Zwijgzaamheid
en geduld
Gehakt in blik
Medische Kroniek
LANDB0UWHYP0THEKEN
EN PACHTEN
ZONDAG 10 MEI 1936
LEEKEPREEKEN
Weduwen- en weezen-
pensioen
Naar verhooging van het in de
Pensioenwet vastgestelde
maximum
Overtreding loterijwet
Lotisico-directeur tot vijftien
honderd gulden boete
veroordeeld
Foto's werden niet geleverd
Mededeelingen van de regeering
bij het mondeling overleg met
de commisie van Voor
bereiding
Boerenleenbanken niet
bedreigd
Boerenleenbanken
Het intern, toeristen
verkeer
Hotelorganisaties kochten devie
zen, om moeilijkheden
op te lossen
OFFICIEELE CRISIS
PUBLICATIE
Fabrikant te IJmuiden moet vóór
1 Juni proeforder leveren
Twee broers verdronken
Bij het omslaan eener kano ge
raakten beiden te water
INSPECTEUR BOLKESTEIN
Eervol ontslag verleend per
I November 1936
Kwakzalvers
i
Iö den eenigen brief die ons van den apostel
Jacobus, is overgebleven, leert deze groote
bekeerder der heidenen ons, dat wij over
bekoringen niet bedroefd moeten zijn, omdat zij
°hs de gelegenheid geven om ons geduld te
^fenen en zóó te komen tot de volmaaktheid.
Ook is het een valsche opvatting, aldus leert
011s dezelfde apostel, te meenen, dat de beko
men van God komen. Neen, God laat ze
dechts toe. De bekoringen komen uit onze eigen
°°ze begeerlijkheid. Deze booze begeerte lokt
°as aan: wanneer wij ze onderdrukken en be
lijden komen wij als overwinnaar terug en
zullen „de kroon des levens ontvangen, die
0°d beloofd heeft aan degenen, die Hem lief
hebben." Maar wanneer wij ons laten meelok-
eh, dan bevruchten wij de begeerte en deze
aart de zonde en de zonde, groot geworden,
lehgt den dood voort.
Voor één bekoring vermaant Jacobus ons zeer
n het bijzonder: om n.l. op onze tong te pas-
en den toom te vermijden. „Alle menseh
jjti rasch om te hooren, maar traag om te spre-
en en traag tot gramschap. Want de toorn
Van den man werkt Gods gerechtigheid niet
Uit.'*
In deze uioorden schuilt diepe wijsheid. Wij
^ogen gerust onze zinnen open zetten en ir.
opnemen wat er om ons leeft en omgaat
"aar met ons oordeel moeten wij voorzichtig
alih en vooral woorden, die in toorn bij ons op-
*c"en> houden wij zoo lang mogelijk binnen de
0thheining onzer tanden. Want het eenmaal
Esproken woord is nooit meer ongesproken te
blaken.
Hoe weinig klopt de levenspraktijk met deze
apostolische Wijsheid. Is voor het overgroots
eel der menschheid de tong niet het gevaar-
tikste lidmaat? O, zij zijn braaf en goed; niet
Gemakkelijk zuUen zij een kerkelijke oefening
°verslaan; hun lippen staan van jongsaf naar
et prevelen van gebeden; zij knielen gemak-
ljlci gelooven onvoorwaardelijk; zijn onder
danig aan kerkelijke en wereldlijk gezag; zijn
Goedhartig, gastvrij, mededeelzaam, zelfs mild-
Maar bij dit alles missen zij één voor-
bame zaak: zij weten hun tong niet in toom
e houden en het allerergste is, dat zij zichzelf
aarvan meestal niet bewust zijn.
