m ii k ïïidvMfoaal van den dag Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterland ia!! Het vraagstuk van Midden-Europa O VRIJDAG 12 JUNI 1936 DOOR HONGAAR- SCHEN BRIL Vondel en Erasmus Theater op Kamsjatka krijgt.en honger I Janus Rookverbod voor de jeugd Geen bijbels naar Rusland JDg onbekende Verloofde t AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL II DOOR LEMAIRE Eenige dagen geleden heeft de Hongaarsche minister van buitenlandsche zaken von Kanya in het parlement een uiteenzetting gegeven van de zelfbewuste en vredelievende politiek van Hongarije, welke er op gericht is de gerechtvaardigde eischen van Honganje temid den van c'e heerschende verwarring met vreed zame middelen te verwezenlijken. Er is veel diplomatieke behendigheid voor noodig ge weest om in den stroom der politieke wereld gebeurtenissen ondanks den politief.en en eco- nomischen druk der Groote en Kleine Entente zoowel onmiddellijk na den oorlog als in de jaren daarna vast te houden aan den territo- rialen en moreelen eisch tot herziening van het vredesdictaat van Trianon zonder zich in eeni- gerlei opzicht voor de toekomst te binden. Het is algemeen bekend, dat vooral de Kleine En tente na den oorlog niets onbeproefd heeft ge laten om Hongarije van verdragsherzienmg af te doen zien. Noch het voorspiegelen van een schitterende economische toekomst, noch de ernstigste politieke en militaire bedreigingen hebben Hongarije echter van zijn standpunt kunnen afhalen. Zelfs in alle knepen van het Vak bedreven diplomaten als Titulescu zullen moeten erkennen, dat de buitenlandsche poli tiek van Hongarije geen haarbreed afgeweken is van haar eenmaal ingenomen standpunt en ook onder de moeilijkste omstandighedeu in zekere mate succes heeft gehad. Van oudsher staan de Hongaren in Midden- en Oost-Europa als bekwame diplomaten be kend. De ervaring heeft hun geleerd, hoe zij Zich tusschen de geweldige molensteenen, Duitschland en Turkije, niet 'alleen door moed, maar ook door slimheid staande moesten hou den. Waarschijnlijk zou voor Hongarije de toestand thans geheel anders zijn, indien de Hongaren vóór den oorlog de mogelijkheid hadden gehad een zelfstandige buitenlandsche politiek te Voeren. Tot het einde van den wereldoorlog Was dit voor Hongarije echter niet mogelijk. Het moest zijn nationale belangen achterstel len bij de belangen van de Habsburgsche dy nastie en van de erflanden der Koninklijke en Keizerlijke dubbelmonarchie. De catastrophe van den wereldoorlog heeft Hongarije na een Periode van 300 jaren weer in staat gesteld een eigen politieken weg te gaan, welke zeer ver standig geprojecteerd is volgens de door Lud- Wig Kossuth in 1848 vastgelegde richtlijnen. Deze politiek wordt vóór alles door voor zichtigheid gekenmerkt. Haar devies is: afwachten, tot de gebeurtenissen zelf de beste oplossingen aan de hand doen. Niet de Vruchten plukken vóór zij rijp zijn. Steeds op Wacht staan en alle gebeurtenissen zooveel mo gelijk voor eigen nut uitbuiten. Dit alles ech ter zonde.- effectjagerij, zonder vuistslag op ta fel, maar met ijzeren zelftucht, met handha ving van orde en rust en daardoor den indruk Vestigend van een stabiele en geconsolideerde Politiek. Dit is dan ook de reden, waarom het sinds 't verdrag van Trianon ontwapende Hon garije niet het voorbeeld van de Duitsche en Oostenrijksche eigenmachtige herbewapening heeft gevolgd en zich met het oog op ae over verhitte atmosfeer van een dergelijken .stap heeft onthouden. De minister van buitenland sche zaken von Kanya moest niettemin met te leurstelling constateeren, dat de wezenlijk door een oprechten vredeswil geïnspireerde, verzoe nende houding van Hongarije bij enkele buur staten zoo weinig begrip en waardeering heeft gevonden. Hongarije heeft er in het geheel geen belang bij, dat de toonaangevende groote mo gendheden op zoo menig punt niet tot overeen stemming kunnen