c
i
Vrees en liefde
Ned. Spoorwegen
Medische Kroniek
Off-
ZONDAG 7 JUNI 1936
LEEKEPREEKEN
De vier middelpunten bij de
verdere electrificatie
EEN STUURMAN STRENG
GESTRAFT
Scheepsongeval geheel aan hem
te wijten
zien
Postvluchten
Mr. A. J. van Hengel ter
aarde besteld
Groote belangstelling op het
kerkhof le Oud-Leusden
DEN HAAG HOUDT EEN
RESIDENT 1EW EEK
De feestelijkheden begonnen
Nieuwe raadsheer in
den Hoogen Raad
Mr. J. E. van der Meulen uit
Utrecht benoemd
DE LUCHTBESCHERMING
Benoeming van een adjunct
inspecteur te verwachten
TWEE KINDEREN GEWOND
Motorrijder, die niet kon sturen,
reed hen aan
Jongetje verdronken
De Leger- en Vlootdag
Alle wapens zenden een deta
chement naar Rotterdam
Het programma
ONGEVALLEN WERKLOOZEN
Kwakzalvers
De vreeze des Heeren is het beginsel der
wijsheid:
Dat was een geliefde spreuk, die in
onze jeugd op wandversieringen werd aange
bracht en die men dikwijls lezen kon op den
gevel van een christelijke school.
Er is geen twijfel aan, of men moet hier de
vrees voor God opvatten in den zin van Got-
tesfurcht, godsvrucht, dat is de heilzame ont
roering, die het schepsel aangrijpt, wanneer 't
denkt aan de almacht, de wijsheid, de goedheid,
de grootheid en al die onmetelijke eigenschap
pen van den Schepper; een ontroering die op
wekt tot deugd en tot afschuw van het kwaad.
In dien zin, maar in dien zin alleen, is er plaats
voor vrees, d.w.z. eerbied; dat is de zuivere
verhouding van den mensch tot God. Toch ligt
deze zoo eenvoudige waarheid blijkbaar niet
voor de hand. In het Oude Testament is er wel
degelijk voortdurend sprake van vrees voor Je
hova in den zin van angst voor God. Toen God
het volk van Israël opriep voor zijn heiligen
berg, toen verscheen Hij in donder en bliksem
en in dreigende wolken, zóó, dat de menigte be
angst werd en tot Mozes zeide: spreek gij voor
ons. En heel de Schrift door is er voortdurend
sprake van angst en beklemming bij het volk
van Israël in zijn verhouding tot den Aller
hoogste. Het uitverkoren volk stelde zich Javeh
voor als een wreker van goed en kwaad, als een
despoot, die een verdrag met hen had geslo
ten en nu met scherp oog zat toe te zien, dat
toch maar niet één boosdoener aan zijn aan
dacht ontsnappen zou. En op alle kwaad volg
de in hun verbeelding onverbiddelijk straf.
Mozes had het lastige en ongedurige volk in
dien geest opgevoed. Ontelbaar zijn zijn verma
ningen: Gü zult den Heer uwen God vreezen;
een ieder vreeze zijn God. Dit zijn de geboden
van den Heer, dat gij den Heer uw God vreest
en ai Zijn geboden en verordeningen onder
houdt. Gij zult den Heer uwen God vreezen
en Hem alleen dienen. Vreest den Heer!
In dezen zin bevatten de boeken van Mozes
ontelbare vermaningen, welke bedoeld zijn als
een ware vrees voor God en dan ook dikwijls
van bedreigingen vergezeld gaan.
Slechts bij de latere, groote profeten vinden
Wij nu en dan een anderen toon. De zieners, die
in den geest den komenden Verlosser aan
schouwden, en een rijk van liefde en genade
voelden naderen, zij spreken dikwijls milde
woorden die ons veel liever zijn, dan de som
bere taal van angst en bedreiging.
Zoo juicht Isaias: zie, God is mijn Heiland;
ik ben getroost en vrees niet, want mijn sterkte
en mijn lof is de Heer en Hij zal mijn heil zijn.
