Basiliek van
hef H. Graf
DE PLECHTIGHEDEN BEGONNEN
REEDS OP WOENSDAG
Het vraagstuk der
restauratie
ZONDAG 5 APRIL 1936
rnmaa
Zinrijke uitbeelding van Christus'
lijden in en buiten de kerk |j
De Oxide Kerk te Amsterdam, gezien van den O. Z. Voorburgwal. (Naar een oude
kopergravure)
De speelsche fantasie der Middel
eeuwers schiep zich ceremoniën
en gebruiken waaraan de
geheele bevolking
deelnam
De Palmprocessie
Het groote Triduum
De intocht van Christus in Jeruzalem,
naar een schilderij in het bezit van
het kerkbestuur van St. Dominicus
te Utrecht
Ongemotiveerde beschuldi
gingen aan het adres
•der Katholieken
Hoe de ramp ontstond
De rechten van den Staat
Paaschmorgen
De lijkwade van Christus
aasai^SMSiasfci
ëÉHMareeHMI
GOEDE WEEK IN VROEGER AMSTERDAM
In 1604 werd te Amsterdam een boekje uit
gegeven met als aanhef van den langen ti
tel: „Roomsche Mysteriën ontdeckt", welks
schrijver zich achter de initialen W. S. ver
berg. In het exemplaar, dat de Leidsche Uni-
versiteits-bibliotheek in bezit heeft zijn deze
letters met inkt aangevuld; Walich Sijvaerts-
zoon. Uit onderzoekingen van Dr. Johan C.
Breen, archivaris van Amsterdam, is gebleken,
dat de schrijver in 1546 geboren is, het apothe
kersvak uitoefende in de Warmoessiraat te Am
sterdam en dat hij jarenlang Ouderling is
geweest van de Ned. Herv. Kerk; in 1592 ook
Kerkmeester van de Oude Kerk, waar hij 26
Juli 1606 werd! bijgezet.
Het „klein tractaetgen" dat deze geleerde
apotheker in 1604 de wereld in zond, was een
strijdschrift tegen de wérkelijke tegenwoordig
heid van Christus in 't H. Sacrament, maar de
voorrede buitte hij uit om hen, die nog heim
wee mochten hebben naar de Roomsche glorie
van weleer, te wijzen op het z.i. afgodische cn
ongerijmde van de Katholieke praktijken, werk
doel hij niet beter wist te bereiken dan door
alles in het belachelijke te trekken, ongewild is
hij echter een voor de kerkhistorie waardevolle
bron geworden, die de verspreide gegevens van
Roomsche kerkgebruiken bevestigt en aanvult,
terwijl hij voor Amsterdam een getuige is var-
bijzonder gezag.
Het behoeft geen betoog dat de Goede Week
Voor de speelsche fantasie der middeleeuwen een
onderwerp was dat zich uitermate goed' leende
voor zinrijke gewoonten. Bij de hiervolgende
bijzonderheden over de Goede Week in vroeger
nog geheel Katholiek Amsterdam, volgen wij
dezen ooggetuige op den voet, terwijl wij hem
hier en daar in zijn eigen kruimig oud-Hol-
lanasch aan het woord zullen laten.
Zijn gegevens zullen wij aanvullen met korte
verwijzingen naar gelijktijdige en hier en daar
nu nog bestaande gebruiken, maar zijn hate
lijkheden dit houde de lezer ons ten goede
zullen wij niet overnemen.
Reeds uit de oudheid bereiken ons berich
ten over de nabootsing van de inhuldi
ging van Christus in Jerusalem.
Aetheria. de pelgrim uit Bordeau naar de
heilige plaatsen, maakt er in haar beschrijving,
eind 4e eeuw, reeds melding van hoe na de
lange oefeningen op Palmzondag, de bisschop
van den Olijfberg de stad introk, omstuwd door
zijn geloovigen en bejubeld door de kinderen,
die palmen zwaaiden en den gezegende des
Heeren toejuichten.