komen. Integendeel. Want Zoodra de groote mogendheden onderling tot een betere verstandhouding komen, is het denkbaar, dat deze op enkele kleine een even redig sterke pressie kunnen uitoefenen om Hongarije zijn goed recht en de vervulling van zijn wenschen te verleenen. Zoo is het voor Hongarije van vitaal belang, dat het conflict tusschen Italië en Engeland, welke beide lan den Hongarije goedgezind zijn, zoo spoedig mo gelijk geliquideerd wordt en dat Italië in de Midden-Europeesche politiek weer de plaats in neemt en de rol vervult, welke het voor den Abessinischen oorlog innam en speelde. Het Valt niet te ontkennen, dat Italië na het voor spoedig verloop van den Abessinischen veld tocht 'n aanzienlijk grooteren invloed heeft ge kregen, hetgeen tenslotte ook door Engeland Zal worden erkend. Het is daarom niet on waarschijnlijk, dat Engeland met het fait ac compli rekening zal gaan houden en tot het Inzicht zal komen, dat de door Engeland voor gestane sanctie-politiek ten eenenmale heeft gefaald. Ook in Duitschland stelt men sinds Italië's overwinning in Abessinië in Italië meer belang, omdat Italië in de oogen van Duitsch land een factor van beteekenis is geworden, Waarmee zoowel in vredes- als in oorlogstijd ernstig rekening zal moeten worden gehou den. De goederenleveranties van Duitschland aan het oorlogvoerende Italië, de Duitsch-Ita- liaansche wapenstilstand in de Oostenrijksche quaestie, de houding van Italië inzake de her bezetting van het Rijnland door het Duitsche leger, dit alles zijn symptomen, die een verbe tering in de verhouding van deze beide mo gendheden suggereeren. Ook heeft het alle ver wachtingen overtreffende militaire succes van maarschalk Badoglio op Duitschland een diepen indruk gemaakt. Van den anderen kant is het een feit, dat de publieke opinie in Italië als HII1IIII1IMII1IIMIII1 IMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIillllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIU In verband, met de geruchten over een mogelijk samengaan van Italië en Duitschland in geval de sancties niet zouden worden opge- heven, publiceeren wij hier een 1 artikel van den bekenden Hon- gaarschen journalist dr. J. v. So- mogyi uit Boedapest, dat een dui- i delijk beeld geeft van de Hongaar- sche zienswijze en het streven der huidige Hongaarsche politiek. Dat in dit artikel de wensch herhaal- delijk de vader van de gedachte is en minder met het algemeen recht dan met het meest onmiddellijke Hongaarsche eigenbelang wordt I rekening gehouden, behoeft geen I nader bewijs. "ïiimiimiiiimmiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiT reactie op de sanctie-politiek minder afkeerig van een bondgenootschap met Duitschland is geworden, en van meening is, dat een blok van 120 millioen, dat Europa in twee deelen zou verdeelen, vandaag den dag sterker zou zijn dan een coalitie van Frankrijk, Engeland, de Kleine Entente en Sovjet-Rusland. De Ita- liaansch-Duitsche verhouding zal tenslotte uit sluitend afhankelijk zijn van de houding, welke deze beide mogendheden in het Oostenrijksche vraagstuk zullen aannemen. Het standpunt van Italië in de Oostenrijk sche kwestie is bekend. Voor Frankrijk is dit standpunt van het allergrootste be lang, want hoe waardevol de steun van Frank rijk en Engeland voor Oostenrijk ook moge zijn, hij kan toch niet opwegen tegen dien van Italië, dat onmiddellijk aan den Brenner-pas staat. Er zijn zekere teekenen, die erop schij nen te wijzen, dat Duitschland bereid zou zijn zekere concessies inzake de handhaving van Oostenrijks onafhankelijkheid te doen, en, in dien dit zou geschieden, zou in Middel-Europa een geneel nieuwe situatie in het leven worden geroepen. De Oostenrijksche kwestie is heden ten dage zonder twijfel het sleutelprobleem van Europa, want wanneer Duitschland en Italië over deze kwestie het eens worden, kunnen deze mogend heden in Midden- en Oost-Europa in