Hat zij veel kwaad van anderen zien of hoo-
ïen Is niet te vermijden; maar wel erg is, dat
daarover ongevraagd en onnoodig, tegenover
eder, die het hooren wil, hun oordeel uitspre-
em een oordeel dat altijd tevens een veroor-
eelin&' is. Ook wanneer zij terecht om een
o°i'(Teel zouden worden gevraagd, wanneer zij
b een bepaalde functie verplicht zouden zijn
h'ch een oordeel te vormen en dit uit te spre-
6U' dan zouden rechtvaardigheid en naasten-
lt}fde eischen, dat eerst iedere beschuldiging
bauwkeurig onderzocht werd; dat de feiten
^'-h'den gewikt en gewogen en onder verschil-
hd licht werden bekeken; dat alle pmstan-
eden in aanmerking werden genomen en al
bs een rechtvaardige uitspraak werd verkre-
Gen. Maar de dagelijksche practijk is deze: er
Gaat een kwaad gerucht; gretig wordt het op-
Gevangen en wie meent er de eerste wetenschap
b zijn omgeving van te hebben, is er trotsch
°P als een journalist op een primeur. Noch deze
eiste ontdekker, noch al degenen, aan wie hij
et kwade gerucht overbrengt en die het op
uh beurt verder verspreiden, hebben eenige
evoegdheid of taak een oordeel uit te spre-
eh. En toch zijn zij niet alleen gretig in het
l0°ren maar even gretig in het veroordeelen
eb verspreiden, en dat nog wei zonder onder-
zonder de kans te overwegen, dat hier een
^gissing in het spel kan zijn, zonder vergoe
ding, integendeel, meestal bezwarend en
°Verdrijvend.
2óó veelvuldig is deze gewoonte van kwaad-
preken dat Sint Jacobus zegt: Is het, dat
•hand met woorden niet misdoet; hij is een
dhaakt man. Maar hij mag dan ook wel een
//bhi om heel zijn lichaam leggen. Evenals w*ij
et de paarden doen, wien wij een toom in
eh bek steken: de leidsels gaan om heel hun
chaam. Groote schepen, door een sterken wind
G'-dreven, worden met een klein roer geleid.
ook is de tong een klein lid, maar het
erkt groote dingen uit; een klein vuur kan
®eh groot bosch in brand steken. De tong is
*blk een vuur; een wereld van boosheid!
He tong kan geen mensch temmen; het is
!®b ongedurig kwaad, vol doodelijk venijn.
~~°°r haar zegenen wij God en den Vader: en
et haar vervloeken wij de menschen, die
'aar Gods gelijkenis zijn geschapen. Uit den-
hden mond komt zegening en vervloeking
°°rt. Mijn broeders, zegt Sint Jacobus, deze
'bgen móeten aldus niet geschieden!
Haast lasteren en kwaadspreken kan dezelfde
bg zich bezondigen in de booze woorden van
Qa
gramschap. Hiermee is niet bedoeld de
''bbhtmatige toorn, de eerlijke verontwaardiging
^'elke zich in krachtige taal uit en waarvan
hit Paulus zegt: word toornig en zondig niet!
~bdoeld is de teugellooze drift, het onbeheersch-
e zich laten gaan, het noodeloos gekijf, wat
uit hoogmoed voortkomt.
He zondige toom is de vrucht van den zichzelf
bvoi'schattenden mensch, den licht geraakten
^"was, die geen critiek kan verdragen, geen
Genspraak duldt, die blindelings gehoorzaamd
tyi]
Worden, die zijn woord voor wet verklaart,
6 in alles en altijd zijn zin wil hebben. Bij
^Gh minsten tegenstand, bij iedere poging om
em tot andere gedachten te brengen, bij ieder
^hingsverschil stuift hij op: zijn trots is
Gekrenkt, zijn woorden vliegen als giftige pijlen
J1 zijn tegenstander af. Het gaat niet om
barheid of rechtvaardigheid; het is geen eer-
Jlce verontwaardiging óver aangericht of drei-
hd kwaad of wel hartstochtelijke verdediging
h het goede; neen, het is gekrenkte hoog-
bbb, geprikte eigenwaan, die de gal doen
erioopen. Dan kunnen woorden erger zijn
slagen; dan kan een heftige tong striemen
dooden door beleedigingen en verguizingen;
h kan vriendschap geknakt, genegenheid ver
is eUrd' liefde vermoord worden. Als de storm
Uitgeraasd komt de ongelukkige dikwijls zeif
de ervaring dat hij onherstelbare vei woes-
bGen heeft aangericht. Dat is de gramschap.
waarvan Sint Jacobus spreekt en die Gods
gerechtigheid niet uitwerkt. Want zulke toorn
is nutteloos.
