Basiliek van hef H. Graf DE PLECHTIGHEDEN BEGONNEN REEDS OP WOENSDAG Het vraagstuk der restauratie ZONDAG 5 APRIL 1936 rnmaa Zinrijke uitbeelding van Christus' lijden in en buiten de kerk |j De Oxide Kerk te Amsterdam, gezien van den O. Z. Voorburgwal. (Naar een oude kopergravure) De speelsche fantasie der Middel eeuwers schiep zich ceremoniën en gebruiken waaraan de geheele bevolking deelnam De Palmprocessie Het groote Triduum De intocht van Christus in Jeruzalem, naar een schilderij in het bezit van het kerkbestuur van St. Dominicus te Utrecht Ongemotiveerde beschuldi gingen aan het adres •der Katholieken Hoe de ramp ontstond De rechten van den Staat Paaschmorgen De lijkwade van Christus aasai^SMSiasfci ëÉHMareeHMI GOEDE WEEK IN VROEGER AMSTERDAM In 1604 werd te Amsterdam een boekje uit gegeven met als aanhef van den langen ti tel: „Roomsche Mysteriën ontdeckt", welks schrijver zich achter de initialen W. S. ver berg. In het exemplaar, dat de Leidsche Uni- versiteits-bibliotheek in bezit heeft zijn deze letters met inkt aangevuld; Walich Sijvaerts- zoon. Uit onderzoekingen van Dr. Johan C. Breen, archivaris van Amsterdam, is gebleken, dat de schrijver in 1546 geboren is, het apothe kersvak uitoefende in de Warmoessiraat te Am sterdam en dat hij jarenlang Ouderling is geweest van de Ned. Herv. Kerk; in 1592 ook Kerkmeester van de Oude Kerk, waar hij 26 Juli 1606 werd! bijgezet. Het „klein tractaetgen" dat deze geleerde apotheker in 1604 de wereld in zond, was een strijdschrift tegen de wérkelijke tegenwoordig heid van Christus in 't H. Sacrament, maar de voorrede buitte hij uit om hen, die nog heim wee mochten hebben naar de Roomsche glorie van weleer, te wijzen op het z.i. afgodische cn ongerijmde van de Katholieke praktijken, werk doel hij niet beter wist te bereiken dan door alles in het belachelijke te trekken, ongewild is hij echter een voor de kerkhistorie waardevolle bron geworden, die de verspreide gegevens van Roomsche kerkgebruiken bevestigt en aanvult, terwijl hij voor Amsterdam een getuige is var- bijzonder gezag. Het behoeft geen betoog dat de Goede Week Voor de speelsche fantasie der middeleeuwen een onderwerp was dat zich uitermate goed' leende voor zinrijke gewoonten. Bij de hiervolgende bijzonderheden over de Goede Week in vroeger nog geheel Katholiek Amsterdam, volgen wij dezen ooggetuige op den voet, terwijl wij hem hier en daar in zijn eigen kruimig oud-Hol- lanasch aan het woord zullen laten. Zijn gegevens zullen wij aanvullen met korte verwijzingen naar gelijktijdige en hier en daar nu nog bestaande gebruiken, maar zijn hate lijkheden dit houde de lezer ons ten goede zullen wij niet overnemen. Reeds uit de oudheid bereiken ons berich ten over de nabootsing van de inhuldi ging van Christus in Jerusalem. Aetheria. de pelgrim uit Bordeau naar de heilige plaatsen, maakt er in haar beschrijving, eind 4e eeuw, reeds melding van hoe na de lange oefeningen op Palmzondag, de bisschop van den Olijfberg de stad introk, omstuwd door zijn geloovigen en bejubeld door de kinderen, die palmen zwaaiden en den gezegende des Heeren toejuichten. Vanuit Jeruzalem verbreidde deze intocht zich over Oost en West en verwierf zich tenslotte een vaste plaats in de tradities der Middel eeuwers. Zooveel mogelijk hield men zich aan de beschrijving in de Evangeliën en liet men den Chris, us komen van buiten de stad, van een heuvel of kerk buiten de* wallen, waar de palm dan ook eerst gewijd werd, zoodat er dus maar één intocht gehouden werd. Men deed daarbij soms den celebrant op een ezel rijden, of plaatste op een houten ezel op wieltjes een beeld of schilderij van den Zaligmaker. Soms ook droegen diakens een Evangelieboek op een versierde draagbaar, terwijl in Normandië en Engeland het Allerheiligste in de eucharistische duif werd meegevoerd. Aan de poorten der stad gekomen vond de processie