het be lang der consolidatie, en niet minder in het belang van de erkenning der Hongaarsche aan spraken een rol spelen, waarvan de beteekenis en de resultaten voorloopig nog niet zijn te overzien. De laatste gebeurtenissen in Midden- en Oost-Europa hebben doen voelen, dat zoo wel Duitschland als Italië tengevolge der jong ste gebeurtenissen op het gebied der wereld politiek een veel grooter prestige hebben gekre gen. In het belang van Midden-Europa en in het bijzonder van Hongarije zou het uiterst ge- wenscht zijn, wanneer deze beide mogendheden hun invloed en kracht gemeenzaam in het Do- naubekken zouden uitoefenen. Een ander feit van beteekenis is ook de steeds sterker wordende belangstelling, die Po len vertoont voor de midden-Europeesche ge beurtenissen. De uitstekende, op eeuwenoude tradities berustende, bijkans broederlijke be trekkingen tusschen Polen en Hongarije zijn voldoende bekend. Sedert Polen door het pact met Duitschland zich heeft losgemaakt van de onmiddellijke be- toovering van de zijde van Frankrijk en der mid den-Europeesche bondgenooten van dit land, saamgevoegd in de Kleine Entente, begint dit land in midden-Europa meer en meer een po litiek te voeren, welke uitsluitend zijn eigen belangen dient. Dit optreden van Polen op het tooneel der midden-Europeesche politiek heeft Hongarije met vreugde en tevredenheid ver vuld, wijl beide landen, behalve de traditio- neele vriendschap, nog een aantal gemeen schappelijke belangen hebben, vooral in hun houding tegenover Sovjet-Rusland. Dit is me- Minister-president Gömbös de de oorzaak, waarom de reis dan Beek, den Poolschen minister van Buitenlandsche Zaken, naar Belgrado in de naburige landen met groo te belangstelling werd gevolgd, welke belang stelling echter niet vrij was van een zekere ontsteltenis. Want het is bekend, dat Joego slavië bijna het eenige land is, dat toe nu toe met succes zioh geweerd heeft tegen het aan- knoopen van diplomatieke en economische be trekkingen met Sovjet-Rusland. Daarom is ook de positie van Joego-Slavië in den boezem der Kleine Entente een geheel eigenaardige. Praag en Boekarest hebben altijd gepoogd, Belgrado in dit verband tot een andere houding te bren gen. Deze houding stond echter vooral onder den invloed van wijlen Koning Alexander, die onder geen voorwaarde het Sovjet-regiem wil de erkennen. Zijn opvolgers in de regeering hebben nog steeds dezelfde houding bewaard, niettegenstaande de sluwe politiek van Titu lescu en Benesj en den zachten druk van Frankrijk, om in dit verband verandering te weeg te brengen. De toasten, die in Belgrado tusschen de Poolsche en Joego-Slavische staatslieden zijn gewisseld, hebben duidelijk doen blijken, dat noch Polen, noch Joegó-Sla- vië geneigd zijn om tegen hun eigen belangen in ten gunste der vermeende Fransche belan gen met Rusland samen te gaan. Ook bleek uit die toasten, dat Polen en Joego-Slavië niet van zins waren de nieuwe Fransche regeering in haar overgroote sympathie voor Sovjet-Rus land te ondersteunen. Niets teekent duidelijker de belangstelling en de verwarring, welke Beck's reis naar Belgrado in Praag en Boekarest heeft gevonden, dan het feit. dat Titulescu, de Roemeensche minister van Buitenlandsche Za ken, dié den naam draagt van den „vliegenden diplomaat", voor het eerst van zijn leven ge bruik heeft gemaakt van een vliegtuig. Ieder een, die de ijverige actie van dezen rusteloozen Balkan-diplomaat kent, weet. dat hij zelfs in tijden van den grootsten nood vermeden heeft, zijn leven in een vliegtuig op het spel te zet ten. Nu nam hij dit risico op zich. En dit is wel het bewijs, welk een gewicht men in Boe karest en Praag hechtte aan deze gebeurtenis te Belgrado. Hierbij is de opmerking interes sant, dat Titulescu niettegenstaande zijn vliegtuig te laat in Belgrado is aangekomen. Want Beck was bij zijn aankomst reeds weer naar Warschau vertrokken. Van den anderen