WAT KUNNEN Wl) MET EEN STOF DOEN EFFEN EN BEDRUKTE COUPONS Schoonmoeders-antipathie Bloemkoolsoep Komt allegaar naar Groesbeek! Beter dan optimisme Goede maaltijden voor weinig geld ZONDAG 14 JUNI 1936 Iedere wolk heeft een zilveren rand Aan 'n goede verstandhouding behoeft niets te ontbreken Wees zuinig op het kooknat van groente Een nieuwe reeks menu's Recepten BRABANTSCHE BRIEVEN Naar het Openluchtspel Den Verloren Zoon" Er zijn seizoenen geweest, dat effen kleuren overheerschten en er zijn seizoenen ge weest, dat iedereen, die bij gebrek aan wat anders in een effen japon of mantel liep zich hopeloos uit de mode voelde. Bij het aanstaande zomerseizoen is mevrouw Mode bijster ruim van opvatting geweest en de mogelijkheden, die zij ons biedt, zijn zoo vele, dat niemand onzer ongerust behoeft te zijn: bedrukte stoffen zijn in de mode en effen stoffen, terwijl combinaties van effen met be drukt en omgekeerd mede tot het allernieuwste behooren. Wanneer u dit leest, zegt u dit misschien nog niet dadelijk iets, maar als wij die moge lijkheid eens nader bekijken, dan zien wij al gauw de plezierige perspectieven. In vele groote zaken wordt eenmaal per maand coupondag gehouden en op zoo'n cou pondag kunnen wij soms alleraardigste vond sten doen. Weet u wel, wat u allemaal kunt doen met een el stof? TJ kunt een gebloemde jurk, die u verveelt, van voren, van boven naar beneden in het mid den openknippen. Ter taillehoogte wordt aan het rechtergedeelte een punt, een breede schulp of een aangeknipte ceintuur gelaten, welke over de ingezet, e smalle effen baan heen rechts met links verbindt. Zoo'n smalle effen baan van bij passende kleur in taille en rok werkt zeer slank makend en is heel nieuw. Van een el stof kunt TJ den bol van een klein hoedje overtrekken en van de rest een ceintuur en een breede korte sjaal maken. Een grijsblauw mantelpakje kan keurig worden op geknapt met zoo'n das, bijv. donkerblauw met groote witte moezen. Donderblauwe knoopen en een dito ceintuurgesp hooren er dan bij. Een donkerbruin complet zal er veel zomer- scher uitzien, als gij er een maisgeel vest in zet niet zoo'n klein puntvestje, maar een taille, met een kraag, die van achteren over den mantel valt. Een ietwat saaie effen japon van verleden jaar kunnen wij voorzien van een omliggend kraagje met strik, manchetjes en een ingezette waaiervormige punt middenvoor in den rok, die daartoe 30 a 40 cM. wordt opengeknipt. Van een el niet te smalle donkerblauwe geor gette kunnen wij in een blauw met wit bedrukte foulard-japon met korte mouwtjes een paar lange mouwen zetten. De bloemmotiefjes van de korte mouwtjes worden met een scherp schaartje uitgeknipt en op de nieuwe mouw die van onderen wijder moet zijn dan van bo ven geappliqueerd. Vermoedelijk zult u de japon dan met veel meer' plezier dragen, want korte mouwtjes eischen op straat toch altijd lange of half lange handschoenen, een tamelijk dure en des zomers onplezierige dracht. Van een el witte voile of piqué kimt U een paar frissche halve mouwen zetten in een blauw linnen of gebloemde cretonnen jurk. Met de stofsnippers worden ingeknipte zakken of knoopsgaten in den rok gepaspeld. Heeft TJ er wel eens aan gedacht, dat u voor den prijs van één fraaien confectiekraag of jabotgamituur er twee of drie kunt hebben, als gij ze zelf maakt? Dat wij patronen kunnen koopen en zelf onze mantels en japonnen maken, dat weten wij allemaal. In "bijna alle groote zaken zijn aparte toonbanken en leestafels met gemakke lijke fauteuils, waar de klanten op hun gemak in de groote modeboeken kunnen bladeren om haar keuze te doen en de meeste tijdschriften en dagbladen hebben een aparte patronen-af- deeling. Keurige lichtbeige complet met origi- neele garneering van veelkleurige bloempjes aan ceintuur, hals en revers Het is ons onlangs gebleken, dat vele dames onkundig waren van het feit, dat men niet alleen een patroon van rok, japon of mantel kan uitzoeken, maar dat