c i Vrees en liefde Ned. Spoorwegen Medische Kroniek Off- ZONDAG 7 JUNI 1936 LEEKEPREEKEN De vier middelpunten bij de verdere electrificatie EEN STUURMAN STRENG GESTRAFT Scheepsongeval geheel aan hem te wijten zien Postvluchten Mr. A. J. van Hengel ter aarde besteld Groote belangstelling op het kerkhof le Oud-Leusden DEN HAAG HOUDT EEN RESIDENT 1EW EEK De feestelijkheden begonnen Nieuwe raadsheer in den Hoogen Raad Mr. J. E. van der Meulen uit Utrecht benoemd DE LUCHTBESCHERMING Benoeming van een adjunct inspecteur te verwachten TWEE KINDEREN GEWOND Motorrijder, die niet kon sturen, reed hen aan Jongetje verdronken De Leger- en Vlootdag Alle wapens zenden een deta chement naar Rotterdam Het programma ONGEVALLEN WERKLOOZEN Kwakzalvers De vreeze des Heeren is het beginsel der wijsheid: Dat was een geliefde spreuk, die in onze jeugd op wandversieringen werd aange bracht en die men dikwijls lezen kon op den gevel van een christelijke school. Er is geen twijfel aan, of men moet hier de vrees voor God opvatten in den zin van Got- tesfurcht, godsvrucht, dat is de heilzame ont roering, die het schepsel aangrijpt, wanneer 't denkt aan de almacht, de wijsheid, de goedheid, de grootheid en al die onmetelijke eigenschap pen van den Schepper; een ontroering die op wekt tot deugd en tot afschuw van het kwaad. In dien zin, maar in dien zin alleen, is er plaats voor vrees, d.w.z. eerbied; dat is de zuivere verhouding van den mensch tot God. Toch ligt deze zoo eenvoudige waarheid blijkbaar niet voor de hand. In het Oude Testament is er wel degelijk voortdurend sprake van vrees voor Je hova in den zin van angst voor God. Toen God het volk van Israël opriep voor zijn heiligen berg, toen verscheen Hij in donder en bliksem en in dreigende wolken, zóó, dat de menigte be angst werd en tot Mozes zeide: spreek gij voor ons. En heel de Schrift door is er voortdurend sprake van angst en beklemming bij het volk van Israël in zijn verhouding tot den Aller hoogste. Het uitverkoren volk stelde zich Javeh voor als een wreker van goed en kwaad, als een despoot, die een verdrag met hen had geslo ten en nu met scherp oog zat toe te zien, dat toch maar niet één boosdoener aan zijn aan dacht ontsnappen zou. En op alle kwaad volg de in hun verbeelding onverbiddelijk straf. Mozes had het lastige en ongedurige volk in dien geest opgevoed. Ontelbaar zijn zijn verma ningen: Gü zult den Heer uwen God vreezen; een ieder vreeze zijn God. Dit zijn de geboden van den Heer, dat gij den Heer uw God vreest en ai Zijn geboden en verordeningen onder houdt. Gij zult den Heer uwen God vreezen en Hem alleen dienen. Vreest den Heer! In dezen zin bevatten de boeken van Mozes ontelbare vermaningen, welke bedoeld zijn als een ware vrees voor God en dan ook dikwijls van bedreigingen vergezeld gaan. Slechts bij de latere, groote profeten vinden Wij nu en dan een anderen toon. De zieners, die in den geest den komenden Verlosser aan schouwden, en een rijk van liefde en genade voelden naderen, zij spreken dikwijls milde woorden die ons veel liever zijn, dan de som bere taal van angst en bedreiging. Zoo juicht Isaias: zie, God is mijn Heiland; ik ben getroost en vrees niet, want mijn sterkte en mijn lof is de Heer en Hij zal mijn heil zijn. En elders: vrees niet, want ik ben bij U; wijk niet, want ik ben uw God. Of deze ontroeren de woorden, waarin de profeet God tot de men- schen spreken laat: Ik, de Heer uw God bén het, die uw hand vat en tot U spreekt: vrees niet, ik help u. Zoo vrees niet, gij wormpje van Jacob, gij, gedooden uit Israël, ik help u, spreekt de Heer, en uw Verlosser is de Heilige van Israël. Met het christendom is de angstige vrees voor God, welke de joden bezielde, langzamer hand verdwenen om plaats te maken voor een vrij ademen in een leven van genaden. Bij de oude Kerkvaders zijn de sporen van angst hier en daar nog wel aanwezig en wordt bij de be schouwingen over de eigenschappen Gods dik wijls meer