deze gesloten. Zangertjes hadden zich opgesteld tusschen de kanteelen der muren en op de transen der torens en zongen hier den lofzang, van Theodulfus, „Gloria, laus et ho nor". In 820 had deze bisschop van Orleans den lofzang in zi.in kerker te Angers gemaakt, waarin hij door valsche aanklachten was opge sloten. Toen Lodewijk de Vrome op Palmzondag voor bij trok, hief Theodulfus zijn gezang aan, dat hem de vrijheid deed verwerven. Ter herinne ring hieraan zegt Gamerius (eind 12de eeuw) zingt men dezen zang voor de gesloten poort, terwijl men er de beteekenis van een overwin ning op de erfzonde inlegde d'oor het openstoo- ten van de deur met de schaft van het kruis. Christus immers opende voor de menschheid door zijn lijden en dood de gesloten hemelpoort. Amsterdam vierde Palmzondag aldus: „Die palm geweijt zijnde, ging men in processie buy.en de kereke met een groo- ten houten ezel, waerop een houten man sadt, welcke somtij ts van de Jerusalemsvaerders met hare Jerusalemsveeren in de hant, somtijds van twaalf oude mannen, welcke in 't Oude-man- nenhuys woonden, ende op sijn Apostels met sonderlinge gecoleurde lange rocken toege- maeckt, voortghetrocken werden. So waren in verscheijden huysen aan 't kerkhof, op de boven- cameren voor de vensteren, twee scholieren in haer witte choor-cleed'eren gestelt, elc met een palmiacxken in de handt, ende, als de ezel met de man daer nevens quamen, soo hielden de treckers stille; als dan schoncken de scholiers den ezel met den man een deuntgen ter ven steren uyt, werpende hare pahntaexkens na hun toe. Dat de zangertjes zich hoog hadden opge steld herinnert aan hun collega's tusschen de kanteelen, maar meer nog aan het enthousiaste volk, dat bij Christus' intocht in de boomen klom en takken afrukte. Wat zij zongen laat zich slechts raden. Misschien hier ook wel als elders het Gloria, laus et honor, vooral ook omdat Walich hier niets zegt over het wachten voor de gesloten deur, waarbij wij tegenwoordig dien lofzang zingen. Deze processie gedaen zijnde, gaat Walich verder, ende wederomme in de kereke gekeert, so werde d'e ezel met den man voor 't hooch- choor gestelt so lange de Misse gedeurde Nae gedaene Misse werden sij na de H. Stede getrokken alwaer sij tsamen vredelijck huis hiel den, sonder kijven, tot des anderen jaers als men se wederom ginck halen om hetselfde spel te spelen. Dit laatste moge tevens als een, hoe wel hier juist zeer onschuldig, voorbeeld dienen van walich's spotlust. De hierbij afgebeelde palmezel is het eenige exemplaar dat nog in Nederland aanwezig is; in Duitsche musea echter zijn meerdere en zeer mooie palmezels bewaard. Het Aartsbisschoppe lijk museum mag zich beroemen op het bezit van dezen uit lindenhout gesneden en geheel gepolychromeerden palmezel, welken het kasteel „Huize Bergh" te 's Heerenberg aan het Mu seum in bruikleen heeft afgestaan. De figuur is 1.20 M. hoog en werd op een kleinen rolwagen in den stoet meegevoerd. Al mist deze groep de plechtige monumen taliteit der middeleeuwsche triumphale Chris tusfiguur, gezeten op een fier schrijdendett, slan ken ezel, toch is zij juist door haar eenvoud niet zonder bekoring. Het is opmerkelijk dat Walich met geen woord rept over d'e Palmpaasch, die toch in zijn tijd ook te Amsterdam geen onbekende was. De eerste dagen der goede week verliepen toen, evenals nu zonder bijzonderheden. Beginnen echter nu voor t gewone paro chieleven de plechtigheden pas op Witte Don derdagmorgen, den eersten dag van het groote en heilige triduum van Christus' lijden, in Oud- Amsterdam begon men reeds Woensdagmiddag omdat in deze week het officie door de paro chianen werd bijgewoond en de Donkere Metten reeds sinds eeuwen van den nacht naar den avond ervoor waren verschoven. Een op merkelijk verschil met onze gebruiken, maar juist zeer logisch in het groote geheel, was het gebruik om den