Er zijn er die meenen, dat „mannentaal"
noodig is om zich te doen gelden, om hun ge
zag uit te oefenen, om hun zakelijke doelstel
lingen te bereiken. Wat bij uitzondering nut
tig kan zijn, geldt zeker niet als verontschuldi
ging voor den hoogmoedige, die bij voortdu
ring toornt en misbruik maakt van zijn tong.
De practijk leert, dat men zich op deze wijze
ten hoogste gehaat en gevreesd kan maken,
wat zeker niet de juiste basis is voor gezag.
Men kent de fabel van den wind en de zon,
die samen een wedstrijd aangingen om een
wandelaar er toe te brengen zijn jas uit ts
trekken. De wind blies zich op tot storm, tot
orkaan en slingerde den armen man heen en
weer. Maar hoe harder het waaide, des te ste
viger de man zijn kleeren vastmaakte. Toen de
wind het opgaf begon de zon; hij liet den ver
moeiden wandelaar eerst op adem komen, be
scheen hem vriendelijk, maakte hem warm,
zette hem in feilen gloed, totdat hij zijn jas
uittrok om het zich luchtiger te maken. Het
stille werk van de zon had het van den bulder
bas gewonnen!
Ook practisch dus werkt de blinde toorn niets
uit. Alles bijeen is het dan zaak zijn tong in
toom te houden, zich zoowel van laster en
kwaadspreken als van ijdel getwist en gekijf
te onthouden. Te licht vergeten overigens gods
dienstige menschen, dat hiervan hun zieleheil
kan afhangen, volgens het woord van denzelf
den apostel Jacobus: wie meent, dat hij gods
dienstig is, maar zijn tong niet in toom houdt
en zijn hart misleidt, diens godsdienst is ijdel!
LIBRA
In de memorie van antwoord betreffende het
wetsontwerp tot wijziging van de Pensioenwet
1922 deelen de betrokken ministers mede, dat
zij welwillend staan tegenover den door ver
schillende leden geuiten wensch om het maxi
mum van het weduwen- en weezenpensioen te
verhoogen en de daaruit voortvloeiende groo-
tere lasten geheel ten laste van de ambtenaren
te brengen.
Opdracht is gegeven tot het verrichten van
de berekeningen, welke voor de vaststelling van
een dergelijke regeling noodig zijn.
In het gewijzigd ontwerp van wet wordt
voorgesteld het derde lid van artikel 97 te
wijzigen, waar er wordt bepaald, dat het we-
duwenpensioen in geen geval minder zal be
dragen dan 50 procent van de eerste 2000 en
40 procent van het overige bedrag der bere
kende middelsom.
Bij de algemeene herziening van de pen
sioenwetgeving' zal moeten worden nagegaan,
of het tegenwoordige stelsel, dat inkoop van
diensttijd. in privaatrechtelijke verhouding
doorgebracht, in bepaalds gevallen mogelijk
maakt, moet worden bestendigd en, zoo Ja, uit
gebreid. indien de wenschelijkhèid van ophef
fing niet zal blijken, za-1 voorts worden nage
gaan, of de datum van 1 September 1931 in
de wet van 6 April 1S33 moet worden geschrapt.
Ten slotte is de datum van in werking tre
ding der wet nader bepaald op 1 Juli 1S33.
De Haagsche kantonrechter, mr. dr. A. Fon
tein, wees schriftelijk vonnis in de strafzaak
tegen den directeur van Lotisico, den heer B.,
aan wien ten laste is gelegd het openstellen
van de deelneming in loterijen, waarvoor niet
de vereischte toestemming was verkregen.
