Achttal wetsontwerpen in bespreking 30 APRIL a.s. DE KATHOLIEKE BIJBEL ÉÉN BOEK VAN HANDIG FORMAAT TEULINGS' UITGEVERS-MIJ. BESTEMD VOOR IEDER ONTWIKKELD KATHOLIEK DE 4e SEPTEMBER ALLE WERDEN GOED GEKEURD V HERTOGENBOSCH DONDERDAG 23 APRIL 1936 EERSTE KAMER O-m. is aangenomen het ontwerp tot regeling van koop op afbetaling Bescherming tegen luchtaanvallen Curagao en Suriname Koop op afbetaling Landbouwcrisisfonds voor 1936 Voorloopig verslag der Eerste Kamer over de begrooting Regelend optreden noodig wordt aan intekenaren verzonden de tweede aflevering van Gelijk de eerste omvat de tweede aflevering wederom 256 bladzijden. Daarmede zijn thans de historische boeken tot en met het vierde boek der Koningen afgesloten. De Katholieke Bijbel is een vertaling uit de Griekse en Hebreeuwse grondtekst van de volledige boeken van het Oude en het Nieuwe Vérbond, Deze bijbelvertaling is een uitgave van de Nederlandsche Franciscanen. De vertaling is opgedragen aan Dr. LAETUS HIMMELREICH O.F.M. e.a. Zij verschijnt in 8 afleveringen. Het gehele werk komt gereed in omstreeks twee jaren. De 8 afleveringen vormen te zamen Intekenprijs per aflevering 90 ets. Bij de 8e aflev. wordt een band gratis bijgeleverd. Men tekent in op het gehele werk bij de boekhandel en bij Ontslag ambtenaren Bezoek aan Goerree en Overflakkee ONTSLAGEN BIJ KWATTA OPGESCHORT Koningin en Prinses REIZEN NAAR LUXEMBURG Oud paspoort voldoende KLUISKELDER KOST f 30.000 Kerkelijk Leven Pastoor A. Suijs Benoemd tot Geheim Kamerheer van den Paus KERKWIJDING TE DEN BOSCH DIENSTBODENVRAAGSTUK De kwestie der opleiding UIT DE STAATSCOURANT Onderscheidingen Ziektewet Posterijen Adel DEN HAAG, 22 April 1936. De Eerste Kamer werkte zich in eenige uren door een agenda van acht punten heen. De vereeniging van de gemeenten Beverwijk en Wijk aan Zee en Duin, welke des middags aan het slot kwam, was het eenige punt, dat zon der eenige opmerking werd goedgekeurd. De andere zeven ontwerpen echter, al kregen ze alle zonder hoofdelijke stemming het fiat van den Senaat, gaven elk aanleiding tot eenige ge- dachtenwisseling. Een tweetal naturalisatie-ontwerpen was daaronder, waarbij de Christelijk-Historische afgevaardigde De Gijselaer zijn gebruikelijke bezwaren inbracht tegen de zijns inziens te groote coulance, betracht tegenover Candida- ten, die vroeger Nederlander zijn geweest, doch door nonchalance de Nederlandsche na tionaliteit verloren hebben. Bij de begrooting van het Werkloosheidssubsidiefonds kwam de sociaal-democraat De Zeeuw, in verband met de verlaging van het subsidiepercentage van 90 tot 85 pCt., voor de gemeenten met uitzonder lijk hooge werkloosheidsuitgaven op, welk pleit door minister OUD bejegend werd met de op merking, dat het Rijk nu eenmaal ten aanzien van deze uitgaven aan een beperkt bedrag ge bonden is, maar dat voor de zwaai' getroffen gemeenten de mogelijkheid van de zoogenaam de subjectieve bijdrage open blijft, waardoor in bepaalde gevallen het subsidie tot 99 pCt. van de werkloosheidsuitgaven stijgen kan. En bij de goedkeuring van het in 1926 te Erussel gesloten verdrag tot vaststelling van eenige uniforme rechtsregelen betreffende de immuniteit van staatsschepen bepleitte de li beraal mr. Knottenbelt opnieuw, dat Nederland °ok de andere te Brussel gesloten verdragen op bet gebied var. het zeerecht zal ratificeeren. Minister VAN SCHAIK zeide ook thans, daarvoor niet veel te voelen, omdat nog in 1926 ons eigen nationale zeerecht