3Kdveïfiaal day Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterland ze a President Azana SACRAMENTSPROCES- SIËN I J m In Noord-Brabant y\ De onbekende Verloofde DONDERDAG 18 JUNI 1936 Zijn politieke denk beelden Rembrandt te Moskou T HYGIËNISCHE DAMESVERBAND II DOOR LEMAIRE Tl (Speciale correspondentie) De laatste inzet Toen eenigen tijd geleden de linksche par tijen weer de macht in handen kregen in Spanje heeft de, nu inmiddels president Geworden, linksche voorman Azana gezegd dat hien aan de laatste poging tot vestiging van een democratisch gezag was toegekomen. Als deze hoging mislukt, zoo heeft hij gezegd, dan zullen Wij tot een extremistisch bewind van de recht sere of linksche partijen vervallen. Deze opmerking bracht mij de woorden van een Russisch journalist te binnen die mij, in de eerste dagen van de Republiek, verzekerde dat hien „met getelde passen, zeker en beslist, naar een Sovjet Spanje op weg was". Het is dan ook Waarschijnlijk dat Azana het oog had op de toe nemende werkzaamheid der uiterst linksche Partijen, die in de oppositie-periode wel met hem samenwerkten ter verkrijging van de Placht, maar gereed waren om hem terzijde te duwen zoo spoedig zijn bemiddeling en steun overbodig waren. Het rumoer rondom Largo Caballero e.a. zal toch Azana beduchter hebben gemaakt dan de bewegingen der rechtsche partijen welke im- Piers, naar hij zelf heeft gezegd, slechts een fossiele rest van het verleden waren. Leven, ge vaarlijk, opbruisend leven met systematische actie zou van de uiterst linksche groepeeringen toch eerder te vreezen zijn dan van een „over leefde, in routine-denken beklemde" partij, Waaruit hoogstens een groep jongelui met een «uit Italië en Duitschland overgenomen pro gram" zou kunnen te voorschijn treden? Hoe dan ook, Azana zeide klaar en bondig dat wanneer deze poging tot de vestiging van een republikeinsch, democratisch gezag faalde, een extremistische dictatuur zeker zou zijn. Het loont dus zeker de moeite eens na te gaan Wat de poging onder de auspiciën van Azana zal inhouden. De politieke werken van Azana Het is geen bijzonder prettige taak alle poli tieke geschriften van Azana te lezen, want, al zijn ze uitmuntend geschreven en goed uitgege ven, het zijn toch bijna alle verzamelingen van redevoeringen naar aanleiding van bepaalde feiten. De drie deelen van de redevoeringen van 19301934, in de Cortes en daarbuiten, vormen ruim zestienhonderd bladzijden. Daarbij komen twee vlugschriften, het een geschreven als over zicht en waardebepaling der Spaansche politiek met een titel a la Balzac „Grootheid en el lende van de politiek" en het ander naar aanleiding van zijn aandeel in den opstand te Barcelona in 1933. Een Nederlander hoe Verspaanscht hij door lectuur en verblijf in Spanje ook moge zijn leest en hoort zulke Spaansche politieke geschriften en redevoerin gen met telkens vernieuwde verbazing. Ten eer ste om den vorm ervan. Welk een prachtige, sierlijke, gekuischte taal en welk een litteraire, lyrische betoogtrant. Onze Kamerverslagen ma ken daarnaast een triestig en poover effect! Maar ook de inhoud is zoo geheel anders dan Politieke redevoeringen en geschriften ten on zent zijn. Het zijn beschouwende opstellen, kun dig opgebouwde beschouwingen over den staat en den mensch, de geschiedenis en de religie, de samenleving en de verhoudingen der enke lingen, de sociale plichten en rechten, het on derwijs en de religie, het leger en de justitie, den landbouw en de nijverheid. De Spanjaard is doorgaans op zijn best als hij spreekt. Zijn ge hoor brengt zijn geest tot de hoogste en vlam- mendste werkzaamheid, hij improviseert zeer gelukkig, en werkt uitmuntend met wat hij in de vele gesprekken heeft opgevangen. Goede lezers zijn er in Spanje weinig, maar de Span jaarden verstaan de kunst het wezen van een boek të grijpen in een vluchtige doorbladering of door een discussie erover. Azana heeft deze algemeene geestesgesteldheid en begaafdheid van de Romaansche volken en van de Span jaarden bij uitstek. Bovendien is hü, als uitzon dering, goed belezen