928 en 1929 vloog hij met zijn broer van land
tot land om overal lezingen te houden over
Spanje, zulks in verband met de toen aan
staande wereldtentoonstelling' te Barcelona.
Hun vader, Aartshertog Leopold Salvator, had
bij het ineenstorten der Oostenrijksche monar
chie in 1918 geen afstand gedaan van zijn
titels en rechten. Hij weigerde, de Oostenrijk
sche republiek te erkennen. Tengevolge hier
van moest hij met zijn jongens Oostenrijk ver
laten en deze vorstelijke emigranten begaven
zich naar Madrid.
Het is een merkwaardigheid van het lot,
dat wij juist in Spanje terecht kwamen, waar
onze grootvader van moederskant, Don Carlos,
in 1873 tegen den voorganger van Koning Al
fonso oorlog had gevoerd. Niettemin werden wij
hartelijk ontvangen door den toen nog regee
renden koning. Ik studeerde in Madrid aan de
technische hoogeschool, hiertoe gedreven door
mijn aangeboren belangstelling voor machine
rieën. later legde ik mij bovendien op de land
bouwkunde toe. Toen het Spaansche koninkrijk
een einde nam, stelde Primo de Rivera zich
met groote welwillendheid ter onzer beschik
king, en ik mocht mijn technische kennis ver
der bekwamen bij het Departement van Lucht
vaart, waar ik mij liet opleiden tot marine
vlieger. Mijn broer Anton von Habsburg, die
eveneens ingenieur is, had zich inmiddels een
positie veroverd bij de Standard Electric
Company te Londen; ik trok er heen en haalde
mijn broer over, in Spanje een civiele school
voor aviatiek te openen.
Fabrieksarbeider en reiziger
Wij kochten tot dit doel een Eng-elsch vlieg
tuig en het bleek al spoedig, dat ons idee een
goed idee was geweest, want de burgerlijke
luchtvaart verkeerde in Spanje in een primi
tief stadium, en onze school trok in toenemen
de mate de Spaansche jeugd, die voor de avia
tiek een levendige belangstelling aan den dag
legde. Op onze groote rondvlucht door Europa
in 19281929 verbaasde het op alle stations,
Waar wij landden, dat wij niet alleen het vlieg
tuig bestuurden, maar ook het sein- en ont
vangtoestel bedienden. Wij waren tegelijkertijd
piloot, mecanicien, marconist, steward....
Maar tenslotte konden wij er niet van leven.
Zoo kwam ik als arbeider in de fabriek van
Ford in Spanje, waar ik al het werk heb mee
gemaakt, van het geringste tot het meest ver
antwoordelijke. Daarna werd ik reizend agent.
U kent het principe van Henry Ford? Het
luidt: „Druk neer, die zich neerdrukken laat,
om zelf vooruit te komen." Het heeft conse
quenties, die zich met mijn persoonlijken
smaak niet laten verzoenen. Gij begrijpt, dat
ik deze onderneming dus den rug toekeerde.
Het vermogen van Habsburg
Het familievermogen der Habsburgers werd
Verdeeld op grond van de z.g. Habsburgwet van
1848, die bepaalt, dat het vermogen tusschen
<ie drie stammen de familie van den keizer
koning, de Hongaarsche en de Toscaansche
stam onder de mannelijke leden der familie
(op het oogenblik 21 personen) zal verdeeld
Worden, zoodat het hoofd der familie, Otto.
een derde krijgt van de inkomsten van het
familievermogen. Een tweede derde deel wordt
als vruchtbaar kapitaal belegd; een derde deel
komt na goedkeuring van het familie-hoofa
onder de familieleden ter verdeeling. Men be
hoeft niet te onderstrepen, dat deze wet wel
in 1848 goed was, maar niet doeltreffend is in
1936. Jammer genoeg, dat iedere poging om de
lïabsburgwetten te moderniseeren schipbreuk
lijden op een zeer hardnekkigen tegenstand.
Krachtens de 87-jarige wet heeft het fa
miliehoofd het recht, huwelijken te annuleeren,
eh de tegen de wet handelende familieleden
Hit den band der familie te sluiten. Er waren
ook vroeger opstandigen in de familie, zoo b.v.
Johann Orth, maar deze ontvingen tenminste
een behoorlijke „Abfertigung."