klokken reeds op Woensdag avond voor de metten van Witten Donderdag het zwijgen op te leggen. „Wanneer de volgende Woensdach comt, soo schort men de clocken, alsoo dat men die op die tijdt ende daermae tot Paesch-avent niet en luydt; ende die dach heet Schortel-Woensdach." De naam Schorsel (Schortel) Woensdag is verdwenen, maar niet het gebruik, nog heden ten dage schorten b.v. de klokkenluiders van het Theologicum te War mond de klokkentouwen op en leggen er een grooten knoop in. Zoo is men verzekerd tegen vergissingen. Een gevolg van deze vroege zwijgzaamheid van bellen en klokken is, dat de ratel zooveel eerder in beweging komt. Gheduerende die tijt, zegt Walich, soo loopt de hontslagher als 't tyt is om ter kereke te comen, met eenen grooten ratel langhes strate om 't volck t'samen te roepen. Als de scholieren, de zangertjes der Middel eeuwen, hun eerbied in Gods Huis, den man die de jankende honden de kerk insloeg, of hun althans een eerbiedig zwijgen inboezemde, met zijn ratel langs Amsterdams grachten hoorden, grepen ook zij hun ratel en gingen ter kerke om de donkere Metten te zingen. Op het eind, als de liturgie voorschrijft dat er eenig gedruisch zal gemaakt worden, ter herinnering aan de na tuurverschijnselen bij Christus' dood, gaf eerst d'e hontslagher een roffel op zijn groote houten clappe, waarschijnlijk, zooals nu nog gebruike lijk, een plankje met een beweegbaren houten hamer er midden op, waarop dan de zanger tjes instemden met hun ratels, smeten met stoelen en banken en trapten met hun voeten, dat er alsulcken rumoer ende ghetier in de kereke is, dat eener het gehoor haest soude vergaen; ende dit heet: de Dommeldemet te speelen (Donkere Metten). Witte Donderdag verliepzonder veel bijzon derheden. Men at „bastaerisoppe" (witte wijn soep), men luisterde naar de toen nog voorge schreven afkondiging van de Avondmaalsbulle, tegen het overwicht van de wereldlijke macht in geestelijke zaken, en ging 's avonds naar de kerk, waar de passie gepreekt werd. Bij de plechtigheden op Goed'en Vrijdag ging het behoudens één uitzondering, gelijk nu nog jaar in jaar uit in onze kerken. Maar deze uitzondering is zeer bijzonder, hoewel niet alleen Amsterdamsch; over geheel Europa kwam zij voor en in Tirol is zij, hoewel .eenigszins an ders nog steeds in gebruik. End'e als zij het cruys menichmael met zan ghen ghegroet ende gepresen hebben, ende dat aanghebeden zijnde (dus na de kruisontblooting en -verheerlijking en na de aanbidding van dén Zaligmaker op het Kruis) so wert dat in een hooge tombe met swart laeken overghetogen, staende int midde vant choor, nederghelegt, en dat heet „Het heilig graf", al waeromme die priester met een wijeroocksvat ten hoofde en de ten voeteneynt gaet wyeroocken ende daarna soo doet het gemeene volck met seeckere gan ghen de ronde daeromme, neyghende telcke reyse, als zij ten hoofde ende ten voeteneynde vant cruys comen. Men bemerkt, dat het Amsterdamsche gebruik veel weg heeft van de beaardingsplechtigheden van een doode voor de begrafenis. Dat juist dit gedeelte van de Goede Vrijdag-liturgie aan plaatselijke gebruiken leven en beteekenis heeft gegeven, is licht te begrijpen; het is immers het dramatische hoogtepunt van de herdenking van Christus' dood. In de Angelsaksische kerk, had men, zooals Rock in zijn „The Church of our Fathers" aan geeft, „The Burial of the Rood", de begraving van het kruis in een graf met gordijnen om hangen. Twee of meer monniken hielden hier de wacht tot Paaschmorgen. Eigenaardig is de vermelding van een dubbel graf te Nieuwpoort. In het benedenste gedeelte lag het kruisbeeld met een wit laken gedekt, waarop drie zilverên kronen, en in de boven verdieping was het tabernakel met het Aller heiligste, aldus Kan. v. d'. Velde in zijn boek over de Goede Week. De wacht werd hier be trokken door manschappen van de Spaansche bezetting, later