%ldc&&aal cm dag H Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden n Prof. J. Schmidlin RADICAAL SOCIALIST Lastposten ef eiland der eenzamen [Bj DONDERDAG 2 APRIL 1936 Pionier van de missie wetenschap Menscheneters De waarheid van de „idylle* in de Zuidzee Tevens Schotsch nationalist mm Zwart als de Nacht! Te Breisach in Baden vierde 29 Maart, eenzaam als in verbanning, Prof. dr. Jos. Schmidlin zijn zestigsten verjaardag. Door de regeering op non-activiteit gesteld, buiten de universiteit gesloten en van „yn pensioen beroofd, vindt hjj zijn troost in .ijn priesterleven, zijn wetenschap en in het bewust zijn zijn plicht te hebben vervuld. Menschen. die op wetenschappelijk gebied zooveel ge presteerd hebben in hun leven als hij, persoon lijkheden met zulke talenten, zijn gewoonlijk door de eenigszins eenzijdige ontwikkeling ook menschen met bijzondere eigenaardigheden: Dr. Schmidlin is het type van een Duitsch ge leerde! Hij is de zoon van den hoofdonderwijzer van Blotzheim bij Basel. Nog heel jong gaf hij reeds blijk een bijzonder vlug verstand te hebben. Op zekeren dag hij was nog maar drie jaar oud kreeg hij een boek te pakken en tot groote verwondering van zijn ouders, las hij er hun uit voor. Het kereltje had een ware lees- woede; bij dag, maar ook in 't donker,.... zoo dat hij op vijfjarigen leeftijd al zoo bijziende was, dat de dokter hem de „studie" moest ver bieden! Op negenjarigen leeftijd had hij alle klassen van de volksschool doorloopen en ca een paar maanden privaat-onderricht, kwam de jongen reeds op de „Quarta" van het kleine seminarie van Zillisheim. Met zijn levendig en zelfstandig karakter kon hij zich maar moeilijk voegen naar de regels van het internaat. Zelfs werd hij op het bis schoppelijk pro-gymnasium bijna weggejaagd, dmdat hij Schiller's „Rauber" had gelezen. Omdat Joseph te jong was, moest hij sommige klassen dubbel maken; den vrijen tijd, waarover hy zoodoende kon beschikken, gebruikte tuj om veel „Unfug" uit te halen. Zyn leeraar dreigde eens, aan zijn vader te zullen schrijven om hem maar naar huis te laten gaan „auf den vaterlichen Mist" Doch deze jongensstreken vonden voorname lijk hun oorzaak hierin, dat de intellectueels eischen, die aan hem werden gesteld, ver be neden zijn hooge capaciteiten bleven; zijn levensenergie moest een object hebben, waar op zy zich concentreeren kon. Joseph wilde absoluut priester worden; hy Dr. Jos. Schmidlin lachend. Doch de kommiezen zagen scherper uit hun oogen; hij werd ingepikt en op een wagen naar Colmar gebracht. Onmiddellijk werd er voor het Schmidlin-proces een groote perscampagne ingezet. Nu hadden in dien. tijd juist de onderhandelingen en wederzijdsche be zoeken plaats tusschen Briand en dr. Brüning; alle stof tot wrijving moest zooveel mogelijk uit den weg worden geruimd: een reden, waar om men ook prof. Schmidlin maar weer in vryheid stelde. Het eerste college, dat hy weer te Münster gaf, werd een hulde gebracht aan den „Priester-Bekenner" en verdediger van het Duit- sche recht!... En thans? Ondankbaarheid is werelds loon! Dit strijdlustig karakter, dat eer lijk zijn standpunt verdedigde tegen welke in stantie ook, heeft vele tegenstanders gevonden. Men twijfelde soms zelfs aan zijn echt ortho doxe mentaliteit. Die hem evenwel persoonlijk leerden kennen, twyfelden niet in 't geringste aan zijn diepe vroomheid en overtuigden sen- sus catholicus. Op geregelde tyden hield prof. Schmidlin te Münster een publiek college over werd op het priesterseminarie van Straatsburg de katholieke beoefening van de kerkhistori- toegelaten. Daar kreeg hij echter een zwaie sche wetenschap; dan wees hy heel uitdrukke- longontsteking, waardoor zijn gewone theologi sche studies voor eenigen tijd werden opge schort. Toen bleek echter al, dat hy bijzondere historische qualiteiten bezat; in zyn gedwon gen rust hield hij zich met locale geschiedenis bezig. En eenige jaren