De Partijvoorzitter
Godsdienst
en persoonlijkheid
Herinneringen
Jhr. Mr. Ch. Ruys
de Beerenbrouck t
I
ZONDAG 19 APRIL 1936
LEEKEPREEKEN
r
De film „Don Bosco
Première in Den Haag
Een goed instrument in
Gods hand
Luchtpost zomerdienst
Herstel van de nachtvluchten
naar Keulen
De margarine-prijs
Aanpassing aan de verminderde
koopkracht bepleit
MR. DR. SCHEPEL VRAAGT
ONTSLAG
Eenvoudig, doch treffend afscheid
van den ontslapen Staatsman
Stoffelijk overschot
overgebracht
De teraardebestelling
Opvolger in Tweede Kamer
KONINGIN EN PRINSES
OP HET LOO
Niet enkel in en voor de maatschappij heb
ben wij te streven naar ontwikkeling
onzer persoonlijkheid, voor ons gods
dienstig leven geldt dit evenzeer, schreven wij
ih een vorige beschouwing. Het gevaar, dat het
Persoonlijke in den mensch vervlakt en afneemt
is voor zeer velen ten opzichte van het religieuse
leven zelfs nog grooter dan bij het maat
schappelijke. Immers in de wereld wordt ons
karakter, ondanks onszelf, herhaaldelijk op de
Proef gesteld. Wij moeten dikwijls vóór of tegen
iets kiezen, kleur bekennen, toonen wie we
zijn. In het godsdienstige is het voor slappe en
laffe personen veel gemakkelijker wrijvingen te
ontloopen, weerstanden uit te schakelen, met
een minimum van plichtsbetrachting te vol
staan en anderen en zichzelf wijs te maken, dat
hien een braaf mensch is, terwijl men in wer
kelijkheid een doode ziel heeft.
Omtrent het persoonlijke in het godsdienstig
leven bestaan veel wanbegrippen en dit is heel
begrijpelijk. De Kerk neemt in het leven van
den katholiek van het eerste oogenblik af, waar
in het verstand tot ontwikkeling is gekomen,
zulk een groote plaats in, dat het persoonlijk
element bij gebrek aan een verstandige gods
dienstige opvoeding gemakkelijk verloren gaat.
Er zijn twee uitersten, welke in het religieu
se leven vermeden moeten worden: het indivi
dualisme, dat zich liefst zooveel mogelijk aan
alle geestelijk gezag onttrekt; dat zichzelf wijs
maakt een ideaal te bereiken door, wat met een
groot gevaarlijk woord genoemd wordt alles en
een ieder tusschen God en eigen zieleleven uit
te schakelen; en het andere uiterste, de sleur,
Waarin men zich laat gaan naar hetgeen opvoe
ding, traditie en milieu bijbrengen zonder eeni-
ge persoonlijke reactie, zonder eigen beleving,
zonder zelfs de geringste belangstelling.
Ziedaar de twee groote klippen, waarop ons
godsdienstig leven stranden kan. Wij leggen op
beide tegelijkertijd nadruk; immers het komt
maar al te veel voor, dat iemand van dit eene
Uiterste in het andere valt. Is dit met ontelbaren
met het geval geweest tijdens de groote refor
matie? Na jaren van een leven van louter sleur
in het godsdienstige, na jaren van enkel vor
mendienst, werden vele duizenden plotseling
overvallen door een religieuse beweging, die het
persoonlijk onderzoek predikte, het centrale
kerkelijk gezag omverwierp en iederen mensch
Vatbaar verklaarde voor de onmiddellijke inspi
ratie van den H. Geest. Zoo zag men in korten
tijd ontelbaren, die jaren lang tegenover Kerk
en godsdienst de grootste onverschilligheid aan
den dag hadden gelegd, opeens ontbranden in
ijver voor de nieuwe leer. De ontroerende litur
gie, de verheven geloofswaarheden, de rijke uit-
deeling der sacramenten, het had hen alles niet
kunnen bekoren in de katholieke kerk; zij sleur
den zich door den algemeen erkenden godsdienst
heen, zonder dezen zelf te beleven. Maar nau
welijks steekt een religieuse beweging het
hoofd op, die weinig kerkeiijken luister, weinig
geestelijken troost, weinig leiding in het gods
dienstig leven biedt, die enkel een beroep doet
op persoonlijke belijdenis en eigen onderzoek,
of duizenden geven zich gewonnen.
