Z. H. EXC. MGR. J. H. G. JANSEN TEN GRAVE GEDRAGEN Mgr. Huurdeman geeft een treffende karakteristiek ONTROERING BIJ VELEN Naar de Kathedraal De Metten Plechtige Requiem-Mis De lijkrede De laatste gang Vit het geheele land waren kerke lijke en wereldlijke autori teiten in Utrecht voor de plechtigheden bijeen gekomen Man van groot geloof en veel Godsvertrouwen Indrukken in de kerk Aanwezige autoriteiten Op het kerkhof Radio-uitzending Requiem-mis te Breda RETRAITEN Manresa te Venlo St. Ignatius te Spaubeek St. Clemens te Noordwijker- hout St. Petrus Canisius te Bergen (N.-H.) Loyola te Vught Weer zijn uit alle deelen van het land geestelijke en wereldlijke auto riteiten in de oude bisschopsstad te zamen gekomen om een grooten 'doode naar zijn laatste rustplaats te geleiden- Weer is de Metropolitane kerk in zwaren rouw gehuld en het behoort nog tot de jonge geschiedenis van de katholieke Kerk in Nederland, dat een andere opvolger van Sint Willibrord hier lag opgebaard. Weer beieren de zware klokken droef over de stad, het volk staat op de hoeken van de straten om het historische oogenblik ook nu niet te missen, want weer trekt een grootsche be grafenis-stoet langs. Aan den ingang van de kathedraal aan de Lange Nieuwstraat ondergaan we hetzelfde schouwspel van de contrasteerende kleuren purper en zwart, afgewisseld door den glans van uniformen. Z. H. Exc. Mgr. J. H. G. Jansen, dien we de laatste maanden gekend hebben als oud-Aartsbisschop van Utrecht, wordt ten grave gedragen- Heel Nederland rouwt vandaag, doch vooral de katholieken van het Aartsdiocees, die zich dezen dag de vermanende en liefdevolle woor den bijzonder helder herinneren, die Mgr. Jan sen zoo vaak tot hen richtte. De flinke ge stalte van Mgr. Jansen staat ons ineens pijn lijk scherp voor den geest en in gedachte zitten We weer met volle aandacht op vergaderingen en congressen te luisteren naar zijn woord, dat altijd vol beteekenis was. Allereerst zijn dankbaar en hartelijk woord, als katholiek Utrecht hem na zijn consecratie heeft gehuldigd, zijn waarschuwend woord op den Katholiekendag te Amsterdam, dat de ba kens moeten verzet worden, doch vooral zijn liefdevolle toespraak, die de taal van een in alles meelevend medemensch was, als Hij den Kruistocht der Helpende Liefde preekt. Dezen mond is voor eeuwig het zwijgen op gelegd en in stille ontroering volgen we nu de baar naar het graf. Mgr. Jansen laat bij ons allen treffende her inneringen na. Het leven van een heilig pries ter, een vurig Apostel, een lijden, dat ons allen reeds zoo lang tot groot mededoogen en droef heid had gestemd. Wij bidden voor zijn ziele- rust en er was vandaag menig oud moedertje, menig kind en menig man, van wie een stil schietgebedje ten hemel steeg toen de rouw koets langs ging. De gedachte aan een goed en groot mensch, die het leven werd uitgedragen om in de kille ruimte van het graf den dag der opstanding te verbeiden, is op den dag na 's Heeren Hemelvaart bij iedereen aanwezig ge weest. Donderdagavond werd de laatste gang naar de kathedraal aan de Lange Nieuwstraat onderno men. Nu was het echter geen glorieuze intocht Van den Prins der Kerk, omstuwd door vreug deklanken van het machtige kerkorgel, die ze genend de gewijde ruimte betrad, om als zoovele malen op hooge feestdagen hier te pontificee- ren; nu waren het droefheid en smart, die de stemming beheerschten. Reeds lang voor het verschijnen van den droe ven stoet was het kerkgebouw overvol van ka tholieken, doch ook niet-katholieken, die bij de- Zen laatsten tocht naar de kathedraal den zoo- Zeer beminden oud-Aartsbisschop in alle stilte een groet kwamen brengen. Voor in de kerk waren verschillende rijen stoelen vrijgehouden voor de H.H. Geestelijken. Het priesterkoor en het hoofdaltaar, de verhe ven plaats in de kerk, waar zoo vele malen bij den feestelijken gloed van waskaarsen Mgr. Jan sen het H. Misoffer opdroeg, waren thans ge heel gehuld in rouw. De laatste uren vóór de begrafenis bleef het stoffelijk omhulsel van den grooten doode er opgebaard. Het hoofdaltaar was bekleed met zwaren rouw. Links en rechts stonden twee rouwpyramiden, Waarlangs