geheel is om gewerkt en aan moderne eischen aangepast. In stede van de nieuwe algeheele verandering, die uit de ratificatie der bedoelde verdragen noodzakelijk zou voortvloeien, wil hij echter Wel eenige wijziging aanbrengen in de bepalin gen nopens de aansprakelijkheid van den ree der. De heer Knottenbelt toonde zich daardoor slechts ten deele voldaan. De herziening van de Staatsregelingen van Curagao en Suriname bracht korte beschou wingen van den Christelijk-Historischen frac tievoorzitter Prof. DE SAVORNIN LOHMAN en den liberaal mr. KNOTTENBELT. De eer ste legde nog eens nadruk op het groote belang van de eerst op aandrang der Tweede Kamer ingevoegde bepaling, dat ook de gouverneurs Van deze gewesten de aanwijzingen des Ko- hings hebben in acht te nemen bij hun be stuur. De heer Lohman ziet in deze bepaling, die uitdrukt, dat de leiding bij Nederland be rust, een van de grondslagen van ons impe rium. Dr. COLIJN echter bekijkt de zaak ietwat anders. Hij oordeelt, dat de gedachte, in de bepaling neergelegd, vanzelf al voortvloeit uit het feit, dat de minister van Koloniën uitein delijk verantwoordelijk blijft voor al de daden der gouverneurs. En hij heeft in de West-Indi sche Regeeringsreglementen de bepaling dan ook alleen opgenomen, omdat zij nu eenmaal ook in de Oost-Indische Staatsregeling staat. Mr. Knottenbelt, bij wiens hulde aan het adres van den afgetreden gouverneur van Cu rasao dr. Colijn zich van harte aansloot, heeft hog eens geopperd, den naam van dit gewest te Wijzigen in „Nederlandsche Antillen", omdat er Immers ook andere eilanden zijn. Dezen al eer der geuiten wensch heeft de minister inmiddels reeds doorgegeven aan de commissie tot Grond- Wetsherziening. Een andere wensch, door den- ïelfden afgevaardigde uitgesproken, n.m. de Wering van revolutionnairen uit de vertegen woordigende organen in West-Indië, wacht oveneens op den afloop van het werk der Grondwet-commissie. Deze beziet immers dit Probleem voor Nederland. En als het is opge lost voor het Moederland, volgen de overzee- sche gebieden vanzelf. Ook de wettelijke regeling van den koop op af betaling bracht twee sprekers. De katholieke af gevaardigde Jhr. VAN SASSEVAN YSSELT hoewel hij deze week 84 jaar werd, nog altijd even monter en scherp van geest juichte de ontwerpen toe, al vond hij de positie van den kooper hier en daar b.v. door de verleening van het recht tot inlossing, nadat de verkooper wegens zijn ingebreke blijven de zaak reeds heeft teruggenomen, ietwat te sterk ge maakt en al vreesde hij, dat de kantonrechter, nu ook deze zaken alweer aan hem worden op gedragen, langzamerhand het werk niet af zal kunnen. Minister VAN SCHAIK evenwel heeft voor deze eenmansrechtspraak een zwak, omdat zij viug werkt en zonder veel formaliteiten en om dat het direct contact tusschen den kanton rechter en de partijen zoo gunstig is. Mochten sommige kantonrechters het gaandeweg te druk krijgen, dan, aldus de minister, kan men hun assistentie geven. De N.S.B.-ers lieten weder aanteekenen, dat zij tegen waren. Mr. VAN VESSEM gaf een schildering van het afbetalingsstelsel, welke in derdaad zijn wensch, dat het met wortel en tak zou worden uitgeroeid, rechtvaardigen zou, in dien de schildering juist was geweest. Maar dat was zij niet. Minister VAN SCHAIK somde van het stelsel ook eenige uitgesproken goede zij den op en wees mr. Van Vessem's voorstelling af, als zouden alle koopers op afbetaling eigenlijk zoo ongeveer zwakzinnig zijn. Ook wraakte hij, dat de N.S.B.