kant valt er een groeiende belangstelling voor Joego-Slavië te constatee ren, vooral bij de landen, die niet tot het Klei ne Entente-blok behooren. Generaal Goering gaat niet voor niets op reis naar de Joego slavische kust aan de Adriatische Zee. Boven dien heeft von Kanya in het Hongaarsche par lement op een uitlating van den Joego-Slavi- schen minister Stojadinovitch geantwoord „gaarne bereid te zijn met Joego-Slavië de mo gelijkheden van een economische consolidatie in het Dónaubekken te bespreken". Het heeft er den schij n van, dat in een niet al te verre toekomst de buitenlandsche politiek van Joego slavië interessante wijzigingen kan ondergaan. Van algemeen Europeesch standpunt bezien zou het verheugend zijn, indien de drie in het Dónaubekken directe belangen hebbende mo gendheden: Italië, Duitschland en Polen hun consolideerenden invloed zouden doen gelden in Midden-Europa. Voor Sovjet-Rusland zou dit echter een zware slag zijn, die wellicht Rus land tot een volledigen terugtocht uit de Euro- peesche politiek zou kunnen dwingen, indien van de Baltische tot de Adriatische zee, van Finland over Polen, Oostenrijk, Hon garije en Joego-Slavië tot Italië een dim zou worden opgeworpen tegen het roode gevaar en het Slavische imperialisme. Dr. J. v. SOMOGYI Ter herdenking van den 350sten geboortedag van Joost van den Vondel en van het feit, dat voor 300 jaren het treurspel „Gysbreght van Aemstel" voor het eerst werd opgevoerd, heeft de N.V. Uitgeversmaatschappij „Joost van den Vondel" te Amsterdam een buitengewoon ver zorgde uitgave van den „Gysbreght" in voor bereiding. De tekstverzorging is van prof. dr. N. A. Donkersloot. Anton van Duinkerken schrjjft de inleiding, terwijl Anton Pieck, be halve 8 aquarellen, ongeveer 50 penteekeningen vervaardigt. De meester-drukker Charles Nïj- pels heeft de typografie in handen. Bij dezelfde vennootschap zal als eerste deel in de „Vondelreeks" een boek over Erasmus van prof. B. H. Molkenboer verschij nen. Dit werk zal uit de Erasmus-mediaeval van S. H. de Roos op de persen van Boosten en Stols te Maastricht gedrukt worden. Het por tret van Erasmus is door Fiet van der Stam, het ontwerp van den band door Anton Pieck geteekend. Ook van deze uitgave verzorgde Charles Nijpels de typografie. Het theater Schmidt te Pietropawlowsk, het eenige theater op het schiereiland Kamsjatka, is afgebrand. Tijdens de blusschingspogingen liepen verscheidene brandweerlieden ernstige verwondingen op. m De slaapkamer van een gepensionneerd kapitein. Huiverend stapt hij uit 't koud-ijzeren ledikant op den killen plankenvloer. De wekker heeft gerateld en dan is 't tijd. Janus rilt tot in 't diepst van zijn zielement. 't Is ongewoon koud, dezen ochtend, de bloemen staan dik op de bevroren ruiten. Janus gaat zich kleeden, wasschen en kam men; daarvoor moest hij 't smalle vuile trapje af naar beneden, in de gang van de buur vrouw, waar helgeel de koperen kraan afsteekt tegen den zwarten muur. In 'n nisje staat 'n emmer halfvol water, daarboven moet ie z'n hoofd houden, want een afvoer is er niet. Op schouderhoogte zit een spiegelscherf tegen den muur gespijkerd.... Dan gaat Janus den koffiepot spoelen en steekt de gasvlam onder 'n keteltje_ Hij voelt in de kilte de behaaglijke warmte van het comfoortje opstijgen langs z'n glim mend versch gewasschen kop. Jammer, 't is vandaag de laatste dag dat hij het gas kan branden, geld heeft hij niet om de rekening te betalen, en vandaag wordt zijn gasje afgesneden. Een goedige gasman heeft Janus eens aan geboden een muntmeter te nemen, doch Janus heeft geen munten, hij heeft niets dan een karig werkmansloontje op 'n fabriek van staalwaren en zink. Armoe!.... Hij was al in zijn 31e jaar en hij sloeferde zoo door t leven, met een suffen kop, zonder ambitie, zonde? meer, omdat ie móést leven. Janus was een achterlijke sukkel, die z'n pas overleden moeder miste als