Achttal wetsontwerpen in
bespreking
30 APRIL a.s.
DE KATHOLIEKE BIJBEL
ÉÉN BOEK VAN HANDIG FORMAAT
TEULINGS' UITGEVERS-MIJ.
BESTEMD VOOR IEDER ONTWIKKELD KATHOLIEK
DE 4e SEPTEMBER
ALLE WERDEN GOED
GEKEURD
V HERTOGENBOSCH
DONDERDAG 23 APRIL 1936
EERSTE KAMER
O-m. is aangenomen het ontwerp
tot regeling van koop
op afbetaling
Bescherming tegen
luchtaanvallen
Curagao en Suriname
Koop op afbetaling
Landbouwcrisisfonds
voor 1936
Voorloopig verslag der Eerste
Kamer over de begrooting
Regelend optreden noodig
wordt aan intekenaren verzonden de tweede aflevering van
Gelijk de eerste omvat de tweede aflevering wederom 256 bladzijden. Daarmede zijn
thans de historische boeken tot en met het vierde boek der Koningen afgesloten.
De Katholieke Bijbel is een vertaling uit de Griekse en Hebreeuwse grondtekst van de
volledige boeken van het Oude en het Nieuwe Vérbond,
Deze bijbelvertaling is een uitgave van de Nederlandsche Franciscanen.
De vertaling is opgedragen aan Dr. LAETUS HIMMELREICH O.F.M. e.a.
Zij verschijnt in 8 afleveringen. Het gehele werk komt gereed in omstreeks twee jaren.
De 8 afleveringen vormen te zamen
Intekenprijs per aflevering 90 ets. Bij de 8e aflev. wordt een band gratis bijgeleverd.
Men tekent in op het gehele werk bij de boekhandel en bij
Ontslag ambtenaren
Bezoek aan Goerree en
Overflakkee
ONTSLAGEN BIJ KWATTA
OPGESCHORT
Koningin en Prinses
REIZEN NAAR LUXEMBURG
Oud paspoort voldoende
KLUISKELDER KOST f 30.000
Kerkelijk Leven
Pastoor A. Suijs
Benoemd tot Geheim Kamerheer
van den Paus
KERKWIJDING TE DEN BOSCH
DIENSTBODENVRAAGSTUK
De kwestie der opleiding
UIT DE STAATSCOURANT
Onderscheidingen
Ziektewet
Posterijen
Adel
DEN HAAG, 22 April 1936.
De Eerste Kamer werkte zich in eenige uren
door een agenda van acht punten heen. De
vereeniging van de gemeenten Beverwijk en
Wijk aan Zee en Duin, welke des middags aan
het slot kwam, was het eenige punt, dat zon
der eenige opmerking werd goedgekeurd. De
andere zeven ontwerpen echter, al kregen ze
alle zonder hoofdelijke stemming het fiat van
den Senaat, gaven elk aanleiding tot eenige ge-
dachtenwisseling.
Een tweetal naturalisatie-ontwerpen was
daaronder, waarbij de Christelijk-Historische
afgevaardigde De Gijselaer zijn gebruikelijke
bezwaren inbracht tegen de zijns inziens te
groote coulance, betracht tegenover Candida-
ten, die vroeger Nederlander zijn geweest,
doch door nonchalance de Nederlandsche na
tionaliteit verloren hebben. Bij de begrooting
van het Werkloosheidssubsidiefonds kwam de
sociaal-democraat De Zeeuw, in verband met
de verlaging van het subsidiepercentage van 90
tot 85 pCt., voor de gemeenten met uitzonder
lijk hooge werkloosheidsuitgaven op, welk pleit
door minister OUD bejegend werd met de op
merking, dat het Rijk nu eenmaal ten aanzien
van deze uitgaven aan een beperkt bedrag ge
bonden is, maar dat voor de zwaai' getroffen
gemeenten de mogelijkheid van de zoogenaam
de subjectieve bijdrage open blijft, waardoor in
bepaalde gevallen het subsidie tot 99 pCt. van
de werkloosheidsuitgaven stijgen kan.