en hij heeft een snijdend scherp verstand. De gestelde problemen De vraagstukken die in deze veelomvattende en, naar onze begrippen, wijdloopende redevoe ringen van Azana ter sprake worden gebracht komen spontaan voort uit de grondstelling „de democratische republiek." Deze republiek eischt krachtens haar opzet en bedoelingen een alge- Eeele verandering van het politieke, sociale en oeconomische leven. De Spaansche Staat en de maatschappij hebben een lange geschiedenis, en zij hadden in den loop der eeuwen vaste vormen gekregen welke óf gevolg waren van den Spaanschen volksaard en de Spaansche toestan den óf deze beïnvloed hadden tot in het diepste Wezen ervan. Een dergelijk gegeven wijzigt men hiet in een menschenleven, en bovenal, als men Van een aldus geordende maatschappij de grondslagen wegrukt dan stort, met meer of minder ellende, het geheele bouwwerk ineen. Dit is het kernprobleem. Volgens Azana wa ren de grondslagen vermolmd, zij konden het Spaansche staatsgebouw en de maatschappij al sinds lang niet meer dragen. De ineenzakking zou reeds lang te constateeren zijn geweest. Hetgeen hij en de zijnen beoogen is de restau ratie van het verzakte, gehavende bouwwerk. Het plan van den wederopbouw is negatief en positief. Het wil wegnemen wat practisch en naar Wezen ondeugdelijk is gebleken, en daarvoor in de plaats stellen wat 'n goede basis kan vormen voor een nieuwen staat en een nieuwe samen leving. Uit dit gebruikte beeld begrijpt de lezer dat verwijderd zal moeten worden, wat gewij zigd zal moeten worden, en wat aan nieuwe elementen zal moeten worden bijgebracht. De afbraak De afbraak begint bij de kerk. De Spaansche staat en maatschappij waren opgetrokken op de basis van de kerk, d.i. de Christelijke religie volgens de Roomsch Katholieke belijdenis. De geschiedenis bewijst dit in haar groote levens feiten. Het is evenzeer waar dat de Spaansche beleving van het katholicisme een bijzondere geaardheid heeft, en dat deze zelfs een beslis- senden formatieven invloed op de universeele kerk heeft gehad. De naam Ignatius van Loyola zal in dezen tot allen spreken, de naam Theresia van Avila en Johannes van het Kruis tot velen, het aandeel van Spanje in het Trentsche con cilie en de na-Trentsche theologie zal een be perkte groep bereiken en overtuigen. De zaak is dat het Spaansche volk door bijzondere om standigheden het Katholicisme meer heeft in gelijfd dan andere, er meer en volstrekter uit heeft geleefd en er zijn sociale ordening aan heeft ontleend. Dit heeft zijn stempel op Spanje gezet. De Republiek heeft dit met het bekende artikel uit de Grondwet ongedaan willen ma ken, in theorie, en het daarna in feite willen be werkstelligen. Dit bleef niet bij een scheiding van Staat en Kerk, welke om redenen die wij indertijd hebben uiteengezet, aanvaardbaar en verdedigbaar is. Het voerde tot afbraak, tot slooping van de Kerk, tot bestrijding van de Kerk in al haar organen en levensuitingen, den clerus, de geestelijke orden, het godsdienstig ge richte onderwijs, de godsdienstig-maatschappe- pelijke instellingen. Indien het geheele openbare leven van Spanje berustte op het door de Kerk belichaamde be ginsel, en de Kerk met dit beginsel als basis en norm van staat en samenleving wordt geloo chend en op zijde gezet, dan blijft natuurlijk niets onaangetast. Het recht het principieele en practische orgaan der openbare gerechtig heid het onderwijs, het leger, het algemeen be stuur, de verhouding van steden en gewesten, e.a., komt op een wankelend fundament. Wat in eeuwen gegroeid (zoo men wil „vergroeid") is kan men niet met een machtwoord ongedaan maken. Weet men niet een nieuw organisch proces te bewerkstelligen waardoor een inner lijke wijziging tot stand komt, geleidelijk en normaal, en grijpt men mechanisch en geweld dadig in dan gaat dit ten koste van het leven. Men reconstrueert niet, men doodt. De wijziging In Spanje waren tal van nijpende vraagstuk ken, van geestelijken en van stoffelijken aard Sommige waren reeds oud en waren herhaal delijk onder de oogen gezien, andere waren