Vanuit Jeruzalem verbreidde deze intocht zich
over Oost en West en verwierf zich tenslotte
een vaste plaats in de tradities der Middel
eeuwers. Zooveel mogelijk hield men zich aan
de beschrijving in de Evangeliën en liet men
den Chris, us komen van buiten de stad, van een
heuvel of kerk buiten de* wallen, waar de palm
dan ook eerst gewijd werd, zoodat er dus maar
één intocht gehouden werd. Men deed daarbij
soms den celebrant op een ezel rijden, of
plaatste op een houten ezel op wieltjes een
beeld of schilderij van den Zaligmaker. Soms
ook droegen diakens een Evangelieboek op een
versierde draagbaar, terwijl in Normandië en
Engeland het Allerheiligste in de eucharistische
duif werd meegevoerd.
Aan de poorten der stad gekomen vond de
processie deze gesloten. Zangertjes hadden zich
opgesteld tusschen de kanteelen der muren en
op de transen der torens en zongen hier den
lofzang, van Theodulfus, „Gloria, laus et ho
nor". In 820 had deze bisschop van Orleans
den lofzang in zi.in kerker te Angers gemaakt,
waarin hij door valsche aanklachten was opge
sloten.
Toen Lodewijk de Vrome op Palmzondag voor
bij trok, hief Theodulfus zijn gezang aan, dat
hem de vrijheid deed verwerven. Ter herinne
ring hieraan zegt Gamerius (eind 12de eeuw)
zingt men dezen zang voor de gesloten poort,
terwijl men er de beteekenis van een overwin
ning op de erfzonde inlegde d'oor het openstoo-
ten van de deur met de schaft van het kruis.
Christus immers opende voor de menschheid
door zijn lijden en dood de gesloten hemelpoort.
Amsterdam vierde Palmzondag aldus:
„Die palm geweijt zijnde, ging men in
processie buy.en de kereke met een groo-
ten houten ezel, waerop een houten man sadt,
welcke somtij ts van de Jerusalemsvaerders met
hare Jerusalemsveeren in de hant, somtijds van
twaalf oude mannen, welcke in 't Oude-man-
nenhuys woonden, ende op sijn Apostels met
sonderlinge gecoleurde lange rocken toege-
maeckt, voortghetrocken werden. So waren in
verscheijden huysen aan 't kerkhof, op de boven-
cameren voor de vensteren, twee scholieren in
haer witte choor-cleed'eren gestelt, elc met een
palmiacxken in de handt, ende, als de ezel met
de man daer nevens quamen, soo hielden de
treckers stille; als dan schoncken de scholiers
den ezel met den man een deuntgen ter ven
steren uyt, werpende hare pahntaexkens na
hun toe.
Dat de zangertjes zich hoog hadden opge
steld herinnert aan hun collega's tusschen de
kanteelen, maar meer nog aan het enthousiaste
volk, dat bij Christus' intocht in de boomen klom
en takken afrukte. Wat zij zongen laat zich
slechts raden. Misschien hier ook wel als elders
het Gloria, laus et honor, vooral ook omdat
Walich hier niets zegt over het wachten voor
de gesloten deur, waarbij wij tegenwoordig
dien lofzang zingen.
Deze processie gedaen zijnde, gaat Walich
verder, ende wederomme in de kereke gekeert,
so werde d'e ezel met den man voor 't hooch-
choor gestelt so lange de Misse gedeurde
Nae gedaene Misse werden sij na de H. Stede
getrokken alwaer sij tsamen vredelijck huis hiel
den, sonder kijven, tot des anderen jaers als
men se wederom ginck halen om hetselfde spel
te spelen. Dit laatste moge tevens als een, hoe
wel hier juist zeer onschuldig, voorbeeld dienen
van walich's spotlust.
