De Partijvoorzitter Godsdienst en persoonlijkheid Herinneringen Jhr. Mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck t I ZONDAG 19 APRIL 1936 LEEKEPREEKEN r De film „Don Bosco Première in Den Haag Een goed instrument in Gods hand Luchtpost zomerdienst Herstel van de nachtvluchten naar Keulen De margarine-prijs Aanpassing aan de verminderde koopkracht bepleit MR. DR. SCHEPEL VRAAGT ONTSLAG Eenvoudig, doch treffend afscheid van den ontslapen Staatsman Stoffelijk overschot overgebracht De teraardebestelling Opvolger in Tweede Kamer KONINGIN EN PRINSES OP HET LOO Niet enkel in en voor de maatschappij heb ben wij te streven naar ontwikkeling onzer persoonlijkheid, voor ons gods dienstig leven geldt dit evenzeer, schreven wij ih een vorige beschouwing. Het gevaar, dat het Persoonlijke in den mensch vervlakt en afneemt is voor zeer velen ten opzichte van het religieuse leven zelfs nog grooter dan bij het maat schappelijke. Immers in de wereld wordt ons karakter, ondanks onszelf, herhaaldelijk op de Proef gesteld. Wij moeten dikwijls vóór of tegen iets kiezen, kleur bekennen, toonen wie we zijn. In het godsdienstige is het voor slappe en laffe personen veel gemakkelijker wrijvingen te ontloopen, weerstanden uit te schakelen, met een minimum van plichtsbetrachting te vol staan en anderen en zichzelf wijs te maken, dat hien een braaf mensch is, terwijl men in wer kelijkheid een doode ziel heeft. Omtrent het persoonlijke in het godsdienstig leven bestaan veel wanbegrippen en dit is heel begrijpelijk. De Kerk neemt in het leven van den katholiek van het eerste oogenblik af, waar in het verstand tot ontwikkeling is gekomen, zulk een groote plaats in, dat het persoonlijk element bij gebrek aan een verstandige gods dienstige opvoeding gemakkelijk verloren gaat. Er zijn twee uitersten, welke in het religieu se leven vermeden moeten worden: het indivi dualisme, dat zich liefst zooveel mogelijk aan alle geestelijk gezag onttrekt; dat zichzelf wijs maakt een ideaal te bereiken door, wat met een groot gevaarlijk woord genoemd wordt alles en een ieder tusschen God en eigen zieleleven uit te schakelen; en het andere uiterste, de sleur, Waarin men zich laat gaan naar hetgeen opvoe ding, traditie en milieu bijbrengen zonder eeni- ge persoonlijke reactie, zonder eigen beleving, zonder zelfs de geringste belangstelling. Ziedaar de twee groote klippen, waarop ons godsdienstig leven stranden kan. Wij leggen op beide tegelijkertijd nadruk; immers het komt maar al te veel voor, dat iemand van dit eene Uiterste in het andere valt. Is dit met ontelbaren met het geval geweest tijdens de groote refor matie? Na jaren van een leven van louter sleur in het godsdienstige, na jaren van enkel vor mendienst, werden vele duizenden plotseling overvallen door een religieuse beweging, die het persoonlijk onderzoek predikte, het centrale kerkelijk gezag omverwierp en iederen mensch Vatbaar verklaarde voor de onmiddellijke inspi ratie van den H. Geest. Zoo zag men in korten tijd ontelbaren, die jaren lang tegenover Kerk en godsdienst de grootste onverschilligheid aan den dag hadden gelegd, opeens ontbranden in ijver voor de nieuwe leer. De ontroerende litur gie, de verheven geloofswaarheden, de rijke uit- deeling der sacramenten, het had hen alles niet kunnen bekoren in de katholieke kerk; zij sleur den zich door den algemeen erkenden godsdienst heen, zonder dezen zelf te beleven. Maar nau welijks steekt een religieuse beweging het hoofd op, die