nadruk gelegd op de gerechtigheid dan op de liefde. Maar geleidelijk aan komt de Verlosser als de God van liefde in het mid denpunt der kerk te staan. Men behoefde slechts in Johanes te lezen: Joannes de apostel der liefde had al zijn wer ken met den geest der liefde doortrokken. Hij was de leerling, dien Jezus liefhad; hij had het dichtst bij den Meester geleefd: hij moest Diens opvattingen het best van allen kennen, Johannes' eerste brief is een en al loflied op de liefde van God tot den mensch, van den mensch tot God en van de menschen onderling. Hij vat al zijn gevoelens en heel zijn denken in drie woorden samen en roept uit: God is liefde. En van deze stelling uit bewijst hij ons, dat, willen wij aanspraak maken op den naam rede lijke wezens, wij ook God boven alles moeten beminnen en onzen naaste als onszelf. In dezen juichtoon komt hij er toe aldus te redeneeren: God is liefde: -en die in de liefde blijft, blijft in God en God in hem. Hierin is de liefde Gods volmaakt met ons, dat wij ver trouwen hebben in den dag des oordeels: omdat, gelijk Hij is, ook wij zijn in deze wereld. Vrees is er in de liefde niet: maar de volmaak te liefde jaagt de vrees naar buiten, omdat de vrees pijn lijdt. Wie bevreesd is, is niet vol maakt in de liefde. Van deze apostolische gedachten waren de katholieke middeleeuwers vervuld, die voor God en Zijn lieve heiligen de prachtigste tempels bouwden, waarin de wierook opklom langs de spitsbogen, het oog te gast ging in schitteren de kleuren van schilderkunst, mozaïek en feest gewaden, waarin de juichtonen klonken in de processies, de lange kleurige stoeten, die met banieren door de velden trokken; waarin ook de profane feesten rondom de kerk werden ge vierd: waarin het tooneel op het kerkplein werd opgeslagen. Die tijden leefden in een sfeer van hartelijke verstandhouding met den Schepper en Gever aller dingen; 't zij goed, 't zij kwaad, het werd aanvaard als komend uit een vader hand. In die verhouding had de vrees plaats ge maakt voor een kinderlijk vertrouwen. De groote Aquiner had in zijn Summa theologica reeds geschrevenvrees is geen goddelijke deugd, omdat zij God niet voor eerste object heeft, zooals de liefde, maar een kwaad. En op tal van andere plaatsen heeft deze groote middeleeuwer zich op gelijke wijze uitgelaten. Zijn verklaring Was geheel naar den gezonden zin yan het christen volk in het hoogtij van het christelijk beschavingsleven. Immers, wat is vrees? Het is de voorstelling van de waarschijnlijkheid of de mogelijkheid van een naderend onheil verbon den met een gevoel van weerzin en machteloos heid om zich te verweren. Hoe kan zulke vrees gepaard gaan met waarachtige liefde? Wan neer een kind angst heeft voor zijn ouders, is er iets scheef in de verhouding. Het moet eer bied voor hen hebben en tegelijkertijd hen als het dierbaarste op de wereld beschouwen. Het kan op een bepaald oogenblik angst hebben voor een hard woord of een straffende hand; maar bij een goede opvoeding zullen straf of berisping slechts een korten tijd tusschen bei den staan en zal daar een inniger verhouding in vergevende en berouwvolle liefde uit voort komen. Zoo verstond Joannes, de apostel der liefde, de verhouding van schepsel tot God, zóó hebben Sint Paulus en de andere apostelen en evan gelisten het ons geleerd. Christus neemt in Zijn omgang met Zijn leerlingen en met het volk herhaaldelijk de woorden: „vreest niet" in den mond. En als een echo van den meester ver maant Joannes ons in den brief, dien de Kerk ons na het feest der liefde, na Pinksteren, voor legt: verban alle vrees; vrees is er in de vol maakte liefde niet: zelfs voor den dag des oor deels behoeven we niet te vreezen, omdat wie in God geleefd heeft vertrouwen mag op een zalig einde. Met het calvinisme en jansenisme hebben de vurige aanhankelijkheid, de hartelijke gene genheid van schepsel tot Schepper plaats ge maakt voor een killen eerbied van individu tot God. De