nadien verscheen, be halve kleinere publicaties, een 720 blz. groote geschiedenis van Blotzheim (ze werd door zyn vader uitgegeven, omdat het hem als seminarist streng verboden was iets te publiceeren) In 1899 werd hy priester (wereldgeestelyke) gewijd. Spoedig daarop promoveerde hij by den bekenden Westfaalschen historicus Finke te Freiburg i Br. Eenigen tijd daarna maakte hy aan dezelfde universiteit zyn theologisch doctor-examen. Sinds 1907 bekleedt dr. Schmidlin een profes, soraat aan de universiteit van Münster i. W„ niet enkel in de kerkgeschiedenis, maar sinds 1910 vooral in een toen nog heel nieuwe weten schap onder de katholieken n.l. de missiologip Zyn critische geest en zijn phenomenaal ge heugen, kwamen hem bij de beoefening van de geschiedenis en de missiologie goed van pas. Ik herinner me nog, hoe hy eens in het col lege kwam, vlug op zijn lessenaar sprong, in de panden van zijn jas greep, waarin hy ge- - woonlijk zijn scripta (plus vele andere pape rassen) bewaarde.... maar tot de ontdekking kwam, dat hy zijn papieren vergeten had mee te nemen. „Meine Damen und Herren, entschuldigen Sie, bitte, ich werde das Kollegienheft sofort holen". Na eenige minuten kwam hij terug: „Meine Damen und Herren, ich habe es mir überlegt; ich könnte nicht mehr zeitig zurück sein. Ich werde es nur so versuchen." Prof. Schmidlin gaf toen zonder scripta les. Hij behandelde den tegenwoordigen toestand van een missiegebied (ik ben vergeten welk gebied het was)gaf uitvoerige statistieken van het aantal staties, missionarissen, catechu menen enz.; zonder een oogenblik te haperen rolden de getallen er uit. De volgende les gaf hij als eenige correctie: „Ik heb den vorigen keer gezegd, dat er dit jaar 2468 catechumenen waren; dat is niet juist; men telt er maar 2467 Prof Schmidlin heeft een strijdlustig karak ter. Dat blijkt niet alleen in zyn wetenschap pelijke publicaties, maar ook in het politieke leven steekt hij zijn nationale gezindheid niet onder stoelen of banken. Hij zou 't liefst zyn dierbaren Elzas vrij zien staan van eiken Fran- schen invloed. Deze opvatting heeft hem eens tien jaar tuchthuisstraf gekost (gelukkig alleen op papier). Een onvoorzichtige journalist was n.l. met eenige brieven van dr. Schmidlin op zak de grens van den Elzas overgegaan. Hy werd door de Fransche douanen gefouilleerd en de brieven werden gevonden; gevolg was, dat Schmidlin tot tien jaar tuchthuisstraf werd veroordeeld. De daaropvolgende jaren mocht hy natuurlyk niet meer in zijn vaderland worden gezien. Omdat er echter nog twee van zijn broers als priester werkzaam waren en een Elzasser toch sterk aan land en familie ge hecht is. kon hij aan de verleiding niet weer staan om ze eens te gaan opzoeken. Hy had zijn baard laten groeien. „Men houdt mij zeker voor een verkapten capucyn," bemerkte hij lijk op haar pragmatisch karakter in het licht van Gods Voorzienigheid en wist met zulke be geestering over zijn Moeder de H. Kerk bij Haar gang door de eeuwen te spreken, dat we allen onder den indruk waren. Doch wanneer hy schreef, vooral in zyn critieken, kon hy bitter hard soms worden, omdat hy altyd met heel zyn persoonlykheid stond in dienst van een idee en voor geen intriges week. Had dr. Schmidlin niet die energie gehad, hy zou allang de beoefening van de missie wetenschap hebben opgegeven, want velen zagen er 't nut niet van in. Dat men nu in -ele hoogere studies van missionneerende orden en congregaties aan de toekomstige missiona rissen een missiologische vorming geeft, dat aan verschillende universiteiten missiologie in het studieprogram is opgenomen, dat in de nieuwere theologische vakliteratuur meer dan vroeger de missie wordt genoemd zonder daar door als onwetenschappelijk gequalificeerd te worden: dit alles gaat gedeeltelijk althans terug op den goeden invloed, die van Münster, d. w. z. van prof. Schmidlin en zyn publicaties is uit gegaan. Het „Zeitschrift