GESCHEIDEN VERKEERSBANEN
KWIEK EN VIEF
Clericalisme en Anti-clericalisme
Twee smalfilms
DONDERDAG 9 APRIL 1936
IN SPANJE
Op een sterrenwacht
Goed werk van W. Cox Jr.
ELISABETH BEÜGNER
Licht en donker, in de smalfilmUit de film „Venloo" van W. Cox Jr,
waardeering zijner waarnemingen, benevens de
verwerking van de gegevens in zijn cafbulaties.
De resultaten van zijn metingen zijn afhan
kelijk door een menigte van invloeden en fou
tenbronnen. Deze hebben hun oorsprong
deels in den waarnemenden mensch, deels in de
eigenaardigheden van het instrument, deels in
de eigenschappen van het licht, de hemellicha
men zelf en de aarde en haar dampkring.
Zoo verstrijkt er bijvoorbeeld een zeker zij
het dan zeer klein tijdsverloop, eer een ge-
zichtsgewaarwording in de hersenen van den
waarnemer tot bewustzijn komt, en weer een
klein tijdsverloop, eer hij de handeling, nocdig
ter registratie van de waarneming, b.v. het
drukken op een knop, verricht heeft. Ook de
bekwaamheid der oogen tot het waarnemen
van helderheids- en kleurnuances is niet bij
eiken waarnemer hetzelfde.
Verder zijn de instrumenten onderhevig aan
optische gebreken van lens of spiegel en aan
verbuigingen van mechanischen aard. Daarbij
komen nog de kleine fouten, die zelfs bij de
grootste zorgvuldigheid nog in de opstelling
blijven bestaan.
Van groot belang zijn de steeds wisselende
eigenschappen der lucht. Luchtdruk, tempera
tuur en vochtigheidstoestand werken zoo sterk
op den gang der lichtstralen in, dat het beslist
noodzakelijk is, ze precies op te teekenen en ze
bij de bewerking der waarnemingeD in de be
rekening te betrekken.
Met al deze, en nog meer factoren, heeft de
astronoom rekening te houden, en zonder het
moeizame aanbrengen van de noodige correc
ties, hebben de uitkomsten van zijn metingen
voor hem geen waarde.
HENRI VAN MANDELE
De actieve groep van jonge Neöerlandsche
architecten, die zich „de 8" noemt, geeft
een blad uit, dat den titel draagt „de 8
en Opbouw'. Hiervan is dezer dagen een afle
vering verschenen, welke geheel gewijd is aan
den modernen auto en aan actueele verkeers-
vraagstukken. Er worden behartigenswaardige
dingen in gezegd over de moeilijke problemen
welke het verkeer in onze oude steden stelt,
en daaruit spreekt een groote aandacht voor
andere kwesties dan die, welke direct de aesthe-
tiek van het bouwen raken. „Wij zijn geen ge
vel-artiesten meer." zoo schrijft het blad. „Wij
zullen mee helpen het leven en de dagelijksche
behoeften te organiseeren."
Herinnerd wordt aan de destijds door het
Congres voor het Nieuwe Bouwen (C.I.AJVp
opgestelde formuleering: onze huidige
verkeerswegen zijn door geleidelijke aanvulling
en verbreeding uit de middeleeuwsche wegen
ontstaan. Zü waren oorspronkelijk aangelegd
voor het verkeer van paard en wagen, maar
voldoen thans niet meer aan de eischen der
tegenwoordige verkeersmiddelen. Auto's, trams
enz. doen thans verkeersmoeilijkheden ont
staan."
Wanneer wij deze conclusie van het Congres
toetsen aan onze hedendaagsche steden, aldus
het blad, dan ontdekken wij spoedig, dat de te
smalle straten, alsmede het groote aantal kruis
punten in de oude steden voor het moderne
verkeer ongeeigend zijn. Bekwame technici
werken doorloopend aan de perfectionneering
der automobielen. Er worden steeds grootere
snelheden bereikt, naast zekerheid en veilig
heid. Onze steden kunnen daarentegen deze
snelle ontwikkeling niet bijhouden. De eischen
die het tegenwoordige verkeer aan de steden
stelt, zijn reusachtig. Om goede verkeersop-
lossingen in de bestaande stad aan te brengen,
zijn belangrijke doorbraken en kostbare ont
eigeningen noodig. Het ziet er naar uit, dat wij
voorloopig slechts met lapmiddeltjes moeien
werken, om het toenemend verkeer in de stad
eenigermate tegemoet te komen, zonder werke
lijk goede en radikale verbeteringen te kunnen
verschaffen.