door de hoveniers, leden van de broederschap van het Heilig Kruis. In lange mantels gehuld hielden zij de eeréwacht en met hun pieken gavenzij bij elk uurslag een stoot op den grond. In zijn parochiekerk, vertelde mij een pries ter, geboortig uit Tirol, wordt nog steeds in een imitatie-Steenengraf een lévensgroot Christusbeeld gelégd, als op een praalbed met palmen en groen er omheen. Het graf ligt dan veelal voor het hoogaltaar, zoodat men erover heen den monstrans met het Allerheiligste op dén expositietroon kan zien; de monstrans is echter ten teeken van rouw om Christus' dood met een witten sluier omhuld. Op Paaschzaterdag liet men in oud-Amster- dam „sekere eetbare spijse" wijden en de meer- vermogenden kwamen aandragen met een „deu- vecater", het brood met aan weerszijden een knobbel, en noemden het „wyebroot". Zooals nu sloeg de priester vuur uit een (Bijzondere correspondentie uit Jeruzalem) Een der grootste Engelsche dagbladen de „Daily Telegraph" heeft het noo- dig geoordeeld, om een eigen redacteur naar het Heilig Land te zenden, die zich ter plaatse van den toestand op de hoogte stelde en in zijn blad aan dit vraagstuk een lang ar tikel wijdde, dat besloten werd met een korte samenvatting over het „plan van den arbeid", zooals dat door Sir William Harvey is ontwor pen in opdracht van de Engelsche Regeering, die een deskundig onderzoek liet instellen naar den toestand, waarin de Basiliek van het Hei lig Graf zich momenteel bevindt. Het Engelsche blad meent, naar aanleiding van dit plan, enkele algemeene opmerkingen te moeten maken, waarin twijfel wordt uitgespro ken of het plan van Mr. Harvey wel praktische resultaten zou opleveren, en behalve het pes simisme, dat in bedoeld artikel tot uitdrukking komt, wordt de totale schuld voor den treuri- gen toestand van de Basiliek van het H. Graf, toegeschreven aan de Kerkgenootschappen, die het H. Graf moeten bewaken. Tegen deze be wering meenen wij ten sterkste te moeten pro testeeren. Want zonder eenigen schijn van bewijs wordt de schuld voor den treurigen toe stand waarin de Basiliek van het H. Graf zich bevindt, toegeschreven aan diegenen die met de bewaking van het H. Graf zijn belast, en daaronder behooren ook de Katholieken. Het is nog te meer noodzakelijk om deze valsche be weringen recht te zetten, wijl het niet de eer ste maal is, dat in de Engelsche pers een wei nig welwillend oordeel wordt uitgesproken aan het adres van de Latijnen in het Heilig Land. Wij willen niet ontkennen dat het artikel in de „Daily Telegraph" in een zeer gematigden toon werd geschreven, en dat de schrijver zelfs getracht heeft om objectief te zijn, maar toch kunnen wij dit artikel niet laten passeeren zon der enkele algemeene bemerkingen te maken, waardoor de blaam, die hetzij te goeder of te kwader trouw op de Katholieken van Palestina geworpen wordt, zal worden weggenomen. De aardbeving van 1927 had het weer standsvermogen van den eerbiedwaardigen tempel van het H. Graf, die uit de dagen der Kruistochten dateert, op een zware wijze op de proef gesteld. In de fundamenten en de steunpilaren vertoonden zich groote scheuren, zoodat het geheele gebouw dreigde in te stor ten. Toen de eerste emotie van de aardbeving eenigszins voorbij was, bleek, zooals wel meer gebeurt, dat de eerste berichten, die na het on middellijk plaatsgrijpen van een ramp de wereld worden ingezonden, wel eenigszins overdreven waren. Intusschen bleef de toestand in ieder geval zorgwekkend. Er werden dan ook restau ratiewerken uitgevoerd om het gebouw en den koepel van het Catholicon der Grieken te schra gen. Want juist door de zwaarte van dezen koepel liep het geheele gebouw gevaar. Tenslot te kwamen de pennen in beweging en in de pers werd reeds aangekondigd, dat de ineenstorting van de Basiliek van het H. Graf haast onver mijdelijk zou zijn. Toen heeft de Regeering in gegrepen. Zij