trapsgewijze brandende kaarsen. Ook de kaarsen in de zilveren kandelaars, welke aan twee kanten van het groote kruisbeeld stonden, brandden. Op den vloer van het priesterkoor lag een zwart tapijt met zilver-witte banden ter- Wijl de kanunniken-banken aan de voorzijde met zwarte draperieën waren behangen. Midden boven het ruime priesterkoor welfde Van rouwdraperieë'n een hooge troonhemel, be kroond door zwart-witte pluimen. De glooiende banen rouwstof bevatten in het hart een witten band. Ter weerszijden van de verhooging, waarop de kist met het stoffelijk omhulsel van Mgr. Jan- Ben zou worden geplaatst, stonden zes donkere kandelaars met brandende kaarsen. Per lijkwagen werd te half zeven het stoffe lijk overschot van het paleis aan de Maliebaan haar de kathedrale kerk aan de Lange Nieuw straat door de goede zorgen van de N.V R.K. TJtrechtsche Begrafenis Vereeniging (dir. G. v. d. Koek) overgebracht. Achter de rouwkoets volgden twee rouwrijtui- gen, waarin resp. gezeten waren Z. H. Exc. Mgr. llr. J. de Jong, Aartsbisschop en Mgr. D. Huur- De Aartsbisschop van Utrecht, Z. H. Exc. dr. J. de Jong, droeg de plechtige Requiemmis op deman, Vicaris-Generaal en de beide secreta rissen van het Aartsbisdom, de Zeereerwaarde Heeren J. v. d. Burg en Dr. J. A. Geerdinck. Buioen het kerkgebouw stonden velen den droeven stoet op te wachten. Toen de koets voor de kerk stopte, begaf de Hoogeerw. Heer Kanunnik J. B. A. Batenburg, plebaan, vergezeld van den Hoogeerw. Heer H. C. Hartman, pre sident en den Zeereerw. Heer J. A. M. Prein, directeur van het Groot-Seminarie „Rijsenburg", en voorafgegaan door een stoet van theologanten en misdienaars, zich naar den hoofdingang van het kerkgebouw. Onder een droef gezang van de Schola Canto rum van het Groot Seminarie, werd de eiken houten kist met massief-koperen monteering en kruis, alsmede een koperen plaquette, waar op in het Latijn vermeld staan de namen van wijlen Mgr. Jansen, alsook de geboorte- en sterfdata, door tien dragers en twee bedienaren naar het hoofdaltaar geleid. Vlak achter de kist schreden Z. H. Exc. Mgr. dr. J. de Jong, de Aartsbisschop, en de Vicaris-Generaal van het Aartsbisdom, de Hoogeerw. Heer Mgr. D. Huur deman, gevolgd door de Weleerw. Heeren J. v. d. Burg en Dr. J. A. Geerdinck, secretarissen van het Aartsbisdom, allen in witte superplie ge kleed. Door den Zereerw. Heer J. v. d. Burg werd de Bisschopshoed van den overledene gedragen, terwijl de Zeereerw. Heer Dr. J. A. Geerdinck op een wit zijden kussen het eereteeken van de ridderorde van den Nederlandschen Leeuw van Mgr. Jansen droeg. De Bisschopshoed werd aan het hoofdeinde en het kussen aan het voeten einde van de kist gelegd. Onder doodsehe stilte en met de uiterste voor zichtigheid werd de kist met haar dierbaren last onder de rouwdraperie op het priesterkoor ge plaatst. Voor het priesterkoor op de gereserveerde plaatsen hadden vele H.H. Geestelijken uit de stad Utrecht en omgeving, en in een der ka- nunnikenbanken had de Hoogeerw. Heer Prof. dr. A. H. v. d. Loo, officiaal van het Aartsbis dom, plaats genomen. Ook de Aartsbisschop nam in een der kanun- nikenbanken plaats, evenals de Vicaris-Generaal van het Aartsbisdom. Het groote kerkgebouw was nu overvol. De Schola Cantorum van het Groot Seminarie, waarvan de leden gekleed waren in zwarten toog met witte superplie, schaarde zich ter weers zijden van het hoofdeinde der kist. Agens was de Hoogeerw. Heer Mgr. J. A. G. van Schaik, Proost van het Metropolitaan Ka pittel; twee theologanten fungeerden als can- tores. Zooveel als mogelijk was, waren de aanwezi gen in de kerk in 't bezit gesteld van een exem plaar van „Bron van Christelijken Geest", waar in al de gebeden en gezangen der Metten voor kwamen. Het is alsof ook de natuur rouwt op dezen dag, dat een Kerkvorst grafwaarts wordt ge dragen. Donkere wolken schuiven in het lucht ruim voorbij als de autoriteiten zich naar de kathedraal aan de Lange Nieuwstraat begeven. Om tien uur hedenmorgen beginnen de Lau den. Het kerkgebouw is dan reeds bijna geheel gevuld, doch het geloop der menschen, die den uitvaartdienst zullen bijwonen, duurt nog een