En bij de goedkeuring van het in 1926 te
Erussel gesloten verdrag tot vaststelling van
eenige uniforme rechtsregelen betreffende de
immuniteit van staatsschepen bepleitte de li
beraal mr. Knottenbelt opnieuw, dat Nederland
°ok de andere te Brussel gesloten verdragen op
bet gebied var. het zeerecht zal ratificeeren.
Minister VAN SCHAIK zeide ook thans,
daarvoor niet veel te voelen, omdat nog in
1926 ons eigen nationale zeerecht geheel is om
gewerkt en aan moderne eischen aangepast.
In stede van de nieuwe algeheele verandering,
die uit de ratificatie der bedoelde verdragen
noodzakelijk zou voortvloeien, wil hij echter
Wel eenige wijziging aanbrengen in de bepalin
gen nopens de aansprakelijkheid van den ree
der. De heer Knottenbelt toonde zich daardoor
slechts ten deele voldaan.
De herziening van de Staatsregelingen van
Curagao en Suriname bracht korte beschou
wingen van den Christelijk-Historischen frac
tievoorzitter Prof. DE SAVORNIN LOHMAN
en den liberaal mr. KNOTTENBELT. De eer
ste legde nog eens nadruk op het groote belang
van de eerst op aandrang der Tweede Kamer
ingevoegde bepaling, dat ook de gouverneurs
Van deze gewesten de aanwijzingen des Ko-
hings hebben in acht te nemen bij hun be
stuur. De heer Lohman ziet in deze bepaling,
die uitdrukt, dat de leiding bij Nederland be
rust, een van de grondslagen van ons impe
rium.
Dr. COLIJN echter bekijkt de zaak ietwat
anders. Hij oordeelt, dat de gedachte, in de
bepaling neergelegd, vanzelf al voortvloeit uit
het feit, dat de minister van Koloniën uitein
delijk verantwoordelijk blijft voor al de daden
der gouverneurs. En hij heeft in de West-Indi
sche Regeeringsreglementen de bepaling dan
ook alleen opgenomen, omdat zij nu eenmaal
ook in de Oost-Indische Staatsregeling staat.
Mr. Knottenbelt, bij wiens hulde aan het
adres van den afgetreden gouverneur van Cu
rasao dr. Colijn zich van harte aansloot, heeft
hog eens geopperd, den naam van dit gewest te
Wijzigen in „Nederlandsche Antillen", omdat er
Immers ook andere eilanden zijn. Dezen al eer
der geuiten wensch heeft de minister inmiddels
reeds doorgegeven aan de commissie tot Grond-
Wetsherziening. Een andere wensch, door den-
ïelfden afgevaardigde uitgesproken, n.m. de
Wering van revolutionnairen uit de vertegen
woordigende organen in West-Indië, wacht
oveneens op den afloop van het werk der
Grondwet-commissie. Deze beziet immers dit
Probleem voor Nederland. En als het is opge
lost voor het Moederland, volgen de overzee-
sche gebieden vanzelf.
Ook de wettelijke regeling van den koop op af
betaling bracht twee sprekers. De katholieke af
gevaardigde Jhr. VAN SASSEVAN YSSELT
hoewel hij deze week 84 jaar werd, nog altijd
even monter en scherp van geest juichte de
ontwerpen toe, al vond hij de positie van den
kooper hier en daar b.v. door de verleening
van het recht tot inlossing, nadat de verkooper
wegens zijn ingebreke blijven de zaak reeds
heeft teruggenomen, ietwat te sterk ge
maakt en al vreesde hij, dat de kantonrechter,
nu ook deze zaken alweer aan hem worden op
gedragen, langzamerhand het werk niet af zal
kunnen.
Minister VAN SCHAIK evenwel heeft voor
deze eenmansrechtspraak een zwak, omdat zij
viug werkt en zonder veel formaliteiten en om
dat het direct contact tusschen den kanton
rechter en de partijen zoo gunstig is. Mochten
sommige kantonrechters het gaandeweg te druk
krijgen, dan, aldus de minister, kan men hun
assistentie geven.