mystiek, schoonste vrucht van waren godsdienst, verdween. De kerkgebouwen misten kleur en sfeer; geen vrome symboliek deed den geest opveeren en de zielen verdroogden door hui vering voor de bronnen der genade, de sacra menten. Ook het geloofsleven der katholieken in de protestantsche landen leed door de kilte van de meerderheid der landgenooten; veler gemoed verengde bij den omgang met puritein- sche christenen; een opvoeding met aangewak kerde in plaats van overwonnen gewetens-ang sten leidde maar al te vaak tot geloofsafval op volwassen leeftijd. Want reeds Cicero leerde: wien men vreest, dien haat men; en dien men haat, dien zoekt men ten gronde te brengen. Wat hier in het menschelijke geldt is even waar in het goddelijke: wie in zijn jeugd God alleen leert vreezen en niet anders leert ken nen dan als een lastigen bediller, die loopt groot gevaar Hem op lateren leeftijd te haten en den rug toe te keeren. Gelukkig bloeit de oude liefde weer op in li turgie en moderne devotie; gelukkig is de pae- dagogie van onze dagen weer geheel gericht op het bijbrengen van de overtuiging van het kindschap Gods. Alleen die zekerheid, dat er boven ons een algoede en barmhartige Vader waakt, zonder Wiens toelating geen haar op ons hoofd gekrenkt kan worden, alleen die overtuiging legt den grondslag voor de zuivere liefde en daarmee voor de ware blijdschap, wel ke voor- en tegenspoed doet aanvaarden, sterk maakt bij welvaart, volhardend bij tegen- heden. „Dit is de toetssteen voor de zuiverheid onzer liefde, wanneer wij volkomen Joannes' woord begrijpen en in toepassing brengen: Vrees is in de liefde niet. LIBRA Zooals bekend, zal de electrificatie van ver schillende spoorlijnen in vier gedeelten worden uitgevoerd, n.l. UtrechtArnhem, Utrecht Eindhoven, UtrechtDen HaagRotterdam en UtrechtAmsterdam. Voor deze vier gedeelten zullen respectieve lijk als middelpunt dienen Maarn, Boxtel, Gou da en Utrecht. Naar deze centra zal eenig technisch perso neel worden overgeplaatst. Van bevoegde zijde vernemen we nu, dat voor het werk der electrificatie zooveel moge lijk overcompleet personeel in dienst wordt ge nomen. Wat Maam betreft, daar zullen eenige spo ren worden aangelegd om de rijtuigen op te plaatsen. Begin volgend jaar zullen deze reeds worden aangevoerd. De bovenbouw is nog niet besteld, doch in den loop van den zomer zal hiermee begonnen worden. Alle deelen, die voor de electrificatie van de spoorlijn Utrecht-Amhem noodig zijn, als isolatoren, enz., worden naar Maam vervoerd, waar ook een montage-wagen wordt gestationneerd. Van hieruit zullen de nieuwe treinen proef rijden, olie eerst in 1933 voorgoed in gebruik komen. De Raad voor de Scheepvaart heeft uit spraak gedaan inzake de aanvaring van het Nederlandsche stoomschip „Grutto" met net Noorsche stoomschip „Pan" od de Theems. De Raad is van oordeel, dat deze aanvaring door het Noorsche stoomschip „Pan" had kun nen en moeten worden voorkomen. Verder heeft de Raad zijn oordeel uitgespro ken over het aan den grond stooten bij Nor- derney van het motorschip „Lies". De gedragingen van den betrokken stuurman vindt de Raad onverklaarbaar, tenzij moet worden aangenomen, dat bij hem een volslagen gebrek aanwezig is, van hetgeen goed zeeman schap met zich medebrengt. De Raad moet aannemen, dat betrokkene zoozeer blijk heeft gegeven, zijn vak niet te verstaan, dat het noodzakelijk voorkomt, dat hij ernstig wordt bestraft, opdat hij tevens de gelegenheid zal krijgen, voordat hij wederom als stuurman zal kunnen optreden, zich een voldoende vakkennis eigen te maken. Het ongeval is geheel en al aan de schuld van betrokkene te wijten. De Raad straft den betrokken stuurman door hem de oevoegdheid te ontnemen om als stuurman of kapitein te varen op een schip, als bedoeld bij artikel 2 der schepenwet, voor den tijd van zes maanden. De Kievit is op de thuisreis te Rangoon ge land. De Rietvink (thuisreis) is te Medan aange komen. Onder groote belangstelling