Heden is de huwelijksparag*raaf van de
Habsburgwet nog van kracht, en dus staat den
mannelijken leden der familie Habsburg steeds
een lijst der huwbare meisjes van regeerende
vorstenhuizen ter beschikking, in alfabetische
volgorde. Krachtens de Habsburgwet moet een
familielid, dat een buitenlandsche reis wil on
dernemen, zijn voornemen in een audiëntie
bij den keizer-koning bekend maken, en hier
toe de allerhoogste toestemming vragen....
In 1848 reisde men per postkoets, heden- per
vliegtuig
Ik behoef u niet te zeggen, dat het onder
zulke omstandigheden moeilijk is, aartshertog te
zijn! Mijn moeder is thans echter teruggekeerd
naar ons slot te Heinstein in Oostenrijk, waar
ook ik weldra mijn intrek denk te nemen.
Wil ik mij een paar dagen rust gunnen, dan
vlieg ik naar Amsterdam, waar ik vele goede
vrienden heb. Ik houd van Nederland, en de
Nederlanders, en ga er dikwijls heen. Mijn
auto heeft zooals u ziet ook een Neder-
landsch nummer....
De tentoonstelling van Chineesche kunst in
Burlington House, het gebouw der Ko
ninklijke Academie te Londen, is thans
gesloten. In ongeveer 3% maand tjjds is zij be
zocht door 422.048 personen. Op den sluitingsdag
bedroeg het aantal bezoekers 15.332; in de laat
ste weken bezichtigden gemiddeld 10.000 per dag
de kunstschatten uit het Rijk dat reeds tien
eeuwen kunstgeschiedenis achter zich had toen
Troje belegerd werd, en op één dag gebeurde
het zelfs, dat bijna 20.000 bezoekers de hooge
trappen van het Academie-gebouw bestegen.
Deze tentoonstelling had nog maanden en
maanden lang geopend kunnen blijven, zonder
dat het bezoek afgenomen was, maar tegen 27
Maart zullen de eerste werken voor de jaarlijk-
sche tentoonstelling van schilderijen hun in
tocht doen in de zalen van Burlington House, en
deze moesten dus ontruimd worden. Andere ten
toonstellingen, in den loop der laatste tien ja
ren gehouden: de Vlaamsche, de Nederlandsche,
de Italiaansche, de Fransche, de Perzische, moes
ten om dezelfde reden „opgebroken" worden, of
schoon zij nog maandenlang dichte drommen
van bezoekers hadden kunnen trekken. Boven
dien zijn de eigenaren der kunstwerken en voor
al de Regeeringen en musea der „landen van
oorsprong", ten slotte min of meer verlangend,
him schatten die zij niet voor onbepaalden tijd
uitgeleend hebben, terug te zien.
Het „sloopen" van zulk een tentoonstelling,
en vooral van de Chineesche, met haar reusach
tig Boeddha-beeld, welks verwijdering de oprich
ting van groote stellages vereischt, neemt gerui-
men tijd in beslag. Het geschiedt onder leiding
van vier deskundigen, die elk voorwerp persoon
lijk inpakken in de groote kisten, waarin zij ge
zonden werden, maar 't eerst moeten vergelijken
met de foto, welke zich in een groot album be
vindt. Buitengewone maatregelen worden ge
nomen om te voorkomen dat iets ook maar in
't minst beschadigd wordt, en ook tegen moge
lijke pogingen tot ontvreemding of diefstal van
eenig voorwerp. Het is waar, dat geen der ten
toongestelde kunstvoorwerpen, waarvan enkele
37 eeuwen oud zijn, voor een dief een „markt
waarde" heeft; het zou immers onmogelijk
zijn er één van te verkoopen, daar iedere deskun
dige onmiddellijk zou ontdekken, dat het aange
boden voorwerp van deze tentoonstelling afkom
stig was. Maar het is juist de onverkoopbaar
heid dezer schatten, welke een gevaar oplevert.