En elders: vrees niet, want ik ben bij U; wijk
niet, want ik ben uw God. Of deze ontroeren
de woorden, waarin de profeet God tot de men-
schen spreken laat: Ik, de Heer uw God bén
het, die uw hand vat en tot U spreekt: vrees
niet, ik help u. Zoo vrees niet, gij wormpje van
Jacob, gij, gedooden uit Israël, ik help u, spreekt
de Heer, en uw Verlosser is de Heilige van
Israël.
Met het christendom is de angstige vrees
voor God, welke de joden bezielde, langzamer
hand verdwenen om plaats te maken voor een
vrij ademen in een leven van genaden. Bij de
oude Kerkvaders zijn de sporen van angst hier
en daar nog wel aanwezig en wordt bij de be
schouwingen over de eigenschappen Gods dik
wijls meer nadruk gelegd op de gerechtigheid
dan op de liefde. Maar geleidelijk aan komt
de Verlosser als de God van liefde in het mid
denpunt der kerk te staan.
Men behoefde slechts in Johanes te lezen:
Joannes de apostel der liefde had al zijn wer
ken met den geest der liefde doortrokken. Hij
was de leerling, dien Jezus liefhad; hij had
het dichtst bij den Meester geleefd: hij moest
Diens opvattingen het best van allen kennen,
Johannes' eerste brief is een en al loflied op de
liefde van God tot den mensch, van den mensch
tot God en van de menschen onderling. Hij
vat al zijn gevoelens en heel zijn denken in
drie woorden samen en roept uit: God is liefde.
En van deze stelling uit bewijst hij ons, dat,
willen wij aanspraak maken op den naam rede
lijke wezens, wij ook God boven alles moeten
beminnen en onzen naaste als onszelf.
In dezen juichtoon komt hij er toe aldus te
redeneeren: God is liefde: -en die in de liefde
blijft, blijft in God en God in hem. Hierin is
de liefde Gods volmaakt met ons, dat wij ver
trouwen hebben in den dag des oordeels: omdat,
gelijk Hij is, ook wij zijn in deze wereld. Vrees
is er in de liefde niet: maar de volmaak
te liefde jaagt de vrees naar buiten, omdat de
vrees pijn lijdt. Wie bevreesd is, is niet vol
maakt in de liefde.
Van deze apostolische gedachten waren de
katholieke middeleeuwers vervuld, die voor God
en Zijn lieve heiligen de prachtigste tempels
bouwden, waarin de wierook opklom langs de
spitsbogen, het oog te gast ging in schitteren
de kleuren van schilderkunst, mozaïek en feest
gewaden, waarin de juichtonen klonken in de
processies, de lange kleurige stoeten, die met
banieren door de velden trokken; waarin ook
de profane feesten rondom de kerk werden ge
vierd: waarin het tooneel op het kerkplein werd
opgeslagen. Die tijden leefden in een sfeer van
hartelijke verstandhouding met den Schepper
en Gever aller dingen; 't zij goed, 't zij kwaad,
het werd aanvaard als komend uit een vader
hand.
In die verhouding had de vrees plaats ge
maakt voor een kinderlijk vertrouwen. De
groote Aquiner had in zijn Summa theologica
reeds geschrevenvrees is geen goddelijke deugd,
omdat zij God niet voor eerste object heeft,
zooals de liefde, maar een kwaad. En op tal van
andere plaatsen heeft deze groote middeleeuwer
zich op gelijke wijze uitgelaten. Zijn verklaring
Was geheel naar den gezonden zin yan het
christen volk in het hoogtij van het christelijk
beschavingsleven. Immers, wat is vrees? Het is
de voorstelling van de waarschijnlijkheid of de
mogelijkheid van een naderend onheil verbon
den met een gevoel van weerzin en machteloos
heid om zich te verweren. Hoe kan zulke vrees
gepaard gaan met waarachtige liefde? Wan
neer een kind angst heeft voor zijn ouders, is
er iets scheef in de verhouding. Het moet eer
bied voor hen hebben en tegelijkertijd hen als
het dierbaarste op de wereld beschouwen. Het
kan op een bepaald oogenblik angst hebben
voor een hard woord of een straffende hand;
maar bij een goede opvoeding zullen straf of
berisping slechts een korten tijd tusschen bei
den staan en zal daar een inniger verhouding
in vergevende en berouwvolle liefde uit voort
komen.