er ook enveloppes zijn, die een zestal verschillende kraag- en man chet- of jabotgamituren bevatten. Zoo zijn er ook enveloppes met zes verschil lende mouwpatronen verkrijgbaar. Voor de vrouw, die zelf haar kleeren naait en die iets wil opknappen, zonder bepaald een ge heel nieuw kleedingstuk te maken, is dit zeer :er een uitkomst. Van een el rood met wit of blauw met wit gemoesde kunstzijde kunnen wij een garnituur maken, bestaande uit een jabot en een hoofd doek voor aan het strand of een jabot en een ceintuur. Hiertoe maken wij van een el stof eerst een mooi gelijkzijdig vierkant dus: alle zijden pre cies even lang. Daarna vouwen wij er een dubbelen driehoek van en knippen de vouw door. Nu hebben wij twee driehoeken. Een wordt om den hals gebon den, hetzij met de punt naar achteren als kraag je of met de punt naar voren en de uiteinden geknoopt achter in den hals. De andere drie hoek wordt met de schuine zijde (de doorge knipte en daarna afgewerkte zijde) langs het voorhoofd gelegd, waarna men de beide punten achter het hoofd knoopt. Knipt men van een driehoek een ceintuur, dan blijven er nog tlvee kleine puntjes voor manchetjes over. Een aardige mouwafwerking is ook: 5 c.M. boven het uiteinde van de mouw twee verticale knoopsgaten naast elkaar en daardoor een schuin reepje van 6 a 8 c.M. breed van de ge moesde stof gehaald en gestrikt. Willen wij een el effen stof als garneering gebruiken, bijv. als opgestikte banden van 57 c.M. breed, dan staat het zeer modieus om die banden-eenige malen door te stikken in de kleur. Tenslotte nog een aardig nieuwtje, dat wij onlangs in Den Haag bewonderden: een kort zwart tafzijden schoudercape'je een heerlijke avonddracht, die bij nagenoeg alle japonnen past had als halsafwerking een dikken krans veelkleurige bloempjes, op een opstaand kraagje gehecht. Zooiets is gemakkelijk zelf te maken. Dus, mevrouwtjeaan den slag Er is een spreekwoord, dat nogal eens in onze opwekkende, althans opwekkend be doelde, dameslectuur prijkt. Het luidt: „Iedere wolk heeft een zilveren rand." Vroeger was dit meer speciaal een vrouwen- spreukje, dat de mannen als vindende zich zelf veel verstandiger en wereldwijzer glim lachend voorbij gingen. Mhar in de laatste twintig jaren denkt u maar aan Coué en allerlei door hem geïnspireerde cursussen deden de mannen toch ook mee aan de zil veren rand-tactiek. Heele scharen waren een tijdlang, en zijn ten deele nog, overtuigd, dat men aan iedere wolk een zilveren rand moet kunnen suggereeren, die grooter en stralender wordt, naarmate men steviger volhoudt. „Look with a cheerful nose", zeggen de Engelschen en ze trachten ons te overtuigen van het feit, dat, indien slechts ons neusje verblijd ten hemel krult, alles tenslotte terecht komt. Men most nu niet denken, dat ik de Coué-menschen be lachelijk wil maken. Dat iedere wolk een zil veren randje heeft, is natuurlijk even waar als dat er bij ieder ongelukje een gelukje komt. Als we van ons beste servies twee borden te gelijk uit de handen laten glippen, dan is het natuurlijk een zegen, dat het er geen drie oi vijf zijn geweest, en het is een nog veel grootei zegen, als we ons dit op dat moment bewust worden. Maar daar zit hem nu juist als ik het zoo eens huiselijk mag zeggen de kneep: dat de donkere wolk ons in de meeste gevallen, wanneer zij dreigend op ons afkomt, zoo be angstigt en benauwt, dat we de visie op het zilveren randje, hoe zilverig ook, niet alleen verliezen, maar dat het ons totaal koud laat en we zelfs kwaad worden, als iemand ons hierop opmerkzaam maakt. Of hebt u nooit midden in een chaos van zware gedachten en zorgen, waar haast niet uit te komen was, de vriendelijke dame ontmoet, die de hand op uw arm legde en er u met de bekende sympathieke geste op at tent maakte, dat er toch nog zooveel was om dankbaar voor te zijn? Hebt u deze dame dan nooit naar de Mookerhei gewenscht? Maar bent u in zulke troostelooze toestanden niet echt dankbaar