kwartier, daar verzocht is uiterlijk te 10.15 uur aanwezig te willen zijn. Er passeeren verschil lende bekende figuren: kerkelijke hoogwaardig- heidsbekleeders en leidende persoonlijkheden in het maatschappelijke leven. Minister Van Schaik gaat onze bank voorbij en in den stroom geestelijken ontdekken we verscheidene pries ters, die door hun functie nauw hebben samen gewerkt met Mgr. Jansen in den tfjd van zijn pastoraat. Het zijn de oud-kapelaahs van de kerk van O. L. Vrouw ten Hemelopneming aan de Biltstraat, thans zelf pastoor in een of an dere plaats van het Aartsbisdom. „Exultabunt Domino ossa humilita", „Blijde zal mijn vernederd gebeente juichen voor, den Heer", met deze antiphoon, die een heerlijke getuigenis is van de beteekenis van den dood voor den rechtvaardige, zetten de Lauden in, waarbij de Schola Cantorum van het Groot- Seminarie Rijsenburg de gezangen uitvoert. Agens is de Proost van het Metropolitaan Ka pittel, Mgr. J. G. van Schaik. De H. Requiem-mis gaat beginnen. De ge- noodigden zijn thans allen in de kerk. Op het priesterkoor verschijnt het paars van de bis schoppen. Een stoet van kanunniken en theo loganten van Rijsenburg, voorafgegaan door dr. J. A. Geerdin secretaris van het Aarts bisdom, haalt vanaf den ingang den Aartsbis schop Z. H. Exc. Mgr. dr. J. de Jong, den cele brant van de H. Requiemmis, in. De Aartsbisschop zegent de geloovigen en be geeft zich naar het Sacramentsaltaar tot het houden van een kleine adoratie. Het is stil als de Aartsbisschop zich met de gewaden om kleedt. Na een minuut of vijf zet het.koor het Re quiem in, de steeds zoo ontroerende smeekbede. Om half elf begon hedenmorgen de plech tige Requiem-Mis, die werd opgedragen door Z. H. Exc. Mgr. dr. J. de Jong, Aartsbisschop van Utrecht. De assistentie was als volgt: Fresbyter-Assistens: Hoogeerw. heer Mgr. J. A. G. van Schaik, Proost van het Metropolitaan Kapittel en Pastoor der St. Martinus-parochie te Utrecht; Troon-diakens: de Hoogeerw. hee ren Kanunnik H. J. Koopmans, president van het Klein Seminarie te Apeldoorn en Kanunnik J. H. Schol ten, Deken en Pastoor der parochie van den H. Plechelmus te Oldenzaal. Diaken: Hoogeerw. heer Kanunnik F. A. H. van de Loo, Officiaal van het Aartsbisdom. Sub-diaken: Hoogeerw. heer Kanunnik G. Voskuilen, Pas toor der parochie van St. Joan den Dooper te Arnhem. De lagere functies werden verricht door theo loganten van het Groot-Seminarie te Rijsenburg Lichtstralen vallen door de gekleurde ramen en hulJen de kerk in een waas van een huive rend heilig mysterie. Voor op het priesterkoor doet het kaarslicht een doffen glans vallen op de k:?c, waarin de groote doode rust. Het zangkoor der kathedrale kerk „St. Grego- rius Magnus", onder leiding van Hendrik An- driessen, voert de Gregoriaansche Requiemmis uit volgens liturgischen eisch zonder orgelbe- geleiaing. Heldere jongensstemmen zingen het „Dies Irae" een zang aangrijpend door den zinrijken inhoud, doch niet minder door de sereene me lodie en de afwisseling van de lichte jongens stem met den sonoren zang der mannen, maakt de Sequentia tot een liturgisch hoogtepunt van dezen plechtigen dienst. In het Priesterkoor hadden plaats genomen: Z. H. Exc. Mgr. Paolo Giobbe, Pauselijk In ternuntius te 's GravenhageH. H. H. H. Exc. Mgr. P. Hopmans, Bisschop van Breda; Mgr. A. F. Diepen, Bisschop van 's Hertogenbosch; Mgr. Dr. J. H. G. Lemmens, Bisschop van Roermond en Mgr. J. P. Huibers, Bisschop van Haarlem. Voorts de Hoogwaardige Abten Pater Dom. J. de Puniet van de St. Paulus-Abdij te Ooster hout; Pater Columbanus Tewe van de St. Be- nedictus-Abdij te Achel en Pater Gabriël v. d. Moosdijk van de Abdij „Sion" te Diepenveen, de Geheim Kamerheeren van Z. H. den Paus Mgr. Dr. M. J. Schrader, em. pastoor te Soest; Mgr. Dr. J. H. E. J. Hoogveld, professor aan de R.K. Universiteit te Nijmegen en Mgr. Dr. Th. J F. Verhoeven, Directeur van het Centraal Bureau voor Onderwijs en Opvoeding te 's Gra venhage; de Hoogeerw. heeren Kanunniken van het Metropolitaan Kapittel, voor zoover zij geen assistentie verleenden bij den Pontificalen Uit vaartdienst en de eere-Kanunniken: de Hoog