De hierbij afgebeelde palmezel is het eenige
exemplaar dat nog in Nederland aanwezig is;
in Duitsche musea echter zijn meerdere en zeer
mooie palmezels bewaard. Het Aartsbisschoppe
lijk museum mag zich beroemen op het bezit
van dezen uit lindenhout gesneden en geheel
gepolychromeerden palmezel, welken het kasteel
„Huize Bergh" te 's Heerenberg aan het Mu
seum in bruikleen heeft afgestaan. De figuur is
1.20 M. hoog en werd op een kleinen rolwagen
in den stoet meegevoerd.
Al mist deze groep de plechtige monumen
taliteit der middeleeuwsche triumphale Chris
tusfiguur, gezeten op een fier schrijdendett, slan
ken ezel, toch is zij juist door haar eenvoud
niet zonder bekoring.
Het is opmerkelijk dat Walich met geen
woord rept over d'e Palmpaasch, die toch in
zijn tijd ook te Amsterdam geen onbekende
was.
De eerste dagen der goede week verliepen
toen, evenals nu zonder bijzonderheden.
Beginnen echter nu voor t gewone paro
chieleven de plechtigheden pas op Witte Don
derdagmorgen, den eersten dag van het groote
en heilige triduum van Christus' lijden, in Oud-
Amsterdam begon men reeds Woensdagmiddag
omdat in deze week het officie door de paro
chianen werd bijgewoond en de Donkere
Metten reeds sinds eeuwen van den nacht naar
den avond ervoor waren verschoven. Een op
merkelijk verschil met onze gebruiken, maar
juist zeer logisch in het groote geheel, was het
gebruik om den klokken reeds op Woensdag
avond voor de metten van Witten Donderdag
het zwijgen op te leggen. „Wanneer de volgende
Woensdach comt, soo schort men de clocken,
alsoo dat men die op die tijdt ende daermae
tot Paesch-avent niet en luydt; ende die dach
heet Schortel-Woensdach." De naam Schorsel
(Schortel) Woensdag is verdwenen, maar niet
het gebruik, nog heden ten dage schorten b.v.
de klokkenluiders van het Theologicum te War
mond de klokkentouwen op en leggen er een
grooten knoop in. Zoo is men verzekerd tegen
vergissingen.
Een gevolg van deze vroege zwijgzaamheid
van bellen en klokken is, dat de ratel zooveel
eerder in beweging komt. Gheduerende die tijt,
zegt Walich, soo loopt de hontslagher als 't
tyt is om ter kereke te comen, met eenen
grooten ratel langhes strate om 't volck t'samen
te roepen.
Als de scholieren, de zangertjes der Middel
eeuwen, hun eerbied in Gods Huis, den man die
de jankende honden de kerk insloeg, of hun
althans een eerbiedig zwijgen inboezemde, met
zijn ratel langs Amsterdams grachten hoorden,
grepen ook zij hun ratel en gingen ter kerke om
de donkere Metten te zingen. Op het eind, als
de liturgie voorschrijft dat er eenig gedruisch
zal gemaakt worden, ter herinnering aan de na
tuurverschijnselen bij Christus' dood, gaf eerst
d'e hontslagher een roffel op zijn groote houten
clappe, waarschijnlijk, zooals nu nog gebruike
lijk, een plankje met een beweegbaren houten
hamer er midden op, waarop dan de zanger
tjes instemden met hun ratels, smeten met
stoelen en banken en trapten met hun voeten,
dat er alsulcken rumoer ende ghetier in de
kereke is, dat eener het gehoor haest soude
vergaen; ende dit heet: de Dommeldemet te
speelen (Donkere Metten).
Witte Donderdag verliepzonder veel bijzon
derheden. Men at „bastaerisoppe" (witte wijn
soep), men luisterde naar de toen nog voorge
schreven afkondiging van de Avondmaalsbulle,
tegen het overwicht van de wereldlijke macht
in geestelijke zaken, en ging 's avonds naar de
kerk, waar de passie gepreekt werd.
Bij de plechtigheden op Goed'en Vrijdag ging
het behoudens één uitzondering, gelijk nu
nog jaar in jaar uit in onze kerken. Maar
deze uitzondering is zeer bijzonder, hoewel niet
alleen Amsterdamsch; over geheel Europa kwam
zij voor en in Tirol is zij, hoewel .eenigszins an
ders nog steeds in gebruik.