heeft Zaterdag middag op de Ned. Herv.' begraafplaats te Oud- Leusden de teraardebestelling plaats gehad van het stoffelijk overschot van den een dezer dagen op zoo droevige wijze om het leven gekomen di recteur-generaal van de Oesterreichische Kredit Anstalt-Wiener Bankverein, mr. A. J. van Hen gel. Tegen het middaguur had zich een groote schare belangstellenden, die den overledene de laatste eer wilden bewijzen, op de begraafplaats verzameld, en gedurende de ochtenduren waren tal van kransen en bloemstukken afgegeven. Onder de veie aanwezigen, voornamelijk voor aanstaande figuren uit- Nederlandsche en Oos- tenrijksche financieele kringen, merkten wij o. a. op de heeren mr. P. Hofstede de Groot en D. Andreson, directeuren van de Amsterdamsche bank, van welke de heer van Hengel in de pe rioden van 1916—1924 en 1927—1932 de functie van directeur bekleedde; mr. J. Westerman, directeur-secretaris van de Ned. Bank, mr. J. J. H. van der Meuien en H. L. Woltersen, di recteuren van de Rotterdamsche Bank en de commissarissen dezer bank, dr. V. Brauneis, di recteur van de Oostenrijksche Nationale Bank, den Oostenrijkschen bankier M. Tereschenko, Regierungsrat B. Kuehn v. d. Oostenrijksche le gatie te 's-Gravenhage en veie andere belang stellenden. Tegen ongeveer half een arriveerde de om streeks haif elf uit Amsterdam vertrokken be grafenisstoet. Aan de groeve, die door vele kransen en bloemen gedekt werd, werd op verzoek van den overledene niet. gesproken. De begrafenisplech tigheid duurde slechts kort, doch maakte niet temin op alle aanwezigen een diepen indruk. Een broeder van den overledene, de heer J. van Hengel, dankte de aanwezigen namens de familie voor de bewezen belangstelling, waar bij hij eenige woorden van troost tot de we duwe richtte. Met opgewektheid, waartoe het bijzonder fraaie weer het zijne bijdroeg, hebben de Ha genaars de „Residentieweek-1936" ingeluid. De binnenstad was een groote vlaggenzee, en ook in de buitenwijken van de hofstad hebben vele sub-comité's er zorg voor gedragen hun omgeving in de feestvreugde te betrekken. Des ochtends om 10 uur is ten stadhuize de Residentieweek door den burgemeester, mr. de Monchy, officieel geopend. De voorzitter van het comité, de heer K. I. B. A. de Coster, bracht in zijnij toespraak dank aan allen, die aan de voorbereiding hebben medegewerkt. Daarop was het woord aan den burgemeester, mr. S. J. R. de Monchy, die zeide, dat de Haag- che burgerij tijdens de Residentieweek zal po gen, langs psychologischen weg de crisis te lijf te gaan en de malaise te bestrijden. Na zijn rede begaf de burgemeester zich met het geheele gezelschap tusschen rijen belang stellenden door naar het Lange Voorhout. He rauten te paard openden den stoet. Voor het gebouw Pulchri Studio heesch de 'burgemeester om tien minuten voor elf de Re- sidentievlag, nadat het politiemuziekcorps het Wilhelmus gespeeld had. Hierna werden ballon netjes in de kleuren van Den Haag opgelaten. Tenslotte defileerden de muziekcorpsen voor den burgemeester en zijn gezelschap, waarna de stoet ontbonden werd. Scheveningen bood Zaterdag een zeer onge- wonen aanblik. Duizenden en duizenden land genooten en vreemdelingen hadden zich naar de Haagsche badplaats begeven, voornamelijk om getuige te zijn van den grooten wielerwed strijd. Bij Koninklijk Besluit van 3 Juni 1936 is be noemd tot raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlanden mr. J. E. van der Meulen, thans vice-president van de arrondissementsrechtbank te Utrecht. Naar wij vernemen, kan binnenkort de be noeming worden tegemoet gezien van kapitein J. H. van Riesen, thans verbonden aan het bureau luchtbescherming van den generalen staf, tot adjunct-inspecteur van den onlangs ingestelden dienst tot bescherming der burger bevolking tegen luchtgevaar, welke ressorteert onder het departement van Binnenlandsche Za ken en onder leiding staat van den inspecteur voor de luchtbescherming, den