lilt Zoelt gij bebouwbaar"] FOTOREPORTAGE FEËiSKF Boomplantdag te Staphorst. Van een Koningsdochter en van Kobus den boerenknecht DONDERDAG 26 MAART 1936 siuiiiiuiiniiiiiiiiiuiunuuuiiiiiiiiifuiiiuiiiiuiiuiuiiiuiiiuiiiiiinniimiiiinniuuiiiuiinnniiiinntiuiiiniiuus Kees de knutselaar PAASCHEI-VERSIERING \m*m. aiiiiiimmiiiiiiniinininiiiimiiiimiiHiHiuiiiiiHuiiiiiHnuiiiHiuniiiiiniiiiunininiiiiiniiiiiiiniraiiiiniHiiiiE V.P.D. NÊU5 W mU tJ£ jfp^ «s» Tholen en Van Lier lieten zich bij hun terugkeer uit Indië op het station ta Amsterdam niet onbetuigd .De Bataaf" organiseerde Woensdag ter gelegenheid van haar 12Vs-jar'9 bestaan een jubileum-wegwedstrijd rond de Haarlemmer meer voor onafhankelijker! en amateurs. Een foto even na den start Toen, alsof hij nu pas de vraag hoorde, antwoordde hij: „O, dat wordt een kunst nest voor mieren. Ik heb er een heele be schrijving van gelezen en kijk hier heb je het resultaat." ,Alles goed en wel, maar je wilt me ze ker wel een uitleg geven, want zoo snap ik er niets van." (Fig. 1). „Wel, met alle soorten van genoegen, ik reken er zelfs op, dat je mij over een paar weken, als het weer wat zachter wordt, helpt om het nest bevolkt te krijgen. Kijk, in deze doos heb ik een gipsplaat gegoten. Die gipsplaat bevat twee woonkamers (a) en twee voorkamers (b). Voorkamers en woonkamers zijn door gangen verbonden, eveneens de beide woonkamers onderling. Langs de gipsplaat loopt een goot om de gips vochtig te houden (c). Op de gipsplaat komt een glasplaat te liggen, zoodat je alles De lij kei: °Pva! "tnro blade Ier fe °P d Storij *aar» bovei telex:: schri. hjn black: daar •and beric He* *ich Prize bet keroei vang sPrin «Chijl! kesct' de te: eies Dr. P. H. G. Sabel, de bekende arts van Schiphol, is Woensdag te Amster dam in het huwelijk getreden met mej. Schürmann. Het bruidspaar na de huwelijksinzegening „Dat zou ïk denken," zei Kobus, „deze zien' er wel aardig uit, maar de mijne thuis zijn toch nog heel wat anders. Van een ervan hebben we nu al acht dagen ge geten, acht volle dagen met tien man en je kunt er niets van merken en toen eer gisteren zoo'n geweldige stortregen uit den hemel viel, marcheerde er net een com pagnie soldaten voorbij. Zij bedachten zich niet lang en gingen onder bladeren schuilen. Geen van hen kreeg ook maar één druppeltje op zijn lichaam!" „Waarom niet?" antwoordde de prinses, wat beteuterd. Toen kwamen ze bij de bijen. „Zulke bijen zijn toch maar in den hee- len omtrek niet te vinden," zei de prinses trotsch, „geen enkele imker kan tegen deze wat grootte betreft." „Dat zou ik nog niet zoo terstond willen beweren," zei Kobus brutaal, „ik heb an ders thuis een bij in mijn korf, die iederen dag naar het veld vliegt en 's avonds zoo dik gegeten is, dat ik haar met paard en wagen moet ophalen. En nu zal ik eens vertellen wat mij vorige week overkomen is met dat beest. Het was in een eikenboom gekropen en hoe ik ook stond te zwaaien en te roepen, de bij wou niet meer naar beneden komen. „Mij best," dacht ik, „dan zal ik je wel komen halen." Zoo gezegd, zoo gedaan; ik klauter in den boom, maar ongelukkig genoeg brak de tak waar ik op zat en buitelde hals over kop op den grond. Ik viel zoo'n diepen put in de aarde, dat ik de lucht niet meer kon zien en natuur lijk onmogelijk meer naar boven kon. Ten einde raad stuurde ik mijn beenen naar huis om een schop te halen en daarmee gooide ik het gat dicht. Zoo kwam ik weer naar buiten. Maar beneden in dien put lag een briefje. Dat had ik in mijn zak gesto ken en toen ik goed en wel boven was be gon ik het te lezen. En ik geef U te raden wat er op stond. Er stond op: Dat zijne majesteit uw vader afstamt van 'n vodden raper!" „Dat lieg je, leelijke boer," riep de ko ningsdochter boos. Ze was zoo kwaad als een