besprak het vraagstuk met de Latijnen, de Grieken en de Armeniërs, die de Basiliek in gemeenschappelijk eigendom bezit ten, en er werden plannen overwogen om de noodzakelijkste herstelwerken zoo spoedig mo gelijk uit te voeren. Toen volgde de meest natuurlijke zaak van de geheele wereld. Er werd overleg' gepleegd, des kundigen werden geraadpleegd, en aan de meest bevoegde bouwmeesters der wereld werd om advies gevraagd. De Franciscanen, die met de Castodie (bewaking) van het H. Land be last zijn, raadpleegden professor Marangoni uit Venetië, terwijl door de andere Belijdenissen het advies van eveneens zeer beroemde bouw kundigen werd ingewonnen. Zooais gemakkelijk was te voorzien, waren de opvattingen zeer verschillend. Iedereen was niet overtuigd, dat de uitvoe ring van de restauratiewerken zoo buitenge woon urgent was. Zelfs de concrete voorstellen, die gedaan waren voor verschillende onderdee- len van het werk, konden niet de algemeene goedkeuring wegdragen. Derhalve bleek dat het probleem een meer diepgaande studie eischte. In dit stadium kreeg Sir William Harvey van de Engelsche regeering opdracht om onmiddellijk over te gaan tot de noodige herstelwerken,, zooals hij die zelf in zijn plan had aangeduid. Het zou ons te ver voeren, wanneer wij een chronologisch overzicht zouden moeten geven van de wisselvalligheden rond het restauratievraagstuk gedurende de laatste twee jaren. Wat voor ons het meest zwaarwichtige is, waarmee wij op de eerste plaats rekening moe ten houden, dat is het vraagstuk van het be ginsel, waar het om gaat. Op de eerste plaats moeten wij de beschul diging terugwijzen, die zonder eenigen schijn van bewijs aan het adres van de Katholieken wordt gericht, als zouden deze de oorzaak zijn dat ieder herstelplan vertraging ondervond. De „Daily Telegraph" kan er van verzekerd zijn, dat de pogingen om de Basiliek van het H. Graf zooveel mogelijk in haar oorspronkelijken staat te herstellen, met behoud van de grootst mogelijke artistieke waarde bij de Katholieken steen in het portaal onder den kerktoren, maar men legde toen tevens een groot vuur aan, dat hij zegende. De hontslagher1 hield er de wacht bij en gaf eenieder „voor een cleen geldt" van dit gewijde vuur, zoodat men met de noodige zorg het geheele jaar „heylich vyer in huys had. De Paaschavond verliep verder rustig, met uit zondering dan van den ommegang van den hontslagher met de scholieren, die met hun ratels er op uittrokken, een zouteloos liedje zongen; geld ophaalden en een „goede kanne biers." dïonken; eerst de hontslagher en dan de jongens, die een slok kregen toegedeeld in hun „mutsen, die sij toehouden, ende drincken daaruyt. De eigenaardige plechtigheid die nu plaats had is een van de twee ceremoniën, die over geheel Europa verspreid waren. Hier had men de processie met het kruisbeeld, elders beeldde men de gebeurtenissen uit die te Jeruzalem plaats grepen bij het ledige graf. Nog steeds lag het Kruisbeeld in het graf, waarom de geloovigen om beurten hun omme gangen hadden gehouden. „Des nachts nae middernacht'', Walich vergeet te vermelden hoe laat, komen de geloovigen en de zan gertjes met hun leider in de kerk samen. Een priester gaat nu naar het Heilig Graf toe, neemt het Kruisbeeld er uit en zingt met luider stem: „Christus is uit het graf opge staan." Een processie vormt zich: de priester met het kruis voorop, de zangertjes met het volk er achter en zoo trekt men buiten rond de kerk, maar niet allen gaan mee. Wanneer men bij de torendeur terugkomt is deze geslo ten en aan den binnenkant is de kerk „met een deel luchtige quanten beset, die men de jeucht wijs maeckt dattet duyveltgens zijn." De pries ter zingt nu het psalmvers „Doet open uw poor ten gij vorsten en de Koning der glorie zal binnengaan." „De duyveltgens hebben in elcke handt eenen grooten steen of twee; vraeghen den priester met