eerw. heeren J. H. Vaas, Deken van Leeuwar den en R. J. A. Janssen, em. pastoor te Zwolle. Onder de talrijke autoriteiten bevond zich de Pauselijke Internuntius, Z. H. Exc. Mgr. Paolo Giobbe Op de voor hen gereserveerde plaatsen in de kerk werden opgemerkt de Hoogeerw. Paters Provinciaals van diverse Orden en Congregaties; Hoogeerw. heer G. C. Hartmann, president van het Groot-Seminarie te Rijsenburg; de Hoog eerw. heeren Dekens van het Aartsbisdom, Prof. Dr. F. van Welie, rector-magnificus van de R.K. Universiteit te Nijmegen; de beide nog in leven zijnde klasgenooten van den overleden Oud-Aartsbisschop, de Zeereerw. heeren A. J. M. van Aken, Pastoor te Werkhoven en W. G. J. de Haer, rector van het St. Elisabeth-Gast- huis te Arnhem; de Pastoors van de stad Utrecht; professoren van het Groot-Seminarie te Rijsenburg en het Klein-Seminarie te Apel doorn; de oud-xapelaans van Z. H. Exc. Mgr. Jansen, gedurende de jaren van diens pas toraat, talrijke eerw. heeren Pastoors en Ka pelaans van parochies uit het Aartsbisdom; prioren en rectoren van kloosters in het Aarts bisdom gevestigd en de Algemeene Provinciale Oversten van Congregaties uit het Aartsbisdom en de Oversten van Religieuze Huizen en In stellingen uit de stad Utrecht. In de kerk hadden behalve de familie van deg, overledene o.m. nog plaats genomen de volgende wereldlijke autoriteiten en andere genoodigden de heeren Jhr. Mr. C. A. J. van Sasse van IJsselt en Mr. A. I. M. J. baron van Wijnber gen, beiden uit Utrecht, vertegenwoordigers van de Souvereine Orde van Malta; Z. Exc. Mr. J. R. H. van Schaik te Den Haag, curator van de R.K. Universiteit te Nijmegen; Z. Exc. Waclao Babinski, gezant van Polen te Den Haag; dr. J. P. Fockema Andreae, Commissa ris der Koningin te Groningen, oud-burge meester van Utrecht; de te Utrecht woonach tige R.K. leden van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Gencraal; de R.K. leden van Ged. Staten van Utrecht, de heeren G. H. J. van Spanje en Mr. H. W. de Vink, beiden te Utrecht; (de Commissaris der Koningin was wegens verblijf in het buitenland verhinderd); de burgemeester van Utrecht Mr. Dr. G. A. W. ter Pelkwijk, de Wethouders en de gemeente secretaris Dr. J. de Lange; Dr. H. Th. s' Jacob (en echtgenoote) te Zeist, oud-Commissaris van de provincie Utrecht; de R.K. leden van den Cer.tr. Raad van Beroep te Utrecht Mr. G. A. M. Smeenk en Mr. W. H. van Basten Baten burg; Mr. H. P. J. M. Loeff, rechter in de Arr. Rechtbank te Utrecht; leden van het bestuur der St. Radboud Stichting, waarvan de over leden oud-Aartsbisschop voorzitter geweest is; de president-curator Dr. W. A. Boekelman en curatoren van de R.K. Universiteit te Nijme gen en Mr. E. v. d. Heijden, secretaris van den Academischen Senaat der R.K. Universiteit; de R.K. Hoogleeraren van de Rijks Universiteit te Utrecht; de Hoogeerw. heer Mgr. A. Hermus te St. Michiels-Gestel, onder-voorzitter van den Priester Missiebond in Nederland en leden van het Bestuur der Broederschap van St. Bonifa- cius, van welke besturen wijlen Mgr. Jansen voorzitter was; het College van Regenten van het St. Antonius Gasthuis te Utrecht; Luite nant-kolonel P. J. A. Bartels, garnizoens-com- mandant van Utrecht; de R.K. Raadsleden en de R.K. leden van de Kamer van K. en F. te Utrecht; de hoofdcommissaris van politie, de heer D. Schuitemaker. De hoogeerwaarde heer Mgr. D. Huurdeman, Vicaris-Generaal van het Aartsbisdom, hield de volgende lijkrede. Mij is verzocht een woord te spreken bij de lijkbaar van Zijne Hoogwaardige Excellentie Monseigneur Joannes Henricus Gerardus Jan sen, Aartsbisschop van Selimbria, tot voor kort Aartsbisschop van Utrecht, die in de week van 's Heeren Hemelvaart voorzien van de H.H. Sacramenten der Stervendèn is ontslapen in het St. Antoniusgasthuis hier ter stede. Het is niet mijn taak een levensbeschrijving van den overledene te geven of de beteekenis te be palen van zijn kort episcopaat, dat is de taak van den geschiedschrijver die na ons komt. Mijn taak kan slechts zijn een beeld var. hem te ontwerpen, dat in onze herinnering blijft voortleven tot stichting en leering. Joannes Henricus Gerardus