een jongen van 6 jaren. Ze was ellendig omgekomen van gebrek Hij had haar eigenhandig moeten kisten en met de Vincentianen had hij haar begraven, onder een massa zand, in een stil vergeten kerkhof-hoekje. Zijn vader was in de gevangenis gestorven, toen hij nog te klein was om 't te begrijpen. Janus was niet bij zijn volle verstand, te dom om iets te begrijpen en op de fabriek trokken ze daar profijt van en lieten hem het gemeenste werk en voor een hongerloontje arbeiden. Toen z'n moeder nog gezond was, deed ze werk bij de zieke buren en verstelde goed voor een beter gesitueerde weduwe met zeven kin deren, doch de weduwe had ongedierte be merkt in 't afgeleverde verstelwerk en de arme vrouw op een ontactische wijze aan het ver stand gebracht dat zij haar linnen niet meer bij zoo'n troep ter reparatie gaf. Toen was de ellende pas goed begonnen. Ze miste het geld, 't was een begin van het einde.... en Janus, de suffe slungel, was al leen achtergebleven. Alleenhij besefte z'n eigen verdriet niet.... hij deed als een wezenlooze jonge hond, die hunkerde naar moederliefde.... hij was 't gewenden nu.... Sarren konden ze hem, uren lang op de fabriek_ Hij begreep niet waarom; toch huilde hij wel eens in een hoekje van de werkplaats. De stumperd! Janus slokte gulzig een paar beboterde sne den naar binnen en slurpte de wrange koffie; 'twerd tijd dat ie ging. Hij vulde z'n blauwe kruikje en stopte brood in z'n vuilen kapot- ten zak, die vroeger altijd helder gewasschen voor hem klaar hing. Hij sukkelde de steile trap af tusschen de gekoolteerde muren naar buiten, 't Was bij zeven uurvlug. Een vroege tram reed bon. kend en krakend over de rails en blauw-vio- lette vlammetjes dansten mee over de draden Melkboeren met wollen dassen en wanten aan hun handen stampten met hun klompen voeten op de karren en de hoefslag van de paarden kletsten in Janus' ooren. De melk bussen stonden dik in moltondekens gepakt, om maar niet te bevriezen Eten dikke frisch-koud uitziende agent zag Janus passeeren, bibberend in z'n dunne jasje. Misschien kwam er uitkomst? De wind stuurde hen langs het haantje van den toren en het haantje was wat verwonderd over het kabouterbezoek. „Waar is de reis naar toe", schreeuwde ie met zijn piepstem. „We zijn aan den wind overgeleverd", zeiden de kaboutertjes en ze vroegen of het haantje geen raad wist. Als je kunt en je vliegt hier langs, grijp dan mijn staart vast en klim er op, had het haantje hun gezegd en alles was goed afgeloopen. Nu waren ze hun eigen weer meester en hoe boos de wind was en hoe hij probeerde het haantje en de kabouters van den toren af te werpen, het lukte hem niet en met hangende pootjes droog ie af. Zoudt U ons niet naar huis willen brengen, smeekten de kaboutertjes het haantje. Als het licht wordt wil ik het wel probceren, zei het haantje en het goede dier ondernam den tocht, zoodra het morgen was geworden. De kaboutertjes had den hem vanaf het kasteel aan zien komen en bedankten hem met een luid „hoera." En het was maar gelukkig, dat er in de stad nog niemand zoo vroeg op was, anders zouden ze het haantje op den toren wel gemist hebben. z'n heete kruikje onder den arm geklemd. Hij kent 'm zoo zachtjes aaneiken mor gen komt ie hier de straat door. De sirene loeit en Janus stapt gelijk een automaat de fabriekspoort binnen en stempelt bij den portier. „Je had al binnen moeten zijn," zegt de por tier, „elke minuut te laat kost je een cent 't Dringt half tot Janus door, dat ze hem met rust laten; als ie te laat komt, zal ie heusch wel z'n boete betalen. Een kwartier later loopt Janus te sjouwen onder een zwaren last. Hij is sterk als een os, de bazen laten hem altijd 't zwaarste dragen, hij weet het, doch durft niets zeg- gen. Hij zwoegt en werkt tot hij De daverende machines brom- men hem in den kop Nu moet hij aan den hijsch gaan staan. Zware profielbalken moéten op de kipkarren geheschen