nieuw, deels kunstmatig te weeg gebracht, deels door de huidige algemeene moeilijkheden ver oorzaakt. De Republiek predikte een aantal elementaire geneesmiddelen tegen alle kwalen waaraan Spanje had gesukkeld, en deze genees middelen waren goeddeels van buitenlandsche heelmeesters die geen diagnose van de Spaan sche kwalen konden maken. De Republikein- sche staatslieden zijn bijna zonder uitzondering gevormd door on-Spaansche opvattingen, door nutsideeën en materialistische ideologieën welke voortgevloeid zijn uit eertijds in Duitsch land en Engeland gehuldigde levensbeschouwin gen. Eén daarvan was dat het belang van een volk en het peil van zijn beschaving werd be paald door den omvang van zijn industxieele welvaart. Deze, voornamelijk Engelsche, mis vatting van de vorige eeuw deed als achterlijk kenmerken alle volken die een geringe industri- eele en commercieele ontwikkeling hadden. Het Engelsche pauperdom werd verborgen gehouden achter den schoonen schijn van algemeenen welstand, al was een ontzaglijk deel van de be volking van die voorlijke landen armlastig, het groote aantal fabrieken en de handelsvloot wa ren een bewijs van hun werkelijken rijkdom. Een weerslag van de industrieele middelpunten waren de, voornamelijk technische, cultuur centra welker gewicht en resultaten als norm gevend voor het geheel golden. Naar dit beeld is een toekomstig Spanje ontworpen, een industrieel en commercieel Spanje met West- Europeesche, materialistische, doeleinden. Daar aan wordt toegevoegd, als essentieel bestand deel, het massa-onderricht in technische, ziel- looze, cultuur (met als hoogtepunt zooiets als onze H.B.S Spanje moet ingeleid, ingedeeld, worden in de inmiddels bankroet gaande West-Euro- peesche utilistische cultuur. Spanje is echter een landbouwland met een goeddeels geestelijken en niet materialistisch-utilistischen volksaard. Spanje is naar wezen anders dan West-Europa, het is naar ligging en naar psychologie meer Oostersch, d.i. contemplatief en geestelijk. Wij ziging van de uit den volksaard en de bodemge steldheid ontstane toestanden brengt ontwrich ting. Zeer veel nadeel heeft Spanje gekend van de geïmproviseerde industrie van 19141920. Een goed deel van de oeconomische moeilijkhe den van tegenwoordig zijn daartoe te herleiden. Thans, in de algemeene crisis der afzetgebieden, Spanje in een kunstmatig industrialisme te voeren, moet schadelijk werken. Evenmin kan men het landbouwprobleem, dat door de ge westelijke verschillen tot onderscheidene pro blemen moet worden uiteengelegd, door aan het Westen ontleende agrarische politiek oplossen. Een Andaloeziër is geen Friesche boer, en zijn grond is niet los van zijn aard te beschouwen. Lost men, ik noem een algemeen feit, de be sproeiingskwestie op door verkaveling? Wil men drastische maatregelen dan volge men de Moorsche methode na, en deze landbouwpolitiek is slechts gewestelijk bevredigend. Wat men nu doet is volkomen los van de gegeven werkelijk heid. De algemeene oeconomische en juridische wijziging komt als een vreemd element in het Spaansche wezen De wederopbouw Het eerste doèl is de vorming van een nieuw volksgeweten, de Republikeinsche consciëntie. Men legge daartoe beslag op de jeugd, en vorme ze naar de utilistische, materialistische opvat tingen. De religie wordt dus uit het onderricht en uit de opvoeding gelicht. De strijd tegen het confessioneele onderwijs is met groote felheid opnieuw ontbrand. Alle organen van het oude volksgeweten het wetboek, het openbaar be stuur, het leger, de historisch gevestigde auto riteiten worden geheel veranderd. Azana zegt het ergens zeer duidelijk: Spanje en de Republiek zijn voor allen, maar het bewind is van de Republikeinen. Dit laatste nog beperkt tot de groep die onder Republiek verstaat wat de zegsman daaronder verstaat. Met een door tastendheid daaraan overeenkomstig wordt het geheele bestuur van Spanje herzien en her vormd, en al zou men moeten terugvallen tot de verbrokkelde Spaansche gewesten van vóór de katholieke koningen, men tal met opereeren in dezen -trant doorgaan. De