weinig kerkeiijken luister, weinig geestelijken troost, weinig leiding in het gods dienstig leven biedt, die enkel een beroep doet op persoonlijke belijdenis en eigen onderzoek, of duizenden geven zich gewonnen. Dit gevaar bestond niet enkel in den tijd van Luther en Calvijn. Wat toen massaal geschiedde komt individueel nog dagelijks voor. Menschën, die als goede katholieken bekend stonden, die meer dan hun minimale godsdienstplichten ver vulden, die zelfs kerksch waren, blijken op een goeden dag hun geloof te hebben vaarwel ge zegd. „Zij doen er niet meer aan" heet het dan in den volksmond. Wanneer men naar de oor zaak hiervan zoekt, heeft deze heel dikwijls met het geloof zelf niets te maken: een meenings- verschil met den pastoor; een ruzie met een on derwijzer of onderwijzeres van een katholieke school; een achteruitzetting in een vakvereeni- ging; achteruitgang in zaken; onvoldoende hulp van geloofsgenooten, al deze en dergelijke zui ver menschelijke overwegingen geven den door slag om de oude Moederkerk den rug toe te kee- ren. Men vraagt zich in zulke gevallen met angst af, hoe weinig gefundeerd blijkbaar het geloof van duizenden is, hoe weinig invloed de godsdienst bij zeer velen op het denken en doen heeft; hoe gering het persoonlijk beleven van de religie is. Tevens wordt er door verklaard hoe gemakkelijk in z.g. Roomsche landen een kerk vervolging kan uitbreken; hoe gewijde tempels verbrand, kloosters geplunderd, geestelijken ver jaagd, katholieke scholen opgeheven kunnen Worden. In naam was het volk katholiek, uit sleur gingen nog honderdduizenden naar de kerk; het Stoken van enkele demagogen, het drijven van weinige vrijmetselaars is voldoende om van een katholiek volk in weinig tijds een anti-katholie ken staat te maken, waarin godloochenaars de Wetten voorschrijven. Op dezelfde wijze wordt verklaard, hoe streken met een overwegende of althans sterke katholieke bevolking in enkele jaren het beeld van een socialistische of com munistische gemeenschap opleverden, 't Is ahes het gebrek aan persoonlijk beleven van den godsdienst. In onzen modernen tijd van opeenhooping van menschen in huurkazernes der groote steden en den dagelijltschen omgang van de meest hete rogene elementen in reusachtige ondernemin gen, in onzen tijd met de snelle verspreiding Van allerlei soort denkbeelden door drukpers, en ladio is het gevaar voor geloofsverlies en afval Van den godsdienst al bijzonder groot. De con- fectiemensch, die van jongs af slechts in de sleur van geioofsformules en kerkbezoek wordt getrokken en wiens persoonlijkheid niet ook in het godsdienstige gevormd wordt, loopt voor zijn zieleheil een onverantwoordelijk risico. Daarom is de vorming van de persoonlijkheid in de godsdienstige opvoeding van zoo groot be lang. En daarom is het te betreuren, dat, hoe noodiger deze vorming wordt, hoe meer zij Wordt verwaarloosd. Laten wij een voorbeeld nemen in de lectuur. Vergelijk de jeugdlectuur en in het algemeen de leesstof van het katholieke gezin van nu met die van vroeger. Zoowel de kinderboeken als die voor groote menschen moeten ontspanning bren gen, moeten luchtig en toch spannend zijn: zij mogen geen inspanning van de hersens vergen en vooral niet vervelend zijn. En onder verve lend wordt alles verstaan, wat ook maar in de verte met godsdienst te maken heeft. Hier door zijn b.v. levens van heiligen, vroeger zoo geliefd in het katholieke gezin, verboden waar geworden. Zulke lectuur is immers niets meer voor