Zoo verstond Joannes, de apostel der liefde,
de verhouding van schepsel tot God, zóó hebben
Sint Paulus en de andere apostelen en evan
gelisten het ons geleerd. Christus neemt in Zijn
omgang met Zijn leerlingen en met het volk
herhaaldelijk de woorden: „vreest niet" in den
mond. En als een echo van den meester ver
maant Joannes ons in den brief, dien de Kerk
ons na het feest der liefde, na Pinksteren, voor
legt: verban alle vrees; vrees is er in de vol
maakte liefde niet: zelfs voor den dag des oor
deels behoeven we niet te vreezen, omdat wie
in God geleefd heeft vertrouwen mag op een
zalig einde.
Met het calvinisme en jansenisme hebben de
vurige aanhankelijkheid, de hartelijke gene
genheid van schepsel tot Schepper plaats ge
maakt voor een killen eerbied van individu tot
God. De mystiek, schoonste vrucht van waren
godsdienst, verdween. De kerkgebouwen misten
kleur en sfeer; geen vrome symboliek deed den
geest opveeren en de zielen verdroogden door hui
vering voor de bronnen der genade, de sacra
menten. Ook het geloofsleven der katholieken
in de protestantsche landen leed door de kilte
van de meerderheid der landgenooten; veler
gemoed verengde bij den omgang met puritein-
sche christenen; een opvoeding met aangewak
kerde in plaats van overwonnen gewetens-ang
sten leidde maar al te vaak tot geloofsafval op
volwassen leeftijd. Want reeds Cicero leerde:
wien men vreest, dien haat men; en dien men
haat, dien zoekt men ten gronde te brengen.
Wat hier in het menschelijke geldt is even
waar in het goddelijke: wie in zijn jeugd God
alleen leert vreezen en niet anders leert ken
nen dan als een lastigen bediller, die loopt
groot gevaar Hem op lateren leeftijd te haten
en den rug toe te keeren.
Gelukkig bloeit de oude liefde weer op in li
turgie en moderne devotie; gelukkig is de pae-
dagogie van onze dagen weer geheel gericht op
het bijbrengen van de overtuiging van het
kindschap Gods. Alleen die zekerheid, dat er
boven ons een algoede en barmhartige Vader
waakt, zonder Wiens toelating geen haar op
ons hoofd gekrenkt kan worden, alleen die
overtuiging legt den grondslag voor de zuivere
liefde en daarmee voor de ware blijdschap, wel
ke voor- en tegenspoed doet aanvaarden, sterk
maakt bij welvaart, volhardend bij tegen-
heden.
„Dit is de toetssteen voor de zuiverheid onzer
liefde, wanneer wij volkomen Joannes' woord
begrijpen en in toepassing brengen: Vrees is in
de liefde niet.
LIBRA
Zooals bekend, zal de electrificatie van ver
schillende spoorlijnen in vier gedeelten worden
uitgevoerd, n.l. UtrechtArnhem, Utrecht
Eindhoven, UtrechtDen HaagRotterdam en
UtrechtAmsterdam.
Voor deze vier gedeelten zullen respectieve
lijk als middelpunt dienen Maarn, Boxtel, Gou
da en Utrecht.
Naar deze centra zal eenig technisch perso
neel worden overgeplaatst.
Van bevoegde zijde vernemen we nu, dat
voor het werk der electrificatie zooveel moge
lijk overcompleet personeel in dienst wordt ge
nomen.
Wat Maam betreft, daar zullen eenige spo
ren worden aangelegd om de rijtuigen op te
plaatsen.
Begin volgend jaar zullen deze reeds worden
aangevoerd. De bovenbouw is nog niet besteld,
doch in den loop van den zomer zal hiermee
begonnen worden. Alle deelen, die voor de
electrificatie van de spoorlijn Utrecht-Amhem
noodig zijn, als isolatoren, enz., worden naar
Maam vervoerd, waar ook een montage-wagen
wordt gestationneerd.