geweest voor den goeden vriend of de vriendin, die misschien heelemaal niets zei, maar die maar met u mee in de donkere wolk kroop en dan maar met u meedroeg? Maar om tot de kern van ons betoog te komen: ik geloof, dat c'»3 wolken in een menschenleven al spoedig te zwaar wor den voor de verwijzing naar het zilveren randje, die dan niet alleen kinderachtig klinkt, maar het ook is. En ik ben er eveneens van overtuigd, dat wij leven in een zoo beangstigend zwaren, tevens zoo grooten tijd, dat voor onze wereld de zilveren randjestactiek geheel heeft afge daan. Nu nullen we allen door onze donkere wolken, die tenslotte de wolken van de heele wereld zijn moeten heenworstelen en heenbreken: onze aandacht moet gericht zijn op de wolken. Helder en scherp moeten we zien, hoe zwart ze wel zijn en niets van die hopeloosheid verdoezelen. Overal ter wereld heeft de schoonmoeder het altijd kwaad te verantwoorden ge had. Nergens deugt zij. In de waardeering in den meest slechten zin doen de zoogenaam de beschaafde vólken voor de wilden niet onder. En wanneer een moppig blaadje met z n eigen stuiversblad-humor geen weg meer weet, wordt een flauwiteit, die een grap moet beteekenen, als eenige uitweg in den nood ten beste gege ven. Deze humoristische onmacht is nog wel het beste bewijs, dat de schoonmoeders-anti pathie als een onbehoorlijkheid moet worden opgevat. Ja, inderdaad, we willen hier een lans breken voor de moeders van wederzijdsche echtelingen. O, zeker, er zijn onuitstaanbare vrouwen die tevens de moeder van een echtgenoote of van een echtgenoot zijn en tot de bemoeizuchtig- ste wezens moeten worden gerekend. Schoon dochters en schoonzoons zijn natuurlijk altijd heiligen, volmaakte wezens en model-aange trouwde kinderen! En schoonmoeders hebben nooit tact en sehoonkinderen hebben het al tijd. Misschien gaat een storm van verontwaar diging op onder diverse schoonzoons en schoon dochters, die met allerlei bewijzen zouden kun nen komen aandragen, dat hun en haar schoonmoeders dan toch wel tot de grootste tweedrachtzaaisfcers behooren en dat wij, die dit schrijven, eigenlijk in dat opzicht van toeten noch blazen afweten. Kijk eens, niets is in deze wereld volmaakt. Ieder heeft zijn eigen- dommelijkheden en overal waar het mangelt aan tact en goed inzicht gaat het verkeerd. En zoo goed als in ieder huwelijk, ervoor even goed als daarna, dat wil zeggen, nadat het ge sloten is, gebeuren wel dingen, die uit schoon- moederlijken gezichtshoek beter waren ver meden en ook vermeden hadden kunnen wor den. We mogen toch aannemen, dat in onzen tijd ook aanstaande schoonmoeders verstandig genoeg zijn om er zich rekenschap van te ge ven, dat door het huwelijk van haar dochter er iets veranderen gaat. Voor de dochter treedt een nieuwe zelfstandigheid op en gaan haar gevoelens ook nog een andere richting uit. Van den anderen kant moet niet uit het oog worden verloren, dat de moeder, die haar dochter ziet huwen iets van haar leven afstaat, wil rnen liever, van zich heen ziet gaan. Ook daar vol trekt zich iets, dat zeer zeker 's levens loop is maar daarom toch niet minder de moeder in kwestie bewust of onbewust pakt. Wat moet hiermede onmiddellijk verband houden? Dat beide partijen zich daar indenken, het weder zijdsche gevoel laten werken en zich eerder nader weten door een nieuwen staat van zaken dan dat een verwijdering als het ware onont- komelijk is. En laat men zich toch vooral verheven 'weten boven de schoonmoeders appreciatie van spotternij in woord en beeld, in wezen laag-bij-den-grond en meer dan on. beschaafd. Gelukkig is de tijd ver achter ons, dat dergelijke grappen nog gaarne gelezen wer den en een deel uitmaakten van de opvoeding, welke van een zeker soort pers heette uit te gaan, maar in waarheid niets anders was dan een geldmakerij op kosten van lagere in stincten. Wanneer beide partijen zich hun wederkee- rige verhouding goed bewust zijn en dus weten dat alles in het leven