Dit gevaar bestond niet enkel in den tijd van
Luther en Calvijn. Wat toen massaal geschiedde
komt individueel nog dagelijks voor. Menschën,
die als goede katholieken bekend stonden, die
meer dan hun minimale godsdienstplichten ver
vulden, die zelfs kerksch waren, blijken op een
goeden dag hun geloof te hebben vaarwel ge
zegd. „Zij doen er niet meer aan" heet het dan
in den volksmond. Wanneer men naar de oor
zaak hiervan zoekt, heeft deze heel dikwijls met
het geloof zelf niets te maken: een meenings-
verschil met den pastoor; een ruzie met een on
derwijzer of onderwijzeres van een katholieke
school; een achteruitzetting in een vakvereeni-
ging; achteruitgang in zaken; onvoldoende hulp
van geloofsgenooten, al deze en dergelijke zui
ver menschelijke overwegingen geven den door
slag om de oude Moederkerk den rug toe te kee-
ren. Men vraagt zich in zulke gevallen met
angst af, hoe weinig gefundeerd blijkbaar het
geloof van duizenden is, hoe weinig invloed de
godsdienst bij zeer velen op het denken en doen
heeft; hoe gering het persoonlijk beleven van
de religie is. Tevens wordt er door verklaard hoe
gemakkelijk in z.g. Roomsche landen een kerk
vervolging kan uitbreken; hoe gewijde tempels
verbrand, kloosters geplunderd, geestelijken ver
jaagd, katholieke scholen opgeheven kunnen
Worden.
In naam was het volk katholiek, uit sleur
gingen nog honderdduizenden naar de kerk; het
Stoken van enkele demagogen, het drijven van
weinige vrijmetselaars is voldoende om van een
katholiek volk in weinig tijds een anti-katholie
ken staat te maken, waarin godloochenaars de
Wetten voorschrijven. Op dezelfde wijze wordt
verklaard, hoe streken met een overwegende of
althans sterke katholieke bevolking in enkele
jaren het beeld van een socialistische of com
munistische gemeenschap opleverden, 't Is ahes
het gebrek aan persoonlijk beleven van den
godsdienst.
In onzen modernen tijd van opeenhooping van
menschen in huurkazernes der groote steden en
den dagelijltschen omgang van de meest hete
rogene elementen in reusachtige ondernemin
gen, in onzen tijd met de snelle verspreiding
Van allerlei soort denkbeelden door drukpers, en
ladio is het gevaar voor geloofsverlies en afval
Van den godsdienst al bijzonder groot. De con-
fectiemensch, die van jongs af slechts in de
sleur van geioofsformules en kerkbezoek wordt
getrokken en wiens persoonlijkheid niet ook in
het godsdienstige gevormd wordt, loopt voor
zijn zieleheil een onverantwoordelijk risico.
Daarom is de vorming van de persoonlijkheid in
de godsdienstige opvoeding van zoo groot be
lang. En daarom is het te betreuren, dat, hoe
noodiger deze vorming wordt, hoe meer zij
Wordt verwaarloosd.
Laten wij een voorbeeld nemen in de lectuur.
Vergelijk de jeugdlectuur en in het algemeen
de leesstof van het katholieke gezin van nu met
die van vroeger. Zoowel de kinderboeken als die
voor groote menschen moeten ontspanning bren
gen, moeten luchtig en toch spannend zijn: zij
mogen geen inspanning van de hersens vergen
en vooral niet vervelend zijn. En onder verve
lend wordt alles verstaan, wat ook maar in de
verte met godsdienst te maken heeft. Hier
door zijn b.v. levens van heiligen, vroeger zoo
geliefd in het katholieke gezin, verboden waar
geworden. Zulke lectuur is immers niets meer
voor een modern mensch, zelfs niet voor een
modern kind! Wat beteekent dit? Dat wij niet
meer leeren, wat een heilige in de gemeenschap
der geloovigen beteekent. En juist die heiligen
kunnen ons zeggen, wat vorming der persoon
lijkheid in het godsdienstige leven is.