een modern mensch, zelfs niet voor een modern kind! Wat beteekent dit? Dat wij niet meer leeren, wat een heilige in de gemeenschap der geloovigen beteekent. En juist die heiligen kunnen ons zeggen, wat vorming der persoon lijkheid in het godsdienstige leven is. In de wereld noemen wij persoonlijkheden de staatslieden, de financiers, de groot-industriee- len, de leiders van het economisch leven, kunste naars en geleerden, die met vasten wil een eigen weg gaan; die de dagelijksche sleur bre ken, desnoods de publieke meening durven tar ten; die hun meer dan middelmatige talenten ontplooien en in dienst stellen van een groot doel. In de Kerk zijn de heiligen niet anders. Wij vinden onder hen de grootste verscheiden heid, temperamentvolle en zachtzinnige mannen en vrouwen, zoekers naar stilte en eenzaamheid en redenaars voor de massa; maagden, die zich voor alle menschelijke blikken in slotkloosters onttrekken en een Jeanne d'Arc, die in harnas aan het hoofd van een leger soldaten rijdt. Tusschen een zachtmoedige als de apostel Jo annes en den vurigen Paulus, tusschen een kind- heilige als Imelda en de Spaansche mystica The- resia, tusschen Tarcisius en Augustinus, tus schen Aloysius en Ignatius liggen alle variaties van de meest verscheiden persoonlijkheden. Zij allen hebben op hun eigen wijze de hun geschon ken talenten ontwikkeld; elk op eigen manier op de ontvangen genade gereageerd. Ieder voor zich was in zijn godsdienstig leven een persoon lijkheid. Dat zij de wetten van God en van de kerk onderhielden; dat zij de godsdienstoefe ningen bijwoonden sprak vanzelf. Maar naast het dienen van God gezamenlijk met anderen, beschouwden zij als hun voomaamsten plicht de vorming van hun eigen ziel naar het vol maakte model, Christus. Die persoonlijke heili ging stond bij alles voorop, zonder deze be schouwden zij al het andere als nietswaardig, volgens het woord van Paulus: wat zou het mij baten anderen gepredikt te hebben en zelf ver loren te gaan? Die zelfheiliging vroeg van allen zwaren, per soonlijken strijd, gedurige waakzaamheid, zelf verloochening en omgang met God in persoon lijk gebed. Zoo zijn in de Kerk de duizenden persoonlijkheden gegroeid, die wij heiligen noe men. Ten allen tijde hebben persoonlijkheden de massa aangetrokken; figuren, die boven het ge middelde uitsteken, worden tot zelfs in het uiterlijke nagebootst. Na de Wilhelmsnor kwam de Hitlerlok; filmsterren geven voor mode en levensgewoonten den toon aan: hun portret ten worden als kostbare beelden aan den muur gehangen. Het ware te wenschen dat, wie in het godsdienstig leven moeite hebben om een eigen houding te vinden, om aan eigen ziel een persoonlijke vorming te geven, hun aandacht vestigden op de persoonlijkheden in de Kerk, de heiligen. Daar zijn er in overvloed te vinden, die eenzelfde karakter hadden als wij, in dezelf de levensomstandigheden verkeerden, dezelfde of groot ere moeilijkheden te overwinnen hadden en die geslaagd zijn. In onzen tijd van reclame wordt men voort durend in pakkende annonces aangespoord om cursussen te volgen, waar men zijn persoonlijk heid kan ontwikkelen: hoe leer ik mijn verle genheid af; hoe word ik een volksredenaar, hoe word ik zakenman? Gretig wordt naar dergelijke oefeningen ge grepen: hoe meer het type confectiemensch toeneemt, hoe grooter het verlangen naar vor ming van de eigen persoonlijkheid. Moet het niet bevreemdend genoemd worden, dat daarbij het voornaamste verwaarloosd wordt? Karaktervorming