%ldc&&aal cm dag
H
Wat Kikker Karei en Tuimeltje beleefden
n
Prof. J. Schmidlin
RADICAAL SOCIALIST
Lastposten
ef eiland der eenzamen
[Bj
DONDERDAG 2 APRIL 1936
Pionier van de missie
wetenschap
Menscheneters
De waarheid van de „idylle*
in de Zuidzee
Tevens Schotsch nationalist
mm
Zwart als de Nacht!
Te Breisach in Baden vierde 29 Maart,
eenzaam als in verbanning, Prof. dr. Jos.
Schmidlin zijn zestigsten verjaardag.
Door de regeering op non-activiteit gesteld,
buiten de universiteit gesloten en van „yn
pensioen beroofd, vindt hjj zijn troost in .ijn
priesterleven, zijn wetenschap en in het bewust
zijn zijn plicht te hebben vervuld. Menschen.
die op wetenschappelijk gebied zooveel ge
presteerd hebben in hun leven als hij, persoon
lijkheden met zulke talenten, zijn gewoonlijk
door de eenigszins eenzijdige ontwikkeling ook
menschen met bijzondere eigenaardigheden:
Dr. Schmidlin is het type van een Duitsch ge
leerde!
Hij is de zoon van den hoofdonderwijzer van
Blotzheim bij Basel. Nog heel jong gaf hij reeds
blijk een bijzonder vlug verstand te hebben.
Op zekeren dag hij was nog maar drie jaar
oud kreeg hij een boek te pakken en tot
groote verwondering van zijn ouders, las hij er
hun uit voor. Het kereltje had een ware lees-
woede; bij dag, maar ook in 't donker,.... zoo
dat hij op vijfjarigen leeftijd al zoo bijziende
was, dat de dokter hem de „studie" moest ver
bieden! Op negenjarigen leeftijd had hij alle
klassen van de volksschool doorloopen en ca
een paar maanden privaat-onderricht, kwam de
jongen reeds op de „Quarta" van het kleine
seminarie van Zillisheim.
Met zijn levendig en zelfstandig karakter kon
hij zich maar moeilijk voegen naar de regels
van het internaat. Zelfs werd hij op het bis
schoppelijk pro-gymnasium bijna weggejaagd,
dmdat hij Schiller's „Rauber" had gelezen.
Omdat Joseph te jong was, moest hij sommige
klassen dubbel maken; den vrijen tijd, waarover
hy zoodoende kon beschikken, gebruikte tuj
om veel „Unfug" uit te halen. Zyn leeraar
dreigde eens, aan zijn vader te zullen schrijven
om hem maar naar huis te laten gaan „auf den
vaterlichen Mist"
Doch deze jongensstreken vonden voorname
lijk hun oorzaak hierin, dat de intellectueels
eischen, die aan hem werden gesteld, ver be
neden zijn hooge capaciteiten bleven; zijn
levensenergie moest een object hebben, waar
op zy zich concentreeren kon.
Joseph wilde absoluut priester worden; hy
Dr. Jos. Schmidlin
lachend. Doch de kommiezen zagen scherper
uit hun oogen; hij werd ingepikt en op een
wagen naar Colmar gebracht. Onmiddellijk
werd er voor het Schmidlin-proces een groote
perscampagne ingezet. Nu hadden in dien. tijd
juist de onderhandelingen en wederzijdsche be
zoeken plaats tusschen Briand en dr. Brüning;
alle stof tot wrijving moest zooveel mogelijk
uit den weg worden geruimd: een reden, waar
om men ook prof. Schmidlin maar weer in
vryheid stelde. Het eerste college, dat hy weer
te Münster gaf, werd een hulde gebracht aan den
„Priester-Bekenner" en verdediger van het Duit-
sche recht!... En thans? Ondankbaarheid is
werelds loon! Dit strijdlustig karakter, dat eer
lijk zijn standpunt verdedigde tegen welke in
stantie ook, heeft vele tegenstanders gevonden.
Men twijfelde soms zelfs aan zijn echt ortho
doxe mentaliteit. Die hem evenwel persoonlijk
leerden kennen, twyfelden niet in 't geringste
aan zijn diepe vroomheid en overtuigden sen-
sus catholicus. Op geregelde tyden hield prof.