Een typische eigenschap van het Spaan-
sche volk is het individualisme. Deze open
baart zich ook in de religie. Een simpel
overzicht van de Sfcaansche religieuze
kunst zal daar een ieder van kunnen over
tuigen. Dit individualisme, gepaard met
hoogmoed en zelfoverschatting, maakt wars
van alle gezag en tucht. In de religie heeft
dit gevoerd tot een onmiddellijk naar God
gerichte vroomheid, over Gods vertegen
woordigers heen.
De kerken zijn steeds druk bezocht ge
bleven, ik heb daar in allerlei critieke
oogenblikken op gewezen. In de godsdienst
oefening aanvaardde men de geestelijkheid
als een onpersoonlijk, tot de Religie behoo-
rend onderdeel. Buiten de Kerk begon het
volk in de geestelijkheid te zeer de samen-
spanners met de reactionnaire partijen te
zien. Clericalisme, kapitalisme en milita
risme (beter „generalisme") werden als
drie kanten van eenzelfde zaak gezien. Van
daar dat het Spaansche anticlericalisme
iets geheel anders is dan bijv. het Fran-
sche anticlericalisme van het eind der vo
rige eeuw. Een zeer groot deel der vroom-
katholieke bevolking van Spanje is anti-cle-
ricalistisch, dat wil zeggen, men wil den di-
recten invloed van de geestelijkheid als
personen in de politiek tegen gaan. Zij wil
de Kerk tot een zuiver geestelijk instituut
in het particuliere en maatschappelijke le
ven terugbrengen. Zij wil het materieele
bondgenootschap van de geestelijkheid
met de maatschappelijk heerschende klas
se te niet doen.
De lagere geestelijkheid staat in dezen
aan den kant van het volk, waarmede ze in
voortdurende aanraking is, en waarmede
ze door afkomst en levensgewoonten na ver
want is. Eenige actie voert de lagere gees
telijkheid echter niet, ten eerste omdat sa-
mensluiting onmogelijk is vanwege de ker
kelijke discipline, ten tweede omdat er geen
woordvoerders zijn, geen organen om tot
uiting te komen, en geen knappe men-
schen die het algemeen gevoel tot bewust
besef kunnen maken. Verder maakt de on-
critische lectuur van 't lijfblad en het ge
woonte-denken de lagere geestelijkheid af-
keerig van alle actieve inmengingin
zaken waar zij ook buiten behoort te blijven.
en aan den anderen kant weer bijgelapt, maar
het blijft eenmaal'te klein.
Enkele maatregelen welke ons als bewoners
van destad zijn opgevallen willen wij nog in
herinnering brengen:
In de laatste maanden zagen wij m Amster
dam de eiiandjes bij de tramhaltes verschijnen.
Men vertelt ons, dat deze gleuven tusschen de
tram-vluchtheuvels voor moeders met kinder
wagens zijn gemaakt. Zonder twijfel is dit een
zeer lastige opgave, maar de oplossing is zeker
een bron van ergernis voor het gewone publiek
en zeker niet zonder gevaren voor haastige
trampassagiers. Men komt tot de gevolgtrek
king, dat moeders met kinderwagens op de
drukke uren mceten trachten de overbelaste
verkeerspunten te vermijden. De binnenstad
met haar druk verkeer biedt geen plaats voor
het kind niet om in een kinderwagen te
worden gereden met om alleen naar school
te gaan en zeker niet om te kunnen spelen.
Ei- zou veel te zeggen zijn over de talrijke uit
eenlopende soorten van lichtsignalen, die wij
in verschillende steden aantreffen; met name
de wisselende gekleurde lampen (Amsterdam*
en b.v. de afnemende lichtringen (den Haag).