Voor den millionnair-verzamelaar zijn zij even
ïÊ|Ég&:'
Wanneer het voorjaarsweer het maar even toelaat, vermaken de kinderen zich al graag
op het strand of thuis in een zandbak met vormen, welke in hun fantasie allerlei
lekkers geven
onbereikbaar als voor den bedelaar, en de auto
riteiten zijn steeds beducht dat een hartstochte
lijk verzamelaar, die gaarne tienduizenden pon
den zou geven voor een vaas, wanneer deze maar
te koop was, op de middelen zal zinnen om het
begeerde voorwerp langs anderen weg in zijn
bezit te krijgen, en dan gedurende de rest van
zijn leven te genieten van een bezit dat hij nooit
aan een ander zal kunnen toonen.
Om het bezoekerscijfer van 422.048 te waar-
deeren, moet men niet zeggen: dit komt op on
geveer 't zelfde neer als dat een tentoonstelling
te Amsterdam door 40.000 personen bezocht is.
De verhouding is een geheel andere, want zoo
er in Londen al ruim tienmaal zooveel menschen
wonen als in Amsterdam, de ruimte in Burling
ton House is toch beperkt, zoodat het publiek
er bij een in verhouding even groote belangstel
ling, niet in tien maal grootere massa kan heen
trekken dan het Amsterdamsche publiek naar
een soortgelijke kunsttentoonstelling zou kunnen
doen. Ruim 420.000 is een geweldig cijfer, zelfs
voor een zoo volkrijke stad, en het getuigt van
een zeer groote belangstelling der Engelschen
voor kunst. Hetzelfde verschijnsel viel waar te
nemen bij de tentoonstellingen der vorige ja
ren, en het verdient des te meer onze aandacht
omdat het in strijd is met de in 't buitenland
zoozeer verspreide opvatting volgens welke de
gemiddelde Brit zeer karig bedeeld is met
kunstbesef. Zekere inzendingen die door gewel
dige afmetingen of exotische grilligheid uitmun
ten, mogen al de on-artistieke „nieuwsgierig
heid" van het groote publiek gaande maken,
maar over het geheel was deze tentoonstelling
toch een zeer ernstige zaak. Men moes'- haar
meer met zijn hersenen dan met zijn oogen be
kijken. De schoonheid van een meesterwerk der
Hollandsche of Italiaansche scholen kan men
voelen ook zonder haar te begrijpen, maar op
deze Chineesche tentoonstelling was de man. die
niet poogde te begrijpen, reddeloos verloren. Mis
schien zijn inderdaad velen, die vol verwachting
het gebouw binnentraden, reddeloos verloren ge-
weest, maar toch kan Londen er trotsch op zijn
dat zoo'n „moeilijke" tentoonstelling zulk een
overweldigend succes gehad heeft.
is onze „Omroeper" Eiken avond weer opnieuw
spreekt hij in 80.000 gezinnen, waar hij steeds
sen trouw gehoor vindt. Zaken-Omroepers 50
:t. per regel. Particuliere Omroepers 20 ct. per
■egel. Betrekkingen (gevraagd en aangeboden)
10 ct. per regel.
Het rapport van de Commissarissen voor
Rijksinkomsten over het jaar 1934—'35 is
verschenen en bevat eenige belangwekken
de gegevens. Het voornaamste daarvan
is, dat ondanks de toenemende handels
welvaart en ondanks het krachtige herstel der
prijzen aan de effectenbeurs sinds 1932, het
aantal rijkaards (dit schijnbaar goed-Holland-
sche woord is niets anders dan een verbaste
ring van het Fransche „richard") blijft af
nemen.
Rijkaards zijn, volgens den maatstaf van den
fiscus, personen met een inkomen van meer
dan £2000 per jaar. Zij immers betalen sur
tax.
Hun aantal bedroeg in 192930 108.891. In
1933—34, het laatste jaar waarover gegevens
beschikbaar zijn, was het geslonken tot 81.562.
De gezamenlijke inkomens, waarop sur-tax ge
heven werd, bedroegen in de genoemde jaren
resp. £593.060.708 en £400.390.462.
Het sterkst zijn de zeer hooge inkomens af
genomen. In 1929—30 waren er 819 personen
met meer dan £40.000 per jaar-, 141 daarvan
trokken jaarlijks meer dan 100.000. In 1933
34 waren de cijfers teruggeloopen tot 428 en 65.
Eén der oorzaken hiervan zijn de hooge suc
cessierechten op groote nalatenschappen, wel
ke oorzaak zijn. dat zelfs universeele erfgena
men slechts de helft van het vermogen hebben,
waarover de erflater beschikte. Ook zijn in de
crisisjaren 1930—32 tal van fortuinen sterk
verminderd.