End'e als zij het cruys menichmael met zan
ghen ghegroet ende gepresen hebben, ende dat
aanghebeden zijnde (dus na de kruisontblooting
en -verheerlijking en na de aanbidding van dén
Zaligmaker op het Kruis) so wert dat in een
hooge tombe met swart laeken overghetogen,
staende int midde vant choor, nederghelegt,
en dat heet „Het heilig graf", al waeromme die
priester met een wijeroocksvat ten hoofde en
de ten voeteneynt gaet wyeroocken ende daarna
soo doet het gemeene volck met seeckere gan
ghen de ronde daeromme, neyghende telcke
reyse, als zij ten hoofde ende ten voeteneynde
vant cruys comen.
Men bemerkt, dat het Amsterdamsche gebruik
veel weg heeft van de beaardingsplechtigheden
van een doode voor de begrafenis. Dat juist
dit gedeelte van de Goede Vrijdag-liturgie aan
plaatselijke gebruiken leven en beteekenis heeft
gegeven, is licht te begrijpen; het is immers het
dramatische hoogtepunt van de herdenking van
Christus' dood.
In de Angelsaksische kerk, had men, zooals
Rock in zijn „The Church of our Fathers" aan
geeft, „The Burial of the Rood", de begraving
van het kruis in een graf met gordijnen om
hangen. Twee of meer monniken hielden hier
de wacht tot Paaschmorgen.
Eigenaardig is de vermelding van een dubbel
graf te Nieuwpoort. In het benedenste gedeelte
lag het kruisbeeld met een wit laken gedekt,
waarop drie zilverên kronen, en in de boven
verdieping was het tabernakel met het Aller
heiligste, aldus Kan. v. d'. Velde in zijn boek
over de Goede Week. De wacht werd hier be
trokken door manschappen van de Spaansche
bezetting, later door de hoveniers, leden van
de broederschap van het Heilig Kruis. In lange
mantels gehuld hielden zij de eeréwacht en met
hun pieken gavenzij bij elk uurslag een stoot
op den grond.
In zijn parochiekerk, vertelde mij een pries
ter, geboortig uit Tirol, wordt nog steeds
in een imitatie-Steenengraf een lévensgroot
Christusbeeld gelégd, als op een praalbed met
palmen en groen er omheen. Het graf ligt dan
veelal voor het hoogaltaar, zoodat men erover
heen den monstrans met het Allerheiligste op
dén expositietroon kan zien; de monstrans is
echter ten teeken van rouw om Christus'
dood met een witten sluier omhuld.
Op Paaschzaterdag liet men in oud-Amster-
dam „sekere eetbare spijse" wijden en de meer-
vermogenden kwamen aandragen met een „deu-
vecater", het brood met aan weerszijden een
knobbel, en noemden het „wyebroot".
Zooals nu sloeg de priester vuur uit een
(Bijzondere correspondentie uit Jeruzalem)
Een der grootste Engelsche dagbladen
de „Daily Telegraph" heeft het noo-
dig geoordeeld, om een eigen redacteur
naar het Heilig Land te zenden, die zich ter
plaatse van den toestand op de hoogte stelde
en in zijn blad aan dit vraagstuk een lang ar
tikel wijdde, dat besloten werd met een korte
samenvatting over het „plan van den arbeid",
zooals dat door Sir William Harvey is ontwor
pen in opdracht van de Engelsche Regeering,
die een deskundig onderzoek liet instellen naar
den toestand, waarin de Basiliek van het Hei
lig Graf zich momenteel bevindt.