T enaanzien van de vraag, of voor deze lote
rijen geen toestemming zou zijn vereischt, zoo-
als namens verdachte is aangevoerd, omdat zij
vóór 1 Juli 1905 reeds wettiglijk waren aange
legd, overweegt de kantonrechter, dat artikel 10
der Loterijwet een uitzonderingsbepaling beoogt,
welke slechts het afwikkelen van destijds niét
in strijd met de wet bestaande loterijen moge
lijk maakt. Hieruit volgt, dat een beroep op
dit artikel niet kan dienen tot dekking van
eenige uitbreiding van de toegelaten loterij, of
van eenige wijziging in den oorspronkelijken
opzet.
De kantonrechter neemt aan, dat de loterijen,
waarvoor de in de dagvaarding ten laste ge
legde trekking is gehouden, niet waren de in
afwikkeling zijnde oorspronkelijke loterijen 'en
mitsdien niet vóór 1 Juli 1905 reeds wettiglijk
waren aangelegd.
Tot deze beslissing kwam de kantonrechter
door de overweging, dat het in strijd met den
oorspronkelijken opzet is, dat Lotisico thans
polissen tegelijkertijd aan toonder en op afbe
taling verkrijgbaar stelt.
Ten aanzien van de vraag, dat aan genoem
de trekking deelnemen polissen, die reeds eer
der aan een trekking hadden deelgenomen,
maar overeenkomstig een door Lotisico d.d .5
Juli 1932 uitgegeven circulaire in obligaties wa
ren geconverteerd, hetgeen in strijd zou zijn
met de Loterijwet 1905, overweegt de kanton
rechter dat niet is komen vast te staan dat
polissen niet vóór 1 Juli 1905 zijn uitgegeven
en dat ook de trekkingen, welke de vennoot
schap zelf houdt, niet een zoodanige af
wijking van den oorspronkelijken opzet op
leveren, dat van afwikkeling der loterij niet
meer kan gesproken worden.
De kantonrechter achtte overtreding der o-
terijwet aanwezig en veroordeelde verdachte tot
een geldboete van vijftienhonderd gulden, subs,
drie maanden hechtenis,
Naar wij van de zijde van Lotisico vernemen
bestaat de mogelijkheid, dat zij in het vonnis
berust, omdat de kantonrechter Lotisico op
twee haar inziens kardinale punten in het ge
lijk heeft gesteld en het bedrijf met inacht
neming van het vonnis gewoon kan worden
voortgezet.
De recherche heeft te Haren (Gr.) den 58-
jarigen R. de Vr., uit Den Haag, gearresteerd,
die er van verdacht wordt bestellingen te heb
ben aangenomen voor foto's van huizen, waar
voor hij wel te voren van de bewoners geld
ontving, doch de foto's niet leverde.
De man, die vroeger voor de politie heeft ge
fotografeerd, is ter beschikking van de justitie
gesteld.
Nadat de commissie van voorbereiding in
zake het wetsontwerp: bijzondere maatregelen
ten aanzien van loopende landbouwhypotheek-
en pachtovereenkomsten de memorie van ant
woord, vergezeld van het gewijzigd ontwerp van
wet, ontvangen had, is zij over een aantal pun
ten met de regeering mondeling in overleg ge
treden.
Aan het verslag van dit overleg wordt ont
leend
Op desbetreffende opmerkingen antwoordde
de regeering, dat h.i. een afzonderlijke regeling
voor den landbouw noodzakelijk is en dat het
niet mogelijk is, die regeling in de crisishypo-
theekaflossingswet op te nemen.
De vraag werd gesteld, of paragraaf 3,
handelend over uitstel van betaling van
hoofdsommen, niet kan worden gemist.
De regeering verklaarde, ook op het be
houd van paragraaf 3 prijs te stellen. Zou
men paragraaf 3 van hèt wetsontwerp er
uit lichten en de landbouwers voor het
verkrijgen van uitstel met betrekking tot
de hoofdsommen verwijzen naar de rege
ling van de crisishypotheekaflossingswet,
dan zouden zij dientengevolge in een aan
merkelijk slechtere positie komen.