soepelheid vraagt, dan behoeft aan een goede verstandhouding niets te ontbreken. En waarom zou het gebod van de gewone naastenliefde slechts moeten gaan tot de streep, waarachter menvoor zich zelf de schoonmoeder heeft neergezet? In het ge wone leven zal men nog wel zoo een en ander over z'n kant laten gaan, nu ja, omdat men wijs en verstandig, voorzichtig en vooral tact vol moet zijn. Je weet nooit hoe je elkaar nog eens zoudt kunnen noodig hebben, zoo heet het in het dagelijksche leven, waar schoon moeders dan buiten staan. Want: men vindt het heel gewoon, dat men de schoonmoeder, die men anders niet luchten of zien kan en ten opzichte van wie men zich in niets in houdt, als hulp in den nood gaarne aanvaardt, wanneer het op een en of andere wijze nijpen gaat, of haar schoonmoederlijke hulp wel ge makkelijk is en aangenaam. Zoo bijv. als er iets vastloopt in het gezin en de vrouw des huizes hulp, natuurlijk de hulp van haar eigen moeder, de anders veel misprezen „schoonmoe der" van haar man, niet missen kan. Man en vrouw willen er gaarne eenige dagen uit schoonmama zal zich wel over de kinderen ontfermen. Er zijn moeilijkheden in het ge zin het is een benarde tijd niet waar het boterde- niet altijd in de schoonmoedersver standhouding, het zou toch wel goed zijn als men eens praten kon de dochter gaat er, en nu ineens tactvol, met medeweten van den schoonzoon, bij haar mama, zijn „schoonmoe der" op uit, om te zien wat er aan hulp van dien kant wellicht kan worden geboden. Het spreekt alles van zelf. Wanneer er moeilijk heden, van welken aard dan ook, aanwezig zijn, is het heel gewoon, dat men spreken gaat met wie het naast zijn. Iets anders moest niet denkbaar wezen,In het tegenwoordige maat schappelijke leven moest men zich veel meer en vertrouwelijk tot elkander wenden dat zou in alle opzichten steun geven, waarbij niet altijd aan geldelijke waarden behoeft te worden gedacht. Familieleden leven veel te vaak vol komen naast elkander en met vrienden of wie zoo heeten, is men dikwijls veel vertrouwelijker dan met eigen. Het zij zoo, maar het is ver keerd. Maar er zit ook iets oneindigs scheef in, wanneer de altijd-misprezen schoonmoeder wel goed is, als zij In de bres moet springen. De mogelijkheden, waarin zij dit doet en waarin zulks als van zelf van haar wordt verwacht, zijn legio; ieder kan ze in z'n eigen omstandig heden aanvullen. Laat het echter dan toch ook zoo wezen, dat alles goed is en dat die onbe schaafde schoonmoeders-antipathie onbestaan baar is. Zeker, natuurlijk, ge hebt veel bezwa ren, er is dit en er is dat, maar zegt uw schoonmoeder dat ook niet? Gooi al die be zwaren over boord, wederkeerig, het leven biedt toch al beroerdigheid genoeg. Het hate lijke in de schoonmoederlijke benaming moest uit de wereld kunnen geraken. In Indië bestaat het oude gebruik, dat in de maand Mei schoon- zoonsfeest wordt gehouden, waarbij de schoon moeders zich uitputten in voorkomendheden ten opzichte van de echtgenooten van haar dochters. Bij ons houden ze tegenwoordig moederdagen. Maar is het goed beschouwd niet iederen dag moederdag? En zou het niet aanbevelenswaar dig zijn te gedenken, dat ook schoonmoeders haar goede eigenschappen hebben? Nog eens, het is hier een zaak van wederkeerigheid. Han delen zooals verstandigen menschen betaamt. De rest komt dan van zelf in orde. Vooral als we ons als beschaafde en welopgevoede, in één woord als christenmenschen gedragen. En dan.... „achter de wol ken schijnt de zon", zoo luidt immers 'n tweede spreekwoord, dat iets op het eerste lijkt, maar toch geheel verschillend is. Geen zilveren randje maar de zon zelf, vol en rijk en stralend. Dit is geen banaal troostwoord, maar een werkelijkheid, een geestelijke wet. De zon, symbool van kracht en vreugde, van ge luk, dat alle smart uitbant, is er altijd, altijd.. En het merk waardige is: juist in onzen tijd, nu de zilveren randjes smaller en smaller worden, nu hun glans verbleekt, wint