-ers, indien het stel sel dan werkelijk zóó slecht was, althans niet wilden meegaan met een bestrijding van de mis bruiken. Ten slotte het ontwerp tot bescherming van de burgerbevolking tegen luchtaanvallen. Ook hier twee sprekers. Prof. VAN EMBDEN, die in de beslissing van het congres zijner partij geen aanleiding zeide te zien, om op te houden met zijn propaganda voor de eenzijdige ontwapening en die zelfs van deze luchtbescherming alweer allerlei nadeelige gevolgen zag opdoemen, ging ten slotte mede, omdat door het ontwerp de maatregelen, die anders toch zullen worden getroffen door het publiek, althans officieele leiding zullen krijgen. En de N.S.B.-er DE MARCHANT ET DANSEMBOURG keurde de voorgestelde maatregelen ten slotte ook goed, al had hij liever alle kosten door het Rijk zien dragen en al had naar zijn meening de organi satie van dezen dienst niet aan het burgerlijk bestuur, maar aan de legerleiding moeten zijn opgedragen. Veel te verdedigen was er dus niet voor mi nister DE WILDE. Hij wees er nog eens op, dat deze zaak met de vraag van de landsverdediging eigenlijk niets te maken heeft en dat door het ontwerp alleen vorm en organisatie gegeven wordt aan hetgeen ten aanzien van een nu eenmaal niet weg te cijferen gevaar leeft en werkt in breede kringen van ons volk. Aan het voorloopig verslag van de Eerste Kamer over de begrooting van het Landbouw crisisfonds voor 1936, is ontleend, dat verschei dene leden verklaarden, zich slechts zeer ten deele te kunnen vereenigen met de door de regeering gevoerde landbouwcrisispolitiek, die dwars ingaat tegen het streven naar aanpas sing van de prijzen aan een lager niveau van uitgaven. Zij duchtten dan ook, dat de door de regee ring voorgestane politiek van aanpassing, ge let op de wijze, waarop de landbouw thans wordt gesteund, niet zal slagen. Zij erkenden, dat als overgangsmaatregel die steun niet uit blijven kan en dat men de nadeelen, daaraan verbonden, tijdelijk heeft te aanvaarden. Daar tegenover stelden zij evenwel, dat bij het huidige stelsel van steunverleening de crisis blijft voortwoekeren, zonder dat eenig uitzicht wordt geopend op beëindiging van den daaruit ont- stanen onbevredigenden toestand. Sommige andere leden betreurden eveneens, dat in de landbouwcrisispolitiek van de re geering de vaste lijn ontbreekt en waren van meening, dat de minister meer moet streven naar ordening in productie en distributie. Meerdere leden betoogden, dat de landbouw crisispolitiek in haar huidigen vorm een ge volg is van onze onjuiste handelspolitiek. Aan verhooging van de invoerrechten gaven zij verre de voorkeur boven het ingewikkelde stelsel, dat wij thans op het gebied van den landbouwsteun hebben. Weder andere leden verklaarden, zich met de tegenwoordige landbouwcrisispolitiek wel te kunnen vereeniging. Zij spraken als hun over tuiging uit, dat een regelend optreden van overheidswege ten aanzien van de prijzen der landbouwproducten en in verband daarmede verleening van steun aan land- en tuinbouw bedrijven vooralsnog, in het algemeen lands belang, niet kan worden gemist. Eenige leden opperden bezwaren tegen de huns inziens te streng toegepaste centralisatie bij de landbouwcrisispolitiek, welke belemme rend werkt op de vrijheid van dc betrokkenen. Sommige leden herinnerden aan de benarde positie, waarin de landarbeiders verkeeren en het feit, dat de werkloosheid stijgende is, mede, doordat steeds meer