m
ii
k
ïïidvMfoaal van den dag
Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterland
ia!!
Het vraagstuk van Midden-Europa
O
VRIJDAG 12 JUNI 1936
DOOR HONGAAR-
SCHEN BRIL
Vondel en Erasmus
Theater op Kamsjatka
krijgt.en honger I Janus
Rookverbod voor de jeugd
Geen bijbels naar
Rusland
JDg onbekende Verloofde
t
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
II DOOR LEMAIRE
Eenige dagen geleden heeft de Hongaarsche
minister van buitenlandsche zaken von
Kanya in het parlement een uiteenzetting
gegeven van de zelfbewuste en vredelievende
politiek van Hongarije, welke er op gericht is de
gerechtvaardigde eischen van Honganje temid
den van c'e heerschende verwarring met vreed
zame middelen te verwezenlijken. Er is veel
diplomatieke behendigheid voor noodig ge
weest om in den stroom der politieke wereld
gebeurtenissen ondanks den politief.en en eco-
nomischen druk der Groote en Kleine Entente
zoowel onmiddellijk na den oorlog als in de
jaren daarna vast te houden aan den territo-
rialen en moreelen eisch tot herziening van het
vredesdictaat van Trianon zonder zich in eeni-
gerlei opzicht voor de toekomst te binden. Het
is algemeen bekend, dat vooral de Kleine En
tente na den oorlog niets onbeproefd heeft ge
laten om Hongarije van verdragsherzienmg af
te doen zien. Noch het voorspiegelen van een
schitterende economische toekomst, noch de
ernstigste politieke en militaire bedreigingen
hebben Hongarije echter van zijn standpunt
kunnen afhalen. Zelfs in alle knepen van het
Vak bedreven diplomaten als Titulescu zullen
moeten erkennen, dat de buitenlandsche poli
tiek van Hongarije geen haarbreed afgeweken
is van haar eenmaal ingenomen standpunt en
ook onder de moeilijkste omstandighedeu in
zekere mate succes heeft gehad.
Van oudsher staan de Hongaren in Midden-
en Oost-Europa als bekwame diplomaten be
kend. De ervaring heeft hun geleerd, hoe zij
Zich tusschen de geweldige molensteenen,
Duitschland en Turkije, niet 'alleen door moed,
maar ook door slimheid staande moesten hou
den.
Waarschijnlijk zou voor Hongarije de toestand
thans geheel anders zijn, indien de Hongaren
vóór den oorlog de mogelijkheid hadden gehad
een zelfstandige buitenlandsche politiek te
Voeren. Tot het einde van den wereldoorlog
Was dit voor Hongarije echter niet mogelijk.
Het moest zijn nationale belangen achterstel
len bij de belangen van de Habsburgsche dy
nastie en van de erflanden der Koninklijke en
Keizerlijke dubbelmonarchie. De catastrophe
van den wereldoorlog heeft Hongarije na een
Periode van 300 jaren weer in staat gesteld een
eigen politieken weg te gaan, welke zeer ver
standig geprojecteerd is volgens de door Lud-
Wig Kossuth in 1848 vastgelegde richtlijnen.
Deze politiek wordt vóór alles door voor
zichtigheid gekenmerkt. Haar devies is:
afwachten, tot de gebeurtenissen zelf de
beste oplossingen aan de hand doen. Niet de
Vruchten plukken vóór zij rijp zijn. Steeds op
Wacht staan en alle gebeurtenissen zooveel mo
gelijk voor eigen nut uitbuiten. Dit alles ech
ter zonde.- effectjagerij, zonder vuistslag op ta
fel, maar met ijzeren zelftucht, met handha
ving van orde en rust en daardoor den indruk
Vestigend van een stabiele en geconsolideerde
Politiek. Dit is dan ook de reden, waarom het
sinds 't verdrag van Trianon ontwapende Hon
garije niet het voorbeeld van de Duitsche en
Oostenrijksche eigenmachtige herbewapening
heeft gevolgd en zich met het oog op ae over
verhitte atmosfeer van een dergelijken .stap
heeft onthouden. De minister van buitenland
sche zaken von Kanya moest niettemin met te
leurstelling constateeren, dat de wezenlijk door
een oprechten vredeswil geïnspireerde, verzoe
nende houding van Hongarije bij enkele buur
staten zoo weinig begrip en waardeering heeft
gevonden. Hongarije heeft er in het geheel geen
belang bij, dat de toonaangevende groote mo
gendheden op zoo menig punt niet tot overeen
stemming kunnen komen. Integendeel. Want
Zoodra de groote mogendheden onderling tot
een betere verstandhouding komen, is het
denkbaar, dat deze op enkele kleine een even
redig sterke pressie kunnen uitoefenen om
Hongarije zijn goed recht en de vervulling van
zijn wenschen te verleenen. Zoo is het voor
Hongarije van vitaal belang, dat het conflict