Jansen werd 15 Aug. 1893 in deze kathedraal priester gewijd. Achtereenvolgens was hij kapelaan te Heeg, Sneek en van St. Walburgis té Arnhem; daar na professor in de H. Schril'? aan het Semi narie te Rijsenburg. Vervolgens was hij pastoor te 't Goy, Harlffigen, Utrecht, O. L. Vrouw aan de Biltstraat en van het H. Hart van Jezus, van welke laatste parochie hij de oprichter was. Hij werd kanunnik van het Metropolitaan Kapittel van Utrecht en deken dezer stad. Na den dood van Mgr. Henricus van de Wetering bestuurde hij het Aartsbisdom als Vicaris-Capitularis en werd April 1930 door Zijne Heiligheid den Paus benoemd tot diens opvolger op den zetel van St. Willibrord. Wanneer ik thans ga trachten om een beeld te teekenen van den overledene, dan zie ik hem voor mij als een man van groot geloof en on begrensd Godsvertrouwen, waarvan niet alleen zijn persoonlijk zieleleven doordrongen was, maar waarin voor hem ook de stuwkracht was gelegen van geheel zijn priesterlijken en bis- schoppelijken arbeid. Dat groote geloof droeg hij diep in het hart als het erfdeel der vade ren; van dat geloof getuigde zijn innig gebeds leven, getuigde zijn consciëntieuze levensopvat ting en zijn trouwe plichtsbetrachting en als Christen en als priester, maar bovenal droeg het dat ware en groote kenteeken, zonder het welk zelfs het geloof dat wonderen werkt een ij dele klank is volgens den Apostel, het ken teeken der liefde. Geheel zijn priesterlijke le ven, een leven van gave ongereptheid, getuigt van zijn groote liefde en toewijding. De liefde voor de hem toevertrouwde zielen dreef hem tot gestadigen arbeid, een nooit rus tende bedrijvigheid en vaak tot zulk een groote toewijding voor afzonderlijke personen, die zijn hulp en leiding het meest noodig hadden, dat anderen soms schenen vergeten te worden. Dat was echter slechts schijn. Want zijne liefde was groot en breed genoeg om allen te om vatten zonder onderscheid, al ging zij dan voor al tot de armen en behoeftigen in allerlei vorm, ook tot degenen, waaraan anderen weiliclit te weinig dachten. Wie herinnert zich niet zijn groote reae voor den Kruistocht der Helpende Liefde, zijn persoonlijk collecteeren in de ka thedraal, wie denkt niet aan zijn roerende zorg voor de ongehuwde moeder en haar kind. Die liefde en toewijding deinsde voor geen persoon lijke offers terug, hoe groot ook. Ik verraad geen geheimen, wanneer IK hier zeg, dat schier geheel zijn persoonlijk vermogen door zijn han den is gegleden in de handen, die zich uit strekten naar zijn helpende liefde. Het was zijn brandende liefde voor het heil der zielen, die aan zijn woord zoo groote wel sprekendheid gaf. Het was hem een behoefte de schare toe te spreken, waar en zoo dikwijls er maar gelegenheid voor was. Hij meende in zijn plicht te kort te schieten, wanneer hij zulk een gelegenheid liet voorbijgaan. Ik behoef u maar te herinneren aan zijn radio-rede aan boord van de „Flandria", toen hij geheel ge broken van Buenos Aires terugkeerde, aan zfjn preek te Dokkum waar hij doodziek tot de jeugd zijn vermaningen richtte, aan zijn laatste woor den tot de levieten van het seminarie te Rij senburg, nog met zooveel kracht uitgesproken enkele dagen slechts voordat hij in het St. An- tonius-Gasthuis moest worden opgenomen. Daar is menig woord van hem door geheel de pers gegaan en niet enkel de katholieke, hetzij in toespraak, hetzij in herderlijk schrijven ver vat, dat blijkbaar diep was doorgedrongen in de hoofden en harten der toehoorders en verdien de met zorg bewaard te worden. Hij was er diep van doordrongen, dat volgens het woord der H. Schrift, de lippen des pries ters de wetenschap moeten bewaren en men de wet zal vragen uit zijn mond. Het was wederom de liefde voor het heil der zielen, die hem dreef tot de stichting van het nieuwe Seminarie, omdat het oude te klein bleek om de opleiding te verzekeren van een voldoend aantal priesters voor de zielzorg in het uitgestrekte diocees, tot de stichting van niet minder dan vijftien nieuwe parochies, on danks de groote financieele zorgen, die dit al les meebracht. Liefde voor het heil der zielen was het, die zijn groote