verspreide nieuwsbe richten die de Pers geeft wijzen het proces der aangerichte schade aan: een wankelend rechts begrip, muiterijen in het officierencorps, auto nomistische en separatistische stroomingen, ge mis aan openbare veiligheid, toenemend com munistisch gevaar, geschokt vertrouwen in de stabiliteit van Spanje's handelsbetrekkingen en verplichtingen, en een over het geheel ontred derd volk. Het comité voor kunstzaken heeft besloten om naar aanleiding van den 19en verjaardag der socialistische October-revolutie in Novem ber a.s. :.n het staatsmuseum te Moskou een Rembrandt-tentoonstelling te organiseeren. Het middelpunt der tentoonstelling zal gevormd worden door origineele werken van den mees- -ter, ongeveer 40 schilderstukken en honderden etsen uit musea in de Sovjet Unie. De overige werken van den kunstenaar zullen op de ten toonstelling aanwezig zijn in den vorm van copieën, reproducties en foto's. Dr. Alphons Mulders, professor aan 't groot seminarie te Hoeven en lector aan de Universiteit te Nijmegen, die thans benoemd is tot hoogleeraar aan deze Universiteit in de vakken Missiologie en Oostersche theo logie. Prof. Mulders is naar men weet voorzitter der Apologetische Vereeniging „Petrus Canisius Men schrijft ons uit Noord Brabant: Op Sacramentsdag of op den Zondag daarna trekken in Brabant de pro cessies uit, maar ze trekken niet ver, want ze mogen niet komen buiten de beslotenheid van den kloostertuin of van den tuin rond de kerk. Sacramentsdag zou moeten zijn een feestdag, hoog en verheven, als Faschen en Pinksteren, en hij is geworden een dag als andere, waar op we het feest vieren van een simpel heilige, die niet groot was in de oogen der menschen. Het zou moeten zijn een dag, waarop we ons geloof naar buiten moeten kunnen dragen over de velden en wegen, door de dorpen en door de steden, en het is geworden een dag, waarop we meer dan anders vodlen, wat wij missen en wat ons verboden is. Eenmaal toch per jaar zouden wij de vrijheid moeten hebben Christus rond te dragen over al Zijn bezittin gen, waarop wij werken om over ons werk Zijn zegen te vragen. Maar we mogen het niet. We mogen wel veel. We mogen demonstree- ren op de straten met onze vereenigingen en bonden, we mogen laten zien hoe groot ons getal is en wat wij in jaren van organiseeren hebben bereikt. Maar de openlijke getuigenis van ons geloof mogen we niet geven; een open lijke en publieke aanbidding is ons verboden. De steden en dorpen in Brabant, die katholiek zijn, niet alleen, omdat alle bewoners gedoopt zijn en in gehoorzaamheid aan den Paus van Rome de ware leer van Christus belijden, maar die katholiek zijn in hun gemeenschapsleven, mogen dit niet openlijk en publiek demonstree- ren, maar moeten zich beperken binnen de muren van de kerk of achter de hagen rond den tuin. Er begint verandering te komen in de men taliteit van Brabant. Het was voor jaren en jaren iets heel gewoons en vanzelf sprekends De wenkbrauwen van Gwendoline Shan- mond gingen op en neer, een teeken, dat ze nadacht. Vlug liep ze naar d'r echt genoot. „Hoor eens, Peter," zei ze, „we kunnen d'r ons nog uitredden met wat comedie. Stel Jo- suah voor onder een anderen naam. Zeg tegen papa, dat 't een geleerde is, die hier lezingen houdt en zoo. Dat lukt wel. Je weet, pa is nog al onnoozel." „Ja," zei Peter, „dat weet ik." Z'n vrouw keek hem eens aan. Hij ging den tuin in en vond daar z'n vriend. „Josuah," zoo begon hij, „je bent een ge leerde, die lezingen houdt en zoo." De aangesprokene keek z'n gastheer ietwat geamuseerd aan en trok stevig aan z'n ciga- rillo. „Luister," hernam Peter, „je moet helpen. Gwendoline's vader komt hier eten. Ze wil je laten doorgaan voor een geleerde met lezingen. Vin je 't erg?" „AI wou ze me voor een. veearts uitgeven," lachte Josuah. „Waar hou ik lezingen over? Over kevers?" „Puik," beaamde Peter, „kevers zijn reus achtig." Toen ging hij naar z'n vrouw. „Hij zal zeggen, dat hij lezingen houdt over kevers." Gwendoline keek een' beetje bedenkelijk, maar begreep, dat 't zoo maar moest. Al den tijd, dat