worden. Bij 't loslaten van het touw wil Janus ach teruit stappen, doch hij struikelt. Hij slaat met een doffen kreet, met de armen wijd uit, ach terover. Zijn hoofd stuit op een puntig blok: zeer doet 't hem niet, hij is suf, hij beseft niet.... alles wijkt.... wordt vaag, en voor Janus is t nacht, 't bloed gutst 'm bij stroomen den kop uit. Z'n vuile pet is weggerold tusschen het ijzerafval. De bazen schieten toe en de werk meester tilt hem op.... Door vier mannen wordt Janus op den fa- brieksbrancard naar het dichtstbijzijnd zie kenhuis gedragen De sirene gaat weer voor den schaft. De lie den bespreken het ongeval onder het boter- hammenmaal en geslurp aan hun koffiekruik- jes. Na den schaft neemt het leven weer z'n monotonen gang en denderen de machines; de bazen pruimen. Voort.... voort moet het leven in razende vaart. Als de fabriek in den laten namiddag is ge sloten, werpt de winterzon haar laatste stralen door het fabrieksgebouw en beschijnt in een sfeer van rust de leege werkbanken. Een blauw emaille kruikje glinstert even by de zonnestraling en een onaangeroerde stukke- zak hangt aan een spijker tegen den muur. Tusschen het ijzerafval ligt nog steeds de bloedbesmeurde petstil.... vergeten..., Kle.ne muisjes knabbelen angstig aan de vergeten kruimels en probeeren den vollen stukkezak te bereiken. Bij Janus thuis gaan twee gasmannen de deur uit: ze hebben wegens wanbetaling het gas „afgesneden". De Mecklenburgsche regeering heeft een ver ordening uitgevaardigd, dat de jeugd onder 1? jaar niet in het openbaar rooken mag, noch op straat, noch in publieke localiteiten, en dat de winkeliers geen tabak, sigaren of sigaretten aan jongelui onder de 18 jaar verkoopen mo gen, zulks op straf van boeten die tot 150 Mark oploopen, of 14 dagen hechtenis. Aanleiding tot het verbod was het voorkomen van eenige gevallen van nicotinevergiftiging ten gevolge van veelvuldig sigarettenrooken door leerlingen van middelbare scholen. Waarschijnlijk is, dat andere Duitsche lan den het voorbeeld van Mecklenburg zullen vol gen en dat gelijke maatregelen ook zullen vol gen ten aanzien van het gebruik door jongelui beneden de 18 jaar van alcoholische dranken. (Ned. Chr. Persbureau). Eten aantal buitenlandsche vereenigingen heeft zich tot de Russische regeering gewend met het verzoek, bijbels in de verschillende buitenlandsche talen naar de Sovjet-Unie te mogen verzenden. De directie der Sovjetdoua nen heeft hierop geantwoord, dat bijbels en andere godsdienstige werken slechts in die talen mogen worden ingevoerd, die in den re gel in de Sovjet-Unie niet worden gesproken. Verboden zijn godsdienstige werken in het Russisch, en in het Poolsch, Oekrainsch, Jid disch en andere talen, welke de minderheden in de Sovjet-Unie spreken. Daarentegen is de verzending van bijbels en kerkboeken in het Fransch, Engelsch, Nederlandsch, Spaanisch en dergelijke talen veroorloofd; echter moet de ontvanger zeer hooge douanerechten beta len, welke in buitenlandsche deviezen moeten worden betaald. Per boek wordt een douane recht van ongeveer 6 góudroebei geheven, zoo dat deze toestemming geen practische waarde bezit. Geheel verboden is de invoer in de Sov jet-Unie van kerkelijke voorwerpen, beelden en schilderijen. Verklaard wordt, dat de in de Sovjet-Unie bestaande voorraad van deze ker kelijke voorwerpen voldoende is voor de steeds dalende behoeften. Ned. Chr. Persbureau) A rt/MtT%Trnn on dit blad ziin ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 17 *7bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door "17 7^0 m een ongeval met p 2S0 verllef 6611 Hand, ALLE ABONNE S °nES" vSeKvwrJntoKndY Uitkeerinlen r l OU.