en ontwikkeling van den aan leg voor het maatschappelijk leven is goed; maar oneindig veel meer waard is vorming van de ziel, die voor de eeuwigheid bestemd is. De heiligen namen daarvoor als model Christus, die in Zijn menschelijke natuur de volmaakte persoonlijkheid van den mensch heeft uitge beeld. Is het niet belachelijk, dat zulk een vol maakt en verheven model op zij wordt gescho ven voor een prins charming, een nieuwbakken staatsman of filmster? LIBRA vA'-fi i v Cr Gisteravond werd in het Trianontheater aan de Prinsestraat voor het eerst in ons land de film „Don Bosco" vertoond. Een uitgelezen ge zelschap uit katholiek Den Haag kwam daartoe, uitgenoodigd door den Missieprocurator der eerw. paters Salesianen, pater dr. Ch. Dury, in de bioscoopzaal bijeen. In vol bisschoppelijk paars woonde Z. Hoogw. Exc. Mgr. Paolo Giobbe, pauselijk Internuntius, op den eere zetel de voorstelling bij. Naast hem hadden plaats genomen Z. Exc. mr. van Schaik, minis ter van Justitie, en de hoogeerw. heer Deken van der Tuyn. Onder de talrijke aanwezigen merkten wij nog op Hunne Excellenties de ge zanten van verschillende katholieke landen, de hoogeerw. heeren Mgr. dr. Th. Verhoeven en Mgr. P. Groenen, aalmoezenier Noordman, jhr. van Nispen, oud-gezant in Brussel, en enkele leden van de Tweede Kamer en van den Ge meenteraad. Vele priesters uit het dekenaat waren in de zaal aanwezig. Na het voorprogramma richtte pater Dury in het Pransch een kort woord van welkom en dank tot Mgr. Giobbe, minister van Schaik en de aanwezige diplomaten, om vervolgens in het Nederlandsch enkele piëteitvolle en huldigende woorden te wijden aan den Stichter der Sale sianen, den Heiligen Don Bosco, wiens vrucht baar leven hedenavond op het witte doek her leeft. Pater Dury wees erop, dat ook verschil lende Nederlandsche priesters in het groote werk van Don Bosco zijn opgenomen en den naam van Christus en van hun heiligen Stich ter verkondigen in de missiën van China, Ja pan, Congo en Zuid-Amerika. Over de film zelf, die met groote aandacht en even groote voldoening werd gevolgd, schreven wij reeds een uitvoerige en zeer waardeerende beschouwing. Zij behoort ongetwijfeld tot de aller-beste films, die in dit genre ooit werden gemaakt. Zij streeft eerlijk naar een zuivere uitbeelding van een mooie, aantrekkelijke hei ligenfiguur. Bij het plotseling afscheid van het gave en edele leven van Jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck, dat zoo innig en zoo trouw verbonden is geweest met het openbare leven van Nederland en van Ka tholiek Nederland, doch dat óók aan menig persoonlijk leven zooveel vriendschap, lei ding en kracht heeft gegeven, dringen zich gevoelens van het hart vóór een zakelijke en nauwkeurige ontleding en schatting van de feiten en bijzonderheden. Nu een korte indruk verlangd wordt van het tijdperk, waarin Jhr. Ruys de Beeren brouck optrad als Voorzitter van het be stuur der R.K. Staatspartij zoekt de dierbare en dankbare herinnering naar een karak teristieke teekening van deze „ambtsperio de" van den zoo beminden en vereerden Partijvoorzitter in de jaren 19251929. Wie het voorrecht gehad heeft om meer van nabij de verheven bedoelingen en zui vere beweegredenen te leeren kennen, die Jhr. Ruys ook in dien tijd hebben bezield bij de vervulling van deze, voor de R.K. Staatspartij zoo gewichtige taak, weet, dat hij in zijn afscheidsrede van October 1929 een verantwoording van die taak heeft gegeven, die zijn groote figuur ten