De N.S.B.-ers lieten weder aanteekenen, dat
zij tegen waren. Mr. VAN VESSEM gaf een
schildering van het afbetalingsstelsel, welke in
derdaad zijn wensch, dat het met wortel en tak
zou worden uitgeroeid, rechtvaardigen zou, in
dien de schildering juist was geweest. Maar dat
was zij niet. Minister VAN SCHAIK somde van
het stelsel ook eenige uitgesproken goede zij
den op en wees mr. Van Vessem's voorstelling
af, als zouden alle koopers op afbetaling
eigenlijk zoo ongeveer zwakzinnig zijn. Ook
wraakte hij, dat de N.S.B.-ers, indien het stel
sel dan werkelijk zóó slecht was, althans niet
wilden meegaan met een bestrijding van de mis
bruiken.
Ten slotte het ontwerp tot bescherming van
de burgerbevolking tegen luchtaanvallen. Ook
hier twee sprekers. Prof. VAN EMBDEN, die in
de beslissing van het congres zijner partij geen
aanleiding zeide te zien, om op te houden met
zijn propaganda voor de eenzijdige ontwapening
en die zelfs van deze luchtbescherming alweer
allerlei nadeelige gevolgen zag opdoemen, ging
ten slotte mede, omdat door het ontwerp de
maatregelen, die anders toch zullen worden
getroffen door het publiek, althans officieele
leiding zullen krijgen. En de N.S.B.-er DE
MARCHANT ET DANSEMBOURG keurde de
voorgestelde maatregelen ten slotte ook goed, al
had hij liever alle kosten door het Rijk zien
dragen en al had naar zijn meening de organi
satie van dezen dienst niet aan het burgerlijk
bestuur, maar aan de legerleiding moeten zijn
opgedragen.
Veel te verdedigen was er dus niet voor mi
nister DE WILDE. Hij wees er nog eens op, dat
deze zaak met de vraag van de landsverdediging
eigenlijk niets te maken heeft en dat door het
ontwerp alleen vorm en organisatie gegeven
wordt aan hetgeen ten aanzien van een nu
eenmaal niet weg te cijferen gevaar leeft en
werkt in breede kringen van ons volk.
Aan het voorloopig verslag van de Eerste
Kamer over de begrooting van het Landbouw
crisisfonds voor 1936, is ontleend, dat verschei
dene leden verklaarden, zich slechts zeer ten
deele te kunnen vereenigen met de door de
regeering gevoerde landbouwcrisispolitiek, die
dwars ingaat tegen het streven naar aanpas
sing van de prijzen aan een lager niveau van
uitgaven.
Zij duchtten dan ook, dat de door de regee
ring voorgestane politiek van aanpassing, ge
let op de wijze, waarop de landbouw thans
wordt gesteund, niet zal slagen. Zij erkenden,
dat als overgangsmaatregel die steun niet uit
blijven kan en dat men de nadeelen, daaraan
verbonden, tijdelijk heeft te aanvaarden. Daar
tegenover stelden zij evenwel, dat bij het huidige
stelsel van steunverleening de crisis blijft
voortwoekeren, zonder dat eenig uitzicht wordt
geopend op beëindiging van den daaruit ont-
stanen onbevredigenden toestand.
Sommige andere leden betreurden eveneens,
dat in de landbouwcrisispolitiek van de re
geering de vaste lijn ontbreekt en waren van
meening, dat de minister meer moet streven
naar ordening in productie en distributie.
Meerdere leden betoogden, dat de landbouw
crisispolitiek in haar huidigen vorm een ge
volg is van onze onjuiste handelspolitiek.
Aan verhooging van de invoerrechten gaven
zij verre de voorkeur boven het ingewikkelde
stelsel, dat wij thans op het gebied van den
landbouwsteun hebben.
Weder andere leden verklaarden, zich met
de tegenwoordige landbouwcrisispolitiek wel te
kunnen vereeniging. Zij spraken als hun over
tuiging uit, dat een regelend optreden van
overheidswege ten aanzien van de prijzen der
landbouwproducten en in verband daarmede
verleening van steun aan land- en tuinbouw
bedrijven vooralsnog, in het algemeen lands
belang, niet kan worden gemist.
Eenige leden opperden bezwaren tegen de
huns inziens te streng toegepaste centralisatie
bij de landbouwcrisispolitiek, welke belemme
rend werkt op de vrijheid van dc betrokkenen.