oud-luitenant- generaal De Ridder. Op de Zeelsterstraat onder de gemeente Eind hoven, nabij de grens van Zeelst, is Zaterdag morgen omstreeks elf uur een ernstige aan rijding gebeurd. De motorrijder A. Eliens, stucadoor van be roep, wonende te Zeelst, die niet in het bezit was van een rijbewijs en de motorrijkunst blijkbaar niet voldoende verstond, reed over genoemde straat en ontmoette daar twee kin deren; hij kon daarvoor niet voldoende uitwij ken en reed hen omver. De kinderen, het 9-jarig dochtertje van den heer Van der Werf en het 7-jarig dochtertje van den heer Oosterhuis, moesten naar het St. Joseph-Ziekenhuis te Eindhoven worden overgebracht. Het meisje Oosterhuis bleek er het ernstigst aan toe te zijn, haar toestand is evenwel niet direct levensgevaarlijk. Het andere meisje werd minder gewond. Het motorrijwiel is in beslag genomen en de motorrijder in arrest gesteld. Zaterdagavond omstreeks 8 uur is het 8-jarig zoontje van A. Biermans te Harpel (N.-Brab.) bij het spelen in een sloot geraakt en verdronken. Volgende week Vrijdag, 12 Juni, wordt, zoo als reeds eerder is medegedeeld te Rotterdam voor het eerst na 1927 een leger- en vlootdag gehouden. De aanleiding tot het organiseeren van dezen dag vormde het feit, dat den dag tevoren de jaarlijksche vergadering van de vereeniging Ons Leger wordt gehouden, welke een bijzonder karakter draagt, doordat in die bijeenkomst voor het eerst de Prins Maurits medaille en de Prins Maurits legpenning zullen worden uitgereikt. De Leger-' en Vlootdag wordt gehouden door de Koninklijke landmacht en de Koninklijke marine tezamen, waarbij de besturen van de vereenigingen Ons Leger en Onze Vloot met toestemming van den minister van Defensie a.i., dr. H. Colijn, en met medewerking van den commandant van het veldleger, g<eneraal Röell, de voorbereidingen hebben getroffen. De samenstelling van de deelnemende korp sen is zoo gekozen, dat elk wapen een detache ment afvaardigt. Het nieuwste geschut, dat Europa op het oogenblik kent, de 10-veld wordt met motor- tractie naar Rotterdam vervoerd. Een andere nieuwigheid, de pantserwagens, zal ook te zien zijn. Uit Den Bosch verschijnt een eskadron van dit korps. In verband met oefentochten buitenslands is de medewerking van de Kon. Marine beperkt gebleven tot het zenden van twee mijnenleg- gers, n.l. de Douwe Aukes en de Hydra De troepen verzamelen zich in de vroege morgenuren op het voormalige Nenijto-terrein en marcheeren vandaar af tusschen 8 en 9 uur naar Woudestein. De stoet defileert bij het stadhuis voor den commandant van het veld leger, generaal Röell, den burgemeester en an dere autoriteiten en staat onder commando van majoor M. W. L. van Alphen van het regiment grenadiers. Het uit de burgerij gevormde comité biedt den militairen een koffiemaaltijd aan op Woude stein; overigens worden de troepen gevoed uit de keukenwagens. Tienduizend plaatsen zijn tegen zeer gerin- gen prijs beschikbaar voor het publiek, dat de demonstraties van de landmacht op Woude stein wil gadeslaan. Om twee uur wordt het programma geopend met een appèl gevolgd door oefeningen. Een officier zal bij elke oefening een korte toelichting en een verslag van de verrichtingen geven. Om kwart voor tien ontvangt het gemeente bestuur de officieren in de Burgerzaal van het Stadhuis, waarna om kwart over tien de Gre nadiers en Jagers met de Mariniers een taptoe blazen tot besluit van den dag. De minister van Sociale Zaken heeft een be roepsinstantie in het leven geroepen, welke zal hebben te beslissen bij geschillen betreffende het voorstellen of weigeren van een blijvende rente, terzake van ongevallen, overkomen aan werkloozen, die deelnemen aan vakcursussen en werkloozenkampen voor jeugdige werkloozen, resp. te v;erk zijn gesteld aan z.g. werkobjec- ten voor jonge werkloozen, en die niet inge volge eenige wettelijke regeling verzekerd zijn tegen de geldelijke gevolgen van ongevallen. In dit verband is als alleensprekend