Maar over één ding zijn wij het zeker eens, n.l.
dat in een goed stadsplan al deze middelen on-
noodig. of althans een zéér beperkte noodzake
lijkheid zouden moeten zijn. Al deze middelen
zijn evenwel onontbeerlijk in de huidige stad.
De stad deugt niet!
Wij willen nog iets noemen, dat ons als stads
bewoner is opgevallen. De verschillende ver-
keersaanduidingen kunnen duidelijk worden on
derscheiden in: bevelende en verbiedende en in
leidende en regelende aanduidingen. Zonder
twijfel moet in een werkelijk goeden en mo
dernen stedenbouw de bevelende en verbiedende
regeling onjuist geacht worden. De juiste ver
keersregeling zou moeten gebaseerd zijn op
grond van de menschelijke neigingen. Men zal
met psychologische middelen het verkeer moe
ten regelen. Wij gelooven dat zulks mogelijk is.
Enkele weken geleden lazen wij in een dag
blad een voorstel om de kleur wit toe te passen
voor het markeeren van gevaarlijke kruispunten
en onbewaakte overwegen. Het contrast tus
schen het donker wegdek en een witgebeton-
neerde kruising zou voldoende zijn om lederen
automobilist tot oplettendheid te brengen. Deze
gedachte brengen wij hier naar voren, ómdat
hiermede dus niet door opschriften het 'gevaar
lijke punt wordt aangeduid, doch men tracht
door een veel eenvoudiger middel tot een op
lossing te komen. Ook dit beteekent echter nog
steeds een correctie op de bestaande fouten.
Een reeds van het begin der negentien
de eeuw bekend Spaansch verschijnsel
heeft zich nu in de laatste weken
weer voorgedaan, de aanslagen op kerken
en kloosters, en een heftige actie tegen de
geestelijkheid. Ondanks de regelmatige
herhaling van deze excessen wordt de
menschheid daar telkens weer van opge
schrikt, en stelt zij zich steeds weer dezelf
de vragen. Hoe kunnen zulke excessen in
het katholieke Spanje plaats vinden?
Van waar die wilde haat van sommigen
of velen tegen het instituut der Kerk en
de personen der geestelijkheid? Wat is er
dan feitelijk voor waars in de spreekwoor
delijke katholieke vroomheid van Spanje?
Van het jaar 1812 af, van de grondwet
van Cadiz, is er in Spanje op meer of min
der heftige wijze strijd gevoerd over de
plaats van de Kerk in het politieke en
maatschappelijke bestuur van Spanje. De
hoogtepunten In dien strijd zijn geweest
de Carlisten-oorlogen, de staatsgrepen en
revoluties van 1835, 1854, 1868, 1871, de
grondwet van 1876, de woelingen van 1903,
de socialistische en communistische actie
van 1917 af, de dictatuur, de revolutie van
1931, de stemming van November 1933, de
jongste stemming met de gevolgde troebelen
en teruggrijping op het socialistisch be
wind van 19311933.
In de genoemde jaartallen en gebeurte
nissen komt de strijd tot uiting van deze
drie sociaal-politieke opvattingen in Span
je, de absolutistische (monarchistisch en
clericaal)de constitutioneel-monarchisti-
sche, en de revolutionnair-democratische
met alle schakeeringen van conservatief-
republikeinsch tot vlammend rood (links-
socialistisch, communistisch en anarchis
tisch). Welke plaats heeft de Kerk daartus-
schen ingenomen, en in hoeverre heeft de
Kerk zich voor een tijdelijke, politieke or
de en opvatting uitgesproken?
De sterrenwacht van het pauselijk
zomerverblijf te Castel-Gandolfo
Citeeren wij nogmaals een conclusie van het
Congres:
..De afstanden tusschen de straatkruisingen
zijn voor de tegenwoordige snelheden te gering.
Als gevolg daarvan zijn de weggebruikers aan
een steeds grooter wordend gevaar blootgesteld.
(In Berlijn 600 dooden, 1200 gewoncen per
jaar.)
Verbetering van den verkeerstoestand door
straatverbreeding is meestal onmogelijk, daar
de reserves (voortuinen enz.) in den loop der
jaren reeds verbruikt zijn."