Sommige leden herinnerden aan de benarde
positie, waarin de landarbeiders verkeeren en
het feit, dat de werkloosheid stijgende is, mede,
doordat steeds meer landarbeid door machines
wordt verricht.
Verscheidene leden verzochten den minister
„Ik meen deze vertaling met opzet als „goed" te moeten
qualificeren. Hoofdzaak blijft toch de vraag of de geboden
vertaling beantwoordt aan de opzet, waarmede die is
vervaardigd en uitgegeven. Daarop meen ik bevestigend
te kunnen antwoorden". (De Maasbode)
P. GROENEN, Oud-prof. in de H. Schrift aan
het groot-Seminarie te Warmond
„Wie verstandig en in goede gesteltenis de Bijbel
leest, hij zal ondervinden, dat de H. Schrift niet alleen
is een boomgaard van Goddelijke Openbaring, maar
ook een bloementuin van dichterlijke schoonheid".
(De Maasbode) P. GROENEN.
met den meesten spoed te bevorderen, dat
voor de kleine boeren een regeling tot stand
komt voor de z.g. tewerkstelling op eigen be
drijf met toekenning van 2/3 van het loon in
werkverschaffing.
Eenige leden betreurden, dat de richtprijs van
tarwe van 10 tot ƒ9 Is verlaagd.
Opnieuw wezen verschillende leden op de
hcoge distributiekosten van groenten en fruit
en op de wenschelijkheid, dat in het bestaan
de stelsel spoedig wijziging wordt gebracht.
Sommige leden vroegen of de minister van
plan is een heffing voor groenten en fruit in
te voeren. Deze leden meenden, voor het geval
dit voornemen inderdaad mocht bestaan, in
tijds het invoeren van zulk een heffing met
grooten ernst te moeten ontraden.
Verschillende leden drongen aan op maat
regelen om den zoo schadelijken export van
boter naar Engeland te beëindigen.
Verschillende leden spraken de hoop uit, dat
de minister niet zal toegeven aan den drang
om de bemoeiingen van de regeering ten aan
zien van de varkenshouderij geheel of ten deele
te beëindigen.
Verschillende leden achtten de verschaffing
van eieren uit koelhuizen onvoldoende vervan
ging van de verstrekking van vleesch.
Eenige leden meenden, dat grond bestaat
voor de vrees, dat door de bevoorrechte positie,
welke de baconfabrikanten hebben verkregen,
binnen korten tijd niet alleen tal van vleesch-
warenfabrikanten en grossiers in varkens»
vleesch noodlijdend zullen zijn geworden, docü
dat zelfs een aantal dezer bedrijven zal moeten
worden gesloten.
Of er in wettelijken zin al dan niet, „drin
gende reden" was tot onverwijlde verbreking der
dienstbetrekking van een viertal juridische
ambtenaren, scheen eenigen leden van onder
geschikt belang. Ook dat de ambtenaar van het
Landbouwcrisisbureau, tegen wiens optreden
grieven bestonden, op een andere plaats in den
crisisdienst werkzaam was gesteld, raakte niet
de hoofdzaak.
Waar het op aankwam, was te weten welke
misstanden of wanverhoudingen deze vier ju
risten gezamenlijk hadden genoopt tot het op
geven hunner ambtelijke positie.
In aansluiting daarop verzochten deze leden
antwoord op de vragen, waarom en waarheen de
bedoelde ambtenaar is overgeplaatst, alsmede
of niet een andere ambtenaar naar aanleiding
van het rapportSchepel is ontslagen en zoo
ja, waarom.
Verscheidene leden zouden gaarne vernemen,
welke waarde moet worden toegekend aan een
bericht naar aanleiding van de stichting te
Londen van een Nederlandsch en Nederlandsch-
Indisch informatiebureau.
Naar daarbij verluidt, zou namelijk hét be
drag van ruim f 25.000, voornamelijk ten goe
de zijn gekomen aan het vroegere particuliere,
zoogenaamde varkensbureau in de Britsche
hoofdstad. Deze instelling zou hare voortzetting
hebben gevonden in vorengenoemd informatie
bureau en er zou aan dit bureau 'n jaarlijksch
subsidie van 3000 pond sterling uit 's rijks kas
hetgeen in casu wil zeggen: uit het Land
bouwcrisisfonds zijn toegezegd.