für Missionswissenschaft", door dr. Schmidlin opgericht, bestaat nu 25 jaar. Het laatste nummer geeft een analyti sche en alphabetische inhoudsopgave van al de artikelen, die er zijn verschenen. Wanneer men zijn oogen eens laat gaan langs die lange ryen van titels, ziet -nen al, hoe ryk van in houd dit tydschrift is en hoe zuiver weten schappelijk het 25 jaar is geredigeerd. Op welk gebied er heden ook een missiologische studie zal verschynen, men mag gerust zeggen: zonder eenig citaat uit het „Z. M." is het bijna on mogelijk, voor den dag te komen. Met medewerking van prof. Schmidlin is het „Institut für missionswissenschaftliche Foc- schungen" tot stand gekomen, dat een serie missiologische werken deed verschijnen, meer dere specialisten zond naar Rome, Spanje mz. om archief-materiaal te verzamelen en te be werken, vele nationale en internationale cur sussen organiseerde enz. Verder schonk hij aan de priesters en de uni versiteitsstudenten een missie-organisatie, die door andere landen naderhand is overgeno men. Zeker, prof. Schmidlin is wel trotsch op zyn werk; maar voor iemand, die organisato risch en literair-wetenschappelijk zoo ontzag lyk gewerkt heeft, is dit gebrek wel verklaar baar. Hij is een eerlyke stryder, een goed priester, een groot geleerde, iemand, die ook onder de niet-katholieke geleerden mede den naam van onze katholieke theologanten heeft hoog ge> houden. Al viert nu prof. dr. Schmidlin zijn zestigsten verjaardag onder de droevige omstandigheden waaronder trouwens heel de Katholieke Kerk in Duitschland gebukt gaat, 't moge hem toch niet aan bewyzen van medeleven en mede lijden ontbreken. Moge deze dag hem brengen een lichtpunt voor de toekomst, dat hy weer spoedig zyn ongebroken levenskracht opnieuw moge stellen in dienst van de katholieke we tenschap en in dienst van de groote missie idealen, die voor hem gebleven zyn de schoon ste van zijn leven! P. Dr. GREGORIUS O. M. Cap, nings-apotheose en uiterste vernedering van den vyand, maar de Nambas van het Midden hou- den werkelijk van menschenvleesch, en eten vrouwen. Mr. Harrisson kent een man die zich erop beroemt honderd beenen gegeten te heb- j ben. Meestal mogen vrouwen aan deze maalty- j den niet deelnemen, maar by de Kleine Nam bas wordt haar onder zekere omstandigheden j vergund andere vrouwen te eten. Excuseer! zei Rudolf, en hy begon een hekel aan het meisje te krygen. Weer een paar minuten stil. Dan voelde hij dat hij niezen moest. Hij deed zijn uiterste Velen onzer hebben gelezen van die eilanden in de Stille Zuidzee waar blanke mannen, die voorloopig genoeg hebben van Piece.' dilly en Leicester square, meestal in gezelschap van blanke dames die er toevallig óók genoeg van hebben, zulke schoone dagen slijten temid den van de „noble savages", onbedorven kinde ren der natuur, en helden eener primitieve ro> mantiek. Wij hebben er ook films van gezien, 'n Tijd lang waren de Zuidzee-eilanden erg in de mode. Maar nu is er een heel nuchter man uit het Zuidzee-eiland Malekula te Londen aangeko men. 'tls waar dat wat de filmen ons willen doen gelooven aangenamer is dan wat Mr. T. H. Harrisson, Regeeringsagent op het eiland, dezer dagen vertelde in een voordracht voor het Ko ninklijk Aardrijkskundig Genootschap te Lon den. Fantasie is vaak aantrekkelijker dan de werkelijkheid. De voornaamste conclusie welke we uit Mr. Harrissons vaak gruwelijke mededee- lingen kunnen trekken is deze, dat, wanneer de Zuidzeefilmen werkelijk op een der eilanden inplaats van veilig te Hollywood gemaakt wa ren, wy waarschijnlijk nooit het genoegen gehad zouden hebben ze te zien, want dat alle „ster ren", producenten, technische en andere leiders, en fotografen, met of zonder hun camera's, door de inboorlingen opgegeten zouden zyn. Als ver ontschuldiging voor de inboorlingen zou kunnen worden aangevoerd dat zij niet weten hoe on verteerbaar vele sterren van Hollywood zijn. Van de