luyder stemme: „Wie is deze Coningh der glorie?", ende werpen voort met groot ghewelt end'e eysselyk gheschrey de steenen teghens de doore aen." Zoo gaat men driemaal rond de kerk en tel kens antwoorden de duiveltjes op het gebod van den priester met veel lawaai. Bij den der den keer stoot de kruisdrager met de schaft van het kruis de deur open, „alsdan is victorie ende de helle gaet open." De duiveltjes stui ven weg en de processie trekt op „door de helle Uit het onderzoek is verder komen vast te staan, de doodsoorzaak waaraan Christus ge storven is. De dood trad in door verstikking, tengevolge van tetanische krampen, onder zeer groote pij nen en bij volledig bewustzijn; het is anato misch bewezen, dat bij langdurige uitrekking der armen, nog te meer wanneer deze aan een kruis vastgenageld zijn, door de ongewone in spanning van het middenrif een belemmering der ademhaling veroorzaakt wordt, die ten slotte leidt tot verstikking, suffocatie, zyanose, die een blauwe kleur veroorzaakt. Christus op den ezel. Houten palmezel uit 's Heerenberg, nu in het Aartsbis schoppelijk Museum Het is zeer merkwaardig hoe deze medische onderzoekingen geheel overeenstemmen met het Bijbelverhaal. De Hof van Gethsémané aan nae 't choor toe," maar, „niet sonder verbaest- heyt van eenighe jonghers, die altemt ommekij- cken, wanneer sy door de helle passeeren, vree- sende ofter noch erghens een nickertgen in een hoeck was blijven steecken om haer te betrappen ende met syne dauwen wech te sleepen." Een treffende, hoewel wat bizarre uit beelding van Christus' nederdaling ter helle. Nog heden ten dage is deze processie in het Duitsche bisdom Munster in gebruik. Van de duiveltjes is hier echter niets te bespeuren. Het kruis werd nu voor het hoogkoor op een eereplaats opgehangen en bleef daar tot 's Hee ren hemelvaart, wanneer het na het Evangelie aan een koord naar het gewelf werd gehesehen. Na Pinksteren werd het weggenomen. In de Kapittelkerk van St. Salvator te Utrecht, om hing de koster het kruis reeds voor de proces sie met een witte stool, in Amsterdam werd het na den processie met een „gouwe laeckens stoel" bekleed. In Tirol is tegenwoordig deze verrijzenis- viering naar den Paaschzaterdagavond ver schoven en heeft het karakter van een lof, waarbij zeer velen tegenwoordig zijn. Tot aan de inlijving bij Italië was te Brixen ook het Oostenrijksch garnizoen aanwezig, welks mili taire muziek dreunend en daverend inzette na den uitroep van den priester, dat Christus is verrezen. Voor de kleinen op moeders arm, was dit steed's een te groote verrassing! In Noord-Frankrijk, althans rond Chateau- Thierry, zingt men in d'en vroegen morgen rond zes uur de Metten en Lauden van Paschen. Een processie vormt zich dan naar het altaar van het H. Graf, waar de H. Hostie in den monstrans wordt geplaatst; hierna trekt men weer terug naar het Hoogaltaar. Dan plaatst men den Monstrans op een tafel voor de Com muniebank en d'e geloovigen komen den voet ervan kussen. Paescndag ende Paeschavont, (men zou Wa lich hier moeten controleeren wat Paasch zaterdag betreft) hielden de leecken Hoogtijt. Een kerkmeester stond dan, jaar in jaar uit, bij een tafeltje met een schaal wijn. Elke commu nicant nam een lepel wijn, zooals nu nog de wijdelingen na de communie in d'e wijdings mis een teug wijn drinken. 