Het Engelsche blad meent, naar aanleiding
van dit plan, enkele algemeene opmerkingen te
moeten maken, waarin twijfel wordt uitgespro
ken of het plan van Mr. Harvey wel praktische
resultaten zou opleveren, en behalve het pes
simisme, dat in bedoeld artikel tot uitdrukking
komt, wordt de totale schuld voor den treuri-
gen toestand van de Basiliek van het H. Graf,
toegeschreven aan de Kerkgenootschappen, die
het H. Graf moeten bewaken. Tegen deze be
wering meenen wij ten sterkste te moeten pro
testeeren. Want zonder eenigen schijn van
bewijs wordt de schuld voor den treurigen toe
stand waarin de Basiliek van het H. Graf zich
bevindt, toegeschreven aan diegenen die met
de bewaking van het H. Graf zijn belast, en
daaronder behooren ook de Katholieken. Het is
nog te meer noodzakelijk om deze valsche be
weringen recht te zetten, wijl het niet de eer
ste maal is, dat in de Engelsche pers een wei
nig welwillend oordeel wordt uitgesproken aan
het adres van de Latijnen in het Heilig Land.
Wij willen niet ontkennen dat het artikel in
de „Daily Telegraph" in een zeer gematigden
toon werd geschreven, en dat de schrijver zelfs
getracht heeft om objectief te zijn, maar toch
kunnen wij dit artikel niet laten passeeren zon
der enkele algemeene bemerkingen te maken,
waardoor de blaam, die hetzij te goeder of te
kwader trouw op de Katholieken van Palestina
geworpen wordt, zal worden weggenomen.
De aardbeving van 1927 had het weer
standsvermogen van den eerbiedwaardigen
tempel van het H. Graf, die uit de dagen
der Kruistochten dateert, op een zware wijze
op de proef gesteld. In de fundamenten en de
steunpilaren vertoonden zich groote scheuren,
zoodat het geheele gebouw dreigde in te stor
ten. Toen de eerste emotie van de aardbeving
eenigszins voorbij was, bleek, zooals wel meer
gebeurt, dat de eerste berichten, die na het on
middellijk plaatsgrijpen van een ramp de wereld
worden ingezonden, wel eenigszins overdreven
waren. Intusschen bleef de toestand in ieder
geval zorgwekkend. Er werden dan ook restau
ratiewerken uitgevoerd om het gebouw en den
koepel van het Catholicon der Grieken te schra
gen. Want juist door de zwaarte van dezen
koepel liep het geheele gebouw gevaar. Tenslot
te kwamen de pennen in beweging en in de pers
werd reeds aangekondigd, dat de ineenstorting
van de Basiliek van het H. Graf haast onver
mijdelijk zou zijn. Toen heeft de Regeering in
gegrepen. Zij besprak het vraagstuk met de
Latijnen, de Grieken en de Armeniërs, die de
Basiliek in gemeenschappelijk eigendom bezit
ten, en er werden plannen overwogen om de
noodzakelijkste herstelwerken zoo spoedig mo
gelijk uit te voeren.
Toen volgde de meest natuurlijke zaak van de
geheele wereld. Er werd overleg' gepleegd, des
kundigen werden geraadpleegd, en aan de
meest bevoegde bouwmeesters der wereld werd
om advies gevraagd. De Franciscanen, die met
de Castodie (bewaking) van het H. Land be
last zijn, raadpleegden professor Marangoni uit
Venetië, terwijl door de andere Belijdenissen
het advies van eveneens zeer beroemde bouw
kundigen werd ingewonnen.
Zooais gemakkelijk was te voorzien, waren de
opvattingen zeer verschillend.
Iedereen was niet overtuigd, dat de uitvoe
ring van de restauratiewerken zoo buitenge
woon urgent was. Zelfs de concrete voorstellen,
die gedaan waren voor verschillende onderdee-
len van het werk, konden niet de algemeene
goedkeuring wegdragen.
Derhalve bleek dat het probleem een meer
diepgaande studie eischte. In dit stadium kreeg
Sir William Harvey van de Engelsche regeering
opdracht om onmiddellijk over te gaan tot de
noodige herstelwerken,, zooals hij die zelf in zijn
plan had aangeduid.