In de wereld noemen wij persoonlijkheden de
staatslieden, de financiers, de groot-industriee-
len, de leiders van het economisch leven, kunste
naars en geleerden, die met vasten wil een
eigen weg gaan; die de dagelijksche sleur bre
ken, desnoods de publieke meening durven tar
ten; die hun meer dan middelmatige talenten
ontplooien en in dienst stellen van een groot
doel. In de Kerk zijn de heiligen niet anders.
Wij vinden onder hen de grootste verscheiden
heid, temperamentvolle en zachtzinnige mannen
en vrouwen, zoekers naar stilte en eenzaamheid
en redenaars voor de massa; maagden, die zich
voor alle menschelijke blikken in slotkloosters
onttrekken en een Jeanne d'Arc, die in harnas
aan het hoofd van een leger soldaten rijdt.
Tusschen een zachtmoedige als de apostel Jo
annes en den vurigen Paulus, tusschen een kind-
heilige als Imelda en de Spaansche mystica The-
resia, tusschen Tarcisius en Augustinus, tus
schen Aloysius en Ignatius liggen alle variaties
van de meest verscheiden persoonlijkheden. Zij
allen hebben op hun eigen wijze de hun geschon
ken talenten ontwikkeld; elk op eigen manier
op de ontvangen genade gereageerd. Ieder voor
zich was in zijn godsdienstig leven een persoon
lijkheid. Dat zij de wetten van God en van de
kerk onderhielden; dat zij de godsdienstoefe
ningen bijwoonden sprak vanzelf. Maar naast
het dienen van God gezamenlijk met anderen,
beschouwden zij als hun voomaamsten plicht
de vorming van hun eigen ziel naar het vol
maakte model, Christus. Die persoonlijke heili
ging stond bij alles voorop, zonder deze be
schouwden zij al het andere als nietswaardig,
volgens het woord van Paulus: wat zou het mij
baten anderen gepredikt te hebben en zelf ver
loren te gaan?
Die zelfheiliging vroeg van allen zwaren, per
soonlijken strijd, gedurige waakzaamheid, zelf
verloochening en omgang met God in persoon
lijk gebed. Zoo zijn in de Kerk de duizenden
persoonlijkheden gegroeid, die wij heiligen noe
men.
Ten allen tijde hebben persoonlijkheden de
massa aangetrokken; figuren, die boven het ge
middelde uitsteken, worden tot zelfs in het
uiterlijke nagebootst. Na de Wilhelmsnor kwam
de Hitlerlok; filmsterren geven voor mode en
levensgewoonten den toon aan: hun portret
ten worden als kostbare beelden aan den muur
gehangen. Het ware te wenschen dat, wie in het
godsdienstig leven moeite hebben om een eigen
houding te vinden, om aan eigen ziel een
persoonlijke vorming te geven, hun aandacht
vestigden op de persoonlijkheden in de Kerk, de
heiligen. Daar zijn er in overvloed te vinden,
die eenzelfde karakter hadden als wij, in dezelf
de levensomstandigheden verkeerden, dezelfde
of groot ere moeilijkheden te overwinnen hadden
en die geslaagd zijn.
In onzen tijd van reclame wordt men voort
durend in pakkende annonces aangespoord om
cursussen te volgen, waar men zijn persoonlijk
heid kan ontwikkelen: hoe leer ik mijn verle
genheid af; hoe word ik een volksredenaar, hoe
word ik zakenman?
Gretig wordt naar dergelijke oefeningen ge
grepen: hoe meer het type confectiemensch
toeneemt, hoe grooter het verlangen naar vor
ming van de eigen persoonlijkheid.
Moet het niet bevreemdend genoemd worden,
dat daarbij het voornaamste verwaarloosd wordt?