tusschen Italië en Engeland, welke beide lan
den Hongarije goedgezind zijn, zoo spoedig mo
gelijk geliquideerd wordt en dat Italië in de
Midden-Europeesche politiek weer de plaats in
neemt en de rol vervult, welke het voor den
Abessinischen oorlog innam en speelde. Het
Valt niet te ontkennen, dat Italië na het voor
spoedig verloop van den Abessinischen veld
tocht 'n aanzienlijk grooteren invloed heeft ge
kregen, hetgeen tenslotte ook door Engeland
Zal worden erkend. Het is daarom niet on
waarschijnlijk, dat Engeland met het fait ac
compli rekening zal gaan houden en tot het
Inzicht zal komen, dat de door Engeland voor
gestane sanctie-politiek ten eenenmale heeft
gefaald. Ook in Duitschland stelt men sinds
Italië's overwinning in Abessinië in Italië meer
belang, omdat Italië in de oogen van Duitsch
land een factor van beteekenis is geworden,
Waarmee zoowel in vredes- als in oorlogstijd
ernstig rekening zal moeten worden gehou
den. De goederenleveranties van Duitschland
aan het oorlogvoerende Italië, de Duitsch-Ita-
liaansche wapenstilstand in de Oostenrijksche
quaestie, de houding van Italië inzake de her
bezetting van het Rijnland door het Duitsche
leger, dit alles zijn symptomen, die een verbe
tering in de verhouding van deze beide mo
gendheden suggereeren. Ook heeft het alle ver
wachtingen overtreffende militaire succes van
maarschalk Badoglio op Duitschland een diepen
indruk gemaakt. Van den anderen kant is het
een feit, dat de publieke opinie in Italië als
HII1IIII1IMII1IIMIII1 IMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIillllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIU
In verband, met de geruchten
over een mogelijk samengaan van
Italië en Duitschland in geval de
sancties niet zouden worden opge-
heven, publiceeren wij hier een
1 artikel van den bekenden Hon-
gaarschen journalist dr. J. v. So-
mogyi uit Boedapest, dat een dui- i
delijk beeld geeft van de Hongaar-
sche zienswijze en het streven der
huidige Hongaarsche politiek. Dat
in dit artikel de wensch herhaal-
delijk de vader van de gedachte is
en minder met het algemeen recht
dan met het meest onmiddellijke
Hongaarsche eigenbelang wordt
I rekening gehouden, behoeft geen I
nader bewijs.
"ïiimiimiiiimmiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiT
reactie op de sanctie-politiek minder afkeerig
van een bondgenootschap met Duitschland is
geworden, en van meening is, dat een blok van
120 millioen, dat Europa in twee deelen zou
verdeelen, vandaag den dag sterker zou zijn
dan een coalitie van Frankrijk, Engeland, de
Kleine Entente en Sovjet-Rusland. De Ita-
liaansch-Duitsche verhouding zal tenslotte uit
sluitend afhankelijk zijn van de houding, welke
deze beide mogendheden in het Oostenrijksche
vraagstuk zullen aannemen.
Het standpunt van Italië in de Oostenrijk
sche kwestie is bekend. Voor Frankrijk is
dit standpunt van het allergrootste be
lang, want hoe waardevol de steun van Frank
rijk en Engeland voor Oostenrijk ook moge zijn,
hij kan toch niet opwegen tegen dien van
Italië, dat onmiddellijk aan den Brenner-pas
staat. Er zijn zekere teekenen, die erop schij
nen te wijzen, dat Duitschland bereid zou zijn
zekere concessies inzake de handhaving van
Oostenrijks onafhankelijkheid te doen, en, in
dien dit zou geschieden, zou in Middel-Europa
een geneel nieuwe situatie in het leven worden
geroepen.
De Oostenrijksche kwestie is heden ten dage
zonder twijfel het sleutelprobleem van Europa,
want wanneer Duitschland en Italië over deze
kwestie het eens worden, kunnen deze mogend
heden in Midden- en Oost-Europa in het be
lang der consolidatie, en niet minder in het
belang van de erkenning der Hongaarsche aan
spraken een rol spelen, waarvan de beteekenis
en de resultaten voorloopig nog niet zijn te
overzien. De laatste gebeurtenissen in Midden-
en Oost-Europa hebben doen voelen, dat zoo
wel Duitschland als Italië tengevolge der jong
ste gebeurtenissen op het gebied der wereld
politiek een veel grooter prestige hebben gekre
gen. In het belang van Midden-Europa en in
het bijzonder van Hongarije zou het uiterst ge-
wenscht zijn, wanneer deze beide mogendheden
hun invloed en kracht gemeenzaam in het Do-
naubekken zouden uitoefenen.