Schmidlin te Münster een publiek college over
werd op het priesterseminarie van Straatsburg de katholieke beoefening van de kerkhistori-
toegelaten. Daar kreeg hij echter een zwaie sche wetenschap; dan wees hy heel uitdrukke-
longontsteking, waardoor zijn gewone theologi
sche studies voor eenigen tijd werden opge
schort. Toen bleek echter al, dat hy bijzondere
historische qualiteiten bezat; in zyn gedwon
gen rust hield hij zich met locale geschiedenis
bezig. En eenige jaren nadien verscheen, be
halve kleinere publicaties, een 720 blz. groote
geschiedenis van Blotzheim (ze werd door zyn
vader uitgegeven, omdat het hem als seminarist
streng verboden was iets te publiceeren)
In 1899 werd hy priester (wereldgeestelyke)
gewijd. Spoedig daarop promoveerde hij by den
bekenden Westfaalschen historicus Finke te
Freiburg i Br. Eenigen tijd daarna maakte hy
aan dezelfde universiteit zyn theologisch
doctor-examen.
Sinds 1907 bekleedt dr. Schmidlin een profes,
soraat aan de universiteit van Münster i. W„
niet enkel in de kerkgeschiedenis, maar sinds
1910 vooral in een toen nog heel nieuwe weten
schap onder de katholieken n.l. de missiologip
Zyn critische geest en zijn phenomenaal ge
heugen, kwamen hem bij de beoefening van de
geschiedenis en de missiologie goed van pas.
Ik herinner me nog, hoe hy eens in het col
lege kwam, vlug op zijn lessenaar sprong, in
de panden van zijn jas greep, waarin hy ge-
- woonlijk zijn scripta (plus vele andere pape
rassen) bewaarde.... maar tot de ontdekking
kwam, dat hy zijn papieren vergeten had mee
te nemen.
„Meine Damen und Herren, entschuldigen
Sie, bitte, ich werde das Kollegienheft sofort
holen".
Na eenige minuten kwam hij terug:
„Meine Damen und Herren, ich habe es mir
überlegt; ich könnte nicht mehr zeitig zurück
sein. Ich werde es nur so versuchen."
Prof. Schmidlin gaf toen zonder scripta les.
Hij behandelde den tegenwoordigen toestand
van een missiegebied (ik ben vergeten welk
gebied het was)gaf uitvoerige statistieken
van het aantal staties, missionarissen, catechu
menen enz.; zonder een oogenblik te haperen
rolden de getallen er uit. De volgende les gaf
hij als eenige correctie: „Ik heb den vorigen
keer gezegd, dat er dit jaar 2468 catechumenen
waren; dat is niet juist; men telt er maar
2467
Prof Schmidlin heeft een strijdlustig karak
ter. Dat blijkt niet alleen in zyn wetenschap
pelijke publicaties, maar ook in het politieke
leven steekt hij zijn nationale gezindheid niet
onder stoelen of banken. Hij zou 't liefst zyn
dierbaren Elzas vrij zien staan van eiken Fran-
schen invloed. Deze opvatting heeft hem eens
tien jaar tuchthuisstraf gekost (gelukkig alleen
op papier). Een onvoorzichtige journalist was
n.l. met eenige brieven van dr. Schmidlin op
zak de grens van den Elzas overgegaan. Hy
werd door de Fransche douanen gefouilleerd
en de brieven werden gevonden; gevolg was, dat
Schmidlin tot tien jaar tuchthuisstraf werd
veroordeeld. De daaropvolgende jaren mocht hy
natuurlyk niet meer in zijn vaderland worden
gezien. Omdat er echter nog twee van zijn
broers als priester werkzaam waren en een
Elzasser toch sterk aan land en familie ge
hecht is. kon hij aan de verleiding niet weer
staan om ze eens te gaan opzoeken. Hy had
zijn baard laten groeien. „Men houdt mij zeker
voor een verkapten capucyn," bemerkte hij
lijk op haar pragmatisch karakter in het licht
van Gods Voorzienigheid en wist met zulke be
geestering over zijn Moeder de H. Kerk bij
Haar gang door de eeuwen te spreken, dat we
allen onder den indruk waren. Doch wanneer
hy schreef, vooral in zyn critieken, kon hy
bitter hard soms worden, omdat hy altyd met
heel zyn persoonlykheid stond in dienst van
een idee en voor geen intriges week.
Had dr. Schmidlin niet die energie gehad,
hy zou allang de beoefening van de missie
wetenschap hebben opgegeven, want velen
zagen er 't nut niet van in. Dat men nu in -ele
hoogere studies van missionneerende orden en
congregaties aan de toekomstige missiona
rissen een missiologische vorming geeft, dat
aan verschillende universiteiten missiologie in
het studieprogram is opgenomen, dat in de
nieuwere theologische vakliteratuur meer dan
vroeger de missie wordt genoemd zonder daar
door als onwetenschappelijk gequalificeerd te
worden: dit alles gaat gedeeltelijk althans terug
op den goeden invloed, die van Münster, d. w. z.
van prof. Schmidlin en zyn publicaties is uit
gegaan.