Dé leden hier aan het woord, zouden het op
prijs stellen, te dezer zake afdoend te worden
ingelicht.
Zaterdag 25 April a.s. hopen H. M. de Ko
ningin en H. K. H. Prinses Juliana, vergezeld
van den Commissaris der Koningin in Zuid-
Holland, jhr. mr. dr. H. A. van Kamebeek, een
bezoek te brengen aan de Zuid-Hollandsche
eilanden Goeree en Overflakkee.
Het hoofddoel van dit bezoek zal het zieken-
ihuis te Dirksland op Overflakkee vormen.
De directie der Kwatta-fabrieken te Breda,
heeft na onderhandelingen met de drie vakbon
den der werklieden de ontslagen, welke in ver
band met de vervanging door jongeren, waren
aangezegd, voorloopig opgeschort.
Voor deze kwestie zal intusschen de bemid
deling van den rijksbemiddelaar worden inge
roepen.
Het ministerie van Buiteniandsche Zaken
brengt ter algemeene kennis, dat de Luxem-
burgsche regeering zich bereid heeft verklaard,
om, behalve een geldig bewijs van Nederlander
schap of een geldig Nederlandsch paspoort, ook
een vervallen Nederlandsch paspoort als vol
doende legitimatie-papier terzake voor de toe
lating van Nederlanders in Luxemburg te be
schouwen, mits niet meer dan 5 jaren verstre
ken zijn, sinds den datum, waarop dat paspoort
ongeldig is geworden.
Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging en
verhooging van de begrooting van het staats-
muntbedrijf voor 1936.
Het beoogt het maken van een kluiskelder op
de binnenplaats van het voorgebouw van 's Rijks
munt met lift voor het vervoer van materiaal.
De kosten zijn ƒ30.000.
Pastoor A. Suijs, Vicaris van de H. Land-
Stichting bij Nijmegen, heeft Woensdagmiddag
geheel hersteld van zijn ziekte het St. Canisius-
ziekenhuis verlaten. Bij zijn aankomst op de
pastorie wachtte hem een treffende verrassing.
Z. H. den Paus heeft namelijk zijn verdiensten
o.m. als stichter der H. Land-Stichting willen
beloonen door hem te benoemen tot Geheim ka
merheer van Z. H.
De nieuwe kerk op het terrein „de Vliert" te
's-Hertogenbosch werd Woensdag plechtig ge
consacreerd door Z. H. Exc. Mgr. Diepen, Bis
schop van 's Hertogenbosch. De kerk is toege
wijd aan het H. Sacrament en werd door pastoor
Schoenmakers gebouwd.
Te half elf werd voor het eerst het H. Mis
offer in de nieuwe kerk opgedragen door den
pastoor, met pontificale assistentie door Mgr.
Diepen.
Na afloop der plechtigheden werd in de
pastorie receptie gehouden, waar burgemeester
en wethouders van de stad, alsmede vele gees
telijke en wereldlijke autoriteiten verschenen.
In de te Amsterdam gehoudten vergadering van
de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen
is het dienstbodenvraagstuk besproken.
Mej. T. Frencken, inspectrice van de arbeids
bemiddeling voor vrouwelijk dienstpersoneel te
Breda, leidde allereerst het vraagstuk in. Zij
zette uiteen, dat het dienstbodenvraagstuk veel
dieper gaat dan alleen de kwestie van het tekort
aan dienstboden.
Wanneer thans in haar omgeving een oproep
voor een dienstbode is, bestaat de kans, dat zich
een 40-tal meisjes aanbieden. Misschien is er
dan een onder deze 40, die geschikt is voor de
betrekking, omdat de meesten nooit als dienst
bode in betrekking zijn geweest.
Verschillende cursussen trachten thans goede
dienstboden te kweeken, meisjes die liefde gaan
voelden voor het beroep.
Inleidster besprak vervolgens de vertrouwens
kwestie tusschen de huisvrouw en de dienstbode.
Zij meende dat hier een taak is weggelegd voor
de huisvrouw.