landarbeid door machines wordt verricht. Verscheidene leden verzochten den minister „Ik meen deze vertaling met opzet als „goed" te moeten qualificeren. Hoofdzaak blijft toch de vraag of de geboden vertaling beantwoordt aan de opzet, waarmede die is vervaardigd en uitgegeven. Daarop meen ik bevestigend te kunnen antwoorden". (De Maasbode) P. GROENEN, Oud-prof. in de H. Schrift aan het groot-Seminarie te Warmond „Wie verstandig en in goede gesteltenis de Bijbel leest, hij zal ondervinden, dat de H. Schrift niet alleen is een boomgaard van Goddelijke Openbaring, maar ook een bloementuin van dichterlijke schoonheid". (De Maasbode) P. GROENEN. met den meesten spoed te bevorderen, dat voor de kleine boeren een regeling tot stand komt voor de z.g. tewerkstelling op eigen be drijf met toekenning van 2/3 van het loon in werkverschaffing. Eenige leden betreurden, dat de richtprijs van tarwe van 10 tot ƒ9 Is verlaagd. Opnieuw wezen verschillende leden op de hcoge distributiekosten van groenten en fruit en op de wenschelijkheid, dat in het bestaan de stelsel spoedig wijziging wordt gebracht. Sommige leden vroegen of de minister van plan is een heffing voor groenten en fruit in te voeren. Deze leden meenden, voor het geval dit voornemen inderdaad mocht bestaan, in tijds het invoeren van zulk een heffing met grooten ernst te moeten ontraden. Verschillende leden drongen aan op maat regelen om den zoo schadelijken export van boter naar Engeland te beëindigen. Verschillende leden spraken de hoop uit, dat de minister niet zal toegeven aan den drang om de bemoeiingen van de regeering ten aan zien van de varkenshouderij geheel of ten deele te beëindigen. Verschillende leden achtten de verschaffing van eieren uit koelhuizen onvoldoende vervan ging van de verstrekking van vleesch. Eenige leden meenden, dat grond bestaat voor de vrees, dat door de bevoorrechte positie, welke de baconfabrikanten hebben verkregen, binnen korten tijd niet alleen tal van vleesch- warenfabrikanten en grossiers in varkens» vleesch noodlijdend zullen zijn geworden, docü dat zelfs een aantal dezer bedrijven zal moeten worden gesloten. Of er in wettelijken zin al dan niet, „drin gende reden" was tot onverwijlde verbreking der dienstbetrekking van een viertal juridische ambtenaren, scheen eenigen leden van onder geschikt belang. Ook dat de ambtenaar van het Landbouwcrisisbureau, tegen wiens optreden grieven bestonden, op een andere plaats in den crisisdienst werkzaam was gesteld, raakte niet de hoofdzaak. Waar het op aankwam, was te weten welke misstanden of wanverhoudingen deze vier ju risten gezamenlijk hadden genoopt tot het op geven hunner ambtelijke positie. In aansluiting daarop verzochten deze leden antwoord op de vragen, waarom en waarheen de bedoelde ambtenaar is overgeplaatst, alsmede of niet een andere ambtenaar naar aanleiding van het rapportSchepel is ontslagen en zoo ja, waarom. Verscheidene leden zouden gaarne vernemen, welke waarde moet worden toegekend aan een bericht naar aanleiding van de stichting te Londen van een Nederlandsch en Nederlandsch- Indisch informatiebureau. Naar daarbij verluidt, zou namelijk hét be drag van ruim f 25.000, voornamelijk ten goe de zijn gekomen aan het vroegere particuliere, zoogenaamde varkensbureau in de Britsche hoofdstad. Deze instelling zou hare voortzetting hebben gevonden in vorengenoemd informatie bureau en er zou aan dit bureau 'n jaarlijksch subsidie van 3000 pond sterling uit 's