Het „Zeitschrift für Missionswissenschaft",
door dr. Schmidlin opgericht, bestaat nu 25
jaar. Het laatste nummer geeft een analyti
sche en alphabetische inhoudsopgave van al
de artikelen, die er zijn verschenen. Wanneer
men zijn oogen eens laat gaan langs die lange
ryen van titels, ziet -nen al, hoe ryk van in
houd dit tydschrift is en hoe zuiver weten
schappelijk het 25 jaar is geredigeerd. Op welk
gebied er heden ook een missiologische studie
zal verschynen, men mag gerust zeggen: zonder
eenig citaat uit het „Z. M." is het bijna on
mogelijk, voor den dag te komen.
Met medewerking van prof. Schmidlin is het
„Institut für missionswissenschaftliche Foc-
schungen" tot stand gekomen, dat een serie
missiologische werken deed verschijnen, meer
dere specialisten zond naar Rome, Spanje mz.
om archief-materiaal te verzamelen en te be
werken, vele nationale en internationale cur
sussen organiseerde enz.
Verder schonk hij aan de priesters en de uni
versiteitsstudenten een missie-organisatie, die
door andere landen naderhand is overgeno
men.
Zeker, prof. Schmidlin is wel trotsch op
zyn werk; maar voor iemand, die organisato
risch en literair-wetenschappelijk zoo ontzag
lyk gewerkt heeft, is dit gebrek wel verklaar
baar.
Hij is een eerlyke stryder, een goed priester,
een groot geleerde, iemand, die ook onder de
niet-katholieke geleerden mede den naam van
onze katholieke theologanten heeft hoog ge>
houden.
Al viert nu prof. dr. Schmidlin zijn zestigsten
verjaardag onder de droevige omstandigheden
waaronder trouwens heel de Katholieke Kerk
in Duitschland gebukt gaat, 't moge hem
toch niet aan bewyzen van medeleven en mede
lijden ontbreken. Moge deze dag hem brengen
een lichtpunt voor de toekomst, dat hy weer
spoedig zyn ongebroken levenskracht opnieuw
moge stellen in dienst van de katholieke we
tenschap en in dienst van de groote missie
idealen, die voor hem gebleven zyn de schoon
ste van zijn leven!
P. Dr. GREGORIUS O. M. Cap,
nings-apotheose en uiterste vernedering van den
vyand, maar de Nambas van het Midden hou-
den werkelijk van menschenvleesch, en eten
vrouwen. Mr. Harrisson kent een man die zich
erop beroemt honderd beenen gegeten te heb- j
ben. Meestal mogen vrouwen aan deze maalty- j
den niet deelnemen, maar by de Kleine Nam
bas wordt haar onder zekere omstandigheden j
vergund andere vrouwen te eten.
Excuseer! zei Rudolf, en hy begon een
hekel aan het meisje te krygen.
Weer een paar minuten stil. Dan voelde hij
dat hij niezen moest. Hij deed zijn uiterste
Velen onzer hebben gelezen van die eilanden
in de Stille Zuidzee waar blanke mannen,
die voorloopig genoeg hebben van Piece.'
dilly en Leicester square, meestal in gezelschap
van blanke dames die er toevallig óók genoeg
van hebben, zulke schoone dagen slijten temid
den van de „noble savages", onbedorven kinde
ren der natuur, en helden eener primitieve ro>
mantiek.
Wij hebben er ook films van gezien, 'n Tijd
lang waren de Zuidzee-eilanden erg in de mode.
Maar nu is er een heel nuchter man uit het
Zuidzee-eiland Malekula te Londen aangeko
men. 'tls waar dat wat de filmen ons willen
doen gelooven aangenamer is dan wat Mr. T. H.
Harrisson, Regeeringsagent op het eiland, dezer
dagen vertelde in een voordracht voor het Ko
ninklijk Aardrijkskundig Genootschap te Lon
den. Fantasie is vaak aantrekkelijker dan de
werkelijkheid. De voornaamste conclusie welke
we uit Mr. Harrissons vaak gruwelijke mededee-
lingen kunnen trekken is deze, dat, wanneer de
Zuidzeefilmen werkelijk op een der eilanden
inplaats van veilig te Hollywood gemaakt wa
ren, wy waarschijnlijk nooit het genoegen gehad
zouden hebben ze te zien, want dat alle „ster
ren", producenten, technische en andere leiders,
en fotografen, met of zonder hun camera's, door
de inboorlingen opgegeten zouden zyn. Als ver
ontschuldiging voor de inboorlingen zou kunnen
worden aangevoerd dat zij niet weten hoe on
verteerbaar vele sterren van Hollywood zijn.
Van de legende betreffende den idyllischen
Zuidzee-eilander liet Mr. Harrison niets over.