Deze conclusie Runnen wij illustreeren door
te wijzen op enkele straten in Amsterdam, die
stervormig uit het stads-centrum loopen. n.l. de
Amsteldijk. de Vijzelstraat, de Leidschestraat.
Deze straten kruisen op korte afstanden de
Prinsengracht, Keizersgracht en Heerengracht.
De ongevallen-statistiek, welke wij van het Bu
reau van Statistiek der Gemeente Amsterdam
hebben verkregen, toont aan, dat juist op deze
straten met talrijke kruispunten op korten af
stand van elkaar ook de meeste ongevallen
plaats vinden. Men zou dus kunnen zeggen:
met het stijgen der snelheden moeten de af
standen der kruispunten evenredig grooter wor
den!
Het spreekt van zelf, dat wij nog geen af
doende oplossing zouden hebben verkregen,
wanneer slechts de afstanden tusschen de
kruispunten werden vergroot. Om verkeersonge
vallen te beperken, dient nog veel meer te ge-_
"^chiedeh! "Dé fouten Hagen Véël dieper.. In wezen*
3riis de oude stad gebouwd naar de eischen der
primitieve verkeersmiddelen, uit den tijd waar
in de stad ontstaan is. Voor de eischen van het
moderne verkeer is de oude stad onbeugneiijk
geworden. Het is daarmede als met een pak
waar men uitgegroeid is; het is aan alle kanten
te klein en te kort. Iedereen kan zich indenken,
dat er een onhoudbare toestand bestaat, wan
neer op den smallen rijweg fietsers, handwa
gens, rijtuigen, maar ook auto's, lastwagens en
personenwagens zich tegelijk een weg moeten
banen. Hieruit volgt, dat deze voertuigen elkaar
steeds Inhalen en moeten passeeren, waarvoor
dubbele wegbreedte verbruikt wordt. Tusschen
het vrije verkeer beweegt zich nog de tram, met
het daaraan verbonden in- en uitstappen van
passagiers. Talrijke verkeersongevallen worden
veroorzaakt door zulk een ongeordend en on
overzichtelijk verkeer. Het Congres (C.I.A.M.)
zegt daarom:
Gescheiden verkeersbanen in verband met
het verschil in snelheid der voertuigen zullen
noodzakelijk zun.
Het blad beschouwt dit als een dringende
noodzakelijkheid. Daarbij zijn wij ons er van
bewust, dat onze wensch moeilijk zal zijn te
vervullen in de oude bestaande stad. Nie
mand weet momenteel voor de oude stad een
deugdelijke oplossing die tevens niet te kostbaar
zal zijn. Moeten wij alles sloopen en herbou
wen?.... Voorloopig zal het bij lapmiddeltjes
- blfjven.
Uit den hiervoor gestelden eisch volgt tevens,
dat de tram van de straten zal moeten ver
dwijnen om haar eigen verkeersbanen te geven,
gescheiden van het overige verkeer dat niet
aan banen gebonden is. Wij wijzen m dit ver
band nog op het slipgevaar van auto's en fiet-
sen ten gevolge van de tramrails. Een reden te
meer om onzen eisch te versterken.
Een belangrijke verbetering kan tevens ver
kregen worden, wanneer de vrachtwagens en
handwagens een eigen weg zouden verkrijgen.
De te reserveeren strook op den rijweg zal wor
den bepaald naar het langzame tempo van deze
voertuigen, alsmede naar de behoefte om bij
magazijnen en winkels te kunnen stilstaan voor
- het laden en lossen van goederen.
Merkwaardigerwijze werd in ons land b.v. ten
aanzien van het rijwielverkeer reeds lang gele-
- den de behoefte aan eigen rijwielpaden gevoeld.
Wij kennen ze langs bijna alle verkeerswegen
door ons land. Wij vragen ons af, waarom
L zulks nog slechts sporadisch in onze steden
werd doorgevoerd.
Nu wat de auto's betreft. Reeds jaren voert
onze landgenoot de heer ten Bokkel Huinink een
krachtige propaganda voor eigen verkeersbanen
voor automobielen.