Een ander feit van beteekenis is ook de
steeds sterker wordende belangstelling, die Po
len vertoont voor de midden-Europeesche ge
beurtenissen. De uitstekende, op eeuwenoude
tradities berustende, bijkans broederlijke be
trekkingen tusschen Polen en Hongarije zijn
voldoende bekend.
Sedert Polen door het pact met Duitschland
zich heeft losgemaakt van de onmiddellijke be-
toovering van de zijde van Frankrijk en der mid
den-Europeesche bondgenooten van dit land,
saamgevoegd in de Kleine Entente, begint dit
land in midden-Europa meer en meer een po
litiek te voeren, welke uitsluitend zijn eigen
belangen dient. Dit optreden van Polen op het
tooneel der midden-Europeesche politiek heeft
Hongarije met vreugde en tevredenheid ver
vuld, wijl beide landen, behalve de traditio-
neele vriendschap, nog een aantal gemeen
schappelijke belangen hebben, vooral in hun
houding tegenover Sovjet-Rusland. Dit is me-
Minister-president Gömbös
de de oorzaak, waarom de reis dan Beek, den
Poolschen minister van Buitenlandsche Zaken,
naar Belgrado in de naburige landen met groo
te belangstelling werd gevolgd, welke belang
stelling echter niet vrij was van een zekere
ontsteltenis. Want het is bekend, dat Joego
slavië bijna het eenige land is, dat toe nu toe
met succes zioh geweerd heeft tegen het aan-
knoopen van diplomatieke en economische be
trekkingen met Sovjet-Rusland. Daarom is ook
de positie van Joego-Slavië in den boezem der
Kleine Entente een geheel eigenaardige. Praag
en Boekarest hebben altijd gepoogd, Belgrado
in dit verband tot een andere houding te bren
gen. Deze houding stond echter vooral onder
den invloed van wijlen Koning Alexander, die
onder geen voorwaarde het Sovjet-regiem wil
de erkennen. Zijn opvolgers in de regeering
hebben nog steeds dezelfde houding bewaard,
niettegenstaande de sluwe politiek van Titu
lescu en Benesj en den zachten druk van
Frankrijk, om in dit verband verandering te
weeg te brengen. De toasten, die in Belgrado
tusschen de Poolsche en Joego-Slavische
staatslieden zijn gewisseld, hebben duidelijk
doen blijken, dat noch Polen, noch Joegó-Sla-
vië geneigd zijn om tegen hun eigen belangen
in ten gunste der vermeende Fransche belan
gen met Rusland samen te gaan. Ook bleek uit
die toasten, dat Polen en Joego-Slavië niet van
zins waren de nieuwe Fransche regeering in
haar overgroote sympathie voor Sovjet-Rus
land te ondersteunen.
Niets teekent duidelijker de belangstelling
en de verwarring, welke Beck's reis naar
Belgrado in Praag en Boekarest heeft
gevonden, dan het feit. dat Titulescu, de
Roemeensche minister van Buitenlandsche Za
ken, dié den naam draagt van den „vliegenden
diplomaat", voor het eerst van zijn leven ge
bruik heeft gemaakt van een vliegtuig. Ieder
een, die de ijverige actie van dezen rusteloozen
Balkan-diplomaat kent, weet. dat hij zelfs in
tijden van den grootsten nood vermeden heeft,
zijn leven in een vliegtuig op het spel te zet
ten. Nu nam hij dit risico op zich. En dit is
wel het bewijs, welk een gewicht men in Boe
karest en Praag hechtte aan deze gebeurtenis
te Belgrado. Hierbij is de opmerking interes
sant, dat Titulescu niettegenstaande zijn
vliegtuig te laat in Belgrado is aangekomen.
Want Beck was bij zijn aankomst reeds weer
naar Warschau vertrokken.
Van den anderen kant valt er een groeiende
belangstelling voor Joego-Slavië te constatee
ren, vooral bij de landen, die niet tot het Klei
ne Entente-blok behooren. Generaal Goering
gaat niet voor niets op reis naar de Joego
slavische kust aan de Adriatische Zee. Boven
dien heeft von Kanya in het Hongaarsche par
lement op een uitlating van den Joego-Slavi-
schen minister Stojadinovitch geantwoord
„gaarne bereid te zijn met Joego-Slavië de mo
gelijkheden van een economische consolidatie
in het Dónaubekken te bespreken". Het heeft
er den schij n van, dat in een niet al te verre
toekomst de buitenlandsche politiek van Joego
slavië interessante wijzigingen kan ondergaan.