legende betreffende den idyllischen Zuidzee-eilander liet Mr. Harrison niets over. Een jaar heeft hij doorgebracht bij de Groote Nambas, een der vijf groepen die de Noordelijke helft van 't eiland bewonen. In den loop van dat jaar werden dertig mannen gedood in de oor logen tusschen de verschillende dorpen, en zeven werden door de tegenpartij meegenomen om thuis verorberd te worden. De kannibalistische riten zijn gruwelijk. De Noordelijke Nambas eten hun vijanden op by wijze van overwin- De 8.10 avond-expres naar München gleed het station Neurenberg uit. Rudolf, behaaglijk in de coupé-kussens Mr. Harrisson, die onder andere tot taak had I geleund, de beenen nonchalant voor zich uit een volkstelling uit te voeren, werd zelf her- strekkend, nam zijn reisgenooten eens op. Het I best dit te onderdrukken, doch het gelukte niet. haaldelijk met den dood bedreigd, maar ten- waren er maar twee. Zij zaten naast elkaar, en tenslotte barstte de bom, driemaal achter- slotte kon hij zich toch overal vrij bewegen, schuin tegenover hem. Een van hen was een een, luid. behalve in het groote dorp Amok, dat meer dan jongedame. Wil u zoo goed zijn niet te niezen! zei de 1000 inwoners telt, en welks hoofdmannen hem. Rudolf stelde vast dat ze niet knap was, niet jongedame. Niezen verspreidt microben! nadat hjj het driemaal bezocht had, lieten uit- knap van uiterlijk, en op het eerste gezicht ook Excuseer! zei Rudolf andermaal, en hjj noodigen tot een vierde bezoek. Mr. Harrisson niet bijzonder intelligent. Een vrijwel niets-zeg- begon het gansje te haten begreep dat de wensch, hem weer te zien, veel- gend gezichtje, waarin een paar niets-zeggende Er volgde een nieuwe korte periode van rust. eer door de maag dan door het hart ingegeven oogen achter een hoorngeranden bril, een goed- Dan haalde hij, een oogenblik geheel absent, werd, en sloeg de invitatie hoffelijk af. zittend, maar afgeraagd manteltje van minstens wederom zijn sigarettenkoker te voorschijn. Ondertusschen is het niet vleiend voor onze drie modes ten achter, een paar rubber-bezoolde De jongedame wees hem zwijgend op het eigenliefde dat de Nambas, die toch zeker als schoenen, geschikt om turf te trappenbordje „Nichtraucher". Ditmaal werd het Ru kenners" beschouwd mogen worden, blanken neen, dacht Rudolf, bijzonder aantrekkelijk ziet dolf toch een beetje al te bar en vry bruusk minder lekker vinden dan inboorlingen. er dat niet uit. viel hij uit: Uit* de volkstelling bleek dat het eiland door Rudolf was echter niet zoo heel erg kies- Ik neem aan dat het mij toch vrijstaat ongeveer 10.000 van die idyllische wezens be- keurig van aard. Er bleef hem niet veel anders naar die sigaretten te kijken! woond wordt. lover dan haar gezelschap voor lief te nemen en Wilt u zoo goed zijn niet te spreken! viel hij maakte nu by by zichzelf 't vaste voornemen zij hem in de re- zich in ieder geval gedurende de reis op min of de. Conversatie is meer amusante wijze den tijd te korten. Zij het hinderlijk bij de dan met óf ten koste van het stakkerig gansje, studie. Het stoort Hij wijdde nu zijn aandacht aan den met- de concentratie, gezel van de jongedame. 15 ^sfc Deze was een heer op leeftijd, zooals Rudolf vaststelde. Klein, mager en grys, die, gedoken d°u terug. Hij I m zyn hoek van het compartement, zijn wees °P den ouden heer in den hoek, en zei volle aandacht scheen te wijden aan den in- 0nverf??'