Van hieruit zullen de nieuwe treinen proef
rijden, olie eerst in 1933 voorgoed in gebruik
komen.
De Raad voor de Scheepvaart heeft uit
spraak gedaan inzake de aanvaring van het
Nederlandsche stoomschip „Grutto" met net
Noorsche stoomschip „Pan" od de Theems.
De Raad is van oordeel, dat deze aanvaring
door het Noorsche stoomschip „Pan" had kun
nen en moeten worden voorkomen.
Verder heeft de Raad zijn oordeel uitgespro
ken over het aan den grond stooten bij Nor-
derney van het motorschip „Lies".
De gedragingen van den betrokken stuurman
vindt de Raad onverklaarbaar, tenzij moet
worden aangenomen, dat bij hem een volslagen
gebrek aanwezig is, van hetgeen goed zeeman
schap met zich medebrengt.
De Raad moet aannemen, dat betrokkene
zoozeer blijk heeft gegeven, zijn vak niet te
verstaan, dat het noodzakelijk voorkomt, dat
hij ernstig wordt bestraft, opdat hij tevens de
gelegenheid zal krijgen, voordat hij wederom
als stuurman zal kunnen optreden, zich een
voldoende vakkennis eigen te maken.
Het ongeval is geheel en al aan de schuld
van betrokkene te wijten.
De Raad straft den betrokken stuurman door
hem de oevoegdheid te ontnemen om als
stuurman of kapitein te varen op een schip, als
bedoeld bij artikel 2 der schepenwet, voor den
tijd van zes maanden.
De Kievit is op de thuisreis te Rangoon ge
land.
De Rietvink (thuisreis) is te Medan aange
komen.
Onder groote belangstelling heeft Zaterdag
middag op de Ned. Herv.' begraafplaats te Oud-
Leusden de teraardebestelling plaats gehad van
het stoffelijk overschot van den een dezer dagen
op zoo droevige wijze om het leven gekomen di
recteur-generaal van de Oesterreichische Kredit
Anstalt-Wiener Bankverein, mr. A. J. van Hen
gel.
Tegen het middaguur had zich een groote
schare belangstellenden, die den overledene de
laatste eer wilden bewijzen, op de begraafplaats
verzameld, en gedurende de ochtenduren waren
tal van kransen en bloemstukken afgegeven.
Onder de veie aanwezigen, voornamelijk voor
aanstaande figuren uit- Nederlandsche en Oos-
tenrijksche financieele kringen, merkten wij o. a.
op de heeren mr. P. Hofstede de Groot en D.
Andreson, directeuren van de Amsterdamsche
bank, van welke de heer van Hengel in de pe
rioden van 1916—1924 en 1927—1932 de functie
van directeur bekleedde; mr. J. Westerman,
directeur-secretaris van de Ned. Bank, mr. J.
J. H. van der Meuien en H. L. Woltersen, di
recteuren van de Rotterdamsche Bank en de
commissarissen dezer bank, dr. V. Brauneis, di
recteur van de Oostenrijksche Nationale Bank,
den Oostenrijkschen bankier M. Tereschenko,
Regierungsrat B. Kuehn v. d. Oostenrijksche le
gatie te 's-Gravenhage en veie andere belang
stellenden.
Tegen ongeveer half een arriveerde de om
streeks haif elf uit Amsterdam vertrokken be
grafenisstoet.
Aan de groeve, die door vele kransen en
bloemen gedekt werd, werd op verzoek van den
overledene niet. gesproken. De begrafenisplech
tigheid duurde slechts kort, doch maakte niet
temin op alle aanwezigen een diepen indruk.
Een broeder van den overledene, de heer J.
van Hengel, dankte de aanwezigen namens de
familie voor de bewezen belangstelling, waar
bij hij eenige woorden van troost tot de we
duwe richtte.
Met opgewektheid, waartoe het bijzonder
fraaie weer het zijne bijdroeg, hebben de Ha
genaars de „Residentieweek-1936" ingeluid.