Men heeft daarmede thans in ons land een
aanvang gemaakt. Wij meenen echter, dat zulks
nog slechts het eerste begin is. aangezien ver
wacht mag worden, dat de ontwikkeling van
den auto en daarmee het auto-verkeer op he
den nog niet beëindigd is, maar in de komende
Jaren nog voortgang zal vinden. Het spreekt
van zelf, dat de aanleg van goede wegen ook
voor net gebruik van de automobiel een stimu
lans beteekent.
Wij willen hier met nadruk er od wijzen, dat
wij van meening zijn, dat alle verkeers- en
wegverbeteringen in de oude binnenstad niet
nagelaten moeten worden, maar dat zij geens
zins tot een oplossing van het probleem
leiden. Moet hiertoe de binnenstad ge
saneerd worden of moeten belangrijke
doorbraken ter hand worden genomen,
Zooals in Parijs nog niet lang geleden
geschiedde? Er kan geen verschil van meening
bestaan over het feit dat het best geregelde
punt hetzij met verkeerspolitie, met lichtsigna
len, met roode strepen op de straat of flikke
rende waarschuwingen voor de voetgangers een
noodmaatregel is-, zelfs een kostbare maatregel
om het leven in de te kleine binnenstad moge
lijk te maken. Het te nauwe kleedingstuk wordt
steeos weer aan alle kanten opgelapt, gerepa
reerd. Aan den eenen kant wordt er afgeknipt
Spaansch clericalisme
De Spaansche Kerk is na haar glorietijd-
perk, den bloei in de zestiende eeuw met
haar groote theologen, mystici, asceten, ju
risten en wijsgeeren, in de daarop volgende
eeuwen in karakter, werkzaamheid, doel
einden, en gehalte van haar dienaren steeds
achteruitgegaan.
In de negentiende eeuw waren de mannen
van beteekenis in de Spaansche Kerk uiterst
schaarsch. De oorzaken daarvan zijn veler
lei, en 'n goed deel van die oorzaken werkt
tot op het oogenblik door. Ten eerste
heeft de innige verbinding van Staat en
Kerk het geestelijke instituut der Kerk ge
schaad.
De Kerk, die aan geen enkele politieke
öpvaUihg Of ideologie volstrekt verbonden
of gebonden is, heeft 'zich hr Spanje prtic-
tisch en principieel" met de - monarchie-i*
en wel de absolutistische vereenigd be
schouwd, en zich daar jarenlang mee ver
eenzelvigd. Dit werd in het dagelijksch le
ven bestendigd door het feit dat de hoogere
geestelijkheid door de Kroon werd benoemd.
Dit leidde in de practijk tot ondergeschikt
heid, dit met alle nuancen die iemand met
zakelijk en zielkundig inzicht kan overzien.
Het is een delicate aangelegenheid.
In de vorige eeuw hebben de Kerk en de
geestelijkheid vrijwel zonder uitzondering
de uiterst rechtsche partij gekozen, en zij
hebben daarbij op te heftige, actieve wijze
blijk gegeven van haar voorkeur. Bij het
opkomen der sociologische ideologieën heeft
de geestelijkheid zich in haar uitingen en
gedragingen steeds voor de opvattingen der
heerschende klassen uitgesproken.
De Spaansche geestelijkheid is sterk ge
scheiden in een hoogere en lagere geeste
lijkheid. Eenigszins kan men dit feit verge
lijken met het onderscheid dat in België
aan den dag treedt, alleen geldt dit het
onderscheid en niet het gehalte der
groepen.
De Spaansche geestelijkheid
De Spaansche seminaria zijn reeds zeer
lang ten achter wat onderwijs en opvoed
kundige opvattingen betreft. De seminaris
ten, grootendeels dorpskinderen zonder bij-
zonderen aanleg of bewust roepingsgevoel,
worden met eenige elementaire kennis ver
rijkt, maar verder nauwelijks gevormd. Ko
men zij terug in de dorpssfeer dan verlie
zen zij reeds als jong kapelaantje het dun
ne laagje vernis van het seminarie, en
worden zij spoedig de typische, bóersche
Spaansche geestelijken, die nauwelijks vol
doende Latijn verstaan om de mis behoor
lijk te lezen, geen andere lectuur hebben
dan brevier en de krant, en zich verder
bezig houden met jagen, tuinieren, en kaar
ten. Hun persoon is om andere redenen
ook slechts bij uitzondering geschikt de
parochianen tot eerbied en ontzag te
stemmen.