Bovendien wijst de crisishypotheekaflossings
wet den kantonrechter, dit wetsontwerp daar
entegen de kamer voor crisis-landbouwzaken
als rechter aan.
De regeering verklaarde, van de regeling geen
ernstige moeilijkheden te vreezen.
Op desbetreffende opmerkingen der com
missie antwoordde de regeering, dat de posi
tie der Boerenleenbanken door het ontwerp
niet bedreigd zal worden.
Voor zoover deze banken hypothecaire vor
deringen bezitten, zullen ze in sommige geval
len genoegen moeten nemen met een. lagere
rente, geringere tusschentijdsche aflossing en
uitstel van betaling van de hoofdsom, maar
het ontwerp huldigt een individueel stelsel,
waarbij de belangen van beide partijen moeten
worden afgewogen.
Wat betreft de mogelijkheid, dat de boeren
leenbanken crediet-hypotheken hebben loopen,
verklaarde de regeering, dat deze banken zul
len kunnen profiteeren van een nieuw in te
voegen bepaling, behelzende dat de wet op cre-
diethypotheken niet van toepassing is.
Ook na dit betoog van regeeringszijde bleef
in de commissie twijfel bestaan aan de juist
heid der voorgedragen opvatting.
Verder werd de vraag ter sprake gebracht,
of in artikel 3 een rechterlijke beslfcssing, In
houdende vermindering van de verplichtingen
van den schuldenaar, niet eveneens mogelijk
gemaakt dient te worden, wanneer de schul
denaar nog niet met executie bedreigd wordt,
doch niettemin niet meer aan zijn verplichtin
gen kan voldoen.
De regeering verklaarde bevreesd te zijn, dat
ook die schuldenaren, die nog in staat zijn. de
overeengekomen rente en aflossing in haar ge
heel te voldoen, een beroep <t>p de wet zullen
gaan doen,- indien niet als voorwaarde voor
het indienen van een verzoek om vermindering
gesteld wordt, dat met executie wordt ge
dreigd.
De dezer dagen onder leiding van sir Fran
cis Towle te Berlijn gehouden vergadering van
het uitvoerend-comité der Alliance Interna
tionale de l'Hotellerie heeft zich grootendeels
bezig gehouden met de moeilijkheden, welke,
voornamelijk in verband met de deviezenpoli-
tiek van verscheidene landen, aan het toeris
tenverkeer in den weg worden gelegd.
Naar aanleiding van een door de afvaardi
ging van Horecaf, de Nederlandsche hotel
organisatie, ingediende motie, strekkende tot
een spoedig herstel van normale internationale
verhoudingen op reisgebied, werd besloten tot
uitgifte van internationale hotelcoupons en
tot het inroepen van de medewerking der re
geeringen om te geraken tot een verrekening
langs den weg der clearing, zoodat geen de
viezen behoeven te worden uitgevoerd.
Uit de besprekingen is gebleken, dat het
prijspeil der verschillende aangesloten landen
op hotelgebied zich meer en meer beweegt naar
eenzelfde internationaal niveau.
De Nederlandsche Meelcentrale maakt be
kend:
Het gedeelte van het prijsverschil per 100 k.g.
voor den invoer van tot veevoeder verwerkte
oliehoudende zaden, pitten en noten, bedoeld i
artikel 8, b, onder 2o, van de Crisis-Akkerbouw-
beschikking 1934 I, is vastgesteld als volgt:
Inklaring van 11 Mei af tot en met 31 Aug.
1936: voor lijnkoeken f 1.20; voor soyaschraot
f 0.65; voor soyakoeken f 0.75voor grondnoot-
koeken f 0.55; voor grondnootschilfers f 1.30;
voor cocoskoeken f 0.80; voor Ned. Oost-Indi
sche cocoskoeken f 0.55; voor tot andere niet ge
noemde soorten veevoeder verwerkte oliehou
dende zaden, pitten en noten f 0.50.