Hoe groot de invloed der hooge successie -
réchten zijn op de hooge inkomens, kan men
eenigszins beoordeelen wanneer men weet, dat
in het afgeloopen jaar rechten betaald werden
over 14 nalatenschappen van meer dan
1.000.000. Vier daarvan waren hooger dan
£2.000.000, en één was hooger dan £3.000.000.
Het totaal aantal nalatenschappen bedroeg in
1934—35 134.659, tot een waarde van
533.690.572 Hierover werden 81.289.774 aan
rechten betaald, tegen £85.337.911 *a het voor
afgaande jaar.
Terwijl de groote inkomens zijn blijven ach
teruitgaan, is het totaal der belastbare inko
mens van 1933—34 op 1934—35 gestegen van
£1.158.564.150 tot £1.200.000.000; het totale
nationale inkomen (dus met inbegrip van dat
deel, waarover belasting-vrijstelling verleend
Elke dichter of componist, die een onder
werp zoekt voor een idyllisch romannetje
of een pastorale, of een mooie, eenvou
dige, rustige compositie, zou ongetwijfeld naar
ons dorpje verhuizen, als hij het kende. De in
spiratie voor een massa eenvoudige liederen en
gezellige novellen ligt er opgestapeld en is te
vinden in ieder huisje en bij iederen bewoner.
We leven er gezellig en rustig in werkelijk pa
triarchale toestanden. Het heele cjorp is van
en voor ons, maar wij zijn ook voor het heele
dorp, onverschillig of er een hark geleend moet
worden, een moeilijke brief geschreven, het be
zoek van een lastig familielid voorkomen, of
een beroep gekozen voor een zoontje van een
der eenvoudige dorpsmenschen, van wien de
onderwijzer had gezegd dat hij zoo makkelijk
leerde.
We waren totaal onbekend, toen we er kwa
men, waren met niemand bevriend en spraken
in 't begin met niemand: maar weldra was op
een ondoorgrondelijke manier overal het ge
rucht verspreid, dat mijnheer dat ben ik
een intellectueel was. Het gevolg daarvan was,
dat ik ook bijna even gauw adviseur werd in
alle mogelijke zaken en kwesties van den bur
gemeester, den gemeenteraad, den onderwijzer
enz.
Niettemin ben noch ik, noch Silvia, m'n
vrouw, de eerste onder de notabelen van het
dorp. Neen, er is iemand, die de meening over
mi'n superioriteit van vele dorpelingen niet
deelt, omdat hij zich zelf als superieur be
schouwt.
Die iemand is Chubbs. chubbs is de brieven
gaarder, tevens met den telegraafdienst belast
van het dorp en voelt zich als zoodanig de ge
wichtigste man van alle dorpelingen. Hij oefent
dan ook een gezag uit, dat hem eigenlijk niet
toekomt, maar dat iedereen aanvaardt, de bur
gemeester incluis. Hij laat er zich bij iedereen
op voorstaan, dat hij een doorkneed telegrafist
is. Ons dorp is te klein om er extra een tele
grafist en een brievengaarder op na te houden.
Mijnheer Chubbs laat zich door iedereen post
directeur noemen. Den naam „brievengaarder"
werpt hij verre van zich.
Als telegrafist brengt mijnheer Chubbs zelf
de telegrammen rond. Overstelpende drukte
geeft hem dat niet. Daartoe komen er hier te
weinig telegrammen; soms een officieel dienst
bericht voor den burgemeester, soms een tele
gram voor den notaris of den dokter. De ove
rige depêches zijn aan ons geadresseerd.
Nu doet zich in ons donsje het merkwaardige
geval voor, dat vóór de geadresseerde het tele
gram heeft gelezen, mijnheer Chubbs ai die
maatregelen genomen heeft, die hij, met het
oog op den inhoud, noodig oordeelt.
Zoo hadden we, toen we een maand in het
doipje woonden, afgesproken dat de Grenvilles
bij ons hun week-end zouden doorbrengen.