rechter aangewezen, mr. J. Westhoff, lid van den Cen- traien Raad van Beroep te Utrecht en als se cretaris mr. R. van Heijst, advocaat en pro cureur te Utrecht. Naar aanleiding van mijn vorige artikel over kwakzalvers heb ik drie brieven ont vangen. De schrijver van den laatsten brief verzekerde mij, dat hij iemand (een on bevoegde) wist, die suikerziekte wist te genezen, een anderen, die kanker kon genezen, en nog enkele anderen, die eveneens eenige zeer ernstige ziekten op vlugge en afdoende wijze konden cureeren. De namen dezer wonderdoeners wer den er niet. bij genoemd; wel zeide de schrijver, die ook niet onderteekende, dat de dokters er in 't algemeen niets van wisten en dat zij de zaak vaak erger maakten. De twee andere brieven handelden over ge vallen van huidziekten. De eerste was een hrief van een schipper; een zeer duidelijk en uitvoe rig schrijven, waarin hij mededeelde, dat een bepaald eczeem, waaraan hij leed, weken lang (met bedrust) zonder goed gevolg door een spe cialist was behandeld; terwijl hij uitstekend baat vond bij een middeltje van een drogist en later weer eens bij een middel van een ander, die ook geen dokter was. Dit verhaal kwam mij geheel geloofwaardig voor. Zooals iedereeen weet, is de behandeling van sommige eczemen vaak uiterst moeilijk. Achteraf bezien had de specia list waarschijnlijk beter gedaan, door eerst een eenvoudig middel toe te passen; dat is zelfs in 't algemeen een goede stelregel. Maar men kan gerust zeggen, dat tien verschillende lijders aan eczemen op zeker vijf verschillende manieren moeten behandeld worden: tevens is het in diverse gevallen een zaak van probeeren. Er zijn zeer vele methoden van behandeling en de oor zaak daarvan is de volgende. Een eczeem kan ontstaan door overgevoeligheid voor bepaalde stoffen: voor stof van meel bij bakkers, vcor water en zeepsop, voor bepaalde chemische stof fen. Een eczeem kan verder ontstaan bij ver schillende ziekten, zooals b.v. bij suikerziekte, bij bloedziekten. Dan ligt vaak de oorzaak van het eczeem in sommige afwijkingen van de spijsver tering in de ingewanden, of van de lever, en zoo zijn er nog wel meerdere oorzaken te noe men. Soms zijn het gewone uiterlijke oorzaken, als druk en wrijving van onzindelijke kleeren, of de prikkeling bij de lichaamsopeningen, bij den mond, den endeldarm, 't oor, wanneer er een loopend oor is. In de laatste gevallen is de be handeling vaak eenvoudig, maar de moeilijkheid ligt vooral daarin, om uit te maken, of de uit wendige, dan wel de inwendige oorzaak de voor naamste is. Daarbij komt, dat men vaak de oor zaak niet duidelijk kan vaststellen. Nu reageert de huid op al deze verschillende oorzaken op ééne wijze: n.l. met een eczeem. Men kan dit het beste vergelijken met het ont staan van een oproer: de oorzaak kan liggen in verontwaardiging over de onrechtvaardigheid, over de weelde van de bestuurders, over neder lagen, over armoede van het volk, over het op treden van de politie, maar het gevolg is steeds hetzelfde: oproer. Dan komen de politie en mili tairen met geweren, revolvers, gummistokken en brandslangen, en het oproer wordt gedempt. Evenzoo smeert men een of andere zalf op het- eczeem. Maar de oorzaak is niet weggenomen. Bij de volgende gelegenheid breekt het eczeem opnieuw uit. Zoo kan men een oproer dempen met vuur en waar het vuur niet helpt, helpt soms het water; maar de oorzaak wordt niet weggenomen. Zoo is de eene zalf soms beter dan de andere: maar wie de oorzaak vindt en die wegneemt, behaalt de volkomen overwinning. In twee der drie brieven, die ik ontving, wordt een kwestie aangeroerd, die bij vele menschen leeft; n.l. de vraag, of het dan niet mogelijk is, dat sommige menschen van God de bijzonders gave van genezen hebben gekregen. Zoo heeft b.v. de H. Petrus na Pinksteren vele ziekten ge nezen. En in de brieven van Paulus wordt na drukkelijk over de verschillende gaven gespro ken: een gave van onderwijs, van