Een jaar heeft hij doorgebracht bij de Groote
Nambas, een der vijf groepen die de Noordelijke
helft van 't eiland bewonen. In den loop van dat
jaar werden dertig mannen gedood in de oor
logen tusschen de verschillende dorpen, en zeven
werden door de tegenpartij meegenomen om
thuis verorberd te worden. De kannibalistische
riten zijn gruwelijk. De Noordelijke Nambas
eten hun vijanden op by wijze van overwin-
De 8.10 avond-expres naar München gleed
het station Neurenberg uit.
Rudolf, behaaglijk in de coupé-kussens
Mr. Harrisson, die onder andere tot taak had I geleund, de beenen nonchalant voor zich uit
een volkstelling uit te voeren, werd zelf her- strekkend, nam zijn reisgenooten eens op. Het I best dit te onderdrukken, doch het gelukte niet.
haaldelijk met den dood bedreigd, maar ten- waren er maar twee. Zij zaten naast elkaar, en tenslotte barstte de bom, driemaal achter-
slotte kon hij zich toch overal vrij bewegen, schuin tegenover hem. Een van hen was een een, luid.
behalve in het groote dorp Amok, dat meer dan jongedame. Wil u zoo goed zijn niet te niezen! zei de
1000 inwoners telt, en welks hoofdmannen hem. Rudolf stelde vast dat ze niet knap was, niet jongedame. Niezen verspreidt microben!
nadat hjj het driemaal bezocht had, lieten uit- knap van uiterlijk, en op het eerste gezicht ook Excuseer! zei Rudolf andermaal, en hjj
noodigen tot een vierde bezoek. Mr. Harrisson niet bijzonder intelligent. Een vrijwel niets-zeg- begon het gansje te haten
begreep dat de wensch, hem weer te zien, veel- gend gezichtje, waarin een paar niets-zeggende Er volgde een nieuwe korte periode van rust.
eer door de maag dan door het hart ingegeven oogen achter een hoorngeranden bril, een goed- Dan haalde hij, een oogenblik geheel absent,
werd, en sloeg de invitatie hoffelijk af. zittend, maar afgeraagd manteltje van minstens wederom zijn sigarettenkoker te voorschijn.
Ondertusschen is het niet vleiend voor onze drie modes ten achter, een paar rubber-bezoolde De jongedame wees hem zwijgend op het
eigenliefde dat de Nambas, die toch zeker als schoenen, geschikt om turf te trappenbordje „Nichtraucher". Ditmaal werd het Ru
kenners" beschouwd mogen worden, blanken neen, dacht Rudolf, bijzonder aantrekkelijk ziet dolf toch een beetje al te bar en vry bruusk
minder lekker vinden dan inboorlingen. er dat niet uit. viel hij uit:
Uit* de volkstelling bleek dat het eiland door Rudolf was echter niet zoo heel erg kies- Ik neem aan dat het mij toch vrijstaat
ongeveer 10.000 van die idyllische wezens be- keurig van aard. Er bleef hem niet veel anders naar die sigaretten te kijken!
woond wordt. lover dan haar gezelschap voor lief te nemen en Wilt u zoo goed zijn niet te spreken! viel
hij maakte nu by by zichzelf 't vaste voornemen zij hem in de re-
zich in ieder geval gedurende de reis op min of de. Conversatie is
meer amusante wijze den tijd te korten. Zij het hinderlijk bij de
dan met óf ten koste van het stakkerig gansje, studie. Het stoort
Hij wijdde nu zijn aandacht aan den met- de concentratie,
gezel van de jongedame. 15 ^sfc
Deze was een heer op leeftijd, zooals Rudolf
vaststelde. Klein, mager en grys, die, gedoken d°u
terug. Hij
I m zyn hoek van het compartement, zijn wees °P den ouden heer in den hoek, en zei
volle aandacht scheen te wijden aan den in- 0nverf??'..
et tegenwoordige geslacht heeft den in houd van een diklyvig boekwerk, hier en daar j
Argentinië overleden Cunninghame Gra- met vreemdsoortige schetsen geïllustreerd, het-
Maar hij behoeft immers niet te luisteren!
Ik verzoek u dringend te zwijgen, beet zij
ham ternauwernood gekend. Maar zelfs in welk Rudolf bij zichzelf zeer terecht met den he"1 toe m,et verheffing van stem.
I - I Tnon Irnolr V-iar rvnn/o nPPVriP rvr»
zijn bloeitijd, toen een ieder van hem sprak, be- naam van een studieboek bestempelde.