.. et tegenwoordige geslacht heeft den in houd van een diklyvig boekwerk, hier en daar j Argentinië overleden Cunninghame Gra- met vreemdsoortige schetsen geïllustreerd, het- Maar hij behoeft immers niet te luisteren! Ik verzoek u dringend te zwijgen, beet zij ham ternauwernood gekend. Maar zelfs in welk Rudolf bij zichzelf zeer terecht met den he"1 toe m,et verheffing van stem. I - I Tnon Irnolr V-iar rvnn/o nPPVriP rvr» zijn bloeitijd, toen een ieder van hem sprak, be- naam van een studieboek bestempelde. Toen keek het oude heertje op uit zijn boek. hoorde hij tot 'n anderen tijd dan dien, waarin Rudolf kreeg den indruk, dat dit naarstig 1 nS en n naST p hij leefde. Geestelijk behoorde hy tot een toe- studeerend oude heertje zich wel niet tot een komst, die nimmer verwezenlijkt zou worden, spelbreker zou ontpoppen, en, nogmaals zijn daar zij even fantastisch was als hij zelf; moreel blikken op zijn vis-a-vis werpend, kwam hy nu WaarJ;Oe tbent dat dwaze geklets, leefde hy in den riddertyd en niet in den tot de conclusie, dat zonder die afschuwelyke T aar hebt u het._ snauwde de gans. Heb riddertijd van zyn eigen romantisch Schotland, brilleglazen en zoo., maar in dien van Spanje. Hy droeg zyn baard en zyn hoed als een hi dalgo; gelijk de Spanjaarden sloeg hy bij voor keur zijn jas om als een mantel. Hij was aristo- TT cratisch en zeer elegant van voorkomen, maar Het kwam er dus op aan een aanknoopmgs- o had toch niets van een fat. want een halve eeuw Pun'; vinden. Hy keek eens rond en zag tegen en een restauratie-bediende kondigde aan: ik het u niet gezegd? Met een gevoel van machteloosheid zonk Ru- dolf achterover in zijn hoek. Het oude heertje verdiepte zich opnieuw in de studie. Geruimen tyd heerschte er volkomen stilte. Eensklaps werd de coupé-deur opengeschoven geleden leefde hij met het ruwe volk der ran- den coupe-wand een bordje „Nichtraucher Hij cho's, in een land waar men menigmaal moest zün en haalde een zilveren siga doodschieten om niet doodgeschoten te worden. re';':enkoker te voorschyn. Een avonturier is belangwekkend zoolang hij Wilt u niet rooken, mynheer! voorkwam avonturen beleeft, maar hy laat niets na, en by tem het gansje. Dit is een niet-rook-coupé! zijn dood mist men hem niet. Dat Cunninghame Rudolf maakte excuus en stak den koker weer I Raupstein uit München. Ik ben zijn secret a- Graham een der grootste avonturiers en een der in zyn zak. Hy nam een tydschrift, ging wat resse. Hij is verschrikkelijk lastig, ridderlykste en beminnelykste warhoofden van heen en weer zitten bladeren en keek daarbij Mag ik nu rooken' zyn tijd geweest is, maakt hem niet tot een his- zyn vis-é-vis vertrouwelijk-ondeugend-knip. torische figuur; maar hy is de eerste socialist oogend aan. geweest in het Britsche Parlement, en merkwaar- Wilt u daarmede ophouden! zei het gansje diger dan dat sommigen zich nog iets van zijn met eenigen nadruk, en fronste de wenkbrou avonturen herinneren, is het dat byna niemand wen. schynt te weten, dat hy de eerste parlementaire Rudolf hield op met knipoogen en bladerde vertegenwoordiger is geweest van een party, die heviger in zijn tydschrift. tot twee maal toe Groot Brittannië geregeerd Ik bedoel dat heen-en-weer bladeren in heeft. Hij kwam als liberaal in het Lagerhuis, i uw boekje! Dat is hinderlijk voor anderen. Met maar zyn rebelsche geest deed hem weldra tot I uw oogen kunt u doen waar u lust toe gevoelt. od het perron heen en weer loonen Voor een het socialisme overgaan en wel tot een socia- Rudolf maakte opnieuw excuus en begon zich verzetje. ÜSÜ® JüïïJjf- _ZÜn I ee.n beetJ'e ongeduldig te gevoelen. Hoogstens Babbelend op het perron, kwam Rudolf nu Bitte schön! Plaats nemen voor 't souper! De oude heer stond op, en, zonder een woord te zeggen, verliet hij den coupé. Heb ik uw vader gestoord? Hy is myn vader niet. Het is professor Zeker, ga uw gang. Geef u my er ook maar een. Waarom gaat u niet mee soupeeren? Ik blyf liever hier. ik houd niet van sou pers in restauratie-wagens. De trein reed het station Regensburg binnen. Rudolf wenkte een kelner met een fruitkarretje. Mag ik een trosje druiven aanbieden? Heel graag, mijnheer. Laten we liever wat aristocratische en wei-verzorgde, hoogst on-pro- Vüf minuten hield hii zich stil Toen hesmn hu tot P5T letarische persoonlykheid zeer vreemd contras- I Jjg de vinger - Itotde conclusie, dat het gansje eigenlijk nog teerde. Maar voor de politiek was hij niet ge- te trommelen. met de vingers op de leuning van zijn zitplaats best meeviel. En'nu ze dien afschuwelijken bril schapen; bovendien namen echte socialisten (er t8_jF<v^^^hiermprfe nnbnn^ni o-onc 5?