Van algemeen Europeesch standpunt bezien
zou het verheugend zijn, indien de drie in het
Dónaubekken directe belangen hebbende mo
gendheden: Italië, Duitschland en Polen hun
consolideerenden invloed zouden doen gelden in
Midden-Europa. Voor Sovjet-Rusland zou dit
echter een zware slag zijn, die wellicht Rus
land tot een volledigen terugtocht uit de Euro-
peesche politiek zou kunnen dwingen,
indien van de Baltische tot de Adriatische
zee, van Finland over Polen, Oostenrijk, Hon
garije en Joego-Slavië tot Italië een dim zou
worden opgeworpen tegen het roode gevaar en
het Slavische imperialisme.
Dr. J. v. SOMOGYI
Ter herdenking van den 350sten geboortedag
van Joost van den Vondel en van het feit, dat
voor 300 jaren het treurspel „Gysbreght van
Aemstel" voor het eerst werd opgevoerd, heeft
de N.V. Uitgeversmaatschappij „Joost van den
Vondel" te Amsterdam een buitengewoon ver
zorgde uitgave van den „Gysbreght" in voor
bereiding. De tekstverzorging is van prof. dr.
N. A. Donkersloot. Anton van Duinkerken
schrjjft de inleiding, terwijl Anton Pieck, be
halve 8 aquarellen, ongeveer 50 penteekeningen
vervaardigt. De meester-drukker Charles Nïj-
pels heeft de typografie in handen.
Bij dezelfde vennootschap zal als eerste
deel in de „Vondelreeks" een boek over
Erasmus van prof. B. H. Molkenboer verschij
nen. Dit werk zal uit de Erasmus-mediaeval
van S. H. de Roos op de persen van Boosten en
Stols te Maastricht gedrukt worden. Het por
tret van Erasmus is door Fiet van der Stam,
het ontwerp van den band door Anton Pieck
geteekend. Ook van deze uitgave verzorgde
Charles Nijpels de typografie.
Het theater Schmidt te Pietropawlowsk, het
eenige theater op het schiereiland Kamsjatka,
is afgebrand. Tijdens de blusschingspogingen
liepen verscheidene brandweerlieden ernstige
verwondingen op.
m
De slaapkamer van een gepensionneerd
kapitein.
Huiverend stapt hij uit 't koud-ijzeren
ledikant op den killen plankenvloer. De
wekker heeft gerateld en dan is 't tijd.
Janus rilt tot in 't diepst van zijn zielement.
't Is ongewoon koud, dezen ochtend, de bloemen
staan dik op de bevroren ruiten.
Janus gaat zich kleeden, wasschen en kam
men; daarvoor moest hij 't smalle vuile trapje
af naar beneden, in de gang van de buur
vrouw, waar helgeel de koperen kraan afsteekt
tegen den zwarten muur. In 'n nisje staat 'n
emmer halfvol water, daarboven moet ie z'n
hoofd houden, want een afvoer is er niet.
Op schouderhoogte zit een spiegelscherf
tegen den muur gespijkerd....
Dan gaat Janus den koffiepot spoelen en
steekt de gasvlam onder 'n keteltje_
Hij voelt in de kilte de behaaglijke warmte
van het comfoortje opstijgen langs z'n glim
mend versch gewasschen kop.
Jammer, 't is vandaag de laatste dag dat hij
het gas kan branden, geld heeft hij niet om
de rekening te betalen, en vandaag wordt zijn
gasje afgesneden.
Een goedige gasman heeft Janus eens aan
geboden een muntmeter te nemen, doch Janus
heeft geen munten, hij heeft niets dan een
karig werkmansloontje op 'n fabriek van
staalwaren en zink. Armoe!.... Hij was al in
zijn 31e jaar en hij sloeferde zoo door t leven,
met een suffen kop, zonder ambitie, zonde?
meer, omdat ie móést leven.
Janus was een achterlijke sukkel, die z'n
pas overleden moeder miste als een jongen van
6 jaren. Ze was ellendig omgekomen van
gebrek
Hij had haar eigenhandig moeten kisten en
met de Vincentianen had hij haar begraven,
onder een massa zand, in een stil vergeten
kerkhof-hoekje.