predikatie, van prophetie, en ook van ziekten-genezing. Maar zegt de H. Paulus er achter: alle deze gaven in eenzelfden geest (I Cor. XII, 9). Verschillende genadegaven worden daar opgesomd: een woord van wijsheid, een woord van wetenschap, het geloof, genezing van zieken, werking van krach ten, prophetie, onderscheiding der geesten, gave van talen, uitleg van het woord. Al deze gaven zijn in eenzelfden geest, en wel den geest van het Rijk Gods; zoodat de uitwerkingen van deze gaven, als b.v. de genezingen door St. Petrus, ten bate zijn van het Evangelie; ter versterking van de autoriteit der apostelen; en uitingen van de bijzondere gaven van het Rijk Gods. Maar St. Petrus laat zich daarvoor niet betalen, het wordt geen winstgevende zaak. Dat is de kem van de zaak. Iedereen gevoelt, dat, zoodra het een bijzondere gave voor het Godsrijk betreft, het geld er buiten moet blijven. Niemand zal het aangenaam vinden, als iemand door predi katies rijk wordt; ja in 't algemeen verwachten we zelfs, dat iemand, die met dergelijke gena den rijk gezegend is, arm is. Daarom schijnt het een dwaasheid toe, te ge- looven, dat kwakzalvers, die een hoop geld ver dienen of willen verdienen, een bovennatuur lijke genade zouden hebben ontvangen. Gelukkig zijn er niet veel menschen, die dit gelooven. Maar kan er dan geen bijzondere natuurlijke aanleg voor de geneeskunst zijn? Zonder twijfel. Wel moet men verschillende soorten aanleg on derscheiden. Er is een aanleg voor handigheid, een andere voor het begrip van de wetenschap, een andere aanleg om het vertrouwen te wek ken, enz., enz. Evenals de aanleg voor muziek in verschillende stukken uiteenvalt, zooals ab soluut gehoor, gevoel voor rhythme, gevoel voor melodie. De muzikale aanleg is niet eenvoudig, evenmin als de geneeskundige aanleg. Wanneer nu een kind aanleg heeft voor muziek of tech niek, dan zullen de ouders, indien zij daartoe in staat zijn. zulk een kind ook voor muziek of techniek laten studeeren. Dat is vanzelf sprekend. Maar de opvatting over de groote gaven der kwakzalvers schijnt juist andersom te zijn: een kwakzalver, zoo redeneeren som mige menschen, heeft zooveel aanleg tot de ge neeskunst, dat hij juist niet behoeft te studee ren. En nu eischt de staat, dat men bepaalde examens moet afleggen, om te bewijzen, dat men de geneeskundige wetenschap behoorlijk kent. De staat zegt niet, dat de één evenveel aanleg heeft als de ander, maar alleen, dat een bepaal de hoeveelheid kennis vereischt is, om de ge neeskunst te mogen uitoefenen. Het is misschien wel waar, dat sommige kwakzalvers een grooten aanleg hebben, dan is het dubbel jammer, dat zij niet gestudeerd hebben. Wanneer men de prak tijk van de kwakzalverij ziet, moet men wel toe geven, dat zij de gave bezitten om het vertrou wen te wekken, maar wanneer men dan tevens ziet, dat het boertje van Staphorst een doosje met talkpoeder voor veel geld verkoopt, en dui zend dergelijke feiten meer, dan begint men wel een beetje aan de kennis van de geneeskunst te twijfelen. Heeft iemand aanleg voor muziek, en krijgt hij nooit een viool in handen, dan zal hij zeker geen violist worden. En hebben de vele beroemde medici, die de geneeskunst verrijkt hebben, geen aanleg gehad? Maar zij hebben door studie dien aanleg tot ontwikkeling gebracht. Het is mogelijk, dat er eens iemand een goed oud middel tegen een of andere aandoening heeft bewaard; dat is natuurlijk mogelijk. De kankerkussentjes zijn echter een groot bedrog, en zoo is er nog veel meer bedrog. Maar dat het mogelijk is, dat er eens een heel enkelen keer een oud middel wordt overgeleverd, kan men niet ontkennen. Evenwel, wanneer het middel zoo goed was, waarom zouden de geneeskundigen het hebben laten vallen? De conclusie is, dat het geloof aan de kwakzalvers, in 't algemeen ge nomen en als sociaal verschijnsel, niets anders dan bijgeloof is. Dr. TH. H. SCHLICHTING

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 5