De binnenstad was een groote vlaggenzee, en
ook in de buitenwijken van de hofstad hebben
vele sub-comité's er zorg voor gedragen hun
omgeving in de feestvreugde te betrekken.
Des ochtends om 10 uur is ten stadhuize de
Residentieweek door den burgemeester, mr. de
Monchy, officieel geopend.
De voorzitter van het comité, de heer K. I.
B. A. de Coster, bracht in zijnij toespraak dank
aan allen, die aan de voorbereiding hebben
medegewerkt.
Daarop was het woord aan den burgemeester,
mr. S. J. R. de Monchy, die zeide, dat de Haag-
che burgerij tijdens de Residentieweek zal po
gen, langs psychologischen weg de crisis te lijf
te gaan en de malaise te bestrijden.
Na zijn rede begaf de burgemeester zich met
het geheele gezelschap tusschen rijen belang
stellenden door naar het Lange Voorhout. He
rauten te paard openden den stoet.
Voor het gebouw Pulchri Studio heesch de
'burgemeester om tien minuten voor elf de Re-
sidentievlag, nadat het politiemuziekcorps het
Wilhelmus gespeeld had. Hierna werden ballon
netjes in de kleuren van Den Haag opgelaten.
Tenslotte defileerden de muziekcorpsen voor
den burgemeester en zijn gezelschap, waarna de
stoet ontbonden werd.
Scheveningen bood Zaterdag een zeer onge-
wonen aanblik. Duizenden en duizenden land
genooten en vreemdelingen hadden zich naar
de Haagsche badplaats begeven, voornamelijk
om getuige te zijn van den grooten wielerwed
strijd.
Bij Koninklijk Besluit van 3 Juni 1936 is be
noemd tot raadsheer in den Hoogen Raad der
Nederlanden mr. J. E. van der Meulen, thans
vice-president van de arrondissementsrechtbank
te Utrecht.
Naar wij vernemen, kan binnenkort de be
noeming worden tegemoet gezien van kapitein
J. H. van Riesen, thans verbonden aan het
bureau luchtbescherming van den generalen
staf, tot adjunct-inspecteur van den onlangs
ingestelden dienst tot bescherming der burger
bevolking tegen luchtgevaar, welke ressorteert
onder het departement van Binnenlandsche Za
ken en onder leiding staat van den inspecteur
voor de luchtbescherming, den oud-luitenant-
generaal De Ridder.
Op de Zeelsterstraat onder de gemeente Eind
hoven, nabij de grens van Zeelst, is Zaterdag
morgen omstreeks elf uur een ernstige aan
rijding gebeurd.
De motorrijder A. Eliens, stucadoor van be
roep, wonende te Zeelst, die niet in het bezit
was van een rijbewijs en de motorrijkunst
blijkbaar niet voldoende verstond, reed over
genoemde straat en ontmoette daar twee kin
deren; hij kon daarvoor niet voldoende uitwij
ken en reed hen omver.
De kinderen, het 9-jarig dochtertje van den
heer Van der Werf en het 7-jarig dochtertje
van den heer Oosterhuis, moesten naar het
St. Joseph-Ziekenhuis te Eindhoven worden
overgebracht.
Het meisje Oosterhuis bleek er het ernstigst
aan toe te zijn, haar toestand is evenwel niet
direct levensgevaarlijk. Het andere meisje werd
minder gewond.
Het motorrijwiel is in beslag genomen en de
motorrijder in arrest gesteld.
Zaterdagavond omstreeks 8 uur is het 8-jarig
zoontje van A. Biermans te Harpel (N.-Brab.) bij
het spelen in een sloot geraakt en verdronken.
Volgende week Vrijdag, 12 Juni, wordt, zoo
als reeds eerder is medegedeeld te Rotterdam
voor het eerst na 1927 een leger- en vlootdag
gehouden. De aanleiding tot het organiseeren
van dezen dag vormde het feit, dat den dag
tevoren de jaarlijksche vergadering van de
vereeniging Ons Leger wordt gehouden, welke
een bijzonder karakter draagt, doordat in die
bijeenkomst voor het eerst de Prins Maurits
medaille en de Prins Maurits legpenning zullen
worden uitgereikt.