Voor de goede orde wordt opgemerkt, dat in
deze bedragen niet is begrepen het in artikel 8,
b, onder lo, van voornoemde beschikking be
doelde gedeelte van het prijsverschil.
Indien men zijn import op verderen termijn
nu reeds wenscht vast te leggen tot bovenge
noemde prijsverschillen, gelieve men zich daar
over met de Nederlandsche Meelcentrale te
's-Gravenhage in verbinding te stellen.
Inzake de beschikbaarstelling van gehakt
in blik tegen lagen prijs aan werkloozen
komt ons ter oore, dat de heer De Bruin,
directeur der Nederlandsche Vleeschindus-
t.rie, gevestigd te IJmuiden, een desbetref
fend voorstel en procédé heeft aangeboden
san de ministers van Landbouw en Vis-
scherij en van Sociale Zaken.
Er is ten aanzien hiervan over een proef-
order overeenstemming verkregen tusschen
den minister van Sociale Zaken en ge
noemden fabrikant-leverancier. Met de dis
tributie van het volgens dit procédé toe
bereide vleesch zal zoo mogelijk nog vóór
1 Juni worden begonnen; in elk geval moet
de eerste levering vóór 1 Juni zijn.
Van andere zijde vernemen wij, dat van het
verdere verloop der kwestie van beschikbaar
stelling van vleesch voor werkloozen zal af
hangen, in hoeverre na deze proeforder nog
verdere stappen zullen worden gedaan; hierom
trent kan thans nog niets worden medegedeeld.
De Veehouderijcentrale levert voor deze
proeforder twee duizend varkens.
Voorts vernemen wij, dat de regeeringscom-
missaris met de slagersbonden heeft geconfe
reerd over de mogelijkheid van distributie van
versch vleesch onder werkloozen.
Hieruit blijkt, dat ook deze mogelijkheid on
der de oogen wordt gezien.
Zaterdagmiddag lieten de gebroeders Van den
Akker, resp. negentien en veertien jaar oud,
zich in een kano door een sleepboot voorttrek
ken op de rivier de Maas. Ten Zuiden van de
Maasbrug, ter hoogte van den houthandel Van
Gasselt té Blerick, is de kano plotseling om
geslagen, waardoor beide jongens te water ge
raakten. De jongste, die niet kon zwemmen,
heeft zich in zijn angst vastgeklemd aan zijn
ouderen broer, die de zwemkunst wel machtig
was. Het gevolg was, dat beiden in de diepte
verdwenen en verdronken.
De jongens waren woonachtig in de buurt
schap Ven, tusschen Venlo en Straelen.
Bij K. B. is met ingang van 1 November
1936, aan den heer G. Bolkestein op zijn ver
zoek eervol ontslag verleend als inspecteur van
het gymnasiaal en het middelbaar onderwijs,
met dankbetuiging voor de door hem aan den
lande bewezen diensten.
Wat is eigenlijk een kwakzalver? Blijkbaar is
een kwakzalver niet altijd gelijkstaande met
iemand, die onbevoegd de geneeskunde uitoefent.
Immers het zou wel eens kunnen gebeuren, dat
iemand, die daartoe wel bevoegd is, eigenlijk
een kwakzalver is; inderdaad zijn mij gevallen
bekend, dat een dokter, die zijn beroepskennis
voor meer dan de helft vergeten was, zonder
kritiek voor alle mogelijke ziekten eenzelfde, zeer
twijfelachtige methode aanwendde. Anderzijds is
het ook niet onmogelijk, .dat een kwakzalver de
geneeskunde goed kent: dat dit werkelijk voor
komt is nog nooit gebleken. Maar er is b.v.
geen enkel arts, die Pastoor Kneipp een kwak
zalver zal noemen. Deze had n.l. een vrij uitge
breide medische kennis van de teekenen der
ziekte.