Karaktervorming en ontwikkeling van den aan
leg voor het maatschappelijk leven is goed;
maar oneindig veel meer waard is vorming van
de ziel, die voor de eeuwigheid bestemd is. De
heiligen namen daarvoor als model Christus,
die in Zijn menschelijke natuur de volmaakte
persoonlijkheid van den mensch heeft uitge
beeld. Is het niet belachelijk, dat zulk een vol
maakt en verheven model op zij wordt gescho
ven voor een prins charming, een nieuwbakken
staatsman of filmster?
LIBRA
vA'-fi i v
Cr
Gisteravond werd in het Trianontheater aan
de Prinsestraat voor het eerst in ons land de
film „Don Bosco" vertoond. Een uitgelezen ge
zelschap uit katholiek Den Haag kwam daartoe,
uitgenoodigd door den Missieprocurator der
eerw. paters Salesianen, pater dr. Ch. Dury, in
de bioscoopzaal bijeen. In vol bisschoppelijk
paars woonde Z. Hoogw. Exc. Mgr. Paolo
Giobbe, pauselijk Internuntius, op den eere
zetel de voorstelling bij. Naast hem hadden
plaats genomen Z. Exc. mr. van Schaik, minis
ter van Justitie, en de hoogeerw. heer Deken
van der Tuyn. Onder de talrijke aanwezigen
merkten wij nog op Hunne Excellenties de ge
zanten van verschillende katholieke landen, de
hoogeerw. heeren Mgr. dr. Th. Verhoeven en
Mgr. P. Groenen, aalmoezenier Noordman, jhr.
van Nispen, oud-gezant in Brussel, en enkele
leden van de Tweede Kamer en van den Ge
meenteraad. Vele priesters uit het dekenaat
waren in de zaal aanwezig.
Na het voorprogramma richtte pater Dury
in het Pransch een kort woord van welkom en
dank tot Mgr. Giobbe, minister van Schaik en
de aanwezige diplomaten, om vervolgens in het
Nederlandsch enkele piëteitvolle en huldigende
woorden te wijden aan den Stichter der Sale
sianen, den Heiligen Don Bosco, wiens vrucht
baar leven hedenavond op het witte doek her
leeft. Pater Dury wees erop, dat ook verschil
lende Nederlandsche priesters in het groote
werk van Don Bosco zijn opgenomen en den
naam van Christus en van hun heiligen Stich
ter verkondigen in de missiën van China, Ja
pan, Congo en Zuid-Amerika.
Over de film zelf, die met groote aandacht
en even groote voldoening werd gevolgd, schreven
wij reeds een uitvoerige en zeer waardeerende
beschouwing. Zij behoort ongetwijfeld tot de
aller-beste films, die in dit genre ooit werden
gemaakt. Zij streeft eerlijk naar een zuivere
uitbeelding van een mooie, aantrekkelijke hei
ligenfiguur.
Bij het plotseling afscheid van het
gave en edele leven van Jhr. mr. Ruys
de Beerenbrouck, dat zoo innig en
zoo trouw verbonden is geweest met het
openbare leven van Nederland en van Ka
tholiek Nederland, doch dat óók aan menig
persoonlijk leven zooveel vriendschap, lei
ding en kracht heeft gegeven, dringen zich
gevoelens van het hart vóór een zakelijke
en nauwkeurige ontleding en schatting van
de feiten en bijzonderheden.
Nu een korte indruk verlangd wordt van
het tijdperk, waarin Jhr. Ruys de Beeren
brouck optrad als Voorzitter van het be
stuur der R.K. Staatspartij zoekt de dierbare
en dankbare herinnering naar een karak
teristieke teekening van deze „ambtsperio
de" van den zoo beminden en vereerden
Partijvoorzitter in de jaren 19251929.
Wie het voorrecht gehad heeft om meer
van nabij de verheven bedoelingen en zui
vere beweegredenen te leeren kennen, die
Jhr. Ruys ook in dien tijd hebben bezield
bij de vervulling van deze, voor de R.K.
Staatspartij zoo gewichtige taak, weet,
dat hij in zijn afscheidsrede van October
1929 een verantwoording van die taak heeft
gegeven, die zijn groote figuur ten voeten
uit teekent.