voeten uit teekent. Het waardeerend afscheidswoord van den plaatsvervangend Voorzitter heeft hij niet willen aanvaarden „en gelooft mij, daar voor ben ik ook niet in Uw midden geko men" „zonder het groote voorbehoud, dat iederen mensch past, die tracht te zijn een goed instrument in Gods hand" „Dat toch en dat voornamelijk is de drijf veer geweest, die mij met zooveel animo en eerlijke belangstelling mijn taak onder U heeft doen vervullen in het belang van onze Partij, die ik om haar richting, doel stelling en werkwijze steeds heb gezien en nog zie als een organisme van groote natio nale beteekenis". „Als een goed instrument in Gods hand" daarmede is dit rijk bestede leven, daarmede is in het bijzonder deze periode uit dit leven geteekend. In hooge en verhe ven mate was dit leven bovennatuurlijk gericht en daaraan ontleende het zooveel animo en eerlijke belangstelling, zooveel liefde en geestdrift, zooveel overtuiging en kracht. Bewust heeft Jhr. Ruys al zijn daden en ondernemingen gesteld sub specie aeterni- tatis. Hoezeer hij met die levenshouding vertrouwd was, was eenieder duidelijk, die met de blijmoedigheid en kinderlijkheid van dit nobele en breede karakter in aanra king kwam. Jhr. Ruys heeft uit de periode van zijn Voorzitterschap van de R.K. Staatspartij een kostbare erfenis nagelaten. Zijn opvat ting omtrent richting en doelstelling van de R.K. Staatspartij als een organisme van groote nationale beteekenis, is maat- en richting-gevend gebleven voor het nadien gevoerde beleid. Zijn geest en voorbeeld hebben geprikkeld tot voortzetting en na volging. Zijn inzichten en initiatieven ble ken hechte grondslagen, waarop kon wor den voortgebouwd. Het kan niet anders: God zal tevreden zijn over zijn „instrument". Deze gedachte van groot en rechtmatig vertrouwen verzoent ons met dit moeilijke afscheid, immers zij past bij onze behoefte aan een uiting van eerbied en groote er kentelijkheid. Mr. H. KOLFSCHOTEN Met ingang van 20 April a.s. wordt in het luchtpostvervoer de zomerdienstregeling voor de Europeesche lijnen en eenige aansluitende buiten-Europeesche lijnen ingevoerd. De postkantoren verstrekken nadere inlich tingen omtrent het tijdstip van de laatste bus lichting, welke aansluiting op een bepaalde luchtpostverzending geeft. De aandacht wordt in het bijzonder geves tigd op de nachtluchtpostverbinding met Keu len, waar aansluiting op de vliegtuigen naar Londen en Berlijn wordt verkregen, zoodat de 's avonds geposte correspondentie den volgen den morgen, o. a. in Londen, in de eerste be stelling wordt opgenomen, Voor Europa bestemde brieven en briefkaar ten worden zonder heffing van luchtrecht, per luchtpost verzonden, indien daardoor bespoedi ging in de overkomst wordt verkregen. Het R.K. Tweede Kamerlid dr. Kortenhorst heeft aan de ministers van Landbouw en Vis- scherij en van Handel, Nijverheid en Scheep vaart gevraagd, of zij in verband met de reeds ingevoerde verlaging van den accijns op boter, bereid zijn, ook den prijs der margarine aan te passen aan de verminderde koopkracht van breede groepen der bevolking. Naar ons ter oore komt, heeft mr. dr. C. J. H. Schepel, raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlanden en president van het Hoog Militair Gerechtshof, wegens gezondheids redenen ontslag aangevraagd, als voorzitter Van de Staatscommissie voor de waterstaats wetgeving. Mij wordt verzocht een persoonlijk woord van herinnering te wijden aan mijn heengeganen voorzitter. Ik waardeer dat