* afgezet, was ze zelfs niet onknap te noemen. i win u niermede ophouden! nep de gans En vindingrijk bleek zy óók. 11 Stapt u in dezen coupé! zei ze, toen zij nationalist was. en die roode broeders, die nog in I I voor een wagen verder stonden. Straks, als de hem waren blyven gelooven, verloren dit geloof, I trein weer in beweging is, kom ik u dan wat ge- toen hy zich in 1914 als 'n chauvinist ontpopte, lyk thuis voelde. En Argentinië kende hem als- zeisctiaP houden. Het is een doorloopende trein, en elf maanden in Argentinië doorbracht met het opkoopen van paarden voor het Britsche leger. By de verkiezingen van 1918 stelde hy zich op nieuw candidaat voor het Parlement; hy kwam uit voor de liberalen, want hy had met de La bour-party, en de Labour-party had met hem, gebroken. Ondanks zyn SchotschNationalisme en Britsch-Chauvinisme was hy vóór alles cosmo- poliet en geestelyk stond hy Spanje en La- ty'nsch Amerika nader dan zyn geboorteland. Met Argentinië en Uruguay, en ook met andere deelen van Zuid-Amerika, was hij volkomen vertrouwd, en het was daar dat hy zich werke- of hy een zoon van het land was. Een bekend en Professor Raupstein zal er geen erg in heb- Aïgentijn heeft van hem gezegd: „Hy kon een der onzen zyn, als hy minder Oud-Castiliaansch was.' In het Engelsche parlement noemde men de zen Schotschen Oud-Castiliaan „the Hidalgo". De meeste zyner werken hadden betrekking op het leven en vooral op den romantischen kant van het leven in Zuid-Amerika. Zyn korte verhalen waren meesterwerken in hun soort. Bovendien droegen zy het zegel der echt heid, want Cunninghame Graham moge een salon-socialist geweest zyn, hij was zeker geen salon-ranchero. ben, wanneer hij in zijn studie verdiept is. Rudolf vond het een pracht-idee. Kort daarop zette de trein zich in beweging. Is-t-ie weg? vroeg professor Raupstein. Ja, vadertje, hij zal je niet meer storen. Is hij in Regensbrug uitgestapt? Ja, vadertje. En hy is er ook weer ingestapt. Dan zal die lastpost direct wel weer hier zijn! Neen, vadertje. Hij zal je niet meer storen. Ik heb den zekersten weg genomen. Misschien ben ik eigenlijk wel wat al te radicaal te werk gegaan. Maar hij heeft het aan zich zelf te wyten. Ik begrijp je niet, kind. Toch is het heel eenvoudig, vadertje. Ook als u geen professor waart, zoudt u het ge- makkelyk begrypen. Dat gedeelte van den trein, waarin hy nu zit, gaat niet mee naar München. Op het oogenblik is hy onderweg naar Passau. De deur ging open en daar keek Tuimeltie ineens in het gezicht van kikker Karei. „Jonge, kereltje, wat zie jy er gek uit", begon kikker Karei. „Je bent al weer zoo druk in de weer, dat ik geloof, dat je niet veel geleden hebt van je luchtreis." „Begin nou niet met die gekheid", zei Tuimeltje. „Ik heb al een heel schildery gemaakt. Hoe vind je het?" „Kijk eens", zei Tuimeltje, „met dat schilderij zullen wy den ooievaar zien te vangen. Het is nog heelemaal nat van de verf en als de ooievaar er aan durft te komen, plakt hy er zeker aan vast." „Wat een reuze kunstenaar ben je toch", zei kikker KaxeL „Het is zoo mooi, dat ik het erg jammer vindt als de ooievaar het vernielt." En kikker Karei ging de andere kikkers halen, om het mooie schilderstuk te bezichtigen. Alle schilders uit het kikkerland kwamen naar het schilderij kyken. Ze hadden allemaal van die echte schildersdasjes aan en groote hoeden op. De eene bracht bloemen, de andere een hulde betuiging mee. Heel het land was verrukt en Tuimeltje liep maar met zyn handen in zyn zakken rond en had de grootste pret, dat ze zyn schildery zoo mooi vonden. geen drie meter zicht en dan nog zonder achterlicht? 