Het waardeerend afscheidswoord van den
plaatsvervangend Voorzitter heeft hij niet
willen aanvaarden „en gelooft mij, daar
voor ben ik ook niet in Uw midden geko
men" „zonder het groote voorbehoud,
dat iederen mensch past, die tracht te zijn
een goed instrument in Gods hand"
„Dat toch en dat voornamelijk is de drijf
veer geweest, die mij met zooveel animo
en eerlijke belangstelling mijn taak onder
U heeft doen vervullen in het belang van
onze Partij, die ik om haar richting, doel
stelling en werkwijze steeds heb gezien en
nog zie als een organisme van groote natio
nale beteekenis".
„Als een goed instrument in Gods hand"
daarmede is dit rijk bestede leven,
daarmede is in het bijzonder deze periode
uit dit leven geteekend. In hooge en verhe
ven mate was dit leven bovennatuurlijk
gericht en daaraan ontleende het zooveel
animo en eerlijke belangstelling, zooveel
liefde en geestdrift, zooveel overtuiging en
kracht.
Bewust heeft Jhr. Ruys al zijn daden en
ondernemingen gesteld sub specie aeterni-
tatis. Hoezeer hij met die levenshouding
vertrouwd was, was eenieder duidelijk, die
met de blijmoedigheid en kinderlijkheid
van dit nobele en breede karakter in aanra
king kwam.
Jhr. Ruys heeft uit de periode van zijn
Voorzitterschap van de R.K. Staatspartij
een kostbare erfenis nagelaten. Zijn opvat
ting omtrent richting en doelstelling van
de R.K. Staatspartij als een organisme van
groote nationale beteekenis, is maat- en
richting-gevend gebleven voor het nadien
gevoerde beleid. Zijn geest en voorbeeld
hebben geprikkeld tot voortzetting en na
volging. Zijn inzichten en initiatieven ble
ken hechte grondslagen, waarop kon wor
den voortgebouwd.
Het kan niet anders: God zal tevreden
zijn over zijn „instrument".
Deze gedachte van groot en rechtmatig
vertrouwen verzoent ons met dit moeilijke
afscheid, immers zij past bij onze behoefte
aan een uiting van eerbied en groote er
kentelijkheid.
Mr. H. KOLFSCHOTEN
Met ingang van 20 April a.s. wordt in het
luchtpostvervoer de zomerdienstregeling voor
de Europeesche lijnen en eenige aansluitende
buiten-Europeesche lijnen ingevoerd.
De postkantoren verstrekken nadere inlich
tingen omtrent het tijdstip van de laatste bus
lichting, welke aansluiting op een bepaalde
luchtpostverzending geeft.
De aandacht wordt in het bijzonder geves
tigd op de nachtluchtpostverbinding met Keu
len, waar aansluiting op de vliegtuigen naar
Londen en Berlijn wordt verkregen, zoodat de
's avonds geposte correspondentie den volgen
den morgen, o. a. in Londen, in de eerste be
stelling wordt opgenomen,
Voor Europa bestemde brieven en briefkaar
ten worden zonder heffing van luchtrecht, per
luchtpost verzonden, indien daardoor bespoedi
ging in de overkomst wordt verkregen.
Het R.K. Tweede Kamerlid dr. Kortenhorst
heeft aan de ministers van Landbouw en Vis-
scherij en van Handel, Nijverheid en Scheep
vaart gevraagd, of zij in verband met de reeds
ingevoerde verlaging van den accijns op boter,
bereid zijn, ook den prijs der margarine aan te
passen aan de verminderde koopkracht van
breede groepen der bevolking.
Naar ons ter oore komt, heeft mr. dr. C. J.
H. Schepel, raadsheer in den Hoogen Raad
der Nederlanden en president van het Hoog
Militair Gerechtshof, wegens gezondheids
redenen ontslag aangevraagd, als voorzitter
Van de Staatscommissie voor de waterstaats
wetgeving.
Mij wordt verzocht een persoonlijk
woord van herinnering te wijden
aan mijn heengeganen voorzitter.
Ik waardeer dat verzoek en voldoe daar
aan van ganscher harte.