Toen keek het oude heertje op uit zijn boek.
hoorde hij tot 'n anderen tijd dan dien, waarin Rudolf kreeg den indruk, dat dit naarstig 1 nS en n naST p
hij leefde. Geestelijk behoorde hy tot een toe- studeerend oude heertje zich wel niet tot een
komst, die nimmer verwezenlijkt zou worden, spelbreker zou ontpoppen, en, nogmaals zijn
daar zij even fantastisch was als hij zelf; moreel blikken op zijn vis-a-vis werpend, kwam hy nu WaarJ;Oe tbent dat dwaze geklets,
leefde hy in den riddertyd en niet in den tot de conclusie, dat zonder die afschuwelyke T aar hebt u het._ snauwde de gans. Heb
riddertijd van zyn eigen romantisch Schotland, brilleglazen en zoo.,
maar in dien van Spanje.
Hy droeg zyn baard en zyn hoed als een hi
dalgo; gelijk de Spanjaarden sloeg hy bij voor
keur zijn jas om als een mantel. Hij was aristo- TT
cratisch en zeer elegant van voorkomen, maar Het kwam er dus op aan een aanknoopmgs- o
had toch niets van een fat. want een halve eeuw Pun'; vinden. Hy keek eens rond en zag tegen en een restauratie-bediende kondigde aan:
ik het u niet gezegd?
Met een gevoel van machteloosheid zonk Ru-
dolf achterover in zijn hoek. Het oude heertje
verdiepte zich opnieuw in de studie. Geruimen
tyd heerschte er volkomen stilte.
Eensklaps werd de coupé-deur opengeschoven
geleden leefde hij met het ruwe volk der ran- den coupe-wand een bordje „Nichtraucher Hij
cho's, in een land waar men menigmaal moest zün en haalde een zilveren siga
doodschieten om niet doodgeschoten te worden. re';':enkoker te voorschyn.
Een avonturier is belangwekkend zoolang hij Wilt u niet rooken, mynheer! voorkwam
avonturen beleeft, maar hy laat niets na, en by tem het gansje. Dit is een niet-rook-coupé!
zijn dood mist men hem niet. Dat Cunninghame Rudolf maakte excuus en stak den koker weer I Raupstein uit München. Ik ben zijn secret a-
Graham een der grootste avonturiers en een der in zyn zak. Hy nam een tydschrift, ging wat resse. Hij is verschrikkelijk lastig,
ridderlykste en beminnelykste warhoofden van heen en weer zitten bladeren en keek daarbij Mag ik nu rooken'
zyn tijd geweest is, maakt hem niet tot een his- zyn vis-é-vis vertrouwelijk-ondeugend-knip.
torische figuur; maar hy is de eerste socialist oogend aan.
geweest in het Britsche Parlement, en merkwaar- Wilt u daarmede ophouden! zei het gansje
diger dan dat sommigen zich nog iets van zijn met eenigen nadruk, en fronste de wenkbrou
avonturen herinneren, is het dat byna niemand wen.
schynt te weten, dat hy de eerste parlementaire Rudolf hield op met knipoogen en bladerde
vertegenwoordiger is geweest van een party, die heviger in zijn tydschrift.
tot twee maal toe Groot Brittannië geregeerd Ik bedoel dat heen-en-weer bladeren in
heeft. Hij kwam als liberaal in het Lagerhuis, i uw boekje! Dat is hinderlijk voor anderen. Met
maar zyn rebelsche geest deed hem weldra tot I uw oogen kunt u doen waar u lust toe gevoelt. od het perron heen en weer loonen Voor een
het socialisme overgaan en wel tot een socia- Rudolf maakte opnieuw excuus en begon zich verzetje.
ÜSÜ® JüïïJjf- _ZÜn I ee.n beetJ'e ongeduldig te gevoelen. Hoogstens Babbelend op het perron, kwam Rudolf nu
Bitte schön! Plaats nemen voor 't souper!
De oude heer stond op, en, zonder een woord
te zeggen, verliet hij den coupé.
Heb ik uw vader gestoord?
Hy is myn vader niet. Het is professor
Zeker, ga uw gang. Geef u my er ook
maar een.
Waarom gaat u niet mee soupeeren?
Ik blyf liever hier. ik houd niet van sou
pers in restauratie-wagens.
De trein reed het station Regensburg binnen.
Rudolf wenkte een kelner met een fruitkarretje.
Mag ik een trosje druiven aanbieden?
Heel graag, mijnheer. Laten we liever wat
aristocratische en wei-verzorgde, hoogst on-pro- Vüf minuten hield hii zich stil Toen hesmn hu tot P5T
letarische persoonlykheid zeer vreemd contras- I Jjg de vinger - Itotde conclusie, dat het gansje eigenlijk nog
teerde. Maar voor de politiek was hij niet ge- te trommelen.
met de vingers op de leuning van zijn zitplaats best meeviel. En'nu ze dien afschuwelijken bril
schapen; bovendien namen echte socialisten (er t8_jF<v^^^hiermprfe nnbnn^ni o-onc 5?* afgezet, was ze zelfs niet onknap te noemen.
i win u niermede ophouden! nep de gans En vindingrijk bleek zy óók.