Zijn vader was in de gevangenis gestorven,
toen hij nog te klein was om 't te begrijpen.
Janus was niet bij zijn volle verstand, te
dom om iets te begrijpen en op de fabriek
trokken ze daar profijt van en lieten hem het
gemeenste werk en voor een hongerloontje
arbeiden.
Toen z'n moeder nog gezond was, deed ze
werk bij de zieke buren en verstelde goed voor
een beter gesitueerde weduwe met zeven kin
deren, doch de weduwe had ongedierte be
merkt in 't afgeleverde verstelwerk en de arme
vrouw op een ontactische wijze aan het ver
stand gebracht dat zij haar linnen niet meer
bij zoo'n troep ter reparatie gaf.
Toen was de ellende pas goed begonnen.
Ze miste het geld, 't was een begin van het
einde.... en Janus, de suffe slungel, was al
leen achtergebleven.
Alleenhij besefte z'n eigen verdriet
niet.... hij deed als een wezenlooze jonge
hond, die hunkerde naar moederliefde.... hij
was 't gewenden nu.... Sarren konden
ze hem, uren lang op de fabriek_ Hij begreep
niet waarom; toch huilde hij wel eens in een
hoekje van de werkplaats. De stumperd!
Janus slokte gulzig een paar beboterde sne
den naar binnen en slurpte de wrange koffie;
'twerd tijd dat ie ging. Hij vulde z'n blauwe
kruikje en stopte brood in z'n vuilen kapot-
ten zak, die vroeger altijd helder gewasschen
voor hem klaar hing.
Hij sukkelde de steile trap af tusschen de
gekoolteerde muren naar buiten, 't Was bij
zeven uurvlug. Een vroege tram reed bon.
kend en krakend over de rails en blauw-vio-
lette vlammetjes dansten mee over de draden
Melkboeren met wollen dassen en wanten
aan hun handen stampten met hun klompen
voeten op de karren en de hoefslag van de
paarden kletsten in Janus' ooren. De melk
bussen stonden dik in moltondekens gepakt,
om maar niet te bevriezen
Eten dikke frisch-koud uitziende agent zag
Janus passeeren, bibberend in z'n dunne jasje.
Misschien kwam er uitkomst? De wind stuurde hen langs
het haantje van den toren en het haantje was wat verwonderd
over het kabouterbezoek. „Waar is de reis naar toe", schreeuwde
ie met zijn piepstem. „We zijn aan den wind overgeleverd",
zeiden de kaboutertjes en ze vroegen of het haantje geen raad
wist.
Als je kunt en je vliegt hier langs, grijp dan mijn staart
vast en klim er op, had het haantje hun gezegd en alles was
goed afgeloopen. Nu waren ze hun eigen weer meester en
hoe boos de wind was en hoe hij probeerde het haantje en
de kabouters van den toren af te werpen, het lukte hem niet
en met hangende pootjes droog ie af.
Zoudt U ons niet naar huis willen brengen, smeekten de
kaboutertjes het haantje. Als het licht wordt wil ik het wel
probceren, zei het haantje en het goede dier ondernam den
tocht, zoodra het morgen was geworden. De kaboutertjes had
den hem vanaf het kasteel aan zien komen en bedankten
hem met een luid „hoera." En het was maar gelukkig, dat er
in de stad nog niemand zoo vroeg op was, anders zouden ze
het haantje op den toren wel gemist hebben.
z'n heete kruikje onder den arm geklemd.
Hij kent 'm zoo zachtjes aaneiken mor
gen komt ie hier de straat door.
De sirene loeit en Janus stapt gelijk een
automaat de fabriekspoort binnen en stempelt
bij den portier.
„Je had al binnen moeten zijn," zegt de por
tier, „elke minuut te laat kost je een cent
't Dringt half tot Janus door, dat ze hem met
rust laten; als ie te laat komt, zal ie heusch
wel z'n boete betalen.
Een kwartier later loopt Janus te sjouwen
onder een zwaren last.
Hij is sterk als een os, de bazen laten hem
altijd 't zwaarste dragen, hij weet het, doch
durft niets zeg-
gen. Hij zwoegt
en werkt tot hij
De daverende
machines brom-
men hem in den
kop
Nu moet hij aan den hijsch gaan staan.
Zware profielbalken moéten op de kipkarren
geheschen worden.
Bij 't loslaten van het touw wil Janus ach
teruit stappen, doch hij struikelt. Hij slaat met
een doffen kreet, met de armen wijd uit, ach
terover.