de zon, de groote zon van de innerlijke vreugde, aan kracht. Gelukkig de mensch, die bij tijden deze vreugde voelen kan. Hij maalt niet meer om zilveren randjes, ja: de tijd kan komen, dat hij alle levensmoeilijkheden wel kom heet om het stuk geeste lijken groei, dat er achter ligt en dat tenslotte het kostbaarst bezit is van ieder mensch. Wanneer in dezen benauw den, grootschen tijd ons veel ontnomen wordt: ons inkomen, ons comfort, onze gezinsrust, tot zelfs de toekomst van onze kin deren, helpt het ons dan te over denken dat ons nog dit en dat „randje" van vroegere veilighe den overblijft? Weineen, maar wel Zal ons helpen en steunen het ervaren, dat wij groeien in kracht, dat we kleinheid en beuzelachtigheid afleggen, trou wer kameraden voor onze kin deren, degelijker krachten voor de menschheid worden. Dat de jje hoed met rondom opgeslagen rand staat lang niet groote zon die achter alle wolken iedereen, maar de vrouw, die een dergelijk model dragen staat, klimmende is in ons leven, kan, zal het een prettige afwisseling vinden. De hier afge beelde hoed vertoont de zoo nieuwe stnkgarneenng bo ven op den bol RHEMANDA. Als u kooknat van groente over hebt, gooit u dat dan weg.' En het is nog wel zoo bijzonder geschikt om er soep van te ma ken! Vooral als de groente met veel water is opgezet, zooals b.v. bloemkool en aspei'ges, loont het' zeker d'e moeite, om van het overblijvende kooknat een nieuw gerecht voor den volgenden dag te oereiden. Nu zijn Nederlanders over het algemeen geen groote liefhebbers van dunne soep; een gebon den, voedzame soep valt hier beter in den smaak. Vaak kunnen we voor de bereiding van een dergelijk gerecht met veel succes gebruik maken van een product, dat men beter kent als lekkernij op de boterham. We bedoelen kaas! De smaak van kaas hangt sterk af van den ouderdom. In den regel zal middensoort kaas (dus niet te jong en niet te oud) het beste voldoen in soepen en andere gerechten. En zelfs diegenen, die niet van asperges of bloemkool houden, zullen asperge- en bloemkool soep met kaas weten te waardeeren. We laten hier het recept (voor 4 personen) van bloemkoolsoep volgen; aspergesoep bereidt men op dezelfde manier. L. kooknat van bloemkool (met enkele stukjes bloemkool), Vi L. melk, 40 gram boter (2 afgestreken lepels), zout, 40 gram bloem (5 afgestreken lepels), noot muskaat, 50 gram geraspte kaas (6 afgestreken lepels). Vermeng, op het vuur, d'e boter en bloem met elkaar. Voeg hierbij onder voortdurend roeren, de melk en daarna het bloemkoolnat (met stuk jes bloemkool). Laat de soep ongeveer lo mi nuten koken. Voeg tenslotte de geraspte kaas toe en desgewenscht wat zout en nootmuskaat. (In den regel zal niet veel zout noodig zijn, daar dit reeds in het water gedaan was, voor het koken van de bloemkool.) Voor een Donderdag: Aardappelsoep, Macaroni met kaas, Salade met komkommer. Bijzonder geschikt als Vrijdagsmenu: Kaascroquetten," Aard. - tomatensaus, Savoye kool of spercieboonen. Voor een drukken Zaterdag: Witte bóonen met zure saus, Compote met hangop. Menier, We geraken in 't tij, dat den mensch weer in de gaten krijgt dat den buiten tóch wel de moeite van 'm aankij ken weerd is. Waarmee ik zeggen wil: den mensch gaat prakkizeeren over tochtjes, over vacantieplazierkens, over 'n uitstapke van lan ger of korteren duur. Na 'n jaar weegt 'm de steenen stad wel 'n bietje zwaar op z'n zielement: is ie beu van de trillende huwelijksdrama's in de cinema, iser te veul zonnelicht op 't stejen- asphalt, want stedelijk étalage-schoon kan t zonnelicht nie verdragen, 'n „Mooie" winkel straat in zonnelicht is als 'n tooneeljuffer die 's morgens wakker wordt en al heur schoon heid op 't hoofdkussel achterliet. Ge verstaat dit tusschen twee haakjes da 'k mee aie „stad" voornamelijk dat deel bedoel, dat nog te erg is, om er mee 'nen snel- t-ein langs te reizen. Dat deel van de leste jaren vooral, waarin duuzenden huizen wierden opgetrokken in „Huis-van-Bewaring"-stijl, wat cp 'nen mensch z'n gemoed werkt als vergif; kortom dat deel van de grootstad voorname lijk. aat op geregelde tijen bewonderd en be studeerd wordt door socialistische burgemees ters en wethouders van over de grenss naar ik al zoodikwijls gemorkèn heb. Zoodat "k er zoete- kensaan van overtuigd geraakt ben dat stejen- bouw meer 'n zaak is van politiek dan van architectuur. Afijn da's in mijn bedrijf netzoo! Zelfs vrouwke Oomen ge kent ze wel, dat stok- ouwe merakeltje, dat schuins tegenover ons 'n winkeltje-in-van-alles drijft zelfs vrouwke Oomen zeg ik, klaagt daarover. Heb ik oe dat verhaal nie 'ns gedaan over heur en Janus? Hoe Janus op 'nen Zondagavond teugen zeuven uren vrouwke Oomen op heeterdaad ging trappeeren weugens overtreding op de winkelsluiting en hoe dat tachtigjarige wefke, nie veul hooger als 'r winkellaai, 'n salvo opende op den Jaan, met alle gewrichten van de weegschaal? ,,'t Ons en halfons hè 'k er nog op ge waagd," vertelde Janus me later: „maar toen ze aan 't half pond, 't halfkilo en den kilo be- gost te komen, toen hè 'k maar dekking ge zocht aan den buitenkant van de winkeldeur! Maar 'k zou afdwalen van m'n chapiterke. 'k Wou dan zeggen, als de stad in 't volle daglicht staat van de hooge zomerzon, dan is 't er voor den geboren stedeling, geboren mee bijziende oogskens en asphalt-zooltjes onder z'n voetekens, zelfs nie meer te harden. Dan krijgt ie heimwee naar de ruimten, naar 'tland, naar de bosschen, naar.... den buiten, waar de „architectuur" nog in handen is van den Schepper zelf, waarom de schoonheid van 'nen steenouwen eik 't altij nog wint van de mo dernste, de bestudeerdste en bewonderdste woningenvesting, met „stroomend-warm- en koud" ingemetseld bad en centrale verwarming, kapstokken en liften incluis. Ge zult zeggen: ,,Dré, ge kunt 'nen boom en 'n huis nie mee malkaar vergelijken" en zoo op 't eerste gezicht, amico, dan hebt ge schoon gelijk. Maarr! als er geregeld de koste lijkste brokken natuurschoon worden verrin- neweerd alleen en alleen om er „riante villa's van gewapend beton voor in de plaats te stel len; als Goddelijke natuurwoestenijen met de daarin nestelende veugels, de eekers, de fa zanten en de hazen, wieren herschapen in de steenen doolhoven van politieke bouworde, als dus den steenen-stapelende mensch denkt iets beters, iets schooners in de plaats te kunnen stellen van 'n stuk eikenbosch, van 'n beuken- partij, van 'nen brok landschapsschoon, dan ja, dan moet 'k 'n steenen geveltje verge lijken mee 'nen kastanje, mee 'nen plataan, mee 'nèn spar, mee 'nen blossemenden appe leer en dan, nou dan moeten ze, de bouw- „meesters" van vandaag, mij altij nog voor 't eerst bewijzen dat huilie „meesterschap" recht- veerdigt om zaag en hakbijl te zetten in den eeuwenouden voet van 'nen levenden eik. Maar weer dwaal ik af. Want ik moet deuze week, amico, mee oe naar Groesbeek. Ik ben daar al geweest. Ge weet toch waar 't ligt Ja, ik moet dat vragen, want 't ligt ver doken tusschen de Zeuven Heuvelen; op eenen daarvan is de vermaarde H. Landstichting ge legen. Ja, nou weet ge 't! Sjuust! Nijmegen ligt er in den omtrek. Neeë, ik draai de zaak nie omWant veul stejen danken hun reputatie aan de schoonheid van d'omgeving. Aan dat wat ze nie bezitten dus! Ja, 'n aanbeveling om er naar toe te gaan is dikwijls gelegen in 't gerief, datge 'r zoo gemakkelijk weg kunt komen! B.v. „Kom naar Breda, want de bosschen vanUlvenhout zijn zoo schoon! En ge kunt er gemakkelijk komen." „Kom naar Den Haag, want 't strand van Scheveningen, want Wassenaar is zoo schoon en ge kunt er gemakkelijk komen". „Kom naar Amsterdam, want Zandvoort is zoo schoon en ge kunt er zoo gemakkelijk ko men." „Kom naar Nijmegen, want Groesbeek is zoo schoon en ge kunt er zoo gemakkelijk komen." Ik wacht eigenlijk nog op de advertentie: „Nederlanders, kom naar Duitschland, naar Kleef, naar Aken, dan kunt ge zoo gemakkelijk uitstapkens in Nederland