- verlies van beid! armen, beide beenen of beide oogen T i OU." doodelyken afloop 1 een voet of een oog 17 Buiten is de komst van den postbode altijd een belangrijke gebeurtenis en voor hem deran geert men zich als voor een met verlangen tegemoet gezienen bezoeker. Ik was er juist, toen hij het poortje opende. Wij spraken over de kleur van den hemel, over het zachte weer, dan diende hij mij de gewone aardigheid op °ver de leegte van zijn maag op dit late uur eh op de lastige plaats, die dit verterings- °rgaan in zijn hielen had gekozen. Dan over handigde hij mij de post voor het kasteel: kran ten, brieven, prospectussen, er was van alles bij, er was vooral een lange cremekleurige enve loppe, waarvan het opschrift mijn hart van Vreugde deed kloppen. Ik vertrouwde het pak toe aan een voorbij- kaanden bediende en ik liep haastig naar het dichtste gedeelte van het park met een brief van biijn Robert. Boterbloemen, riddersporen, ik had ze totaal Vergeten Diep in het park was een omgevallen boom- Mam, waar ik inet voorliefde gewoon was te Kaan zitten tegenover een heerlijken, uitge- strekten gezichteinder, toch niet zoo uitge strekt als de droomen van mijn hart. „Mejuffrouw, lieve juffrouw," schreef mij mijn onbekende, „ik heb zooeven den brief van uw neef ontvangen. Ik antwoord hem per omme gaande, maar te voren wil ik in een laatste tête-a-tête u zeggen, wat er voor eigenaardigs leeft in mijn gedachte. Wij hebben elkaar nooit gezien en toch heb ik den indruk gekregen, dat ik u ken, altijd gekend heb. Wat weet ik van u? Uw naam, uw goedheid, uw voorliefde voor de werken van Botticelli. Dat is alles. Maar met de drie regeltjes van uw schrift vormt dit een schat, die mijn blijdschap en mijn ge luk uitmaakt. „Waarom? Ik herken mijzelf niet meer. Zijn dat van die geheimzinnige verwantschappen, die geen wetenschap ooit verklaren kan? Moet ik gelooven, dat een liefdevolle Voorzienigheid het voorval heeft voorbereid, waardoor uw naam mij geopenbaard werd en dat mij nader tot u gebracht heeft? Wat zeg ik: nader? Nu zoo veel mijlen ons scheiden en ik voor de eerste maal mij voel als een balling, betreurende het geen ik vroeger het meest liefhad in mijn loop baan? „Lieve, goede juffrouw, ik zal dezen brief niet overlezen, want anders zou ik dien niet verzenden.... Maar ik wilde u dit alles zeg gen. Ik heb het gezegd en ik ben voldaan. „Ik ga nu aan uw neef schrijven om hem mijn dankbaarheid te kennen te geven over zijn brief. Ik hoop. dat die het begin zal zijn van een geregelde correspondentie en dat het door hem mii gegeven zal zijn a te leeren kennen en u alles te zeggen hetgeen ik zonder hem in mijn binnenste zou moeten verbergen, want de vermetelheid, die ik vandaag durf begaan, zal ik niet meer plegenZult u het mij ver geven, weldoende fee? En zult u kunnen lezen tusschen de regels van mijn brieven aan een derde, hetgeen ik zou wenschen dat alleen door u verstaan zou worden?" „Maar vooral, twijfel toch nooit aan mijn diepen en absoluten eerbied. U stelt uw ver trouwen in mij, niet waar? Ontvang dan, kleine fee, de hulde, die ik aan uw voeten neerleg. ROBERT DE BEAUFEU." Weldoende feekleine fee!Ik sloot de oogen om beter de zoetheid van die woorden te genieten. Wat een heerlijke brief! Mijn eerste liefdesbrief. Want, hij behoefde het mij niet aan te bevelen, ik wist tusschen de regels door te lezen en ik ontdekte daarin verrukke lijke dingen. Welke edele gevoelens, welke verheven gedachtenDie geheimzinnige verwantschapdie schat, die zijn blijdschap en geluk uitmaakte.... Dat gevoel van balling te zijnWat een prachtigen roman beleefde ik en wat een medelijden had ik met anderen, die niet zoo gelukkig waren! Mijn onderbewustzijn was opeens ontwaakt, zooals uit een cocon een vlinder losbreekt. Ik beminde, ik voelde, dat ik bemind werd, zonder dat er iets stoffelijks zich tusschen ons plaatste. Een vluchtig fluidum vereenigde ons van gene zijde der grenzen. Te trouwen om redenen van stand? Foei u.. Bemind te worden om schoon heid, bekoorlijkheid of geest? Foei!Om het geld? AfschuwelijkWat alles te boven gaat, dat is de liefde zonder voorwaarde, de