belangstelling deed uitgaan naar de jeugd, waarvoor hij én als pastoor en als Aartsbisschop geheel de kracht van zijn per soonlijkheid heeft gegeven; ik herinner uier aan het St. Bonifacius Lyceum, aan welks stichting hij zoo groot aandeel had, aan de or ganisatie van de mannelijke en de vrouwelijke jeugd in het Aartsbisdom. Liefde voor het heil der zielen was de bron van zijn spontane geest drift voor de pers, den radio-omroep, de goede film en zooveel andere middelen, die de ziel zorg konden dienen. Liefde voor het heil der zielen was het, die aan zijn optreden onder de hem toevertrouwde geloovigen vaak zoo'n élan verleende en hem zoo gaarne onder hen deed vertoeven. Het was een liefde, die zonder eigen belang of zelfzucht, zonder kleingeestige jaloe zie jegens medewerkers, slechts het heil der onsterfelijke zielen zocht. Die liefde vond haar bron en kracht in de liefde tot zijn God en Schepper, Wiens beeld hij zag in de zielen der zijnen en waarom hij 't als zijn hoogsten plicht beschouwde hen allen terug te voeren tot Hem, van Wien zij het leven naar de natuur en de genade ontvangen hadden. Hij was inderdaad de goede herder, die geheel zijn leven en al zijn levenskracht wegschonk aan zijn schapen. Datzelfde geloof, dat bij dezen Joannes zoo bijzonder in de liefde zich naar buiten toonde, was ook de bron en de grondslag tevens, waar uit zijn onbegrensd Godsvertrouwen voortKwam en waarop het berustte. Menigeen is verrast geworden, wanneer hij bij dezen priester en bisschop soms een moed en durf ontwaarde, dien hij bü een man van zijn statuur nooit had vermoed. Geen overmoed of roekeloozen durf moet men hier zoeken, neen het was zijn groote Godsvertrouwen, dat hem dan boven zijn eigen natuurlijk vermogen ver hief en kracht gaf en tot moedige en gedurfde daden bracht. Deze bisschop is meermalen in zijn priester lijke leven voor een moeilijke taak gesteld; hij werd benoemd tot professor in de H. Schrift in een tijd, toen de beoefening dezer weten-, De hoogeerw. heer Mgr. D. Huurdeman sprak de lijkrede uit schap wel allermoeilijkst was en vol gevaren, hij werd belast met adviseurschappen, die een groote verantwoordelijkheid meebrachten, hij kwam te staan voor het moeilijke werk van de oprichting eener nieuwe parochie, hij werd ein delijk geroepen tot den last van het episcopaat, maar altijd heeft hij ook de moeilijkste taak blijmoedig aanvaard in het volle vertrouwen, dat God zijn krachten zou schragen en Gods genade zou aanvullen wat hij meende of voelde dat hem ontbrak. En toen hij dan ook bij het aanvaarden van het episcopaat het woord van St. Bonifacius tot zijn wapenspreuk koos, sproot dit niet zoo zeer voort uit zijn groote vereering voor den Heilige, maar was het veel eer een uiting van hetgeen hem zijn geheele leven had bezield: Spei meae ancoram in Deo figo, ik veranker mijn hoop in God. Ook wanneer tegenslag en teleurstelling zijn werk ten deel viel, dan kon hij, zeker, daardoor zwaar getroffen worden en dat allersmarte lijkst aanvoelen, maar zijn Godsvertrouwen werd nooit geschokt, zijn geloof in Gods lei dende voorzienigheid nooit aan het wankelen gebracht, integendeel scheen het dikwijls tor tegenslag en teleurstelling juist te groeien en te brengen tot een algeheele berusting in en onderwerping aan Gods H. Wil. Zoo was het bij zijn leven, zoo was het bij zijn ziekte en dood. Wij allen voelen aan hoe tragisch dit leven is geëindigd; hoe tragisch dat korte epis copaat, hoe tragisch die reeds zoo spoedig ge broken levenskracht. Voor allen die hem ge kend hebben, zal het duidelijk zijn hoe zwaar het hem moet gevallen zijn, al zijn idealen tc zien verbleeken, zijn vele plannen te moeten op geven en zijn energie te voelen verdwijnen. Ook hier heeft hij den Wil Gods ten volle erkend en lief gehad en tot het bitter einde toe, het neerleggen van den herdersstaf over zijn geliefd diöcees, het offer gebracht dat Gods voorzie nigheid van hem vroeg. En wanneer de wereld staande aan zijn ziek bed met de bloedverwanten van Job zou ge vraagd hebben: ,waar is nu uw hoep, waarom gij aalmoezen gegeven hebt", zou hij met Job geantwoord hebben: „spreekt zoo