Dinsdag 11 Februari 1936: eerste bijeen
komst van de Kamer na het Kerstreces. Na
een gedwongen rustperiode van vier maan
den zal ik weder voor het eerst de vergade
ring bijwonen. Of ik niet vóór elf uur in het
Kamergebouw aanwezig wilde zijn. De
voorzitter zou op dat uur komen en hij
wilde de eerste zijn, die mij welkom heette.
Prompt elf uur stap ik argeloos mijn werk
kamer binnen om door de tusschendeur
naar het kabinet van den voorzitter te gaan.
Mijn kamer vol bloemen en te midden van
alle ambtenaren de President. Een eenvou
dig, hartelijk toespraakjeen dan een
zichtbaar genieten èn van de verrassing die
op mijn gezicht lag èn van mijn blijheid,
zóó te worden ontvangen. Dagen al had hij
dit voorbereid, met een schier kinderlijk
pleizier. Niemand mocht er afwezig zijn. En
persoonlijk zorgde hij er voor, dat allen
tegen het groote oogenblik zoo stil als mui
zen waren, opdat ik niet op de gang zou
kunnen hooren, dat daar iemand in mijn
kamer was.
Gedurende, mijn ziekteverlof komt de
voorzitter mij buiten opzoeken. Wij drinken
samen koffie, wandelen den geheelen dag
in de bosschen. Hij spreekt mij moed in,
raadt mij, kalmeert mij. Den volgenden dag
krijg ik van hem een brief: „Wel bedankt
voor den pleizierigen dag."
Er is iets scheef geloopen. Excuses. „Niets
zeggen griffier. Fouten maakt ieder die
werkt. Je moet zoo iets wel erg vinden,
maar er nooit bij blijven stilstaan."
Opening van de Staten-Generaal. De
vrouw van een jong ambtenaar, die met
haar twee kinderen in het Kamergebouw
naar den stoet mag komen zien, vertelt aan
haar man: „Zooeven kwam ik een mijnheer
in groot costuum tegen. Hij heeft mij zóó
vriendelijk terecht geholpen!" 't Was de
voorzitter.
Een paar trekjes, maar voldoende om den
mensch Ruijs te zien. x
Eenvoudig, hartelijk, met hen medele
vend, zoo zagen alle ambtenaren van de
Kamer hem, van hoog tot laag.
Is het wonder, dat zij oprecht bedroefd
zijn, en dat in het bijzonder ik, die zoo ver
scheidene jaren eerst als commies-grif
fier, later als griffier voof en met hem
werken mocht, op dit oogenblik meer en
anders voel dan ik in deze regelen tot uiting
kan brengen?
Men heeft mij dezer dagen gezegd, dat
mijn voorzitter mij als een vriend be
schouwde. Dat heeft mij goed gedaan. Mis
schien geeft het mij het recht te zeggen,
dat ik ook hem met grooten eerbied zal
blijven gedenken als een ouderen vriend,
een goeden, hartelijken, oprechten, vader
lijken vriend.
L. A. KESPER,
Griffier van de Tweede
Kamer der St.-Gen.
Op uiterst sobere wijze, een ware
afspiegeling van de persoonlijkheid
^van den overledene, is Zaterdag
namiddag het stoffelijk overschot
van wijlen jhr. mr. Ch. J. M. Ruys
de Beerenbrouck, Minister van Staat
en voorzitter der Tweede Kamer,
vanuit het St. Antoniusgasthuis te
Utrecht, per auto naar het zomer
verblijf der familie te Wichmond, bij
Doetinchem, overgebracht.
In den loopvan den Zaterdag hebben nog 'ver
schillende familieleden van den ontslapene zich
naar Utrecht begeven, om in het St. Antonius
gasthuis een wijle te toeven aan de doods-
sponde. Ook van andere zijde zijn aan de sterf
kamer, waar het stoffelijk overschot van den
overleden staatsman was opgebaard, bezoeken
gebracht.
In den middag, omstreeks vier uur, arri
veerden de heeren mr. Goseling en mr. Kolf
schoten, resp. voorzitter en tweede secre
taris van het dagelijksch bestuur der R.K.