verzoek en voldoe daar aan van ganscher harte. Dinsdag 11 Februari 1936: eerste bijeen komst van de Kamer na het Kerstreces. Na een gedwongen rustperiode van vier maan den zal ik weder voor het eerst de vergade ring bijwonen. Of ik niet vóór elf uur in het Kamergebouw aanwezig wilde zijn. De voorzitter zou op dat uur komen en hij wilde de eerste zijn, die mij welkom heette. Prompt elf uur stap ik argeloos mijn werk kamer binnen om door de tusschendeur naar het kabinet van den voorzitter te gaan. Mijn kamer vol bloemen en te midden van alle ambtenaren de President. Een eenvou dig, hartelijk toespraakjeen dan een zichtbaar genieten èn van de verrassing die op mijn gezicht lag èn van mijn blijheid, zóó te worden ontvangen. Dagen al had hij dit voorbereid, met een schier kinderlijk pleizier. Niemand mocht er afwezig zijn. En persoonlijk zorgde hij er voor, dat allen tegen het groote oogenblik zoo stil als mui zen waren, opdat ik niet op de gang zou kunnen hooren, dat daar iemand in mijn kamer was. Gedurende, mijn ziekteverlof komt de voorzitter mij buiten opzoeken. Wij drinken samen koffie, wandelen den geheelen dag in de bosschen. Hij spreekt mij moed in, raadt mij, kalmeert mij. Den volgenden dag krijg ik van hem een brief: „Wel bedankt voor den pleizierigen dag." Er is iets scheef geloopen. Excuses. „Niets zeggen griffier. Fouten maakt ieder die werkt. Je moet zoo iets wel erg vinden, maar er nooit bij blijven stilstaan." Opening van de Staten-Generaal. De vrouw van een jong ambtenaar, die met haar twee kinderen in het Kamergebouw naar den stoet mag komen zien, vertelt aan haar man: „Zooeven kwam ik een mijnheer in groot costuum tegen. Hij heeft mij zóó vriendelijk terecht geholpen!" 't Was de voorzitter. Een paar trekjes, maar voldoende om den mensch Ruijs te zien. x Eenvoudig, hartelijk, met hen medele vend, zoo zagen alle ambtenaren van de Kamer hem, van hoog tot laag. Is het wonder, dat zij oprecht bedroefd zijn, en dat in het bijzonder ik, die zoo ver scheidene jaren eerst als commies-grif fier, later als griffier voof en met hem werken mocht, op dit oogenblik meer en anders voel dan ik in deze regelen tot uiting kan brengen? Men heeft mij dezer dagen gezegd, dat mijn voorzitter mij als een vriend be schouwde. Dat heeft mij goed gedaan. Mis schien geeft het mij het recht te zeggen, dat ik ook hem met grooten eerbied zal blijven gedenken als een ouderen vriend, een goeden, hartelijken, oprechten, vader lijken vriend. L. A. KESPER, Griffier van de Tweede Kamer der St.-Gen. Op uiterst sobere wijze, een ware afspiegeling van de persoonlijkheid ^van den overledene, is Zaterdag namiddag het stoffelijk overschot van wijlen jhr. mr. Ch. J. M. Ruys de Beerenbrouck, Minister van Staat en voorzitter der Tweede Kamer, vanuit het St. Antoniusgasthuis te Utrecht, per auto naar het zomer verblijf der familie te Wichmond, bij Doetinchem, overgebracht. In den loopvan den Zaterdag hebben nog 'ver schillende familieleden van den ontslapene zich naar Utrecht begeven, om in het St. Antonius gasthuis een wijle te toeven aan de doods- sponde. Ook van andere zijde zijn aan de sterf kamer, waar het stoffelijk overschot van den overleden staatsman was opgebaard, bezoeken gebracht. In den middag, omstreeks vier uur, arri veerden de heeren mr. Goseling en mr. Kolf schoten, resp. voorzitter en tweede secre taris van het dagelijksch bestuur der R.K. Staatspartij, om daar den betreurden doode namens de R.K. Staatspartij, waarvoor hij