De huisvrouw zal goed doen het nieuwe meisje
met liefde tegemoet te komen, omdat de laatste
in een geheel voor haar nieuwe omgeving komt,
waar zij zich dient aan te passen.
De arbeidsbemiddeling moet trachtten te ko
men tot een selectie op de cursussen.
Mej. J. van Dijk, arbeidsbemiddelaarster voor
huispersoneel in de provinciën Groningen, Fries
land en Drenthe, zette hierna uiteen dat men
om tot de oplossing van het dienstbodenvraag
stuk te komen aanvankelijk spoedcursussen had
opgericht van zes weken.
Het is echter gebleken, dat die tijd te kort is
voor de opleiding, zoodat men thans in het Noor-
eten van ons land cursussen heeft voor dienstbo
den van 10 a 12 weken, waar de meisjes worden
opgeleid door bekwame onderwijzeressen bij het
nijverheidsonderwijs. Na afloop van den cursus
wordt getracht deze leerlingen gedurende een
week of zes als volontair geplaatst te krijgen voor
halve dagen. Spr. acht echter dezen tijd te kort
om te oordeelen of een meisje een goede dienst
bode kan worden, vooral ook, omdat zulk een
meisje zich eerst moet aanpassen aan een voor
haar geheel nieuwe omgeving. Spr. is de mee
ning toegedaan dat het wellicht beter zou zijn,
wanneer de meisjes dadelijk werden geplaatst
in een betaalde betrekking.
Toegekend de aan de Orde van Oranje-Nassau
verbonden eere-medaille in zilver, aan C. Tromp,
chef der magazijnen bij de N.V. Mij. Kaas- en
Exporthandël v.h. J. C. Keg en Co. te Zaan
dam.
Bij K. B. van 1 April 1936 is aan F. H. Pen-
tener van Vlissingen, voorzitter van de interna
tionale kamer van koophandel, te Utrecht, ver
lof verleend tot het aannemen van zijn benoe
ming tot Commandeur in de Kroonorde van
België.
Benoemd tot lid van het college van toe
zicht, bedoeld in art. 120 der Ziektewet. A. M.
W. Hoette te Rotterdam.
Met 1 Mei 1936 is aan den referendaris der
P. T. T. P. Hoekstra, aangewezen als directeur
van het P.-, T.- en T.-kantoor te Vlaardingen
op zijn verzoek eervol ontslag verleend.
Mr. dr. Augustinus Bernardus Gijsbertus Ma
ria van Rijckevorsel, Commissaris der Koningin
in de Provincie Noord-Brabant, wonende te 's-
Hertogenbosch, is met al zijn wettige afstamme
lingen in den Nederlandschen adel verheven,
met de praedicaten van Jonkheer en Jonkvrouw.
DOOR PETER BARON
IINIMKMIIIII
iwHiiHMiimimeHemwiewmi
6
Guest fronste zijn wenkbrauwen.
„Welnu, mr. Chatterton, dat zal dan alles wel
zijn. We kunnen slechts wachten. We hebben
de noodige maatregelen getroffen voor den vier
den, en ik denk wel. dat u niet bang behoeft te
zijn. 'k Zou mr. Venning willen raden dien
nacht hier bij u te blijven, en zoo mogelijk, ook
Wally. Hoe meer volk in de kamer, hoe minder
gevaar. Twee van onze mannen zullen eveneens
hier aanwezig zijn, en een derden posteeren we
op het dak. Ook wordt het heele huis omsingeld
om alle in- en uitgaan te beletten; maatregelen,
die, naar ik veronderstel, voor den moordenaar
alle kansen uitsluiten."
Hij greep zijn hoed en wilde heengaan. Bij het
doorloopen van de kamer viel zijn aandacht op
de tafel, waar de wijnkaraf stond en de doos
sigaretten.
Eten heel bijzondere geur kwam van de siga
retten. Terwijl hij zijn hersens inspande om een
smoesje te vinden om ze even nader in oogen-
schouw te kunnen nemen, bood onverwacht, al
hoewel onbewust, Venning hem deze gelegen
heid.
„Een oogenblikje, mr. Guest," vroeg de jood.