11 Stapt u in dezen coupé! zei ze, toen zij
nationalist was. en die roode broeders, die nog in I I voor een wagen verder stonden. Straks, als de
hem waren blyven gelooven, verloren dit geloof, I trein weer in beweging is, kom ik u dan wat ge-
toen hy zich in 1914 als 'n chauvinist ontpopte, lyk thuis voelde. En Argentinië kende hem als- zeisctiaP houden. Het is een doorloopende trein,
en elf maanden in Argentinië doorbracht met het
opkoopen van paarden voor het Britsche leger.
By de verkiezingen van 1918 stelde hy zich op
nieuw candidaat voor het Parlement; hy kwam
uit voor de liberalen, want hy had met de La
bour-party, en de Labour-party had met hem,
gebroken.
Ondanks zyn SchotschNationalisme en
Britsch-Chauvinisme was hy vóór alles cosmo-
poliet en geestelyk stond hy Spanje en La-
ty'nsch Amerika nader dan zyn geboorteland.
Met Argentinië en Uruguay, en ook met andere
deelen van Zuid-Amerika, was hij volkomen
vertrouwd, en het was daar dat hy zich werke-
of hy een zoon van het land was. Een bekend en Professor Raupstein zal er geen erg in heb-
Aïgentijn heeft van hem gezegd: „Hy kon een
der onzen zyn, als hy minder Oud-Castiliaansch
was.'
In het Engelsche parlement noemde men de
zen Schotschen Oud-Castiliaan „the Hidalgo".
De meeste zyner werken hadden betrekking
op het leven en vooral op den romantischen
kant van het leven in Zuid-Amerika. Zyn
korte verhalen waren meesterwerken in hun
soort. Bovendien droegen zy het zegel der echt
heid, want Cunninghame Graham moge een
salon-socialist geweest zyn, hij was zeker geen
salon-ranchero.
ben, wanneer hij in zijn studie verdiept is.
Rudolf vond het een pracht-idee.
Kort daarop zette de trein zich in beweging.
Is-t-ie weg? vroeg professor Raupstein.
Ja, vadertje, hij zal je niet meer storen.
Is hij in Regensbrug uitgestapt?
Ja, vadertje. En hy is er ook weer ingestapt.
Dan zal die lastpost direct wel weer hier
zijn!
Neen, vadertje. Hij zal je niet meer storen.
Ik heb den zekersten weg genomen. Misschien
ben ik eigenlijk wel wat al te radicaal te werk
gegaan. Maar hij heeft het aan zich zelf te
wyten.
Ik begrijp je niet, kind.
Toch is het heel eenvoudig, vadertje. Ook
als u geen professor waart, zoudt u het ge-
makkelyk begrypen. Dat gedeelte van den trein,
waarin hy nu zit, gaat niet mee naar München.
Op het oogenblik is hy onderweg naar Passau.
De deur ging open en daar keek Tuimeltie ineens in het
gezicht van kikker Karei. „Jonge, kereltje, wat zie jy er gek
uit", begon kikker Karei. „Je bent al weer zoo druk in de weer,
dat ik geloof, dat je niet veel geleden hebt van je luchtreis."
„Begin nou niet met die gekheid", zei Tuimeltje. „Ik heb al een
heel schildery gemaakt. Hoe vind je het?"
„Kijk eens", zei Tuimeltje, „met dat schilderij zullen wy den
ooievaar zien te vangen. Het is nog heelemaal nat van de verf
en als de ooievaar er aan durft te komen, plakt hy er zeker aan
vast." „Wat een reuze kunstenaar ben je toch", zei kikker KaxeL
„Het is zoo mooi, dat ik het erg jammer vindt als de ooievaar
het vernielt." En kikker Karei ging de andere kikkers halen, om
het mooie schilderstuk te bezichtigen.
Alle schilders uit het kikkerland kwamen naar het schilderij
kyken. Ze hadden allemaal van die echte schildersdasjes aan en
groote hoeden op. De eene bracht bloemen, de andere een hulde
betuiging mee. Heel het land was verrukt en Tuimeltje liep
maar met zyn handen in zyn zakken rond en had de grootste
pret, dat ze zyn schildery zoo mooi vonden.
geen drie meter zicht en dan
nog zonder achterlicht?