rijks kas hetgeen in casu wil zeggen: uit het Land bouwcrisisfonds zijn toegezegd. Dé leden hier aan het woord, zouden het op prijs stellen, te dezer zake afdoend te worden ingelicht. Zaterdag 25 April a.s. hopen H. M. de Ko ningin en H. K. H. Prinses Juliana, vergezeld van den Commissaris der Koningin in Zuid- Holland, jhr. mr. dr. H. A. van Kamebeek, een bezoek te brengen aan de Zuid-Hollandsche eilanden Goeree en Overflakkee. Het hoofddoel van dit bezoek zal het zieken- ihuis te Dirksland op Overflakkee vormen. De directie der Kwatta-fabrieken te Breda, heeft na onderhandelingen met de drie vakbon den der werklieden de ontslagen, welke in ver band met de vervanging door jongeren, waren aangezegd, voorloopig opgeschort. Voor deze kwestie zal intusschen de bemid deling van den rijksbemiddelaar worden inge roepen. Het ministerie van Buiteniandsche Zaken brengt ter algemeene kennis, dat de Luxem- burgsche regeering zich bereid heeft verklaard, om, behalve een geldig bewijs van Nederlander schap of een geldig Nederlandsch paspoort, ook een vervallen Nederlandsch paspoort als vol doende legitimatie-papier terzake voor de toe lating van Nederlanders in Luxemburg te be schouwen, mits niet meer dan 5 jaren verstre ken zijn, sinds den datum, waarop dat paspoort ongeldig is geworden. Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging en verhooging van de begrooting van het staats- muntbedrijf voor 1936. Het beoogt het maken van een kluiskelder op de binnenplaats van het voorgebouw van 's Rijks munt met lift voor het vervoer van materiaal. De kosten zijn ƒ30.000. Pastoor A. Suijs, Vicaris van de H. Land- Stichting bij Nijmegen, heeft Woensdagmiddag geheel hersteld van zijn ziekte het St. Canisius- ziekenhuis verlaten. Bij zijn aankomst op de pastorie wachtte hem een treffende verrassing. Z. H. den Paus heeft namelijk zijn verdiensten o.m. als stichter der H. Land-Stichting willen beloonen door hem te benoemen tot Geheim ka merheer van Z. H. De nieuwe kerk op het terrein „de Vliert" te 's-Hertogenbosch werd Woensdag plechtig ge consacreerd door Z. H. Exc. Mgr. Diepen, Bis schop van 's Hertogenbosch. De kerk is toege wijd aan het H. Sacrament en werd door pastoor Schoenmakers gebouwd. Te half elf werd voor het eerst het H. Mis offer in de nieuwe kerk opgedragen door den pastoor, met pontificale assistentie door Mgr. Diepen. Na afloop der plechtigheden werd in de pastorie receptie gehouden, waar burgemeester en wethouders van de stad, alsmede vele gees telijke en wereldlijke autoriteiten verschenen. In de te Amsterdam gehoudten vergadering van de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen is het dienstbodenvraagstuk besproken. Mej. T. Frencken, inspectrice van de arbeids bemiddeling voor vrouwelijk dienstpersoneel te Breda, leidde allereerst het vraagstuk in. Zij zette uiteen, dat het dienstbodenvraagstuk veel dieper gaat dan alleen de kwestie van het tekort aan dienstboden. Wanneer thans in haar omgeving een oproep voor een dienstbode is, bestaat de kans, dat zich een 40-tal meisjes aanbieden. Misschien is er dan een onder deze 40, die geschikt is voor de betrekking, omdat de meesten nooit als dienst bode in betrekking zijn geweest. Verschillende cursussen trachten thans goede dienstboden te kweeken, meisjes die liefde gaan voelden voor het beroep. Inleidster besprak vervolgens de vertrouwens kwestie tusschen de huisvrouw en de dienstbode. Zij meende dat hier een taak is weggelegd voor