De hooge geestelijkheid dankt haar plaats
in zeer vele gevallen aan de onmiddellijke
protectie van de Kroon en de aristocrati
sche eertijds of de invloedrijke politi
ci. Dit leidt bij ambitieuze menschen tot
bevordering en kweeking van eigenschappen
die allerminst geestelijk zijn.
De afhankelijkheid van de machthebben
de instanties politici en geld- en geboor
te aristocratie heeft de hoogere geeste
lijkheid, ook door haar uiterlijk vertoon en
levenswijze, in het oog van het volk tot een
feitelijk deel en creatuur van de heerschen
de klasse gemaakt.
In den strijd om het bestaan die in
Spanje van een hardheid Is waar de Ne
derlanders geen besef meer van hebben
heeft het Spaansche volk In de geestelijk
heid geen steun en leiding gevonden. Het
heeft in deze geestelijkheid ook geen ver
trouwen gehad, omdat het overtuigd was
dat de clerus in opvatting en belangen ge-
meene zaak maakte met de heerschende
klasse.
Voor den gemiddelden leek is een astronoom
iemand, die zijn nachten doorbrengt met
door een grooten kijker de sterren te be
gluren. Wanneer hij er dan ook de gelegenheid
toe krijgt, is een blik door 'n grooten kijker in
de wonderwereld der sterren voor hem dan ook
een buitengewone sensatie. In vele gevallen
wordt deze echter spoedig gevolgd door een
groote teleurstelling. Slechts aan de meest na
bije hemellichamen, speciaal aan de maan, kan
het oog een zoo groot aantal details waarne
men, dat voortgezette waarneming voldoende
interessant blijft. Bovendien vergt goed waar
nemen een zekere mate van geoefendheid. Al
leen iemand, die door langdurige oefening vol
doende routine heeft opgedaan, is-in staat uit
wetenschappelijk oogpunt waardevolle zaken te
ontdekken.
Voor den wetenschappelijken arbeid is 't een
voudige beschouwen, beschrijven en afbeelden
van dat, wat het oog aan zon, maan, planeten
en kometen waarneemt, op den huidigen dag
nög slechts van zeer geringe beteekenis. De tijd
is voorbij, waarin Lord Rosse geduldig zijn
schetsen teekende van datgene, wat zijn reu-
zentelescoop hem omtrent den vorm der spi
raalnevels geopenbaard had. Feilloozer dan een
menschenhand vermag, geeft de fotografische
plaat het gewenschte hemelobjsct weer. De as
tronoom verricht in den regel slechts waar
nemingen, om metingen te doen, die hem als
ruw materiaal dienen voor zijn beschouwingen
en berekeningen. Eki het voornaamste deel van
zijn arbeid is het kritische onderzoek en de
De vijandelijkheden
Er is dus in Spanje al sinds jaren een al-
gemeene ontevredenheid over de houding
van de Kerk en de geestelijkheid in de tij
delijke politieke en sociale kwesties.
In en door deze ontevredenheid is een on
godsdienstige, en zelfs atheïstische en anti
religieuze beweging ontstaan, welke nauw
verbonden is met de socialistische, com
munistische en anarchistische actie. Deze
groepen voeren strijd tegen de Kerk, ook
?als-prkiGipieelft insteUingi -eg gi^jA.in de le
den der kerk hun natuurlijke yijanden.
Onder hen zijn, steeds jeugdige heet
hoofden die gereed zijn een kerk in brand
te steken of een priester neer te schieten,
omdat bij hen nog geldt dat de nieuwe tij
den pas .kunnen komen als „de laatste ko
ning aan den darm van den laatsten pries
ter is opgehangen in de ruïne van de laat
ste kerk". De algemeene ontevredenheid,
de wrevel, de sensatiezucht, en de hysteri
sche voorliefde voor vuur en brand van de
Spanjaarden, geven een geschikte sfeer voor
het baldadige, bezeten, roekelooze of mis
dadige optreden van eenige onverlaten. Ik
heb eens een kerk tot zevenmaal toe zien
aansteken door éenige kwajongens, onder
het oog van een aangroeiende menigte, zon
der dat iemand een poging deed het te be
letten. De (groote) kerk brandde tenslotte
geheel uit, terwijl de politie en de brand
weer de belendende gebouwen beschermden.