Het zou ons te ver voeren, wanneer wij een
chronologisch overzicht zouden moeten
geven van de wisselvalligheden rond het
restauratievraagstuk gedurende de laatste twee
jaren.
Wat voor ons het meest zwaarwichtige is,
waarmee wij op de eerste plaats rekening moe
ten houden, dat is het vraagstuk van het be
ginsel, waar het om gaat.
Op de eerste plaats moeten wij de beschul
diging terugwijzen, die zonder eenigen schijn
van bewijs aan het adres van de Katholieken
wordt gericht, als zouden deze de oorzaak zijn
dat ieder herstelplan vertraging ondervond. De
„Daily Telegraph" kan er van verzekerd zijn,
dat de pogingen om de Basiliek van het H.
Graf zooveel mogelijk in haar oorspronkelijken
staat te herstellen, met behoud van de grootst
mogelijke artistieke waarde bij de Katholieken
steen in het portaal onder den kerktoren, maar
men legde toen tevens een groot vuur aan,
dat hij zegende. De hontslagher1 hield er de
wacht bij en gaf eenieder „voor een cleen
geldt" van dit gewijde vuur, zoodat men met
de noodige zorg het geheele jaar „heylich vyer
in huys had.
De Paaschavond verliep verder rustig, met uit
zondering dan van den ommegang van den
hontslagher met de scholieren, die met hun
ratels er op uittrokken, een zouteloos liedje
zongen; geld ophaalden en een „goede kanne
biers." dïonken; eerst de hontslagher en dan
de jongens, die een slok kregen toegedeeld in
hun „mutsen, die sij toehouden, ende drincken
daaruyt.
De eigenaardige plechtigheid die nu plaats
had is een van de twee ceremoniën, die
over geheel Europa verspreid waren.
Hier had men de processie met het kruisbeeld,
elders beeldde men de gebeurtenissen uit die
te Jeruzalem plaats grepen bij het ledige graf.
Nog steeds lag het Kruisbeeld in het graf,
waarom de geloovigen om beurten hun omme
gangen hadden gehouden. „Des nachts nae
middernacht'', Walich vergeet te vermelden
hoe laat, komen de geloovigen en de zan
gertjes met hun leider in de kerk samen.
Een priester gaat nu naar het Heilig Graf
toe, neemt het Kruisbeeld er uit en zingt met
luider stem: „Christus is uit het graf opge
staan." Een processie vormt zich: de priester
met het kruis voorop, de zangertjes met het
volk er achter en zoo trekt men buiten rond
de kerk, maar niet allen gaan mee. Wanneer
men bij de torendeur terugkomt is deze geslo
ten en aan den binnenkant is de kerk „met een
deel luchtige quanten beset, die men de jeucht
wijs maeckt dattet duyveltgens zijn." De pries
ter zingt nu het psalmvers „Doet open uw poor
ten gij vorsten en de Koning der glorie zal
binnengaan."
„De duyveltgens hebben in elcke handt eenen
grooten steen of twee; vraeghen den priester
met luyder stemme: „Wie is deze Coningh der
glorie?", ende werpen voort met groot ghewelt
end'e eysselyk gheschrey de steenen teghens de
doore aen."
Zoo gaat men driemaal rond de kerk en tel
kens antwoorden de duiveltjes op het gebod
van den priester met veel lawaai. Bij den der
den keer stoot de kruisdrager met de schaft
van het kruis de deur open, „alsdan is victorie
ende de helle gaet open." De duiveltjes stui
ven weg en de processie trekt op „door de helle
Uit het onderzoek is verder komen vast te
staan, de doodsoorzaak waaraan Christus ge
storven is.
De dood trad in door verstikking, tengevolge
van tetanische krampen, onder zeer groote pij
nen en bij volledig bewustzijn; het is anato
misch bewezen, dat bij langdurige uitrekking
der armen, nog te meer wanneer deze aan een
kruis vastgenageld zijn, door de ongewone in
spanning van het middenrif een belemmering
der ademhaling veroorzaakt wordt, die ten
slotte leidt tot verstikking, suffocatie, zyanose,
die een blauwe kleur veroorzaakt.