Vrijdags bracht Chubbs ons een telegram en
zei tegen Sylvia, die voor ontvangst teekende:
„De Grenvilles komen niet. De groote bestel
ling, die u gisteren bij plorvidge hebt gedaan,
heb ik dus ingetrokken, omdat het nu niet
noodig is. De taart, die Lester op bestelling voor
u maakt, wordt morgen wèl gebracht, want u
en mijnheer mogen wel eens een extraatje heb
ben."
Plorvidge is onze slager en Lester is de ban
ketbakker.
Toen we bij 't naderen van mijn vacantie
kamers wilden huren in een badplaats, liet hij
niet ons besluiten, maar besliste zelf. Het bad-
wordt) was toegenomen van £3.140.973.849 tot
£3.250.000.000, en in totaal werden het vorige
jaar £229.214.963 aan belastingen geïnd.
Terwijl zoowel het aantal als het totale be
drag der z.g. groote inkomens voortdurend
blijft slinken, nemen het nationale inkomen en
de gemiddelde welvaart dus gestadig tc«
twee schijnbaar tegenstrijdige verschijnselen,
waarvan geleerde economen evenwel oeweren.
dat zij in t geheel niet tegenstrijdig zijn.
Voor hen stond in de kast niet de taart, maar de kok zelf
Och meneer de kok, zei Tuimeltje bedremmeld, we wilden
maar eens even kijken, wat u vandaag gebakken hebt en
toen verwachtten de dieven natuurlijk, dat de kok hun een
uitbrander zou geven, maar neen, de kok bleef staan waar hij
stond en verroerde zich niet. De kok was zeker erg boos en
daarom vonden ze het raadzaam maar stilletjes weg te gaan.
Ze draaiden zich om, maar toen bleven ze van schrik staan,
want nu stond de kok weer voor hen en ze hadden hem toch
zoo duidelijk in de kast gezien. Ik heb jullie daar eens be
trapt, zei de kok tegen de deugnieten en daarvoor zal ik je
laten straffen. Kom mee naar de kast, dan zal ik je eens laten
zien wat ik gedaan heb en met verbaasde gezichten volgden
ze den kok, die de kastdeur opengooide.
In de kast stond nog steeds dezelfde kok, die de bengels en
kele minuten geleden ook hadden gezien. De kok greep zijn
evenbeeld vast en draaide dit met het gezicht naar de kikkers
en Tuimeltje, die nu pas zagen dat het een pop was. Ik wist,
dat jullie zouden komen stelen, zei de kok en daarom maakte
ik deze pop om juliie te verrassen. Ga nu maar mee, dan zul
je van den koning nog wel wat meer verrassingen krijgen. En
bang voor hetgeen ze te hooren zouden krijgen, volgden ze den
opperkok.
plaatsje was zeer in trek, zoodat we bijna geen
kamers konden krijgen. Eindelijk kwam er een
telegram dat er een optrekje vrij was. We moes
ten echter denzelfden avond beslissen. Mijnheer
Chubbs bracht het telegram met het advies:
„niet doen, het is daar veel te koud." Hij ver
telde zooveel schrikwekkende verhalen van te
leurgestelde badgasten, dat het te laat werd om
even antwoord te seinen.
Een jaar later wilden we een maand door
brengen in Westarp, en schreven een briefkaart
om kamers te bespreken in een pension, dat
ons door een vriend was aanbevolen, in plaats
dat mijnheer Chubbs de briefkaart met de ove
rige post naar den trein bracht, kwam hij he
vig opgewonden bij ons binnenstormen.
„Ik heb deze kaart niet gepost. Westarp is
vochtig en er is geen enkel goed pension. Ik
ken tal van menschen, die daar eens gelogeerd
hebben en er nooit willen terugkomen."
Hij belette ons eenvoudig dat we schreven om
de kamers te bespreken.
Midden in den winter kwam hij me aan *t
ontbijt vertellen:
„Mijnheer, u j»"—""»"""""""""""""""""r
legram heb ik
maar op 't kan- Van m 71 VrOUW
toor gelaten. Ik
onderstel dat u
naar een andere betrekking hebt gesolliciteerd.
Toen tante Mary overleden was, overhandigde
mijnheer Chubbs mij treurig en waardig het
telegram: „Uw tante is overleden, mijnheer. Ik
heb, toen ik hierheen kwam, een krans bij den
bloemist besteld, even mooi en even duur als
verleden jaar, toen uw oom Percival was ge
storven."