Ik moest toen denken aan dien Spaanschen
soldaat die in 1567 geheel alleen een kerk
verdedigde in Brussel. Eén flinke kerel had
orde kunnen brengen en die kerk kunnen
beschermen. Het grootste deel der wanda
den is te vergelijken met de communistische
Amsterdamsche relletjes, verergerd door
gemis aan krachtig gezag. De Spaansche
kerk- en kloosterbranden te vergelijken
met een beeldenstorm is dwaasheid, tenzij
men in dien beeldenstorm ook het optre
den van een troep schavuiten wil zien.
wanneer men van tijd tot tijd op een film stuit,
die een technische gaafheid bezit, welke men
voorheen slechts van de beproefde 35 milimeter-
fllm verwachtte. De ware smalfilmers hebben
zich zoo langzamerhand een vertrouwdheid met
hun materialen eigen gemaakt en verkondigen
dan ook, dat de smalle strook niet voor de breede
Het heeft er allen schijn van, dat de be- in bruikbaarheid behoeft onder te daan. Men zou
oefenaars van de smalfilm het pleit meer dit alles waarlijk gaan gelooven, wanneer men
en meer gaan winnenvoor zoover zij kennis maakt met de prestaties van de beste en
althans talent hebban. Tot voor kort gebruikte meest overtuigde smalfilmers.
men de smalfilm hoofdzakelijk om een goedkoo- Zoo zagen we onlangs de twee eerste films
peren afdruk van de normaalfilm te verkrijgen, van W. Cox Jr. te Venlo, getiteld „Wij maken
zelden echter cm de smalfilm op directe wijze een krant" en „Venloo", waarin de liefhebber
aan te wenden als een middel om een oorspron- reeds onmiddellijk tot vakman uitgroeide, het-
kelijk geheel te componeeren. De filmindustrie geen in dit geval beteekent, dat de dilettant
maakte niet den indruk en doet dit nóg niet rustig werkend het einde van zijn experimenteele
op de smalfilm erg gebrand te zijn. Dit zal voor- periode heeft afgewacht, om direct daarna vol-
loopig wel zoo blijven, zoolang de projectie met dragen werk te presenteeren. Dat hij zelf dit
smalfilm voor de groote bioscopen nog niet werk nog beschouwt als het resultaat van een
bruikbaar is. met lust en ijver volbracht handwerk, kan slechts
Maar ook deze techniek evolueert en het is als een motief te meer gelden om een steeds
slechts een kwestie van jaren en de smalfilm vorderende harmonische ontwikkeling bij hem te
zal de plaats van de normaalfilm kunnen in- verwachten. Deze verwachting steunt overigens
nemen, wanneer althans de filmfabrieken den nog op de eigenschap van Cox, dat de drang
overgang van normaal op 16 m.M.-formaat loo- naar het bizarre experiment hem vreemd is. Men
nend achten. Feit is, dat reeds menig individueel krijgt den indruk, dat reeds in de conceptie van
filmer bij voorkeur de smalfilm gebruikt en al het gegeven de mogelijkheden voorzien zijn, die
doet hij dit voornamelijk wegens de betrekkelijke later in den vorm waarneembaar zullen worden,
goedkoopte, de voortdurende praktijk en de hard- Zijn schema stelt hem niet voor onoverkome-
nekkige beoefening van het smalle celluloid, lijkheden. Hij meet zijn krachten niet aan het
waarvan de tastende vingers gaandeweg de mo- gegeven, doch bouwt het gegeven op naar zijn
gelijkheden hebben ontdekt, voor de benijdens- krachten. Dit heeft misschien het nadeel, dat
waardige eigenschappen, die de normaalfilm niet men zelden een gedurfde vormgeving- ontmoet,
of nauwelijks bezit. maar dit heeft het groote voordeel, dat de be-
Men behoeft dan ook niet verbaasd te staan,' dachtzaamheid haar volle kans krijgt, dat de
vorm zonder fouten verloopt en dat men vrijwel
nergens op mislukte pogingen kan wijzen.