Christus op den ezel. Houten palmezel
uit 's Heerenberg, nu in het Aartsbis
schoppelijk Museum
Het is zeer merkwaardig hoe deze medische
onderzoekingen geheel overeenstemmen met
het Bijbelverhaal.
De Hof van Gethsémané aan
nae 't choor toe," maar, „niet sonder verbaest-
heyt van eenighe jonghers, die altemt ommekij-
cken, wanneer sy door de helle passeeren, vree-
sende ofter noch erghens een nickertgen in
een hoeck was blijven steecken om haer te
betrappen ende met syne dauwen wech te
sleepen." Een treffende, hoewel wat bizarre uit
beelding van Christus' nederdaling ter helle.
Nog heden ten dage is deze processie in het
Duitsche bisdom Munster in gebruik. Van de
duiveltjes is hier echter niets te bespeuren.
Het kruis werd nu voor het hoogkoor op een
eereplaats opgehangen en bleef daar tot 's Hee
ren hemelvaart, wanneer het na het Evangelie
aan een koord naar het gewelf werd gehesehen.
Na Pinksteren werd het weggenomen. In de
Kapittelkerk van St. Salvator te Utrecht, om
hing de koster het kruis reeds voor de proces
sie met een witte stool, in Amsterdam werd het
na den processie met een „gouwe laeckens stoel"
bekleed.
In Tirol is tegenwoordig deze verrijzenis-
viering naar den Paaschzaterdagavond ver
schoven en heeft het karakter van een lof,
waarbij zeer velen tegenwoordig zijn. Tot aan
de inlijving bij Italië was te Brixen ook het
Oostenrijksch garnizoen aanwezig, welks mili
taire muziek dreunend en daverend inzette na
den uitroep van den priester, dat Christus is
verrezen. Voor de kleinen op moeders arm, was
dit steed's een te groote verrassing!
In Noord-Frankrijk, althans rond Chateau-
Thierry, zingt men in d'en vroegen morgen rond
zes uur de Metten en Lauden van Paschen.
Een processie vormt zich dan naar het altaar
van het H. Graf, waar de H. Hostie in den
monstrans wordt geplaatst; hierna trekt men
weer terug naar het Hoogaltaar. Dan plaatst
men den Monstrans op een tafel voor de Com
muniebank en d'e geloovigen komen den voet
ervan kussen.
Paescndag ende Paeschavont, (men zou Wa
lich hier moeten controleeren wat Paasch
zaterdag betreft) hielden de leecken Hoogtijt.
Een kerkmeester stond dan, jaar in jaar uit, bij
een tafeltje met een schaal wijn. Elke commu
nicant nam een lepel wijn, zooals nu nog de
wijdelingen na de communie in d'e wijdings
mis een teug wijn drinken.
's Middags trokken de Amsterdammers er
op uit en „gingh men om zijn aflaet." Men be
gon bij het Leprozenkerkhof op den O. Z. Ach
terburgwal, ging dan naar <fe „Celle-susters te
Bethaniën" bij de Turfgracht en vereerde in de
heiligdommen der stad de relikwieën die er be
waard werden.
den voet van den Olijfberg
geen tegenstand zullen ondervinden. Integen
deel, met welk een blijdschap zullen wij den
dag tegemoet zien, waarop men zal besluiten
een einde te maken aan de ontzettende profa
natie, die men in de Basiliek heeft gepleegd,
door daarin muren op te trekken, waardoor het
Koor der Grieken geheel misvormd werd en 'n
kerk in een kerk werd gebouwd, waardoor de
harmonische lijnen van de Basiliek totaal ver
broken werden. Ditzelfde kan gezegd worden
van het opruimen van verschillende moderne
constructies, die vooral in de laatste eeuw zijn
aangebracht, en die wel van een zeer slechten
kunstzin getuigen.