De kwakzalverij is zoo oud als de wereld. Voor
eerst zijn de aard en het verloop van ziekten heel
vaak, men mag wel zeggen, meestal, aan den leek
onbekend, zoodat hij de kwaliteit van de behan
deling niet kan beoordeelen. Dit geeft den kwak
zalver reeds een groote mate van vrijheid. Voor
den leek is er b.v. in 't begin niet zoo veel ver
schil tusschen een beginnende ziekte van Base
dow, de bloedarmoede, of een beginnende long-
tuberculose: hij kan niet beoordeelen, of een
dergelijke ziekte goed behandeld wordt. Hij kan
echter wel veel beter bekijken, of de schilder, de
behanger, de metselaar, zijn werk goed doet.
Dan: een ziekte kan eindigen met den dood;
de dood kan onvermijdelijk zijn. Ook dat weet
iedereen, maar hij kan niet beoordeelen, welke
ziekte en welk ziektegeval doodelijk is. Wanneer
de patiënt dus sterft, kan de leek niet beoordee
len, of de dood niet verhinderd had kunnen
worden. Geheel anders is het geval met zijn oor
deelskracht over andere takken van menschelijke
werkzaamheid. Als iemand ziek wordt van de
worst van den slager, als een pasgebouwd-huis
ineenstort, als een nieuw wollen costuum kreu
kelig is, als het behangselpapier niet mooi glad
is, als de pasgeverfde deur begint te bladeren,
als een goedgeadresseerde brief niet aankomt,
dan weet in al zulke en nog duizend andere ge-
gevallen de leek heel goed, dat ,het werk niet
goed gedaan is; maar als een zieke sterft, is het
in het geheel niet zeker, dat de behandeling ver
keerd was. Wat men dus schertsenderwijs den
dokters toevoegt, n.l. dat de dooden niet spre
ken, is eveneens op kwakzalvers van toepassing.
Maar dit alles zijn slechts de voorwaarden voor
den bloei der kwakzalverij; de oorzaak ligt er
gens anders. Waarom gelooven zoovele menschen,
dat de geneeskunde uitgeoefend kan worden
zonder de officieele geneeskunde te kennen? Ik
zeg met opzet: officieele geneeskunde, want hij
die gelooft in den kwakzalver, is natuurlijk over
tuigd, dat er een hoogere soort geneeskunde be
staat dan die, welke op de universiteiten wordt
onderwezen.
Maar van den anderen kant: er is niemand,
die gelooft aan een soort hoogere timmerkunde,
zoodat men een slager vraagt om een huis te
bouwen, ofschoon hij dat vak niet geleerd heelt.
Daarom kan natuurlijk in 'n bepaald geval een
slager een zeer goed timmerman zijn; maar hoe
beoordeelt men dat? Doordat men ziet, dat hij
juist doet als een timmerman. Als ik zie, dat
mijn slager juist als een timmerman kan scha
ven, beitelen, meten, enz. dan besluit ik daaruit
terecht, dat hij iets van het timmervak verstaat.
Maar de kwakzalver doet heel anders dan een
dokter; de kwakzalver is dus niet iemand, die
alleen maar een diploma mist, maar overigens
de normale geneeskundige studies gemaakt heeft:
de kwakzalver houdt er een eigen methode op
na. En waarom gelooven er nu zoo velen, dat die
eigen methode toch ook wel iets gosds zou kun
nen hebben; waarom gelooven zelfs sommigen,
dat die kwakzalversmaaieren verre verheven zijn
boven de z.g. officieele geneeskunde?