In de film „Wij maken een krant", b.v. voelt
men de zekerheid, waarmede een krantendruk
kerij in beeld wordt gebracht in een prettig tem
po, precies die détails vermeldend, die den leek
(voor wie de film bestemd is) een indruk geven
van het zetten, drukken, expedieeren van een
krant. Dan gaat het beeld over in een vluchtigen
kijk op de stad en de omliggende dorpen en ge
huchten, waar we tusschen de druppels door de
bezorging van de krant waarnemen als speelsche
momènten, die des te gemakkelijker aanspreken,
omdat zij, hoewel hoofdaccenten, zich niet op
dringen. Er zijn bovendien enkele zeer geslaag
de filmrijmen te bewonderen, die den geeste
lijken arbeid van de krant dwingend associeeren
met het zaaien van koren door de boeren uit het
omgevende land.
Tusschen deze film en de documentaire over
Venlo liggen slechts enkele maanden en ook hier
weer treft men dezelfde zekerheid van bouw aan,
die de eerste film kenmerkt. Het is geen lief
hebberij meer, het is doordacht en bezonken
werk, dat bescheiden wordt gepresenteerd, doch
gaaf en boeiend verloopt. De camera is meer in
beweging gekomen, nadert de objecten of dwaalt
van een close-up naar een totaalbeeld, waarin
het détail in kwestie thuis hoort. De beelden
die bovendien in een goed tempo en logischen
gedachtengang wisselen vervloeien in dien
horizontalen stroom, die ook in hot werk van
Buttmann opvalt. De vergelijking met Rutt-
mann moge misschien stoutmoedig lijken, doch
ik wijs er alleen op, hoe ook in deze smalfilm
een gezond inzicht verwerkt werd, een inzicht,
dat de filmbeweging zoo actief mogelijk stimu
leert en haar steeds door het onderwerp ver
antwoord maakt.
Het geheel geeft een frisschen kijk op de stad
Venlo met alle bedrijvigheid op de markten en in
de haven en de tuinderij en op het Carnaval, dat
den reus Valuas en zijn vrouw gelegenheid geeft
de film af te sluiten.
Het schijnbare gemak, waarmede déze toch
ernstig doorwerkte film verloopt, getuigt van
een beheersching, die vorderend werk in de toe
komst doet verwachten. De meening steunt ove
rigens op de volgende interessante overweging:
dat de gemakkelijke hanteerbaarheid der smal
film-apparatuur als vanzelf tot beweeglijke ca
meravoering leidt en aldus bij de definitieve
montage soepel materiaal tot een compositie van
bewegingen in handen geeft. Daar zit inderdaad
het geheim, dat correspondeert met de vraag:
wat kan men uit de natuurlijke eigenschappen
van materiaal en apparatuur halen?
Dbg.
Samuel Goldwyn heeft tijdens zijn verblijf te
Londen een contract gesloten met Elisabeth
Bergner en haar echtgenoot, den regisseur dr.
Paul Czinner, waarbij zij zich voor den tijd van
vijf jaar bij United Artists verbonden.
Als eerste film werd gekozen „The Boy Da
vid", naar James Berrie's tooneelstuk. Daarna
zal waarschijnlijk volgen een verfilming van
Bernard Shaw's „Saint Joan" en later nog
„The little lady of the big house", naar een
boek van Jack London. Deze films zullen in
Engeland gemaakt worden.
géén drie meter zicht en dan
nog zonder achterlicht?
't Is 'i} poging tot zelfmoord om
zondhr achterlicht te rijden (om
van stilstaan heelemèal niet te
spreken!) Alleen reeds hei
transport naar een ziekenhuis
is heel wat duurder dan de aan
schaffing van een veilig achter-
lichtl
is onze „Omroeper". Eiken avond weer opnieuw
spreekt hJJ ln 80.000 gezinnen, waar hij steeds
een trouw gehoor vindt. Zaken-Omroepers 50
et, per regel. Particuliere Omroepers 20 ct. per
•.egel. Betrekkingen (gevraagd en. aangeboden)
♦0 ct. per regel.