Maar waarop wij wel den nadruk willen leg
gen is het feit, dat de regeering, bij al deze
eventueele restauratieplannen, niet de pretentie
moet hebben, om zich rechten aan te matigen,
die zij niet bezit. Want deze rechten behooren
aan de drie Kerkgenootschappen die de Ba
siliek van het H. Graf in gemeenschappelijk
eigendom bezitten, en zij alleen hebben het
recht om te beslissen of, en wanneer, en hoede
herstelwerken moeten worden uitgevoerd. Wan
neer de Staat daarop eenigerlei pressie zou
uitoefenen zou dat een openlijke schending be-
teekenen van den „Status Quo" betreffende de
Heilige Plaatsen en zou zulks een willekeurig
inbreuk maken beteekenen op de rechten van
den particulieren eigendom.
Aan de regeering kennen wij in dit opzicht
slechts één bevoegdheid toe en dat is: te eischen,
dat de meest noodzakelijke reparaties in ieder
geval worden uitgevoerd, voor het geval dat
vertraging hiervan een bedreiging zou vormen
voor de publieke veiligheid, waardoor het leven
van de pelgrims, die de Basiliek van het H.
Graf zouden bezoeken, in gevaar zou worden
gebracht. Wanneer men dit vraagstuk aldus
belicht, kunnen wij ons niet voorstellen, dat
men aan de Katholieken nog het verwijt zal
durven blijven maken,' dat zij fanatiek, onver
zettelijk zijn, tegenover onverschillig welk rede
lijk herstelplan van de Basiliek van het H. Graf.
In de Kathedraal van Turijn wordt de H.
Lijkwade bewaard, Waarin het Allerheiligste
Lichaam van Christus na de Kruisafname ge
wikkeld werd. Jarenlang hebben de geleerden
een onderzoek ingesteld naar de echtheid van
deze kostbare reliquie. Het resultaat van deze
onderzoekingen is thans samengevat in een
boek van den Tsjechischen geneesheer dr. R.
V. Hynek, dat dezer dagen ook in het Duitsch
verschenen is, en dat tot titel draagt: ,JDe
Marteldood van Christus in het licht der mo
derne wetenschap. De ontdekking van de echte
beeltenis."
Na langdurige wetenschappelijke onderzoe
kingen, waarbij gebruik gemaakt werd van alle
hulpmiddelen der moderne techniek, zooals
scheikunde, fotografie, physiologie, ultra-violet
te en infra-roode stralen, is men tot de con
clusie gekomen, dat de Reliquie die in Turijn
bewaard wordt, werkelijk de H.' Lijkwade is,
waarin het Lichaam van Christus gedurende
ongeveer 36 tot 42 uur gewikkeld was.
Het voornaamste bewijs is wel gelegen in
het feit, dat de afbeeldingen in de lijkwade
absoluut negatief zijn, dat wil zeggen, zooals
van een fotografische plaat, op welker gevoe
lige laag het geprojecteerde beeld opgevangen
wordt. Duidelijk kon worden geconstateerd dat
deze afdrukken er later niet op aangebracht
zijn.
Uit een diepgaand onderzoek van de afdruk
ken in de lijkwade tracht de schrijver een vol
ledig beeld van het lijden van Christus te re-
construeeren. De bloedsporen van de doornen
kroon wijzen op een slagaderbloeding, zonder
dat deze weefsels daarbij al te zeer verscheurd
waren geworden. Op het lichaam waren dui
delijk de sporen te zien van talrijke wonden
ter lengte van ongeveer 3 c.m., die twee aan
twee waren waar te nemen, 80 in totaal, het
geen overeenkomt met de 40 geeselslagen die
bij de Romeinen gebruikelijk waren. Uit de
afdrukken der wonden, die bij de Kruisiging zijn
ontstaan, kan de gevolgtrekking worden ge
maakt, dat de spijkers niet door het midden
van de hand gedreven werden, maar door den
handwortel, terwijl de armen reeds uitgestrekt
waren, werden de voeten geheel in het midden
van de wreef vastgenageld.
J. R.