De Leger-' en Vlootdag wordt gehouden door
de Koninklijke landmacht en de Koninklijke
marine tezamen, waarbij de besturen van de
vereenigingen Ons Leger en Onze Vloot met
toestemming van den minister van Defensie
a.i., dr. H. Colijn, en met medewerking van
den commandant van het veldleger, g<eneraal
Röell, de voorbereidingen hebben getroffen.
De samenstelling van de deelnemende korp
sen is zoo gekozen, dat elk wapen een detache
ment afvaardigt.
Het nieuwste geschut, dat Europa op het
oogenblik kent, de 10-veld wordt met motor-
tractie naar Rotterdam vervoerd.
Een andere nieuwigheid, de pantserwagens,
zal ook te zien zijn. Uit Den Bosch verschijnt
een eskadron van dit korps.
In verband met oefentochten buitenslands is
de medewerking van de Kon. Marine beperkt
gebleven tot het zenden van twee mijnenleg-
gers, n.l. de Douwe Aukes en de Hydra
De troepen verzamelen zich in de vroege
morgenuren op het voormalige Nenijto-terrein
en marcheeren vandaar af tusschen 8 en 9 uur
naar Woudestein. De stoet defileert bij het
stadhuis voor den commandant van het veld
leger, generaal Röell, den burgemeester en an
dere autoriteiten en staat onder commando
van majoor M. W. L. van Alphen van het
regiment grenadiers.
Het uit de burgerij gevormde comité biedt den
militairen een koffiemaaltijd aan op Woude
stein; overigens worden de troepen gevoed uit
de keukenwagens.
Tienduizend plaatsen zijn tegen zeer gerin-
gen prijs beschikbaar voor het publiek, dat de
demonstraties van de landmacht op Woude
stein wil gadeslaan.
Om twee uur wordt het programma geopend
met een appèl gevolgd door oefeningen.
Een officier zal bij elke oefening een korte
toelichting en een verslag van de verrichtingen
geven.
Om kwart voor tien ontvangt het gemeente
bestuur de officieren in de Burgerzaal van het
Stadhuis, waarna om kwart over tien de Gre
nadiers en Jagers met de Mariniers een taptoe
blazen tot besluit van den dag.
De minister van Sociale Zaken heeft een be
roepsinstantie in het leven geroepen, welke zal
hebben te beslissen bij geschillen betreffende
het voorstellen of weigeren van een blijvende
rente, terzake van ongevallen, overkomen aan
werkloozen, die deelnemen aan vakcursussen en
werkloozenkampen voor jeugdige werkloozen,
resp. te v;erk zijn gesteld aan z.g. werkobjec-
ten voor jonge werkloozen, en die niet inge
volge eenige wettelijke regeling verzekerd zijn
tegen de geldelijke gevolgen van ongevallen.
In dit verband is als alleensprekend rechter
aangewezen, mr. J. Westhoff, lid van den Cen-
traien Raad van Beroep te Utrecht en als se
cretaris mr. R. van Heijst, advocaat en pro
cureur te Utrecht.
Naar aanleiding van mijn vorige artikel
over kwakzalvers heb ik drie brieven ont
vangen. De schrijver van den laatsten
brief verzekerde mij, dat hij iemand (een on
bevoegde) wist, die suikerziekte wist te genezen,
een anderen, die kanker kon genezen, en nog
enkele anderen, die eveneens eenige zeer ernstige
ziekten op vlugge en afdoende wijze konden
cureeren. De namen dezer wonderdoeners wer
den er niet. bij genoemd; wel zeide de schrijver,
die ook niet onderteekende, dat de dokters er in
't algemeen niets van wisten en dat zij de zaak
vaak erger maakten.