Staatspartij, om daar den betreurden doode
namens de R.K. Staatspartij, waarvoor hij
zulke groote verdiensten heeft, de laatste
eer te bewijzen. Beide heeren vertoefden
eenigen tijd in de sterfkamer, waar 'zij een
korten tijd in gebed verzonken waren.
Even over vier uur kwamen een zoon en een
dochter en de schoonzoon van den overledene
per auto bij het ziekenhuis aan en begaven zich
onmiddellijk naar de sterfkamer van hun over
leden vader. Buiten het ziekenhuis wachtten
enkele belangstellenden, die den diepbetreurden
overledene een stilzwijgend uitgeleide wilden
doen.
Aan de N.V. R.K. Begrafenis-Onderneming te
Utrecht was opdracht verleend, per auto het
stoffelijk overschot naar Wichmond te trans
porteeren. De heer Van de Hoek, directeur der
N.V. Begrafenisonderneming, had van de fa
milie uitdrukkelijk opdracht gekregen alle luxe
of uiterlijk vertoon te vermijden, want de over
brengingsplechtigheid moest een zoo sober mo
gelijk karakter dragen.
Onder doodelijke stilte werd door zes dragers
de massief eikenhouten kist, waarop een massief
koperen kruis, den hoofdingang van het St.
Antoniusziekenhuis uitgedragen. Aan het hoofd
einde op de kist lag een bouquette witte tulpen.
De genoemde familieleden begeleidden de kist
met het stoffelijk overschot tot aan den grooten
diepzwarten auto. Aan de deur stonden twee
eerwaarde zusters, in hun witte ziekenhuis-
kleedij.
De aanwezigen, die zich nu vlak bij den hoofd
ingang geschaard hadden, ontblootten allen
eerbiedig het hoofd. De stilte was tastbaar.
In den eigen auto namen dan de familieleden
plaats en nagestaard door de achterblijvers reed
de droeve stoet langzaam weg. Het geheele
traject naar Wichmond werd langzaam rijdend
afgelegd.
Te ongeveer half acht werd het einddoel der
droeve reize bereikt.
Het personeel van het buiten „Suideras",
wachtte aan de deur den stoet op. Nadat de
kist was opgebaard, vereenigde men zich in ge
bed voor de zielerust van den overledene.
De teraardebestelling van het stoffelijk over
schot, van jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck zal
Dinsdag a.s. geschieden op de R.K. begraaf
plaats te Vierakker, gemeente Warnsveld.
Om half elf zal in de H. Willibrorduskerk al
daar een plechtige Uitvaartdienst gehouden
worden, waarna te elf uur de begrafenis zal
plaats hebben.
Er zullen geen toespraken gehouden worden.
Na afloop der plechtigheid zal er gelegenheid
zijn om de familie Ruys de Beerenbrouck op
Huize „Suideras" te condoleeren.
De Tweede Kamer en de bureaux der Kamer
zullen Dinsdag den geheelen dag gesloten zijn.
Voorts vernemen wij, dat het bezoek dat de
Tweede Kamerleden aan enkele werkverschaf
fingen in Overijsel en Drente zouden brengen,
in overleg met de Regeering, tot een lateren
datum is uitgesteld.
Als lid van de Tweede Kamer zal wijlen jhr.
mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck worden opge
volgd door mr. P. W. H. Truyen te Roermond.
Belgische deelneming
De Belgische gezant te Den Haag heeft
opdracht gekregen, aan de Nederlandsche
Regeering de deelneming van den Koning en
de Regeering van België te betuigen, naar
aanleiding van het overlijden van jhr. Ruys
de Beerenbrouck, die tijdens den oorlog Re-
geeringscommissaris was voor de Belgische
vluchtelingen.
H. M. de Koningin is Zaterdagmiddag om
streeks vier uur per auto uit Den Haag in het
Faleis Het Loo aangekomen. De Prinses is
eenige uren later per auto uit Arnhem op Het
Loo gearriveerd. De vorstelijke personen zullen
tot het midden van deze week op Het Loo ver
blijf houden.