zuivere liefde, die niets noodig heeft, die aan alles weerstaatO, mijn droom, mijn schoone droom, hoe beminde ik u dien Juni- morgen, toen de korenbloemen zoo blauw waren en de rozen zoo geurig! De tijd ging voorbij, maar ik merkte er niets van. Het was de klok voor de lunch, waarvan de wind mij de echo bracht, die mij ontrukte aan mijn heerlijke en stomme beschouwing van mjjn droom. Ik holde naar het kasteel, de lippen geopend als om mijn vreugde uit te schallen. „Je hebt de bloemen vergeten, Denise," zei tante berispend. Juffrouw Brissot was bezig die van den vorigen dag in een jardinière te rangschikken. lis zag in den geest de scène, toen tante met een vinger op den mond mij wilde beletten om aan oom haar kleine kuiperijtjes wat betreft adellijke huwelijken te verraden en de belofte, die ik bij mijzelf had afgelegd, dat ik mijn eigendom zou verdedigen. Nu niemand wist, dat ik dien brief ontvangen had, sprak ik er ook niet over. Een afschuwelijke onoprechtheid sloop mijn binnenste in. Er bestaat echter zulk een onoverkoombaar ver schil tusschen mijn karakter en die slechte neiging, dat ik dienzelfden dag meermalen op het punt was mijn geheim te verraden. Het was bij voorbeeld, toen Francoise mij vroeg: „Waarom lach je toch telkens?" Zonder na te denken, antwoordde ik: „Om den brief." „Welken brief?" Lieve hemel, wat had ik daar gezegd! „Welke brief," vroeg ook mijn tante. Ik werd vuurrood zonder een antwoord te kunnen bedenken. „Och, natuurlijk, den brief van Michel aan dien „heer", verklaarde juf, die mijn laatsten flater niet vergeten had en mij er op allerlei manieren aan herinnerde. „Dat is toch niet om er voortdurend om te lachen," zei tante bits. Maar haar stem werd weer vriendelijk hoe wel gedempt, (oom was er toch niet) toen zij hernam: „Zou Michel al iets van dien heer vernomen hebben?" „Dat zullen wij morgen wel te weten komen," zei Francoise. „Maar, kinderen, doet mij een pleizier en spreekt er niet over waar mijn man bij is. Hij zou zich heel wat gaan inbeelden." Wij zaten in de schaduw van een reusachtigen beuk, waar tante gaarne de warmste uren van den dag doorbracht. Er stonden een tafel en eenige rieten fauteuils. Ik zou graag dat ge sprek hebben willen voortzetten maar ik was bang. dat ik mij zou laten verleiden om te veel te zeggen. Dus, daar iedereen zweeg, be waarde ook ik een voorzichtig stilzwijgen. Fran coise zat te lezen, juffrouw Brissot dommelde in met haar eeuwigdurenden altaarrand in de handen, tante zat een vierkant in stopwerk te borduren en ik liet mijn naaiwerk op de knieën vallen en dacht aan mijn heerlijken brief. Opeens schrok juf wakker en keek ons ver ward aan: Tom, de waakhond, was begonnen te blaffen. Dat was meestal een teeken, dat een rijtuig het kasteel naderde. Het goede dier had gelijk, wij hoorden nu het getoeter van een auto, het geluid van het hek, dat geopend werd en toen het zachte schuiven van gummibanden over het grint van den weg. Francoise, die dadelijk was weggegaan, toen Tom aansloeg, kwam terug in gezelschap van mevr. Peral. „Mooi zoo!" dacht ik zonder eenige geestdrift. Tante en juf schenen echter buitengewoon blijde met dit bezoek, want wij hadden de Perals nog niet gezien, omdat de familie een veertien dagen afwezig was geweest. De begroetingen waren zeer hartelijk: kus sen, handdrukken.... Dan klaagde mevr. Peral over de warmte en over de onhandigheden van haar keukenmeid. Daarna sprak zij over haar reis en over haar zoon Georges. Wij hadden hem ontmoet een paar dagen voor ons vertrek uit Parijs, maar dat was heel vluchtig geweest, hij werkte hard aan zijn thesis. „Volgens hetgeen zijn professoren zeggen, is die thesis iets buitengewoons," zei mevr. Peral, terwijl zij mij van terzijde aankeek. „Mijn schoonbroer wacht met ongeduld, tot hij ge promoveerd is om hem een plaats te geven in zijn zaak." .(Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 9