De twee andere brieven handelden over ge
vallen van huidziekten. De eerste was een hrief
van een schipper; een zeer duidelijk en uitvoe
rig schrijven, waarin hij mededeelde, dat een
bepaald eczeem, waaraan hij leed, weken lang
(met bedrust) zonder goed gevolg door een spe
cialist was behandeld; terwijl hij uitstekend
baat vond bij een middeltje van een drogist en
later weer eens bij een middel van een ander,
die ook geen dokter was. Dit verhaal kwam mij
geheel geloofwaardig voor. Zooals iedereeen weet,
is de behandeling van sommige eczemen vaak
uiterst moeilijk. Achteraf bezien had de specia
list waarschijnlijk beter gedaan, door eerst een
eenvoudig middel toe te passen; dat is zelfs in
't algemeen een goede stelregel. Maar men kan
gerust zeggen, dat tien verschillende lijders aan
eczemen op zeker vijf verschillende manieren
moeten behandeld worden: tevens is het in
diverse gevallen een zaak van probeeren. Er zijn
zeer vele methoden van behandeling en de oor
zaak daarvan is de volgende. Een eczeem kan
ontstaan door overgevoeligheid voor bepaalde
stoffen: voor stof van meel bij bakkers, vcor
water en zeepsop, voor bepaalde chemische stof
fen. Een eczeem kan verder ontstaan bij ver
schillende ziekten, zooals b.v. bij suikerziekte, bij
bloedziekten. Dan ligt vaak de oorzaak van het
eczeem in sommige afwijkingen van de spijsver
tering in de ingewanden, of van de lever, en
zoo zijn er nog wel meerdere oorzaken te noe
men. Soms zijn het gewone uiterlijke oorzaken,
als druk en wrijving van onzindelijke kleeren,
of de prikkeling bij de lichaamsopeningen, bij
den mond, den endeldarm, 't oor, wanneer er een
loopend oor is. In de laatste gevallen is de be
handeling vaak eenvoudig, maar de moeilijkheid
ligt vooral daarin, om uit te maken, of de uit
wendige, dan wel de inwendige oorzaak de voor
naamste is. Daarbij komt, dat men vaak de oor
zaak niet duidelijk kan vaststellen.
Nu reageert de huid op al deze verschillende
oorzaken op ééne wijze: n.l. met een eczeem.
Men kan dit het beste vergelijken met het ont
staan van een oproer: de oorzaak kan liggen in
verontwaardiging over de onrechtvaardigheid,
over de weelde van de bestuurders, over neder
lagen, over armoede van het volk, over het op
treden van de politie, maar het gevolg is steeds
hetzelfde: oproer. Dan komen de politie en mili
tairen met geweren, revolvers, gummistokken en
brandslangen, en het oproer wordt gedempt.
Evenzoo smeert men een of andere zalf op het-
eczeem. Maar de oorzaak is niet weggenomen.
Bij de volgende gelegenheid breekt het eczeem
opnieuw uit. Zoo kan men een oproer dempen
met vuur en waar het vuur niet helpt, helpt
soms het water; maar de oorzaak wordt niet
weggenomen. Zoo is de eene zalf soms beter dan
de andere: maar wie de oorzaak vindt en die
wegneemt, behaalt de volkomen overwinning.
In twee der drie brieven, die ik ontving, wordt
een kwestie aangeroerd, die bij vele menschen
leeft; n.l. de vraag, of het dan niet mogelijk is,
dat sommige menschen van God de bijzonders
gave van genezen hebben gekregen. Zoo heeft
b.v. de H. Petrus na Pinksteren vele ziekten ge
nezen. En in de brieven van Paulus wordt na
drukkelijk over de verschillende gaven gespro
ken: een gave van onderwijs, van predikatie, van
prophetie, en ook van ziekten-genezing. Maar
zegt de H. Paulus er achter: alle deze gaven in
eenzelfden geest (I Cor. XII, 9). Verschillende
genadegaven worden daar opgesomd: een woord
van wijsheid, een woord van wetenschap, het
geloof, genezing van zieken, werking van krach
ten, prophetie, onderscheiding der geesten, gave
van talen, uitleg van het woord. Al deze gaven
zijn in eenzelfden geest, en wel den geest van
het Rijk Gods; zoodat de uitwerkingen van deze
gaven, als b.v. de genezingen door St. Petrus,
ten bate zijn van het Evangelie; ter versterking
van de autoriteit der apostelen; en uitingen van
de bijzondere gaven van het Rijk Gods. Maar
St. Petrus laat zich daarvoor niet betalen, het
wordt geen winstgevende zaak. Dat is de kem
van de zaak. Iedereen gevoelt, dat, zoodra het
een bijzondere gave voor het Godsrijk betreft,
het geld er buiten moet blijven. Niemand zal
het aangenaam vinden, als iemand door predi
katies rijk wordt; ja in 't algemeen verwachten
we zelfs, dat iemand, die met dergelijke gena
den rijk gezegend is, arm is.