Zijn hoofd stuit op een puntig blok: zeer
doet 't hem niet, hij is suf, hij beseft niet....
alles wijkt.... wordt vaag, en voor Janus is t
nacht, 't bloed gutst 'm bij stroomen den kop
uit. Z'n vuile pet is weggerold tusschen het
ijzerafval. De bazen schieten toe en de werk
meester tilt hem op....
Door vier mannen wordt Janus op den fa-
brieksbrancard naar het dichtstbijzijnd zie
kenhuis gedragen
De sirene gaat weer voor den schaft. De lie
den bespreken het ongeval onder het boter-
hammenmaal en geslurp aan hun koffiekruik-
jes. Na den schaft neemt het leven weer z'n
monotonen gang en denderen de machines;
de bazen pruimen. Voort.... voort moet het
leven in razende vaart.
Als de fabriek in den laten namiddag is ge
sloten, werpt de winterzon haar laatste stralen
door het fabrieksgebouw en beschijnt in een
sfeer van rust de leege werkbanken.
Een blauw emaille kruikje glinstert even by
de zonnestraling en een onaangeroerde stukke-
zak hangt aan een spijker tegen den muur.
Tusschen het ijzerafval ligt nog steeds de
bloedbesmeurde petstil.... vergeten...,
Kle.ne muisjes knabbelen angstig aan de
vergeten kruimels en probeeren den vollen
stukkezak te bereiken.
Bij Janus thuis gaan twee gasmannen de
deur uit: ze hebben wegens wanbetaling het
gas „afgesneden".
De Mecklenburgsche regeering heeft een ver
ordening uitgevaardigd, dat de jeugd onder 1?
jaar niet in het openbaar rooken mag, noch op
straat, noch in publieke localiteiten, en dat de
winkeliers geen tabak, sigaren of sigaretten
aan jongelui onder de 18 jaar verkoopen mo
gen, zulks op straf van boeten die tot 150 Mark
oploopen, of 14 dagen hechtenis. Aanleiding
tot het verbod was het voorkomen van eenige
gevallen van nicotinevergiftiging ten gevolge
van veelvuldig sigarettenrooken door leerlingen
van middelbare scholen.
Waarschijnlijk is, dat andere Duitsche lan
den het voorbeeld van Mecklenburg zullen vol
gen en dat gelijke maatregelen ook zullen vol
gen ten aanzien van het gebruik door jongelui
beneden de 18 jaar van alcoholische dranken.
(Ned. Chr. Persbureau).
Eten aantal buitenlandsche vereenigingen
heeft zich tot de Russische regeering gewend
met het verzoek, bijbels in de verschillende
buitenlandsche talen naar de Sovjet-Unie te
mogen verzenden. De directie der Sovjetdoua
nen heeft hierop geantwoord, dat bijbels en
andere godsdienstige werken slechts in die
talen mogen worden ingevoerd, die in den re
gel in de Sovjet-Unie niet worden gesproken.
Verboden zijn godsdienstige werken in het
Russisch, en in het Poolsch, Oekrainsch, Jid
disch en andere talen, welke de minderheden
in de Sovjet-Unie spreken. Daarentegen is de
verzending van bijbels en kerkboeken in het
Fransch, Engelsch, Nederlandsch, Spaanisch
en dergelijke talen veroorloofd; echter moet
de ontvanger zeer hooge douanerechten beta
len, welke in buitenlandsche deviezen moeten
worden betaald. Per boek wordt een douane
recht van ongeveer 6 góudroebei geheven, zoo
dat deze toestemming geen practische waarde
bezit. Geheel verboden is de invoer in de Sov
jet-Unie van kerkelijke voorwerpen, beelden
en schilderijen. Verklaard wordt, dat de in de
Sovjet-Unie bestaande voorraad van deze ker
kelijke voorwerpen voldoende is voor de steeds
dalende behoeften.
Ned. Chr. Persbureau)
A rt/MtT%Trnn on dit blad ziin ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 17 *7bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door "17 7^0 m een ongeval met p 2S0 verllef 6611 Hand,
ALLE ABONNE S °nES" vSeKvwrJntoKndY Uitkeerinlen r l OU.- verlies van beid! armen, beide beenen of beide oogen T i OU." doodelyken afloop 1 een voet of een oog
17
Buiten is de komst van den postbode altijd
een belangrijke gebeurtenis en voor hem deran
geert men zich als voor een met verlangen
tegemoet gezienen bezoeker. Ik was er juist,
toen hij het poortje opende. Wij spraken over
de kleur van den hemel, over het zachte weer,
dan diende hij mij de gewone aardigheid op
°ver de leegte van zijn maag op dit late uur
eh op de lastige plaats, die dit verterings-
°rgaan in zijn hielen had gekozen. Dan over
handigde hij mij de post voor het kasteel: kran
ten, brieven, prospectussen, er was van alles bij,
er was vooral een lange cremekleurige enve
loppe, waarvan het opschrift mijn hart van
Vreugde deed kloppen.