't Is 'n poging tof zelfmoord om zoncfer achterlicht te rijden (om van stilstaan heelemaèl niet te spreken!) Alleen reeds het transport naar een ziekenhuis is heel wat duurder dan de aan- schaffing van een veilig achter lichtl jk l~* A DAMMü'C °P dit blad zyn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen |7 *7bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door P *7Cvfj bij een ongeval met p O (Xf) A 8 ,1 r, A lil J 1^| JQ, ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A i vV/i" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog Roman van Paul Keiler Vertaald door Louis de Bourbon „Neen, want alle onheil komt van de vrouwen." „Dat hebt u zeker ook weer van den dichter?' „Inderdaad, maar ik weet het ook van mij zelf." „Hebt u een vrouw?" Kajetan trok met de hand een lijn door de lucht. „Gehad! weg!" „Gestorven?" „Neen, er vandoor gegaan!" De vreemdeling keek Kajetan médely'dend aan. Deze had sombere rimpels op zyn voor hoofd. „Met haar vader is zy er vandoor gegaan," zei hij knarsetandend. „Hij heeft haar weer naar huis gehaald toen ik ze nauwelyks twee jaar had. Hy zei, dat ze bij my te veel moest Werken!" De ander glimlachte andermaal. „Dat is pech. En toen bent u maar een pessi mist geworden?" „Zeker, toen ben ik een pessimist! geworden en heb een knecht moeten houden, dien ik niet Ooodig had, toen de vrouw er nog was.'! „Hoelang woont de graaf eigenlijk al op het eiland?" „Bijna acht jaar. Zyn dochter is nu acht tien." „Heeft hij ook een dochter?" „Zij heet Clothilde." „Is zy mooi?" „Neen, geen enkele vrouw is mooi. De dichter zegt, dat de schoonheid der vrouwen bedrog is. En Clothilde behoeft ook niet mooi te zijn, want niemand vraagt er naar. De dichter zegt, dat ze etherisch is, dat wil zeggen, dat ze erg mager is." Kajetan sloot de oogen. Van het vele praten scheen hij moe te zyn geworden en het thema van de vrouwen verveelde hem. Na een halve minuut reeds zette zijn neus de beginmaten in van een groote symphonie. Maar dat was den ander niet naar den zin; dus schudde hy Kajetan bij de schouders en zeide: „Slaap niet, gcede vriend, maar vertel my liever nog een beetje over het eiland." Kajetan antwoordde met tegenzin: „Ik kan m<3 niet een ongeluk praten. U hebt mij het nieuwste uit de wereld verteld en ik heb u over het eiland verteld, dus zyn we quitte. Nu wil ik slapen, want ik ben moe en heb bovendien vandaag naamfeest." „Wat drommel!" riep de ander, „hebt u uw naamdag? Dat komt goed uit. Dan moesten we een feestje maken." Hij rommelde wat in zijn bagage en overhan digde Kajetan een kleine flesch. „Hier, neem dit als feestgeschenk! Laat het u goed bekomen; het is edele Bourgonje." Kajetan werd opeens weer levendiger. Hy bedankte en zei vervolgens: „Ik heb het direct gemerkt, dat u een man bent van fyne be' schaving, maar ik had graag, dat u my uw stand en naam wilde noemen. U weet, wie ik ben, en ik weet niet, wie u bent, en dus staat de weegschaal scheef." De vreemdeling stond onmiddellijk op, maakte een sierlijke buiging en ving aan: „Sta dus toe, edele meester Kajetan, groote admiraal van deze eilandvloot, dat ik my aan u voorstel: ik heet Gunther, baron von Echtelfingen, ben de vierde zoon van mijn vader en moeder, kom uit de buurt tusschen Keulen, Rome, Constantinopel en Danzig en heb myn leven lang niets gedaan dan dwaze dingen door namelyk rechten te stud eren, met welk belachelijk bedrijf ik zoo juist ben klaar gekomen. Daarna ben ik de wereld ingetrokken om naar hartelust te zwerven en heb voorloopig geen ander plan dan naar den overkant, nnai het kloostergoed te varen, wanneer door den terugkeer van uw knecht een gelegenheid daartoe zich zal voordoen." Kajetan had uit den geheelen woordenvloed slechts dit eene onthouden, dat zyn gast en buurman een edelman was; hij sprong dus met een snelheid, die in het geheel niet by hem paste, overeind, trok zyn puntmuts af, zoodat zijn dik, ruig, al 'n beetje grijzend haar zicht baar werd, stamelde een verontschuldiging en bood aan, heer