Mijnheer Chubbs, die altijd z'n best deed can
er gewichtig en voornaam uit te zien, droeg een
klein puntbaardje, dat z'n waardig voorkomen
nog verhoogde. Als hij een telegram bracht,
deed hij dit werk met de plechtigheid van een
hoflakei. Sylvia en ik vermaakten ons daarmee.
We keken van achter de gordijnen, als hij naar
ons landhuisje kwam.
Toen Sylvia haar jaarlijksche bezoek aan d'r
moeder zou brengen, deelde zij me mede dat
ze een fijn plannetje had, om mijnheer Chubbs
eens extra-plezier te doen:
„Als ik bij moeder ben, zal ik enkele, heel ge
wichtige en belangrijke telegrammen aan je
sturen. Maak je dus niet ongerust, wat ik ook
sein."
Twee dagen na d'r vertrek bracht mijnheer
Chubbs gewichtiger dan ooit, het eerste tele
gram: „Kom onmiddellijk. Tante Alice."
Chubbs had reden om gewichtig te doen, want
hij wist dat tante Alice het rijke hoofd der
geheele familie was. Hij wist ook dat ze al me-
nigen neef uit haar testament had geschrapt,
dat ik nog in de gunst was en dat de erfenis
niet mager zou zijn. Daarom had hij het spoor
boekje al nagezien en een taxi voor mij besteld
en keek me verbijsterd aan toen ik zei dat ik
kalm thuis zou blijven. Hij was zóó verbaasd,
dat hij vergat er bij me op aan te dringen tante
Alice te bezoeken.
Toen kwam het tweede telegram: „We kun
nen het huisje van smithson in Augustus hu
ren. Antwoord direct."
We hadden al een paar jaar vruchteloos ge
tracht het huisje in Daily voor een maand te
huren, het mooiste huisje voor een zomerver
blijf. Geen wonder dus, dat mijnheer Chubbs
voor mijn verstand vreesde, toen ik hem geen
antwoord-telegram meegaf. Dien dag was hij
ongeschikt voor z'n werk.
Een paar dagen daarna bracht hij, zenuw
achtig van opwinding, nog een telegram: „ver
koop alle rubberaandeelen; daling te wach
ten."
Het was niet aardig van mijn vrouw, want
natuurlijk volgde ik den raad niet op, waar
door de bemoeizuchtige mijnheer Chubbs
een slapeloozen nacht doorbracht.
„Je telegrammen waren schitterend," prees
ik, toen m'n vrouw van haar reis was terug
gekeerd. „Mijnheer Chubbs gïoeide van ge
wichtigheid!"
Sylvia keek verwonderd.
„Telegrammen, zeg je?"
„Ja, de telegrammen van tante Alice, en het
huisje in Dally en van de rubber. Je hebt een
rijke fantasie, vrouwtje."
„Maar ik heb geen telegrammen gestuurd,"
zei Sylvia. „Ik heb de afspraak totaal vergeten."
„Dus....?"
„Dus ik vrees dat het echte telegrammen
waren."
of uw linker-richtingaan-
wijzer steekt u natuurlijk
altoos tijdig uit, voor u 'n
bocht naar links neemt
Weet u, dat zoo n teeken
geen tooverstaf is? En.»
dat u dus uw beurt moet
afwachten
A T A )C! op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen £T bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor jp* 750*" doodelii ken6 Afloop F 250»"
A I I Ih" A aaC 3N rm ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen
>.Hier is het," riep zij uit. „Het is nog van
grootvader geweest, Roger en van den ouden
Roger vóór hem. Het is een pracht-
h°rloge. Het slaat de uren. Ik heb gehoord, dat
bet wei honderd pond gekost heeft."
•Je kunt het in je kamer ophangen, Betty,"
*1 Roger. „Je kleine armbandhorloge is ge
makkelijker."
Hfj herinnerde zich nog, hoe het een bobbel
6eWesst was in de ceintuur van Lady Beek.
«Nee, je moet het dragen," drong Jane aan.
i^e moet het dragen, want je bent Lady Beek.
°e menschen verwachten dat van je. Je kunt
trotsch op zijn," voegde zij er bij. „Kijk
wat een mooie ketting."