niet, want wij zijn kinderen der Heiligen en wij verwach ten het leven, hetwelk God zal geven aan de genen, die in hun vertrouwen op Hem nooit zullen wankelen." En men moet niet denken, dat zijn karakter hem dat gemakkelijk maaxte of dat het voortkwam uit een optimistischen kijk óp de wereld of een eenigszins lichtvaar dige blijmoedigheid, die sommige menschen van nature eigen is. Neen, integendeel, van nature was hij tot zwaarmoedigheid geneigd, hij tilde zwaar, hij leefde moeilijk en daarom moet men nog meer bewonderen de groote geloofskracht, die hem bezielde en die hem boven zijn natuur lijken aanleg en persoonlijke gesteldheid uit heeft opgeheven tot dat groote Godsvertrouwen, dat geheel zijn leven kenmerkt en dat zijn ziel, bij het breken van de banden des lichaams, zal hebben doen opgaan tot God, juichend met de H. Kerk, wier trouwe dienaar hij was tot den dood: „Op u o God heb ik gehoopt en in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden". Moge het groote geloof en Godsvertrouwen van zijn dienaar Joannes een voorbeeld zijn voor ons allen, priesters en geloovigen. Moge het ons helpen, het menschelijke en zondige in hem te vergeven en te vergeten en in ons hart slechts te bewaren, het licht van zijn stichtend voorbeeld. En tenslotte moge niemand uwer hem vergeten in zijn gebeden, opdat Gods barmhartigheid, die hij en wij allen noodig hebben, zijn deel moge zijn in de eeuwigheid. Vooral richt ik dat woord tot allen die zijn liefde en toewijding hebben ondervonden en boven alles tot de priesters van het Aartsbis dom. Wanneer een van zijn priesters overleed, dan was steeds zijn eerste werk den volgenden morgen de H. Mis voor hem op te dragen en toen hij zelf daartoe niet meer in staat was, was bij het vernemen van den dood van een zijner priesters steeds zijn eerste woord; zorg dat er een H. Mis voor hem wordt opgedragen. Moge dit mooie voorbeeld u allen aansporen hem dikwijls in uwe H.H. Missen te gedenken, opdat de eeuwige rust zijn deel moge zijn en het eeuwige licht hem moge verlichten. Amen. Na de plechtige H. Requiemmis verrichtte Z. H. Exc Mgr. dr. J. de Jong de absoute. Daarna werd de Kist met het stoffelijk overschot door veertien dragers, voorafgegaan door drie be dienaren, de kathedraal uitgedragen. Verken ners zorgden achter in de kerk voor de orde. Buiten wachtte een groote menigte. Onder ademlooze stilte werd de eikenhouten kist in de lijkkoets geschoven. Dan namen de reeds genoemde geestelijke en wereldlijke autoriteiten in der dertig volgrijtuigen plaats. Twaalf daarvan reden aan den lijkwagen vooraf. Onmiddellijk achter den lijkwagen volgde het rijtuig van den Pauselijken Inter nuntius, gevolgd door de koets van den Aarts bisschop. Daarachter reden de koetsen der ove rige bisschoppen en andere geestelijke autori teiten. Een schier onafzienbare rij van regu liere en seculiere geestelijken, alsmede eer waarde broeders, fraters en zusters volgden te voet den rouwstoet. Heel aan het einae van den langen stoet schreden vertegenwoordigers van R. K Studenten- en andere organisaties, alsmede vele geloovigen. Toen onder indrukwekkend klokgebeier de droeve stoet zich in beweging zette, bevond de kop daarvan zich reeds bij het plantsoen Lepelenburg. In de Maliebaan gekomen was de geheele lengte dezer lange allee noodig om den somberen stoet in zijn volle lengte te bevatten. Een duizendkoppige menigte sloeg het iang- zaam voorbijtrekken der zwarte koetsen in doodsehe stilte gade. De mannen ontblootten eerbiedig het hoofd. Zoo brachten duizenden Utrechtenaren een stillen groet aan een ont slapen en bemind kerkvorst op zijn ïaatsten tocht. Voor het Aartsbisschoppelijk Paleis aan de Maliebaan werd een wijle halt gehouden. Dan ging het weer stapvoets verder onder de groe nende boomen. In de oprijlaan van het kerkhof aan de Bilt straat hebben zich de afgevaardigden van ver schillende vereenigingen met hun vaandels op gesteld. De bonte kleuren der doeken worden ge drukt door het zwart van den rouwsluier, die de vaandels en vlaggen omhult. De jongens van De Jonge Werkman staan er in hun groene uniformen, de meisjes van de K. J. V. in