Daarom schijnt het een dwaasheid toe, te ge-
looven, dat kwakzalvers, die een hoop geld ver
dienen of willen verdienen, een bovennatuur
lijke genade zouden hebben ontvangen. Gelukkig
zijn er niet veel menschen, die dit gelooven.
Maar kan er dan geen bijzondere natuurlijke
aanleg voor de geneeskunst zijn? Zonder twijfel.
Wel moet men verschillende soorten aanleg on
derscheiden. Er is een aanleg voor handigheid,
een andere voor het begrip van de wetenschap,
een andere aanleg om het vertrouwen te wek
ken, enz., enz. Evenals de aanleg voor muziek
in verschillende stukken uiteenvalt, zooals ab
soluut gehoor, gevoel voor rhythme, gevoel voor
melodie. De muzikale aanleg is niet eenvoudig,
evenmin als de geneeskundige aanleg. Wanneer
nu een kind aanleg heeft voor muziek of tech
niek, dan zullen de ouders, indien zij daartoe in
staat zijn. zulk een kind ook voor muziek of
techniek laten studeeren. Dat is vanzelf
sprekend. Maar de opvatting over de groote
gaven der kwakzalvers schijnt juist andersom
te zijn: een kwakzalver, zoo redeneeren som
mige menschen, heeft zooveel aanleg tot de ge
neeskunst, dat hij juist niet behoeft te studee
ren. En nu eischt de staat, dat men bepaalde
examens moet afleggen, om te bewijzen, dat men
de geneeskundige wetenschap behoorlijk kent.
De staat zegt niet, dat de één evenveel aanleg
heeft als de ander, maar alleen, dat een bepaal
de hoeveelheid kennis vereischt is, om de ge
neeskunst te mogen uitoefenen. Het is misschien
wel waar, dat sommige kwakzalvers een grooten
aanleg hebben, dan is het dubbel jammer, dat zij
niet gestudeerd hebben. Wanneer men de prak
tijk van de kwakzalverij ziet, moet men wel toe
geven, dat zij de gave bezitten om het vertrou
wen te wekken, maar wanneer men dan tevens
ziet, dat het boertje van Staphorst een doosje
met talkpoeder voor veel geld verkoopt, en dui
zend dergelijke feiten meer, dan begint men wel
een beetje aan de kennis van de geneeskunst
te twijfelen.
Heeft iemand aanleg voor muziek, en krijgt
hij nooit een viool in handen, dan zal hij zeker
geen violist worden. En hebben de vele beroemde
medici, die de geneeskunst verrijkt hebben, geen
aanleg gehad? Maar zij hebben door studie dien
aanleg tot ontwikkeling gebracht.
Het is mogelijk, dat er eens iemand een goed
oud middel tegen een of andere aandoening
heeft bewaard; dat is natuurlijk mogelijk. De
kankerkussentjes zijn echter een groot bedrog,
en zoo is er nog veel meer bedrog. Maar dat het
mogelijk is, dat er eens een heel enkelen keer een
oud middel wordt overgeleverd, kan men niet
ontkennen. Evenwel, wanneer het middel zoo
goed was, waarom zouden de geneeskundigen
het hebben laten vallen? De conclusie is, dat het
geloof aan de kwakzalvers, in 't algemeen ge
nomen en als sociaal verschijnsel, niets anders
dan bijgeloof is.
Dr. TH. H. SCHLICHTING