Betty hing glimlachend den zwaren ketting om
haar hals en probeerde het gevaarte tusschen
haar ceintuur te krijgen.
„Nonsens," riep Roger bijna ruw uit. „Dat
j111 je niet dragen. Je kunt wel verlangen,
ahe, dat zij ook grootma's mutsje opzet."
Jane deed het horloge met betrokken gezicht
in de doos en begon een rond etui uit
te pakken, waarin waarschijnlijk een groote
camee zat, toen Roger tusschenbeide kwam.
„We moeten heusch gaan, Betty, we hebben
beloofd, niet te lang weg te blijven."
Een paar minuten later snorden zij langs den
weg door de pittige avondlucht en onder de
opkomende maan en eensklaps zei Roger:
„Betty, ik voel me een beest. Ik moest er
niet aan denken, je plichten op te leggen, die
je niet vervullen kunt. Ik wil niet hebben, dat
je een slavin wordt. En ik geloof niet, dat het
noodig is. Een huis als Beckford kan toch
door twee meiden bewerkt worden, zonder dat
de vrouw des huizes mee zwoegt. Mijn groot
moeder was een heel andere vrouw dan jij.
Als jij huiswerk deed, zou het net zoo gek zijn,
als wanneer je oma's horloge ging dragen. Dat
hoort niet bij je."
„Maar ik ga er bij hooren," riep zij vroolijk.
„Jij bent een echte boer, ik word een echte
boerin. Het hoort er bij en ik zal het graag
doen," voegde zij er bij en sloeg haar twee
handen om zijn arm.
HOOFDSTUK XXIV
Lady Anna schreef plichtsgetrouw de twee
brieven en ontving per keerende post antwoord,
dat Dick en de de Ia Riva's den volgenden
Zaterdag zouden komen.
Toen zij de ontvangkamer binnen traden, had
Dick nog genoeg fatsoen, om zich een beetje
te schamen, maar Rita liep naar binnen, alsof
het huis van haar was.
„Wel zus Betty," begon zij, terwijl ze Betty
een vluchtig kusje op de wang drukte. „Het
gaat net als met dat spelletje: warm, warmer,
heet."
Hoewel Betty een beetje schrok, gaf zij haar
toch den kus terug.
„Ik hoop, Rita, dat we het samen altijd goed
zullen kunnen vinden."
„En waar is broer Roger?" ging Rita voort
met het schelle lachje, dat Lady Anna zoo
vreeselijk vond.
Dick stond er met een boos gezicht bij. Zijn
moeder, die het zag voelde al haar sympathie
voor hem opwe'len en ergerde zich aan Rita's
ongemanierdheid.
„Roger komt vanavond wat later," legde
Betty uit. Hij kan niet eerder weg, zij zijn de
heele week erg druk bezig geweest."
„Hemel," riep Rita uit. „Dan heb jij hem niet
zoo goed onder den du'm, als ik. Ik denk, dat
jij anders bent. Ik zou Dick niet de heele week
weg laten gaan, zelfs al wilde hij."
„Maar ik wil niet," viel Dick uit, met een
kleur van opwinding.
„Hij is net zoo gek als Roger was," dacht
zijn moeder met schrik.
Onderwijl zat Sam Hornock stijfjes met den
ouden heer de la Riva te praten en bevond, dat
zij over de meeste dingen an"ers dachten Het
kostte Lady Anna alle moeite om deri toe
stand draaglijk te maken, vooral omdat Rita
telkens zinspeelde op wat Dick bij zichzelf
noemde: „oude geschiedenis." Maar Lady Anna's
verontwaardiging werd groote-, toen zij merkte,
dat haar toekomstige scho"rd„"'-tertje het er
klaarblijkelijk op gezet had, Betty te plagen.
„Ik denk, dat het gekwetste ijdelheid is,"
dacht zij. „Zij kan de gedachte niet verdragen,
dat Roger een ander genomen heeft. Arme Dick,
wat een toekomst."
Het diner was bijna voorbij, toen zij Roger's
auto hoorden voorrijden. Dadelijk stond Betty
op en liep de hall binnen, hem tegemoet.
Sam riep haar na:
„Laat hem zoo maar binnenkomen, geen
drukte maken met kleeden of zoo, de jongen
zal wel half verhongerd zijn."