haar frissche kleedij, en de bestuurs leden van de talrijke andere vereenigingen zijn ste'/imig in het zwart. Rzim een uur, voordat de rouwstoet aankwam, is het een druk geloop van autoriteiten en gees telijken. Voor zoover zij niet in den stoet door de straten zijn medegegaan, sluiten zij zich aan bij den ingang van het kerkhof, zoodra de stoet aankomt. Te ongeveer 1.15 uur luidt de klok van de kerkhofkapel ten teeken, dat de stoet genaderd is. Z. H. Exc. Mgr. P. Hopmans, bisschop van Breda, die de beaardingsplechtigheden zal ver richten, begeeft zich naar buiten met zijn assistenten, den hoogeerw. heer F. A. H. v. d. Loo, officiaal van het Aartsbisdom, en den hoog eerwaarden heer kanunnik G. Voskuilen, pastoor te Arnhem, die het kruis draagt. Mgr. Hopmans zegent bij den ingang van het kerkhof de kist en daarna gaat het grafwaarts. De baar wordt gevolgd door den Aartsbisschop, Mgr. Dr. J. de Jong, en de overige bisschoppen, alsmede door de leden van het Hoogwaardig Kapittel,en de andere hoogwaardigheidsbeklee- ders. Allen vereenigen zich dan rondom de grafka pel. Het aantal priesters, dat de plechtigheid bij woont is ontelbaar. Het zangkoor der kathedraal zingt achtereen volgens In Faradisum, de antphoon Ego sum, en den psalm Benedictus. Als Mgr. Hopmans de beaardingsplechtigheid heeft verricht en de kist met het kruis geteekend heeft, knielt Mgr. neer en zijn voorbeeld wordt door vele omstanders gevolgd. Mgr. Hopmans bidt eenige Onze Vaders en Wees Gegroeten voor den overledene en allen bidden luidop mede. Hierna besprenkelt de Aartsbisschop de kist met wijwater. De andere bisschoppen en vele priesters vol gen. Tenslotte wordt de kist, waarop een bloemstuk van aronskelken ligt, den kelder ingedragen, en het stoffelijk overschot van Mgr. Jansen wordt bijgezet Om kwart voor twee uur is de plechtigheid ten einde. Op het kerkhof zorgden de studenten van Veritas en de Verkenners voor een goede rege ling. De politie handhaafde de orde, onder lei ding van inspecteur Roosmalen, terwijl ook com mandant Brandt aanwezig was. De K.R.O. zal Zaterdagavond 8.10 uur de her denkingsrede uitzenden, uitgesproken door Mgr. D. Huurdeman, bij de plechtige uitvaart van Z. H. Exc. Mgr. J. H. G. Jansen. Voor de zielerust van Z. H. Exc. Mgr. J. H. G. Jansen, gewezen Aartsbisschop van Utrecht, zal in de kathedrale Kerk te Breda een plech tige H. Mis worden opgedragen op Zaterdag 23 Mei om 9 uur. 2629 Bestuursleden van den N. C. B. 29 Mei1 Juni Werkliedenver. Nijmegen; Hel mond; Budel; Posterholt. 69 Juni Nijmegen, Groenestraat. 912 Werkliedenver. Helmond 13—16 Middenstand. 2629 Mei. St. Michaël. 5—8 Juni. Amstenrade, Nieuwenhagen, Schin- veld, Voerendaal, en andere plaatsen. 12—15 Juni. Rumpen, Terwinselen. 1922 Juni. Nieuwenhagerheide, Treebeek. 27—30 Juni. Heeren Mijnbeambten II. 36 Juli. In bespreking. 1013 Juli. Heerencongregatie Maastricht. 1720 Juli. Kerkrade. 2528 Juli. In bespreking. 31 Juli3 Aug. Heeren onderwijzers I. 3—6 Aug. Heeren Onderwijzers II. 6—14 Aug. Achtdaagsche priesterretraite. 2629 Mei: Meisjes boven 17 jaar. 30 Mei2 Juni: Mannen en Jonge Mannen (Pinksterretraite) 25 Juni: Gereserveerd. 69 Juni: Mannen. 912 Juni: Meisjes boven 17 jaar. 1316 Juni: Mannen. 1619 Juni: R.K. Politiebond St. Michaël. 1922 Juni: jonge Middenstanders. 2225 Juni: Mannen. 2730 Juni: Mannen. 30 Juni3 Juli: Gehuwde Vrouwen. MEL Zaterdag 2326 Militieplichtigen, f 6.50. Dinsdag 2629 Dames (gehuwde en onge huwde) f 6.50. Zaterdag 302 Juni. Mannen en jongelingen, f 6.50. JUNI Zondag 710 Heeren middenstand f 8.00. Donderdag 1114 Ongeh. Dames midden stand 2040 jaar) f 8.00. Dinsdag 1619 Meisjes boven 17 jaar, f 6.50. Zaterdag 2023 St. JosephsgezeLen. (Haarlem III en Amsterdam IV), f 6.50. Dinsdag 2225 Gehuwde Dames middenstand f 10.—. Zaterdag 2730 Meisjes boven 17 jaar, f 6.50. Dinsdag 303 Juli. Gehuwde Dames, f 8.50. Inlichtingen en aanvragen: Directie Retrai tehuis Bergen NE, telef. 148, giro 45537. 2629 Bestuursleden N. C. B. 29 Mei1 Juni Tilburgsche Parochies. 47 Juni Nog beschikbaar. 811 Spoorwegpersoneel „St. Ra- phaël".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 13