's Middags trokken de Amsterdammers er op uit en „gingh men om zijn aflaet." Men be gon bij het Leprozenkerkhof op den O. Z. Ach terburgwal, ging dan naar <fe „Celle-susters te Bethaniën" bij de Turfgracht en vereerde in de heiligdommen der stad de relikwieën die er be waard werden. den voet van den Olijfberg geen tegenstand zullen ondervinden. Integen deel, met welk een blijdschap zullen wij den dag tegemoet zien, waarop men zal besluiten een einde te maken aan de ontzettende profa natie, die men in de Basiliek heeft gepleegd, door daarin muren op te trekken, waardoor het Koor der Grieken geheel misvormd werd en 'n kerk in een kerk werd gebouwd, waardoor de harmonische lijnen van de Basiliek totaal ver broken werden. Ditzelfde kan gezegd worden van het opruimen van verschillende moderne constructies, die vooral in de laatste eeuw zijn aangebracht, en die wel van een zeer slechten kunstzin getuigen. Maar waarop wij wel den nadruk willen leg gen is het feit, dat de regeering, bij al deze eventueele restauratieplannen, niet de pretentie moet hebben, om zich rechten aan te matigen, die zij niet bezit. Want deze rechten behooren aan de drie Kerkgenootschappen die de Ba siliek van het H. Graf in gemeenschappelijk eigendom bezitten, en zij alleen hebben het recht om te beslissen of, en wanneer, en hoede herstelwerken moeten worden uitgevoerd. Wan neer de Staat daarop eenigerlei pressie zou uitoefenen zou dat een openlijke schending be- teekenen van den „Status Quo" betreffende de Heilige Plaatsen en zou zulks een willekeurig inbreuk maken beteekenen op de rechten van den particulieren eigendom. Aan de regeering kennen wij in dit opzicht slechts één bevoegdheid toe en dat is: te eischen, dat de meest noodzakelijke reparaties in ieder geval worden uitgevoerd, voor het geval dat vertraging hiervan een bedreiging zou vormen voor de publieke veiligheid, waardoor het leven van de pelgrims, die de Basiliek van het H. Graf zouden bezoeken, in gevaar zou worden gebracht. Wanneer men dit vraagstuk aldus belicht, kunnen wij ons niet voorstellen, dat men aan de Katholieken nog het verwijt zal durven blijven maken,' dat zij fanatiek, onver zettelijk zijn, tegenover onverschillig welk rede lijk herstelplan van de Basiliek van het H. Graf. In de Kathedraal van Turijn wordt de H. Lijkwade bewaard, Waarin het Allerheiligste Lichaam van Christus na de Kruisafname ge wikkeld werd. Jarenlang hebben de geleerden een onderzoek ingesteld naar de echtheid van deze kostbare reliquie. Het resultaat van deze onderzoekingen is thans samengevat in een boek van den Tsjechischen geneesheer dr. R. V. Hynek, dat dezer dagen ook in het Duitsch verschenen is, en dat tot titel draagt: ,JDe Marteldood van Christus in het licht der mo derne wetenschap. De ontdekking van de echte beeltenis." Na langdurige wetenschappelijke onderzoe kingen, waarbij gebruik gemaakt werd van alle hulpmiddelen der moderne techniek, zooals scheikunde, fotografie, physiologie, ultra-violet te en infra-roode stralen, is men tot de con clusie gekomen, dat de Reliquie die in Turijn bewaard wordt, werkelijk de H.' Lijkwade is, waarin het Lichaam van Christus gedurende ongeveer 36 tot 42 uur gewikkeld was. Het voornaamste bewijs is wel gelegen in het feit, dat de afbeeldingen in de lijkwade absoluut negatief zijn, dat wil zeggen, zooals van een fotografische plaat, op welker gevoe lige laag het geprojecteerde beeld opgevangen wordt. Duidelijk kon worden geconstateerd dat deze afdrukken er later niet op aangebracht zijn. Uit een diepgaand onderzoek van de afdruk ken in de lijkwade tracht de schrijver een vol ledig beeld van het lijden van Christus te re- construeeren. De bloedsporen van de doornen kroon wijzen op een slagaderbloeding, zonder dat deze weefsels daarbij al te zeer verscheurd waren geworden. Op het lichaam waren dui delijk de sporen te zien van talrijke wonden ter lengte van ongeveer 3 c.m., die twee aan twee waren waar te nemen, 80 in totaal, het geen overeenkomt met de 40 geeselslagen die bij de Romeinen gebruikelijk waren. Uit de afdrukken der wonden, die bij de Kruisiging zijn ontstaan, kan de gevolgtrekking worden ge maakt, dat de spijkers niet door het midden van de hand gedreven werden, maar door den handwortel, terwijl de armen reeds uitgestrekt waren, werden de voeten geheel in het midden van de wreef vastgenageld. J. R.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 8