„Maar ik denk dat hij zijn oude tweed pak
aan heeft," zei Rita.
Snel keek Lady Anna haar aan en zag, dat
zij vuurrood was en dat haar oogen vreemd
glinsterden.
„Ik denk, dat hij het een beetje raar zal
vinden," zei Rita met een lach tegen Dick.
„Hoe zal hij kijken, als hij mij ziet?"
„Hij wist al lang dat je kwam," zei Dick een
beetje ongeduldig. „Luister nu eens. Als je niet
bang bent, kunnen we de kleine merrie Maan
dag probeeren. Je mag haar hebben, als je
wilt."
Maar Rita luisterde niet. Zij staarde naar
de deur en verschoot iederen keer als deze
open ging. Spoedig kwam Betty binnen, gevolgd
door Roger, die tegen Rita's verwachting geen
teeken van verlegenhe'd gaf.
„Hoe maak je het, Rita?" vroeg hij heel be
daard.
„Hoe gaat het met jou, kluizenaar? Ik hoop,
dat je het goed maakt in je kluis?"
„O, best, dank je," zei hij lachend, en be
schouwde Rita's woorden blijkbaar als een
teeken, dat zij hem als een gewonen kennis
wenschte te behandelen. Hij groette mijnheer
de la Riva, evenwel met een zekere waardig
heid, die hem goed stond. Dick gaf, hij een
stevige hand.
„Feliciteeren jullie elkaar niet?" riep Rita
uit.
„Dat doen we," zei Roger eenvoudig.
Hij liep om de tafel heen om naast Betty
te gaan zitten, terwijl hij zei:
„Nicht Jane zendt haar complimenten en
wil' graag weten, hoe je over die kippen-
kwestie denkt."
„O," zei Betty, „ik heb er al ernstig over
gedacht. Maar ik kom volgende week en dan
kunnen we samen de rennen bekijken."
„Zij zou zoo graag alles klaar hebben, voor
dat zij naar het gesticht gaat," zei Roger.
„Word jij k'ppenboerin, Betty?" vroeg Rita
dwars over de tafel heen. „Dat zou ik niet ge
daan hebben."
Toen Lady Anna opstond, vroeg zij: „Blijf
jij nog hier, Betty?"
„Neen, ik kom," zei Betty, die heel andere
plannen gehad had. Zij wilde Roger nog we)
even alleen spreken, want zij hadden elkaar in
geen drie of vier dagen gezien. En mijnheer
Hornock begreep dat, want na een heel korte
poos kwam hij ook den salon binnen, hoewel hij
anders graag nog wat bij de wijnflesch bleef
zitten en zei:
„Ga jij nu maar naar beneden, Betty. Roger
is nog niet half klaar."
Beide meisjes hadden een kleur gekregen,
toen de deur open ging, nu draaide Rita Dick
haar rug toe.
„Ik vind, dat Betty Roger wel een nieuw
pak mag geven," zei ze minachtend. „Hij
draagt nog altijd dien ouden rommel. Hij is veel
grooter dan jij," ging zij peinzend voort tot
Dick, die bij haar was komen zitten. „Veel
grooter. Als hij goed gekleed was, zou hij er
echt knap uitzien. Ik ben blij, dat jij er chique
uitziet."
„Dat is geen wonder," zei haar verloofde.
„Als je mijn kleermakersrekeningen zag. zou
je dat begrijpen."
„Dat weet ik nog niet," antwoordde het
meisje scherp. „Ik zal ze later wel moeten be
talen."
Dick, die haar tot nu toe bewonderend had
aangestaard, verschoot van kleur.
„Dat zal niet noodig zijn," zei hij kort.
Rita geeuwde.
„Waarom hebben jullie niet iemand ge
vraagd, waarmee ik me amuseeren kon?" vrreg
zij. „Die leuke roodharige jongenhoe heet
hij ook weer? Cuthbert of zooiets Ik noemde
hem bij mezelf den Melancholieke. Hij was
altijd treurig."
,Dat kwam, omdat hij ruzie had met Netta.
Hij houdt van Netta, moet je weten."
Rita lachte en stak hnar kinnetje in de
lucht.
„Maar niet heelemaal," zei ze. „En die andere
vent, die zong.... dien zou ik gezellig gevonden
hebben."
(Wordt vervolgd)