spin. „En jij bent gevangen, mooie prinses," riep Kobus vroolijk. Twee weken erna trouwden ze en waren gelukkig en tevreden. Later regeerde Ko bus als Jacobus de Zeventiende. Kijk maar eens in je geschiedenisboek of je hem daai niet in vindt. Ze zeggen dat hij een heel erg verstandige koning moet geweest zijn. PIET BROOS wat in het nest gebeurt, goed kunt waar nemen. Het moeilijkst waren de kamers te krij gen. Ik heb daarvoor een paar afgeknotte pyramiden van carton gemaakt in dezen vorm (Fig. 2) eerst geteekend oftewel uit geslagen, zooals het op school heet. Voor de watergoot heb ik een dergelijke carton- nen figuur gemaakt, maar dan in de leng te gerekt. Om een stevigen ondergrond te krijgen heb ik een glazen plaat genomen, iets kleiner dan de bodemoppervlakte van de doos, zoodat er tusschen glas en doos stevige verhoogde lijsten kunnen ontstaan, waarop het nest kan rusten als de plaat weggenomen is. De afmetingen van de gipsplaat zijn 30 c.M. lang, 20 c.M. breed en 3 c.M. dik. Van de beide voorkamers uit steekt een buisje (d) naar buiten. Nu blijft voor mij nog de vraag of ik een voornest, een afvalglas en een suikerwaterinrichting, alle drie aan zal brengen of niet." „Daar moet je mij dan ook alles eens van uitleggen." „Wel, een voornest is niets dan een wijde flesch met ingesmolten buisje (Fig. 3), dat verbonden wordt met het hoofdnest, mijn gipsplaat. Het af vainest is eveneens een flesch. door een buisje verbonden met het voor nest. In het voornest strooit men wat nest materiaal. Het afvalnest dient om doode mieren en allerlei afval van voedsel in te laten brengen door de mieren, die hun nes- i ten graag zindelijk houden. Het fleschje met suikerwater verdient o° nog extra zorg. Het moet door een buisi® verbonden worden met het voornest, ter" wijl de toegang tot het suikerwater do® een watje moet worden afgesloten, ander® verdrinken de mieren. Om te zorgen, het watje steeds nat blijft van suikerwater, moet het buisje tusschen het suikerwater fleschje en het voornest erg nauw zijn en moet men met den mond even het suilt®'" water tot in het buisje opzuigen, dan bh) net door de zuiging van het watje wel staan- Ik zal in elk geval eens bij den drogist in formeeren, of hij mij goedkoop aan ee paar stopflesschen kan helpen. Een vang glas moet ik ook nog hebben. „Pas ma op, dat de mieren niet in huis gaan ron kruipen" lachte Bram. „Ik geloof niet, ik bij mijn tante met iets dergelijks zou be hoeven aan te komen." „Ik heb al toestemming, nu is het ho® tijd, dat ik naar mijn mandje ga. Den v° genden keer moet je mij maar eens ver len hoe je het denkt aan te leggen 3e huur staande kamers te verhuren. Aju® A. h. Jong Staphorst aan den arbeid op den boomplantdag in de Staphorster Maten bij Meppel, welke Woensdag door de ontginningsmaatschappij „Overijsel" werd georganiseerd en waarbij ook minister mr. Slingenberg aanwezig was In den bouw van de „Prinsendam" bij de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij begint reeds eenige teekening te komen. Een overzicht van het werk De „L. Z. 129" en de „Graf Zeppelin" hebben deze week gezamenlijk een tocht gemaakt. De luchtreuzen boven Friedrichshafen Belangstelling van jong Staphorst voor den boomplantdag in de Staphorster Maten bij Meppel De koningsdochter, waar ik het nu over wilde hebben, zullen jullie wel niet gekend hebben, want het is zoowat 200 jaar geleden dat zij leefde. Zij was jong, mooi en vriendelijk voor ieder een. Haar vader wilde graag hebben dat zij trouwde, maar zij voelde er zelf niet erg veel voor en om van het gepraat van haar vader af te zijn, beloofde zij met den eerste den beste te zullen trouwen, die haar kon doen zeggen: „Je liegt het!" De koning liet die boodschap van zijn dochter in het heele rijk bekend maken