«Als een volle kamer gew'enscht is, dan zou
ik er op de eerste plaats liefst van verzekerd
zijn, dat Wally hier de Waces niet bracht. Als
Leslie Wace hier zal zijn, blijf ik weg." Zijn
oogen verrieden achterdpcht. „Hij bijt op z'n
nagels."
Guest nam een sigaret en stak ze tusschen
zijn lippen.
„Wees verstandig, Venning," mompelde Chat
terton. „Ik ken Leslie en sta voor hem in," Guest
lachte en zijn sigaret viel uit zijn mond op den
vloer. Toen hij bukte om ze op te rapten, maakte
zijn lichaam zijn bewegingen onzichtbaar, en,
zonder dat de anderen het wisten, greep hij han
dig een sigaret uit de doos, die op tafel stond.
Zijn eigen sigaret stiet hij met zijn voet onder
het kleedje. „Goeden avond, heeren," groette
Guest beleefd, „ik zal den weg wel vinden."
Halverwege de hall botste hij met geweld tegen
iemand op, die de trap kwam afgesprongen.
Van weerszijden klonk een uitroep en dan sprak
Wally Chatterton met zijn neusgeluid:
,,'t Spijt me, oude jongten; inspecteur Guest,
niet?"
„Juist," antwoordde Guest. „Die hall van u is
helsch donker."
„O mijnheer, dat is een zuinigheidsproef van
den ouden heer, om electrisch licht te bespa
ren." lachte Wally.
Hij vergezelde hem nu tot de deur en deed
den grendel er af.
„Hier ben je er, vervolgnummer," lachte hij
weer. Guest volgde langzaam. Opmerkelijk dat
Wally zijn naam genoemd had. Wally en hij
waren nog nooit aan elkaar voorge teid. Al dien
tijd was het in de hall donker geweest ten ook
was hij er zeker van, dat Wally niet in de hall
was geweest toen hij binnenkwam. Ook wist hij
beslist, dat hij den huisknecht zijn naam niet
genoemd had, zoodat Wally ook van dien kant
zijn informatie niet had ingewonnen. Hij kwam
uit in het portiek en op hetzelfde oogenblik viel
toevallig het maanlicht van tusschen de boomen,
die langs den weg stonden, op Wally's rechter
hand, die helder tegen dten muur afstak.
Guest wendde zich om en stak waarschuwend
den vinger op tegen Wally.
„Je moet je nagels niet afbijten," zei hij. „Dat
verraadt een kwaad gemoed."
Met een geheimzinnig lachje daalde hij de
stoeptreden af en ging den weg op. Verlegten
staarde Wally naar den rug van den verdwij
nenden inspecteur en toen naar zijn gespleten
en afgeknauwde nagels.
„Ofwel die vent moet naar 't gekktenhuis,"
dacht Wally stil voor zich, „of hij is verduiveld
knap. 'k Sta er paf van."
Guest, die in de richting van het station ging,
was eveneens verbaasd. De moordenaar had dus
de gewoonte op zijn nagels te bijten? Dat was
iets nieuws, althans verondersteld, dat hij deze
gewoonte van kindsbeen had behouden.
Guest glimlachte en stak een sigaret op.
In zijn koker vond hij de sigaret, die hij aan
de zilveren doos in Chatterton's kamer ontfut
seld had.
De dag van morgen zou wel eenig licht bren
gen, in den vorm van eenige interessante feiten
omtrent die sigaretten, peinsde hij.
De oude Tarrell Massey zou in z'n element
zijn. Tarell Massey, de scheikundige van de
Yard, was de man om zoo'n karweitje op te
knappen.
Het koddige oude mannetje zou zich woelig
en druk maken als een hond met twee staarten,
hij zou er lange chemische formules uitzuigen,
zijn vogelkop schudden, slim knipoogten en
er zooals gewoonlijk tweemaal langer dan ieder
ander over doen om tot het punt te komen.
Maar hij zou er toch komen!
HOOFDSTUK III
Een gevecht op leven en dood
Alvorens de kamer te verlaten keek sir Arthur
Sayle nog eens onderzoekend naar zijn twee on
dergeschikten. „Alles in orde voor van nacht,
Bryce?" vroeg hij beteekenisvol.