gaan maken!" Of, in deuzen zelfden stijl: „Laat bij mij uw nieuw costuum maken, ik maak 't voor één geld met den verkeerden naar buiten, dan hoeft ge 't nie meer te laten keeren!" Ja, ge lacht daar om? En tochtöch is deus averechtsche manier al toegepast in den lesten oorlog! Want de Negus is haar Engeland gegaan, als ik 't goed begrepen heb, om daar voor Abes, sinië te vechten En duuzenden gaan er teugenwoordig scheiën ommee 'n andere helleveeg te trouen! En nou ik er de veertigjarige heb opzitten, durf ik in 't verband van deus briefke, van de week dan ook gerust zeggen: Nijmegen ligt bij Groesbeek, deuzen zomer! Ja ik ben er dan geweest in Groesbeek en ik kan op voorhand zeggen, amico: 't is er schoon en 't is er plazant. 't Is er goei volk! 't Was 'nen regendag, dus mee 'n schaarke geknipt om Trui thuis te laten. Maar da's 'n aarigheidje, ge verstaat! Eénen baas moet altij op den hof blijven en daar 't 'n staaltje is van oewen maatschappe- lijken plicht teugenwoordig om ook de vrouw heur aandeel in het baasschap te geven, trek ik er dan nou en dan maar 'ns uit, want twee koetsiers op den bok, da's veul fout! Ik trek m'n eigen dus 'n paar dagen per jaar be. scheiën terug! „Dus dan hebt ge 't slecht getroffen mee 't weer?" zult ge denken. Mlneu! Als buitenmensch kan 'k den buiten waar deeren in al z'n verscheiënheid. En als ik nou efkens terugdenk aan de glooiendste dreven van Groesbeek, die daar in 'n endelooze verte wegschemerden in den zuiveren dag, of als ik weer hoor 't geruisch in de diepe bosschen, die verblaauwden in den natten dag, of als ik zie wegnevelen de glooiende hei, waarover den matten waas hing - van 'nen tros groene drui ven dan krijg ik trek, veul trek, om nog 'ns te gaan in deus schoone contreiën, zoo onge rept, direct uit Onzenlievenheer's handen, dat ze eenmaal den droomer in 'nen pastoor Suys moesten inspireeren, om hier den wereldschen thuis van den Godmensch te herscheppen. Deuzen buiten mee den vezelenden wind door 't knisterend sparrenloof, mee den kla ter in 't spulsche eikenblad, mee z'n dreven die van den Hemel schijnen te glooien; deuze van stilte suizelende ruimten over de bron zen heivelden, waarboven de lochten kunnen jachten en flieren in zuiveren flarden, kunnen pralen in den luister van 'nen rossen zons ondergang, lochten, waarin 't wolkenspul kan tieren in 'n onendigheid dat g'oe klein voelt op zoo'n staal van scheppingspracht. Wat moet 't hier schoon zijn, als straks de rosse avondzon door den kiim te smelten hangt en gouwen passement gaat beven aan den loo- ver van de purperende bosschen. Als daar, over den goudbevliesten vijver en teugen 't diepe bosch, in de statie van verre eeuwen het open luchtspul zal worden opgevoerd van „Den Verloren Zoon". Wat 'n gelegenheid hier, amico, om uit de „coulissen" van de Natuur zelf, 't kleurige peerdenvolk te laten daveren langs den boschvijver, waarover den rossen gloed van de avondzon te smeulen ligt. Wat 'nen schoonen prentenboek van statiegewaden, van kleurige groepen van joden en slaven, van levend-geworden bijbel-tafereelen, van drama- tieke symboliek, want 'nen schoonen pren tenboek kan hier worden omgeblaard door el- ken mensch, die geren efkes gelukkig is door schoonheid. Die geren efkens proeft van 'nen bokaal geluk, - volgeschonken uit de wijnkelders van den Hemel. Of twijfelt ge daaraan, wanneer straks, als even 't spel der comedianten stil valt teugen den fond van gouwen boschpileeren en 'nen mearel zet zijnen avondzang in, in verliefden jubel naar zijn wijfke, dat daar woont in 'n goudgesponnen nest, diep ergens in het rosse eikenbosch? Of twijfelt ge daaraan, wanneer straks, terwijl Oostersche slavinnen heur kruiken voi- putten uit den spiegelenden boschvijver, taf- reel als 'n sprook, teugen 'nen achtergrond van 'n openbloeiend drama, bloeiend, hartroerend bloeiend tot 'n blom ten leste van diepe Vreug de, daar het „tooneel" zal beschenen worden met de wisselende