Ik vertrouwde het pak toe aan een voorbij-
kaanden bediende en ik liep haastig naar het
dichtste gedeelte van het park met een brief van
biijn Robert.
Boterbloemen, riddersporen, ik had ze totaal
Vergeten
Diep in het park was een omgevallen boom-
Mam, waar ik inet voorliefde gewoon was te
Kaan zitten tegenover een heerlijken, uitge-
strekten gezichteinder, toch niet zoo uitge
strekt als de droomen van mijn hart.
„Mejuffrouw, lieve juffrouw," schreef mij mijn
onbekende, „ik heb zooeven den brief van uw
neef ontvangen. Ik antwoord hem per omme
gaande, maar te voren wil ik in een laatste
tête-a-tête u zeggen, wat er voor eigenaardigs
leeft in mijn gedachte. Wij hebben elkaar nooit
gezien en toch heb ik den indruk gekregen,
dat ik u ken, altijd gekend heb. Wat weet ik
van u? Uw naam, uw goedheid, uw voorliefde
voor de werken van Botticelli. Dat is alles.
Maar met de drie regeltjes van uw schrift vormt
dit een schat, die mijn blijdschap en mijn ge
luk uitmaakt.
„Waarom? Ik herken mijzelf niet meer. Zijn
dat van die geheimzinnige verwantschappen, die
geen wetenschap ooit verklaren kan? Moet ik
gelooven, dat een liefdevolle Voorzienigheid het
voorval heeft voorbereid, waardoor uw naam
mij geopenbaard werd en dat mij nader tot u
gebracht heeft? Wat zeg ik: nader? Nu zoo
veel mijlen ons scheiden en ik voor de eerste
maal mij voel als een balling, betreurende het
geen ik vroeger het meest liefhad in mijn loop
baan?
„Lieve, goede juffrouw, ik zal dezen brief
niet overlezen, want anders zou ik dien niet
verzenden.... Maar ik wilde u dit alles zeg
gen. Ik heb het gezegd en ik ben voldaan.
„Ik ga nu aan uw neef schrijven om hem mijn
dankbaarheid te kennen te geven over zijn
brief. Ik hoop. dat die het begin zal zijn van
een geregelde correspondentie en dat het door
hem mii gegeven zal zijn a te leeren kennen
en u alles te zeggen hetgeen ik zonder hem
in mijn binnenste zou moeten verbergen, want
de vermetelheid, die ik vandaag durf begaan,
zal ik niet meer plegenZult u het mij ver
geven, weldoende fee? En zult u kunnen lezen
tusschen de regels van mijn brieven aan een
derde, hetgeen ik zou wenschen dat alleen door
u verstaan zou worden?"
„Maar vooral, twijfel toch nooit aan mijn
diepen en absoluten eerbied. U stelt uw ver
trouwen in mij, niet waar? Ontvang dan,
kleine fee, de hulde, die ik aan uw voeten
neerleg.
ROBERT DE BEAUFEU."
Weldoende feekleine fee!Ik sloot de
oogen om beter de zoetheid van die woorden
te genieten. Wat een heerlijke brief! Mijn
eerste liefdesbrief. Want, hij behoefde het mij
niet aan te bevelen, ik wist tusschen de regels
door te lezen en ik ontdekte daarin verrukke
lijke dingen. Welke edele gevoelens, welke
verheven gedachtenDie geheimzinnige
verwantschapdie schat, die zijn blijdschap
en geluk uitmaakte.... Dat gevoel van balling
te zijnWat een prachtigen roman beleefde
ik en wat een medelijden had ik met anderen,
die niet zoo gelukkig waren!
Mijn onderbewustzijn was opeens ontwaakt,
zooals uit een cocon een vlinder losbreekt. Ik
beminde, ik voelde, dat ik bemind werd, zonder
dat er iets stoffelijks zich tusschen ons plaatste.
Een vluchtig fluidum vereenigde ons van gene
zijde der grenzen. Te trouwen om redenen van
stand? Foei u.. Bemind te worden om schoon
heid, bekoorlijkheid of geest? Foei!Om
het geld? AfschuwelijkWat alles te boven
gaat, dat is de liefde zonder voorwaarde, de
zuivere liefde, die niets noodig heeft, die aan
alles weerstaatO, mijn droom, mijn
schoone droom, hoe beminde ik u dien Juni-
morgen, toen de korenbloemen zoo blauw waren
en de rozen zoo geurig!