zulke groote verdiensten heeft, de laatste eer te bewijzen. Beide heeren vertoefden eenigen tijd in de sterfkamer, waar 'zij een korten tijd in gebed verzonken waren. Even over vier uur kwamen een zoon en een dochter en de schoonzoon van den overledene per auto bij het ziekenhuis aan en begaven zich onmiddellijk naar de sterfkamer van hun over leden vader. Buiten het ziekenhuis wachtten enkele belangstellenden, die den diepbetreurden overledene een stilzwijgend uitgeleide wilden doen. Aan de N.V. R.K. Begrafenis-Onderneming te Utrecht was opdracht verleend, per auto het stoffelijk overschot naar Wichmond te trans porteeren. De heer Van de Hoek, directeur der N.V. Begrafenisonderneming, had van de fa milie uitdrukkelijk opdracht gekregen alle luxe of uiterlijk vertoon te vermijden, want de over brengingsplechtigheid moest een zoo sober mo gelijk karakter dragen. Onder doodelijke stilte werd door zes dragers de massief eikenhouten kist, waarop een massief koperen kruis, den hoofdingang van het St. Antoniusziekenhuis uitgedragen. Aan het hoofd einde op de kist lag een bouquette witte tulpen. De genoemde familieleden begeleidden de kist met het stoffelijk overschot tot aan den grooten diepzwarten auto. Aan de deur stonden twee eerwaarde zusters, in hun witte ziekenhuis- kleedij. De aanwezigen, die zich nu vlak bij den hoofd ingang geschaard hadden, ontblootten allen eerbiedig het hoofd. De stilte was tastbaar. In den eigen auto namen dan de familieleden plaats en nagestaard door de achterblijvers reed de droeve stoet langzaam weg. Het geheele traject naar Wichmond werd langzaam rijdend afgelegd. Te ongeveer half acht werd het einddoel der droeve reize bereikt. Het personeel van het buiten „Suideras", wachtte aan de deur den stoet op. Nadat de kist was opgebaard, vereenigde men zich in ge bed voor de zielerust van den overledene. De teraardebestelling van het stoffelijk over schot, van jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck zal Dinsdag a.s. geschieden op de R.K. begraaf plaats te Vierakker, gemeente Warnsveld. Om half elf zal in de H. Willibrorduskerk al daar een plechtige Uitvaartdienst gehouden worden, waarna te elf uur de begrafenis zal plaats hebben. Er zullen geen toespraken gehouden worden. Na afloop der plechtigheid zal er gelegenheid zijn om de familie Ruys de Beerenbrouck op Huize „Suideras" te condoleeren. De Tweede Kamer en de bureaux der Kamer zullen Dinsdag den geheelen dag gesloten zijn. Voorts vernemen wij, dat het bezoek dat de Tweede Kamerleden aan enkele werkverschaf fingen in Overijsel en Drente zouden brengen, in overleg met de Regeering, tot een lateren datum is uitgesteld. Als lid van de Tweede Kamer zal wijlen jhr. mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck worden opge volgd door mr. P. W. H. Truyen te Roermond. Belgische deelneming De Belgische gezant te Den Haag heeft opdracht gekregen, aan de Nederlandsche Regeering de deelneming van den Koning en de Regeering van België te betuigen, naar aanleiding van het overlijden van jhr. Ruys de Beerenbrouck, die tijdens den oorlog Re- geeringscommissaris was voor de Belgische vluchtelingen. H. M. de Koningin is Zaterdagmiddag om streeks vier uur per auto uit Den Haag in het Faleis Het Loo aangekomen. De Prinses is eenige uren later per auto uit Arnhem op Het Loo gearriveerd. De vorstelijke personen zullen tot het midden van deze week op Het Loo ver blijf houden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 5