Nu, dat komt ten eerste, omdat men in t ge
heel niet weet, wat er aan de geneeskunde vast
zit. Daar heeft de leek, ook de geleerde leek, die
op de universiteit letteren of rechten gestudeerd
heeft, in 't algemeen geen idee van. En dan is 't
natuurlijk heel gemakkelijk om te gelooven, dat
de eerste de beste kwakzalver de geneskunde ook
kent. Als een boogschutter uit Limburg mij zegt,
dat hij de haaienvangst even goed kent als een
oude verweerde haaienvisscher, die zeewater
drinkt en zeewier eet en boven in den mast een
dutje doet, dan ben ik in mijn goedgeloovigheid
geneigd, den Limburger te gelooven, omdat ik in
't geheel niet weet, wat er al zoo voor de haaien
vangst noodig is. Maar als een radio-amateur
mij zegt, dat hij een electrische centrale kan
bouwen, dan vraag ik hem terstond, of hij hoo
gere wiskunde kent; zoo neen, dan kan hij geen
centrale bouwen. Ik weet, dat die wiskunde daar
voor noodig is. Maar wat weet de leek van ge
neeskunde? De meesten weten niet eens wat een
spier of een zenuw is. Dat is hun niet kwalijk te
nemen, want zij hebben het niet geleerd, en het
heeft in de Oudheid enkele honderden jaren ge
duurd, voordat men het verschil tusschen zenu
wen en pezen kende.
Voor de geneeskunde is in de eerste plaats
noodig de ontleedkunde, d.w.z. de kennis uit
welke deelen het lichaam bestaat. Iemand krijgt
plotseling een verlamming van een arm, een
been, een oog of den mond: dadelijk kan de me
dicus zeggen, welke plaats in de hersenen is
aangedaan, want op die bepaalde plaats komen
die vier zenuwstrengen bij elkaar.
Nu is de bouw van het lichaam uiterst inge
wikkeld, veel ingewikkelder dan een electrische
centrale of het Duitsche Rijk.
Ten tweede moet de medicus kennen de ver
richtingen van de lichaamsdeelen. Iemand begint
b.v. onzeker te loopen: een verandering in de
kleine hersenen kan de oorzaak daarvan zijn.
Of iemand krijgt aanvallen van duizeligheid, oor-
suizen en neervallen: het is een ziekte in het
binnenste oor; want in de kleine hersenen is het
centrum van de even wichtsbewegingen; en in
het binnenste oor ligt het orgaan, waardoor het
evenwicht, de eigen houding wordt waargeno
men.
Daarna moet hij leeren de ziekten: het wezen
van de ziekten, de verschijnselen der ziekten, en
de teekenen. om ze te herkennen; daarbij komt
dan ook het laboratorium te pas. Hij moet, om
er heel weinig te noemen, duizend ziekten ken
nen.
Daarna leert hij de behandeling: chirurgische
behandeling, behandeling met geneesmiddelen,
met dieet, met uitwendige toepassingen, baden,
massage, psychische behandeling, enz.
De dokter, die weet dat hij dit alles beslist
noodig heeft, om met kans op resultaat zijn be
roep te kunnen uitoefenen, begrijpt daarom niet,
waarom patiënten naar kwakzalvers gaan, die
er niets van weten. Maar als de dokter (een
enkele) schilderijen koopt, dan komt later een
deskundige vriend een schilder of kunstken
ner en zegt: „Hoe heb je nu zulken rommel
kunnen koopen?" Zoo gaat ook de zieke tot den
kwakzalver.
Door al deze oorzaken, maar vooral door dé
onkunde der menschen, (ook in zeer deftige en
beschaafde kringen) kan de kwakzalver door
handige reclame het doen voorkomen, alsof hij
een superieur soort geneeskunde bezit. De re
clame is soms zeer vreemd maar heel doeltref
fend. Iemand zet op de deur: Mevr. X. in krui
den. Dat maakt indruk. Maar laat een dokter
op zijn deur zetten: „Dr. van der Hummes, in
pillen". Hij zou zich belachelijk maken.
Er is nu eenmaal 'n groote onkunde onder vele
menschen, niet alleen wat de geneeskunde be
treft, maar vaak zelfs, wat er voor studie van de
geneeskunst noodig is. En die onkunde kan. zoo
als elke onkunde, uitstekend geëxploiteerd wor
den. Ook dat is een kunst, maar geen genees
kunst.
Dr. TH. H. SCHLICHTING