en terstond kwamen graven en baronnen en rijke zonen van fijne families naar haar toe, maar er was er geen eentje bij die iets zoodanigs wist te vertellen, dat zij er op antwoordde: „Je liegt!" Als Baron van Münchhausen nog geleefd had, zou die wel een kansje gehad hebben. Nu kwam op zekeren dag boer list voor bij de poort van het koninklijk paleis en zijn knecht, die op de kar zat, riep: „Hé, boer Tist, wat zou d'r aan de hand zijn? Er gaan zooveel van die fijne heeren naar binnen, mag ik ook eens een kijkje gaan nemen?" „Ga je gang, Kobus," antwoordde boer Tist, „als je maar niet te lang wegblijft." Dat beloofde de knecht. Kobus stapte dus frank en vrij het paleis binnen achter den grooten stoet aan en toen de prinses hem met zijn blauwe kieltje tusschen al die deftige heeren zag staan, fluisterde zij haar vader in het oor: „Vader, kijk eens naar dat boertje, we zullen maar niet toestaan dat hij ook naar mijn hand dingt, of wel?" „Och, waarom niet," antwoordde de koning, „die wint jou toch in ieder geval niet. En waarschijnlijk kunnen we nog eens lachen." Kobus had intusschen zijn ooren goed open gezet en wist gauw genoeg waar het om ging. Eindelijk was hij aan de beurt en de prinses leidde hem overal rond om hem gelegenheid te geven tot spreken en te fantaseeren. Al wandelend bereikten zij den paardenstal. „Wij hebben fijne groote paarden, vind je niet?" zei de, prinses om tenminste iets te zeggen, want Kobus had nog geen mond open gedaan. „Och, dat gaat wel," antwoordde Kobus effen-af, „maar, met permissie, ik heb thuis een hengst, die zoo groot is, dat we een stal voor hem hebben moeten bouwen, zoo groot als dit paleis!" „Dat kan best waar zijn," zei de prinses, net alsof zij het geloofde en ze bracht hem naar den koeienstal. „Mooie groote, koeien, vind je niet?' vroeg zij om het gesprek aan den gang te houden. „Daar kan ik U geen ongelijk in geven," antwoordde Kobus, „maar U moest eens naar de mijne komen kijken, er is er een tje bij zoo groot en breed, dat, als twee muzikanten elk op een hoorn zouden gaan zitten spelen, zij elkaar beslist niet zouden hooren." „Waaroir zou dat niet kunnen," zei de prinses droog en keek Kobus eens van terzijde aan, maar die verroerde geen spier van zijn gezicht. Ze bereikten nu den moestuin. „Hoe vind je onze savooien," vroeg de koningsdochter, „heb je zulke groote al eens gezien?" Dit grappige kereltje maak je met een stukje papier, wat wol en een el. Je knipt den neus van papier zooals het model aan geeft. Het streepje bovenaan wordt inge- knipt en dan het papier langs de stippellij nen omgevouwen. De beide omgevouwen strookjes plak je nu op het ei. Als de neus goed vastzit teeken je het gezicht en kleurt de wangen en de lippen. Den neus mag je ook wel een rooie punt geven. Het haar is van oranje of zwarte wol en wordt langs het achterhoofd en opzij geplakt maar niet bovenop, want het mannetje heeft een ka len knikker. Als je het paaschei zoo ver sierd hebt vind je het vast en zeker jam mer om het op te eten, Maar dat moet je toch doen hoorl „Wat voer je toch uit Kees?" vroeg Bram, die bij Kees werkte, maar na afloop altijd even een poosje bleef napraten. Kees was met een geheimzinnig gezicht aan 't knut selen aan iets, dat in een groote cartonnen doos zat. Eindelijk zette hij de doos neer en keek er met groote voldoening naar. Lijster, ben je weer gekomen, Net zooals het vorig jaar? En maak je weer in boomen Voor ons huis, je nestje klaar? Zul je me weer wakker fluiten 's Morgens als ik op moet staan' Roep je me weer vroeg naar buiten? Zul je het niet overslaan? Want dit voorjaar, moet je weten, Ga ik al naar school toe, hoor! Dus als jij het zou vergeten, Dansta ik er leelijk vóór. C. D.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 4