de huisvrouw. De huisvrouw zal goed doen het nieuwe meisje met liefde tegemoet te komen, omdat de laatste in een geheel voor haar nieuwe omgeving komt, waar zij zich dient aan te passen. De arbeidsbemiddeling moet trachtten te ko men tot een selectie op de cursussen. Mej. J. van Dijk, arbeidsbemiddelaarster voor huispersoneel in de provinciën Groningen, Fries land en Drenthe, zette hierna uiteen dat men om tot de oplossing van het dienstbodenvraag stuk te komen aanvankelijk spoedcursussen had opgericht van zes weken. Het is echter gebleken, dat die tijd te kort is voor de opleiding, zoodat men thans in het Noor- eten van ons land cursussen heeft voor dienstbo den van 10 a 12 weken, waar de meisjes worden opgeleid door bekwame onderwijzeressen bij het nijverheidsonderwijs. Na afloop van den cursus wordt getracht deze leerlingen gedurende een week of zes als volontair geplaatst te krijgen voor halve dagen. Spr. acht echter dezen tijd te kort om te oordeelen of een meisje een goede dienst bode kan worden, vooral ook, omdat zulk een meisje zich eerst moet aanpassen aan een voor haar geheel nieuwe omgeving. Spr. is de mee ning toegedaan dat het wellicht beter zou zijn, wanneer de meisjes dadelijk werden geplaatst in een betaalde betrekking. Toegekend de aan de Orde van Oranje-Nassau verbonden eere-medaille in zilver, aan C. Tromp, chef der magazijnen bij de N.V. Mij. Kaas- en Exporthandël v.h. J. C. Keg en Co. te Zaan dam. Bij K. B. van 1 April 1936 is aan F. H. Pen- tener van Vlissingen, voorzitter van de interna tionale kamer van koophandel, te Utrecht, ver lof verleend tot het aannemen van zijn benoe ming tot Commandeur in de Kroonorde van België. Benoemd tot lid van het college van toe zicht, bedoeld in art. 120 der Ziektewet. A. M. W. Hoette te Rotterdam. Met 1 Mei 1936 is aan den referendaris der P. T. T. P. Hoekstra, aangewezen als directeur van het P.-, T.- en T.-kantoor te Vlaardingen op zijn verzoek eervol ontslag verleend. Mr. dr. Augustinus Bernardus Gijsbertus Ma ria van Rijckevorsel, Commissaris der Koningin in de Provincie Noord-Brabant, wonende te 's- Hertogenbosch, is met al zijn wettige afstamme lingen in den Nederlandschen adel verheven, met de praedicaten van Jonkheer en Jonkvrouw. DOOR PETER BARON IINIMKMIIIII iwHiiHMiimimeHemwiewmi 6 Guest fronste zijn wenkbrauwen. „Welnu, mr. Chatterton, dat zal dan alles wel zijn. We kunnen slechts wachten. We hebben de noodige maatregelen getroffen voor den vier den, en ik denk wel. dat u niet bang behoeft te zijn. 'k Zou mr. Venning willen raden dien nacht hier bij u te blijven, en zoo mogelijk, ook Wally. Hoe meer volk in de kamer, hoe minder gevaar. Twee van onze mannen zullen eveneens hier aanwezig zijn, en een derden posteeren we op het dak. Ook wordt het heele huis omsingeld om alle in- en uitgaan te beletten; maatregelen, die, naar ik veronderstel, voor den moordenaar alle kansen uitsluiten." Hij greep zijn hoed en wilde heengaan. Bij het doorloopen van de kamer viel zijn aandacht op de tafel, waar de wijnkaraf stond en de doos sigaretten. Eten heel bijzondere geur kwam van de siga retten. Terwijl hij zijn hersens inspande om een smoesje te vinden om ze even nader in oogen- schouw te kunnen nemen, bood onverwacht, al hoewel onbewust, Venning hem deze gelegen heid. „Een oogenblikje, mr. Guest," vroeg de jood. «Als een volle kamer gew'enscht is, dan zou ik er op de eerste plaats liefst van verzekerd zijn, dat Wally hier de Waces