't Is 'n poging tof zelfmoord om
zoncfer achterlicht te rijden (om
van stilstaan heelemaèl niet te
spreken!) Alleen reeds het
transport naar een ziekenhuis
is heel wat duurder dan de aan-
schaffing van een veilig achter
lichtl
jk l~* A DAMMü'C °P dit blad zyn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen |7 *7bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door P *7Cvfj bij een ongeval met p O (Xf)
A 8 ,1 r, A lil J 1^| JQ, ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A i vV/i" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of een oog
Roman van Paul Keiler
Vertaald door Louis de Bourbon
„Neen, want alle onheil komt van de
vrouwen."
„Dat hebt u zeker ook weer van den dichter?'
„Inderdaad, maar ik weet het ook van mij
zelf."
„Hebt u een vrouw?"
Kajetan trok met de hand een lijn door de
lucht.
„Gehad! weg!"
„Gestorven?"
„Neen, er vandoor gegaan!"
De vreemdeling keek Kajetan médely'dend
aan. Deze had sombere rimpels op zyn voor
hoofd.
„Met haar vader is zy er vandoor gegaan,"
zei hij knarsetandend. „Hij heeft haar weer
naar huis gehaald toen ik ze nauwelyks twee
jaar had. Hy zei, dat ze bij my te veel moest
Werken!"
De ander glimlachte andermaal.
„Dat is pech. En toen bent u maar een pessi
mist geworden?"
„Zeker, toen ben ik een pessimist! geworden
en heb een knecht moeten houden, dien ik niet
Ooodig had, toen de vrouw er nog was.'!
„Hoelang woont de graaf eigenlijk al op het
eiland?"
„Bijna acht jaar. Zyn dochter is nu acht
tien."
„Heeft hij ook een dochter?"
„Zij heet Clothilde."
„Is zy mooi?"
„Neen, geen enkele vrouw is mooi. De dichter
zegt, dat de schoonheid der vrouwen bedrog
is. En Clothilde behoeft ook niet mooi te zijn,
want niemand vraagt er naar. De dichter zegt,
dat ze etherisch is, dat wil zeggen, dat ze erg
mager is."
Kajetan sloot de oogen. Van het vele praten
scheen hij moe te zyn geworden en het thema
van de vrouwen verveelde hem. Na een halve
minuut reeds zette zijn neus de beginmaten in
van een groote symphonie. Maar dat was den
ander niet naar den zin; dus schudde hy
Kajetan bij de schouders en zeide: „Slaap
niet, gcede vriend, maar vertel my liever nog
een beetje over het eiland."
Kajetan antwoordde met tegenzin: „Ik kan
m<3 niet een ongeluk praten. U hebt mij het
nieuwste uit de wereld verteld en ik heb u over
het eiland verteld, dus zyn we quitte. Nu wil ik
slapen, want ik ben moe en heb bovendien
vandaag naamfeest."
„Wat drommel!" riep de ander, „hebt u uw
naamdag? Dat komt goed uit. Dan moesten
we een feestje maken."
Hij rommelde wat in zijn bagage en overhan
digde Kajetan een kleine flesch. „Hier, neem dit
als feestgeschenk! Laat het u goed bekomen;
het is edele Bourgonje."
Kajetan werd opeens weer levendiger. Hy
bedankte en zei vervolgens: „Ik heb het direct
gemerkt, dat u een man bent van fyne be'
schaving, maar ik had graag, dat u my uw
stand en naam wilde noemen. U weet, wie ik ben,
en ik weet niet, wie u bent, en dus staat de
weegschaal scheef."
De vreemdeling stond onmiddellijk op, maakte
een sierlijke buiging en ving aan:
„Sta dus toe, edele meester Kajetan, groote
admiraal van deze eilandvloot, dat ik my aan
u voorstel: ik heet Gunther, baron von
Echtelfingen, ben de vierde zoon van mijn vader
en moeder, kom uit de buurt tusschen Keulen,
Rome, Constantinopel en Danzig en heb myn
leven lang niets gedaan dan dwaze dingen
door namelyk rechten te stud eren, met welk
belachelijk bedrijf ik zoo juist ben klaar
gekomen. Daarna ben ik de wereld ingetrokken
om naar hartelust te zwerven en heb voorloopig
geen ander plan dan naar den overkant, nnai
het kloostergoed te varen, wanneer door den
terugkeer van uw knecht een gelegenheid
daartoe zich zal voordoen."
Kajetan had uit den geheelen woordenvloed
slechts dit eene onthouden, dat zyn gast en
buurman een edelman was; hij sprong dus met
een snelheid, die in het geheel niet by hem
paste, overeind, trok zyn puntmuts af, zoodat
zijn dik, ruig, al 'n beetje grijzend haar zicht
baar werd, stamelde een verontschuldiging en
bood aan, heer Gunther oogenbükkelyk zelf
naar den overkant, naar het kloostergoe'd te
roeien.