Gunther oogenbükkelyk zelf naar den overkant, naar het kloostergoe'd te roeien. Maar Gunther nam hem zyn muts af, trók deze eigenhandig weer over zyn ooren, gaf hem een zachten duw, die Kajetan uitnoodigde, weer in het gras plaats te nemen, en zeide: „Laten we geen gekheid maken, goede vriend; ik ben blij, dat ik by u ben, en heb heele maal niet zoo'n haast om weg te komen. Rust eerst een beetje uit, verzamel uw gedachten en vertel my dan nog wat van dat geheimzinnige eiland waarvoor ik naar deze afgelegen streex ben gekomen." „Weet u al iets van de bloedkapel?" vroeg Kajetan zacht. „Ja, daarover hoorde ik in de herbergen verder stroomopwaarts, en ik vernam ook, dat graaf Raymond, die nu dit eiland bezit, de zoon is van dien man, die zyn vrouw op den drempel van het heiligdom doodsloeg." Kajetan wendde zich met een ruk naar Gunthqr en hield zyn geweldige hand tegen diens mond. „Ssst! om Godswil dat mag niemand zeggen. Dat is op de zwaarste straf verboden. Als u daarover wilt gaan spreken, dan doe ik niet mee." De visscher fluisterde en kreeg angstige oogen. ,Over den graaf mag niemand spreken, ook niet over de wijze waarop hy leeft of over wat hy doet." ,En wat doet hy?' vroeg de ander onbe zorgd. „Dat zeg ik niet," antwoordde Kajetan. „Neem uw wyn terug en laat my met rust „Aha, vriendje, nu word je onaardig. Wan neer je my dan niets over den graaf wilt ver- tellen, vertel my dan tenminste iets over de andere lieden, die het eiland bewonen." Maar Kajetan was wantrouwig geworden. Hy beriep er zich op, dat hy de vertrouweling van den graaf was en er voor zorgen moest, dat het leven op het eiland een diep geheim bleef. „Zoo zoo," mompelde de ander en verder zei hy geen woord meer. Na een poosje hoorde Kajetan naast zich een zacht rinkelend geluid. Hy draaide het hoofd om en zag tot zyn geweldige verbazing, dat de ander een groot aantal gouden ducaten in het gras neergeteld had. „Wat doet u?" vroeg hy byna ademloos. „Ik tel m'n geld," zei de ander nonchalant; „ik moet er nog een maand mee toekomen." „Bent u zoo ryk?" Gunther antwoordde niet. Hy raapte het geld by een en stopte het in een leeren buidel. Dan stond hy op. „Vaarwel," mi hy; „uw knecht is my te langzaam; ik zal probeeren, verder stroomafwaarts over de rivier te komen; en als het niet eerder kan dan in de stad, waar immers een brug is." „Maar, heer, ik wil u toch zelf naar den overkant brengen." „Dat neem ik niet aan," zei Gunther; „het kan my ook niets schelen. Iets anders zou het zyn, als u my des nachts eens naar het eiland zoudt willen roeien. Dan zoudt u een paar flinke goudvisschen by my kunnen vangen." „Dat mag ik niet, heer. U moogt het eiland niet betreden." .Zoo maar de dichter, ttw vriend, mocht het toch wel. Of is die uit den hemel ge vallen?" „U bent geen pessimist" Gunther lachte vroolyk. „Nou, zoo'n soort pessimist als u ben ik m elk geval ook wel. U kunt het dus beste wagen." „Ik mag het niet, heer. Het eiland neemt geen nieuwe bewoners meer op e#- bezoeken zyn heelemaal verboden." „Dan zal het dus langzamerhand uitster ven?" „Dat moet het ook! Er zyn op het eiland alleen maar oudere echtparen, die geen kin deren meer krygen en trouwen is verboden. De vroegere jager begon een liefdeshistorie met de dochter van de watervrouw en beide zon daren werden verbannen." „Wat is er van hen geworden?" „Te gronde zijn zy gegaan. Naar de groote stad getrokken, getrouwd, drie kinderen gekre gen en werken van 's morgens vroeg tot s avonds laat." „Nou, dat is een afschuwelijke geschiedenis!" zen Gunther. „Ja, en sinds dien tyd is het eiland heele maal afgesloten, geen mensch mag er meer heen of vandaan, geen krant, geen brief komt naar ginds." .Hebben ze niet af en toe een dokter noodig, gaan ze niet naar de kerk?" „De graaf kent alle wetenschappen en ge neest de zieke menschen zelf. En naar de kerk gaani ze niet." jOTordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 9