niet bracht. Als Leslie Wace hier zal zijn, blijf ik weg." Zijn oogen verrieden achterdpcht. „Hij bijt op z'n nagels." Guest nam een sigaret en stak ze tusschen zijn lippen. „Wees verstandig, Venning," mompelde Chat terton. „Ik ken Leslie en sta voor hem in," Guest lachte en zijn sigaret viel uit zijn mond op den vloer. Toen hij bukte om ze op te rapten, maakte zijn lichaam zijn bewegingen onzichtbaar, en, zonder dat de anderen het wisten, greep hij han dig een sigaret uit de doos, die op tafel stond. Zijn eigen sigaret stiet hij met zijn voet onder het kleedje. „Goeden avond, heeren," groette Guest beleefd, „ik zal den weg wel vinden." Halverwege de hall botste hij met geweld tegen iemand op, die de trap kwam afgesprongen. Van weerszijden klonk een uitroep en dan sprak Wally Chatterton met zijn neusgeluid: ,,'t Spijt me, oude jongten; inspecteur Guest, niet?" „Juist," antwoordde Guest. „Die hall van u is helsch donker." „O mijnheer, dat is een zuinigheidsproef van den ouden heer, om electrisch licht te bespa ren." lachte Wally. Hij vergezelde hem nu tot de deur en deed den grendel er af. „Hier ben je er, vervolgnummer," lachte hij weer. Guest volgde langzaam. Opmerkelijk dat Wally zijn naam genoemd had. Wally en hij waren nog nooit aan elkaar voorge teid. Al dien tijd was het in de hall donker geweest ten ook was hij er zeker van, dat Wally niet in de hall was geweest toen hij binnenkwam. Ook wist hij beslist, dat hij den huisknecht zijn naam niet genoemd had, zoodat Wally ook van dien kant zijn informatie niet had ingewonnen. Hij kwam uit in het portiek en op hetzelfde oogenblik viel toevallig het maanlicht van tusschen de boomen, die langs den weg stonden, op Wally's rechter hand, die helder tegen dten muur afstak. Guest wendde zich om en stak waarschuwend den vinger op tegen Wally. „Je moet je nagels niet afbijten," zei hij. „Dat verraadt een kwaad gemoed." Met een geheimzinnig lachje daalde hij de stoeptreden af en ging den weg op. Verlegten staarde Wally naar den rug van den verdwij nenden inspecteur en toen naar zijn gespleten en afgeknauwde nagels. „Ofwel die vent moet naar 't gekktenhuis," dacht Wally stil voor zich, „of hij is verduiveld knap. 'k Sta er paf van." Guest, die in de richting van het station ging, was eveneens verbaasd. De moordenaar had dus de gewoonte op zijn nagels te bijten? Dat was iets nieuws, althans verondersteld, dat hij deze gewoonte van kindsbeen had behouden. Guest glimlachte en stak een sigaret op. In zijn koker vond hij de sigaret, die hij aan de zilveren doos in Chatterton's kamer ontfut seld had. De dag van morgen zou wel eenig licht bren gen, in den vorm van eenige interessante feiten omtrent die sigaretten, peinsde hij. De oude Tarrell Massey zou in z'n element zijn. Tarell Massey, de scheikundige van de Yard, was de man om zoo'n karweitje op te knappen. Het koddige oude mannetje zou zich woelig en druk maken als een hond met twee staarten, hij zou er lange chemische formules uitzuigen, zijn vogelkop schudden, slim knipoogten en er zooals gewoonlijk tweemaal langer dan ieder ander over doen om tot het punt te komen. Maar hij zou er toch komen! HOOFDSTUK III Een gevecht op leven en dood Alvorens de kamer te verlaten keek sir Arthur Sayle nog eens onderzoekend naar zijn twee on dergeschikten. „Alles in orde voor van nacht, Bryce?" vroeg hij beteekenisvol. „Ja, mijnheer. Inspecteur Canning stelt zijn mannetjes om tien uur op. De „Moordenaar," als hij er