Maar Gunther nam hem zyn muts af, trók
deze eigenhandig weer over zyn ooren, gaf hem
een zachten duw, die Kajetan uitnoodigde,
weer in het gras plaats te nemen, en zeide:
„Laten we geen gekheid maken, goede vriend;
ik ben blij, dat ik by u ben, en heb heele
maal niet zoo'n haast om weg te komen. Rust
eerst een beetje uit, verzamel uw gedachten en
vertel my dan nog wat van dat geheimzinnige
eiland waarvoor ik naar deze afgelegen streex
ben gekomen."
„Weet u al iets van de bloedkapel?" vroeg
Kajetan zacht.
„Ja, daarover hoorde ik in de herbergen
verder stroomopwaarts, en ik vernam ook, dat
graaf Raymond, die nu dit eiland bezit, de
zoon is van dien man, die zyn vrouw op den
drempel van het heiligdom doodsloeg."
Kajetan wendde zich met een ruk naar
Gunthqr en hield zyn geweldige hand tegen
diens mond.
„Ssst! om Godswil dat mag niemand
zeggen. Dat is op de zwaarste straf verboden.
Als u daarover wilt gaan spreken, dan doe ik
niet mee."
De visscher fluisterde en kreeg angstige
oogen.
,Over den graaf mag niemand spreken, ook
niet over de wijze waarop hy leeft of over wat
hy doet."
,En wat doet hy?' vroeg de ander onbe
zorgd.
„Dat zeg ik niet," antwoordde Kajetan.
„Neem uw wyn terug en laat my met rust
„Aha, vriendje, nu word je onaardig. Wan
neer je my dan niets over den graaf wilt ver-
tellen, vertel my dan tenminste iets over de
andere lieden, die het eiland bewonen."
Maar Kajetan was wantrouwig geworden. Hy
beriep er zich op, dat hy de vertrouweling van
den graaf was en er voor zorgen moest, dat het
leven op het eiland een diep geheim bleef.
„Zoo zoo," mompelde de ander en verder zei
hy geen woord meer.
Na een poosje hoorde Kajetan naast zich een
zacht rinkelend geluid. Hy draaide het hoofd
om en zag tot zyn geweldige verbazing, dat de
ander een groot aantal gouden ducaten in het
gras neergeteld had.
„Wat doet u?" vroeg hy byna ademloos.
„Ik tel m'n geld," zei de ander nonchalant;
„ik moet er nog een maand mee toekomen."
„Bent u zoo ryk?"
Gunther antwoordde niet. Hy raapte het
geld by een en stopte het in een leeren buidel.
Dan stond hy op. „Vaarwel," mi hy; „uw
knecht is my te langzaam; ik zal probeeren,
verder stroomafwaarts over de rivier te komen;
en als het niet eerder kan dan in de stad,
waar immers een brug is."
„Maar, heer, ik wil u toch zelf naar den
overkant brengen."
„Dat neem ik niet aan," zei Gunther; „het
kan my ook niets schelen. Iets anders zou het
zyn, als u my des nachts eens naar het eiland
zoudt willen roeien. Dan zoudt u een paar
flinke goudvisschen by my kunnen vangen."
„Dat mag ik niet, heer. U moogt het eiland
niet betreden."
.Zoo maar de dichter, ttw vriend, mocht
het toch wel. Of is die uit den hemel ge
vallen?"
„U bent geen pessimist"
Gunther lachte vroolyk.
„Nou, zoo'n soort pessimist als u ben ik m
elk geval ook wel. U kunt het dus beste wagen."
„Ik mag het niet, heer. Het eiland neemt
geen nieuwe bewoners meer op e#- bezoeken
zyn heelemaal verboden."
„Dan zal het dus langzamerhand uitster
ven?"
„Dat moet het ook! Er zyn op het eiland
alleen maar oudere echtparen, die geen kin
deren meer krygen en trouwen is verboden.
De vroegere jager begon een liefdeshistorie met
de dochter van de watervrouw en beide zon
daren werden verbannen."
„Wat is er van hen geworden?"
„Te gronde zijn zy gegaan. Naar de groote
stad getrokken, getrouwd, drie kinderen gekre
gen en werken van 's morgens vroeg tot
s avonds laat."
„Nou, dat is een afschuwelijke geschiedenis!"
zen Gunther.
„Ja, en sinds dien tyd is het eiland heele
maal afgesloten, geen mensch mag er meer
heen of vandaan, geen krant, geen brief komt
naar ginds."
.Hebben ze niet af en toe een dokter noodig,
gaan ze niet naar de kerk?"
„De graaf kent alle wetenschappen en ge
neest de zieke menschen zelf. En naar de kerk
gaani ze niet."
jOTordt vervolgd)