lichteffecten van Gods too- verlanteem, van de zinkende zon? Alle Zondagen van Juli en die van 2 en 9 Augustus zal Pierre Balledux, den regisseur over de zestig rollen die diens spel van pastoor Smulders zullen verbeelden, alle die Zondagen zal Balledux daar den kleurigen prentenboek mee de schoonste bijbelsproke voor de toe schouwers, gezeten onder het lommer van het bosch, oimblaren. Omslaan de goud-omlijste prenten, gekleurd met den verf van den Schep per eigens. Komt allegaar naar Groesbeek! Den burgemeester, de kapelaans, het heele volk van Groesbeek, dat daar gelukkig woont en schuilt tusschen de schoonheid der Zeuven Heuvelen, dat blije volk, dat daar leeft aan den voet van 'n Heilige Landstichting, die deus jaar zuiver jubileert op een der schoo ne Heuvelen, het heele volk van Groesbeek, dat al maanden werkt aan den schoonen spro. keboek, het zal oe met gastvrijheid, met gul heid en trots ontvangen en leien naar den oever van den boschvijver om oe 'n vrucht van geluk te laten plukken uit deuzen Voorhof van Onzenlievenheer eigens. Allez, komt en zet er oew tanden in, dat 't sap langs oew kin drup pelt. Ge zijt hier nie veur niks in 't Vruchten- land der Betuwe! Trui gaat ook. Ze is een van die Zondagen jarig en.... ze heeft zelf heur verjaarscadeau uitgezocht. Daar kóm ik dus nie van af. Tot dan! zullen we zeggen! Veul groeten van Trui, en als altij geen horke minder van oewen t. a. v. DRÊ Benoodigdhcden, berekend voor vier per sonen. Aardappelsoep Een pond aardappelen in kleine blokjes snij den en in een liter water gaar koken, y. Ons boter braden met eenige takjes fijngesneden selderij en peterselie. Een weinig zout. theele peltje mosterd, theelepeltje spijsaroma en 'n beetje nootmuskaat door de soep roeren. Dan een halven L. melk toevoegen en als de soep weer kookt, zoo noodig binden met een paar eetlepels bloem, aangemengd met een kopje melk. Macaroni met kaas 1 pond Macaroni in 1 liter flink kokend wa ter laten glijden, er y, eetlepel zout in doen en op een zacht vuur gaar laten worden (niet langer dan uur) 4 uien snipperen en bra den in 1 ons boter met een theelepeltje kerry. een mespunt peper, nootmuskaat en zout, 3 ons pittige kaas in blokjes snijden en door het braadsel roeren. Dan alles vermengen met de gare macaroni. Kaascroquetten Twee kopjes aardappglnat met een eetlepel boter aan de kook brengen en binden met 3 eetlepels bloem, aangemengd in éen kopje melk, 3 ons volvette geraspte kaas en een restje ma caroni. rijst of aardappelen toevoegen. Als het deeg koud is één of twee eieren er door roeren en op smaak maken met zout, peper en noot muskaat. Croquetjes vormen en deze in dam pend heet diep vet goudbruin bakken. Men kan ze eventueel door opgeklopt eiwit en pa neermeel halen. Tomatensaus Een sneetje oud wit of bruin brood kruime len en roosteren in de koekepan. Een ons boter toevoegen en als deze bruin is een to maat in kleine stukjes gesneden er door roeren. Een ons vet er in laten smelten en de saus aanlengen door er scheutje na scheutje een paar kopjes melk bij te schenken. Met een thee lepeltje aroma en zout de saus op smaak af maken. Zure saus Een fijngesnipperde ui in een kopje water met het sap van een citroen gaar koken. Een ons boter en een ons vet er in laten smelten. 2 eetlepels bloem, aangemengd met 1 kopje melk er door roeren en d'e saus op smaak ma ken met wat fijngehakte peterselie en zout. Hangop 2 Liter karnemelk in een in schoon water uitgewrongen theedoek gieten, die in een ver giet is gelegd. Het vergiet op een kom of em mertje zetten om het uitlekkende vocht op te vangen. Na eenige uren het dikke gedeelte uit den doek in 'n schaal scheppen en goed gelijk kloppen. Door de hangop beschuitkruim, sui ker en kaneel roeren en ze over de een of andere compote gieten. (Natuurlijk kan hangop ook zonder compote gepresenteerd worden, met afzonderlijk beschuit, suiker en kaneel er bij.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 8