is, duikt gewoonlijk tegen midder nacht op. Zelf zal ik van nacht ook een beetje in de buurt blijven. Je kunt nooit van te voren zeggen, wanneer zulke lui oprukken." ,,'n Goed idee," mompelde de chef, „en ik re ken voor morgenavond op jullie beiden." „Ik zal met Battersby naar het gezantschap moeten. Onder andere zal hij waarschijnlijk ook dit te berde bitengen. Dezen keer moeten we slagen. Hoe luidt het program?" Guest antwoordde op deze vraag, terwijl zijn hand met een pen aan het spelen was: „Twee van onze mannen stellen zich op in het huis zelf, mijnheer, en een op het dak. Rondom het huis zal een bezetting liggen, en Chatterton en Venning zulten zich in een kamer bevinden, waar nog anderen aanwezig zijn. Dat alles draagt er toe bij om het gevaar te verminderen. En denkelijk zal ik morgen eveneens een oogje in 't zeil houden." Spottend keek hij naar Bryce, die, al was de zin niet voleindigd, niettemin dien spot op merkte en bij gevolg kwaad op zijn lippen beet. Sir Arthur, die geten erg had In dezen tame lijk aapachtigen wedijver, knikte beleidvol en sloot de deur achter zich. Guest, niets zeggend en zijn oogen op de zol dering gericht, floot zachtjes, terwijl hij zich rekenschap gaf van het kwijnende inzicht van zijn collega. „Tamelijk overbodig, dat laatste gezegde van je," lichtte Bryce verbitterd toe. „Och, je kunt nooit weten," merkte inspecteur Guest luchtig op. Van toen af ging ieder van hen kalm zijn eigen weg en heerschte er een koel stilzwijgen. Inspecteur Bryce keerde huiswaarts in een niet al te rooskleurige stemming. Die Guest, die vent wordt onuitstaanbaar. HU met zijn gegrijns en gespot en zijn steken onder water. Zoo'n op gedirkte clown! 't Werd etens tüd dat hij Guest zUn kanonnen vernagelde. Parvenu! Wat was die vent feitelijk? Dat mispunt! En in dezelfde beminnelUke stemming vatte hU dien avond post buiten de poort van het Magdalena-kerkhof en stelde zich op om de eerste vijandelyke beweging van den kant van het vyandelUk front, den. „moordenaar," af te wachten. Om tien uur begon' hem z'n wacht al een beetje te vervelen en besloot hij een loopje te makten, den weg langs. De maan verlichtte het kerkhof en tot in de kleinste bijzonderheden kon men alles onderscheiden. Nauwelijks had Bryce drie stappen gedaan of een donkere scha,duw, die zich losmaakte uit de nog donkerder schaduwen van den muur, versperde hem den weg. Bryce liet een klein zilveren voorwerp zien, dat in zijn hand glinsterde. De agent groette. „Alles in orde?" vroeg Bryce. „Ja, mUnheer." „Hoe staan jullie opgesteld?" „Buiten den muur op zestig en binnen den muur op veertig pas afstand, mijnheer." „Mooi zoo. Waar is inspecteur Canning?" „Bij den ZuidelUk gelegten muur, mUnheer, om de spoorbaan te overzien." „Dank je. Goeden avond. Bryce schreed in de richting van de spoor baan; nog tweemaal was hU genoodzaakt het kleine, zilveren insigne te toonen, dat als bij tooverslag de donkere schaduwen terugjoeg, die op hem afkwamen om z'n gedrag te onderzoe ken. Hij ontdekte inspecteur Canning, die met zUn zware schouders tegen den buitenmuur van het kerkhof leunde en die zich moed indronk uit een flesch. „Goedten avond, Canning," zei Bryce. „Goeden avond," voegde de ander hem toe, terwijl hij knorrig zijn blik afwendde van het achierlicht van een electrischen trein, die juist voorbij was gegaan en de nachtelijke stilte met zijn daverend geraas verscheurde. .(Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 3