„Ja, mijnheer. Inspecteur Canning stelt zijn
mannetjes om tien uur op. De „Moordenaar,"
als hij er is, duikt gewoonlijk tegen midder
nacht op. Zelf zal ik van nacht ook een beetje
in de buurt blijven. Je kunt nooit van te voren
zeggen, wanneer zulke lui oprukken."
,,'n Goed idee," mompelde de chef, „en ik re
ken voor morgenavond op jullie beiden."
„Ik zal met Battersby naar het gezantschap
moeten. Onder andere zal hij waarschijnlijk ook
dit te berde bitengen. Dezen keer moeten we
slagen. Hoe luidt het program?"
Guest antwoordde op deze vraag, terwijl zijn
hand met een pen aan het spelen was: „Twee
van onze mannen stellen zich op in het huis
zelf, mijnheer, en een op het dak. Rondom het
huis zal een bezetting liggen, en Chatterton en
Venning zulten zich in een kamer bevinden,
waar nog anderen aanwezig zijn. Dat alles
draagt er toe bij om het gevaar te verminderen.
En denkelijk zal ik morgen eveneens een oogje
in 't zeil houden."
Spottend keek hij naar Bryce, die, al was de
zin niet voleindigd, niettemin dien spot op
merkte en bij gevolg kwaad op zijn lippen beet.
Sir Arthur, die geten erg had In dezen tame
lijk aapachtigen wedijver, knikte beleidvol en
sloot de deur achter zich.
Guest, niets zeggend en zijn oogen op de zol
dering gericht, floot zachtjes, terwijl hij zich
rekenschap gaf van het kwijnende inzicht van
zijn collega.
„Tamelijk overbodig, dat laatste gezegde van
je," lichtte Bryce verbitterd toe.
„Och, je kunt nooit weten," merkte inspecteur
Guest luchtig op.
Van toen af ging ieder van hen kalm zijn
eigen weg en heerschte er een koel stilzwijgen.
Inspecteur Bryce keerde huiswaarts in een
niet al te rooskleurige stemming. Die Guest, die
vent wordt onuitstaanbaar. HU met zijn gegrijns
en gespot en zijn steken onder water. Zoo'n op
gedirkte clown! 't Werd etens tüd dat hij Guest
zUn kanonnen vernagelde. Parvenu! Wat was
die vent feitelijk? Dat mispunt! En in dezelfde
beminnelUke stemming vatte hU dien avond post
buiten de poort van het Magdalena-kerkhof en
stelde zich op om de eerste vijandelyke beweging
van den kant van het vyandelUk front, den.
„moordenaar," af te wachten.
Om tien uur begon' hem z'n wacht al een
beetje te vervelen en besloot hij een loopje te
makten, den weg langs. De maan verlichtte het
kerkhof en tot in de kleinste bijzonderheden
kon men alles onderscheiden.
Nauwelijks had Bryce drie stappen gedaan
of een donkere scha,duw, die zich losmaakte uit
de nog donkerder schaduwen van den muur,
versperde hem den weg.
Bryce liet een klein zilveren voorwerp zien,
dat in zijn hand glinsterde. De agent groette.
„Alles in orde?" vroeg Bryce.
„Ja, mUnheer."
„Hoe staan jullie opgesteld?"
„Buiten den muur op zestig en binnen den
muur op veertig pas afstand, mijnheer."
„Mooi zoo. Waar is inspecteur Canning?"
„Bij den ZuidelUk gelegten muur, mUnheer, om
de spoorbaan te overzien."
„Dank je. Goeden avond.
Bryce schreed in de richting van de spoor
baan; nog tweemaal was hU genoodzaakt het
kleine, zilveren insigne te toonen, dat als bij
tooverslag de donkere schaduwen terugjoeg, die
op hem afkwamen om z'n gedrag te onderzoe
ken. Hij ontdekte inspecteur Canning, die met
zUn zware schouders tegen den buitenmuur van
het kerkhof leunde en die zich moed indronk
uit een flesch.
„Goedten avond, Canning," zei Bryce.
„Goeden avond," voegde de ander hem toe,
terwijl hij knorrig zijn blik afwendde van het
achierlicht van een electrischen trein, die juist
voorbij was gegaan en de nachtelijke stilte met
zijn daverend geraas verscheurde.
.(Wordt vervolgd)