De tijd ging voorbij, maar ik merkte er niets
van. Het was de klok voor de lunch, waarvan
de wind mij de echo bracht, die mij ontrukte
aan mijn heerlijke en stomme beschouwing
van mjjn droom.
Ik holde naar het kasteel, de lippen geopend
als om mijn vreugde uit te schallen.
„Je hebt de bloemen vergeten, Denise," zei
tante berispend.
Juffrouw Brissot was bezig die van den
vorigen dag in een jardinière te rangschikken.
lis zag in den geest de scène, toen tante met
een vinger op den mond mij wilde beletten om
aan oom haar kleine kuiperijtjes wat betreft
adellijke huwelijken te verraden en de belofte,
die ik bij mijzelf had afgelegd, dat ik mijn
eigendom zou verdedigen. Nu niemand wist,
dat ik dien brief ontvangen had, sprak ik er ook
niet over. Een afschuwelijke onoprechtheid
sloop mijn binnenste in.
Er bestaat echter zulk een onoverkoombaar ver
schil tusschen mijn karakter en die slechte
neiging, dat ik dienzelfden dag meermalen op
het punt was mijn geheim te verraden. Het was
bij voorbeeld, toen Francoise mij vroeg:
„Waarom lach je toch telkens?"
Zonder na te denken, antwoordde ik: „Om den
brief."
„Welken brief?"
Lieve hemel, wat had ik daar gezegd! „Welke
brief," vroeg ook mijn tante.
Ik werd vuurrood zonder een antwoord te
kunnen bedenken.
„Och, natuurlijk, den brief van Michel aan
dien „heer", verklaarde juf, die mijn laatsten
flater niet vergeten had en mij er op allerlei
manieren aan herinnerde.
„Dat is toch niet om er voortdurend om te
lachen," zei tante bits.
Maar haar stem werd weer vriendelijk hoe
wel gedempt, (oom was er toch niet) toen zij
hernam: „Zou Michel al iets van dien heer
vernomen hebben?"
„Dat zullen wij morgen wel te weten komen,"
zei Francoise.
„Maar, kinderen, doet mij een pleizier en
spreekt er niet over waar mijn man bij is. Hij
zou zich heel wat gaan inbeelden."
Wij zaten in de schaduw van een reusachtigen
beuk, waar tante gaarne de warmste uren van
den dag doorbracht. Er stonden een tafel en
eenige rieten fauteuils. Ik zou graag dat ge
sprek hebben willen voortzetten maar ik was
bang. dat ik mij zou laten verleiden om te
veel te zeggen. Dus, daar iedereen zweeg, be
waarde ook ik een voorzichtig stilzwijgen. Fran
coise zat te lezen, juffrouw Brissot dommelde
in met haar eeuwigdurenden altaarrand in de
handen, tante zat een vierkant in stopwerk
te borduren en ik liet mijn naaiwerk op de
knieën vallen en dacht aan mijn heerlijken
brief.
Opeens schrok juf wakker en keek ons ver
ward aan: Tom, de waakhond, was begonnen
te blaffen. Dat was meestal een teeken, dat
een rijtuig het kasteel naderde. Het goede dier
had gelijk, wij hoorden nu het getoeter van een
auto, het geluid van het hek, dat geopend werd
en toen het zachte schuiven van gummibanden
over het grint van den weg.
Francoise, die dadelijk was weggegaan, toen
Tom aansloeg, kwam terug in gezelschap van
mevr. Peral. „Mooi zoo!" dacht ik zonder
eenige geestdrift.
Tante en juf schenen echter buitengewoon
blijde met dit bezoek, want wij hadden de
Perals nog niet gezien, omdat de familie een
veertien dagen afwezig was geweest.
De begroetingen waren zeer hartelijk: kus
sen, handdrukken.... Dan klaagde mevr. Peral
over de warmte en over de onhandigheden van
haar keukenmeid. Daarna sprak zij over haar
reis en over haar zoon Georges.
Wij hadden hem ontmoet een paar dagen
voor ons vertrek uit Parijs, maar dat was heel
vluchtig geweest, hij werkte hard aan zijn
thesis.
„Volgens hetgeen zijn professoren zeggen, is
die thesis iets buitengewoons," zei mevr. Peral,
terwijl zij mij van terzijde aankeek. „Mijn
schoonbroer wacht met ongeduld, tot hij ge
promoveerd is om hem een plaats te geven in
zijn zaak."
.(Wordt vervolgd)