ze tegen pa's zin met Peter getrouwd was, had ze tegen dergelijke situaties moeten kampen. Pa had hun zes duizend dollar ge geven en gezegd: als ze één jaar lang ordelijk huis hielden, solied leefden, uit de schuld ble ven, met degelijke menschen omgingen, dan zou hij Peter in de firma opnemen. Ze had al eens een crisis doorstaan, toen Peter wat vroolijk thuis kwam, terwijl haar vader er was. Toen had ze 't gered, door Peter in bed te stoppen wat niet zoo makkelijk ging en hem te laten beweren, dat hij ziek was wat wél zoo makkelijk ging. Nu be greep ze; als haar vader snapte, dat Josuah Meyrick, millionnair, sportsman, bekend we- reldling en uitgaander, Peter's beste vriend was.dan lag de zaak in de goot. Er werd gebeld. Ze deed open. Generaal Breedock, breed, grijs gekneveld, rood gezicht, stapte de kamer binnen. „Wel Gwendoline," begon hij met zware stem de flesschen achter den divan rinkel den ervan „goed opgepast? Peter ook goed opgepast? Je ziet er waarachtig best uit." „Dank u, vader. Ik ben zoo blij, dat u van middag komt." „Waarom vanmiddag? Waarom niet giste renmiddag? Of een anderen middag?? Waar om nu juist vanmiddag?" „Omdat," z'n dochter lachte hem vriende lijk toe „omdat een van Peter's vrienden er is, en ik vind het prettig, dat u eens kunt zien, met wat voor menschen we omgaan." De deur der veranda ging open en Peter kwam binnen. Achter hem kwam Josuah Mey rick, die er een beetje onnoozel uitzag met z'n vlug opgerolde broekspijpen en een geïmpro viseerd vlindernetje in z'n hand. „Papa," zei Peter, „mijn vriend dr. Dalma- winitch." „We hebben gekeverd," zei Josuah, met z'n net wuivend. „Kevert u ook wel eens?" „Waarachtig niet", riep dc ge- neraal, en keek T\p rfplpprrlu verschrikt, „ik ben in zaken." j Toen sprak hij VVICtlCl j tot z'n dochter: „wat bedoelt die snuiter eigenlijk?" Gwendoline lachte: „Hij is een heel bekend keverkundige, pappie," en toen. wat zachter: „en één van Peter's beste vrienden." De maaltijd verliep beter, dan Gwendoline had durven verhopen. Er was maar één be nauwd moment geweest, toen Josuah, die van de soep af steeds over kevers geredeneerd had, opeens den generaal aansprak en in een uiter ste poging om beleefd te zijn, vroeg: „Wat ik zeggen wou, generaal, verzamelt u ook insec ten of wormen?" Gwendoline had naar adem gesnakt en de generaal had naar z'n linkerheup getast, als zocht hij daar z'n degen. Dankbaar had de jonge vrouw Josuah zien vertrekken, en een uur had ze besteed, om d'r vader weer een goed humeur bij te brengen, terwijl Peter op de Singhafoon, opera-platen afdraaide. Toen de oude heer opstond om te vertrekken, nam hij z'n dochter apart. „Zeg Gwendoline," zei hij. „Kun jij niet zorgen, dat Peter wat menschen kent, waar hij wat aan heeft? Die professor was niet kwaad maar daar komen jullie niet mee voor uit!" „Maar pappie „Ik probeer al twee maanden in connectie te komen met een man die hier woont. Ik wil hem een centrale verwarming verkoopen. En denk je, dat Peter me helpt? Geen zier. Hij komt met een wormenzoeker aanzetten!" „Met wien wou u dan in connectie komen, vader? Misschien kent Peter hem." „Peter?" riep de generaal. „Stel je voor.... Peter zou Josuah Meyrick kennen!" voor den Brabanter dat hij zijn geloof moest verbergen in de kerk en in de huiskamer, en dat hij niet mocht doen, waartoe zijn hart hem trok en uittrekken op de straat om te getuigen van zijn geloof. Langzamerhand kwam de ge woonte om processies te houden er meer in Door de tuinen van de kloosters trokken ze en over de terreinen, die bij de parochiekerk be- hooren. Wat de Brabanter verleerd was in lange jaren heeft hij in korten tijd weer ge leerd. Hij kan weer processies houden en de voot meeloopen in den langen stoet, die als een eerewacht het H. Sacrament voorafgaat. Hij kan geen optochten houden en niet de. monstreeren; dit ligt niet in den aard van zijn karakter. Als ge in Brabant een optocht ziet of een stoet, krijgt ge altijd den indruk, dat er iets aan ontbreekt en dat er iets on ordelijks aan is. Deze indruk is voor een goed deel juist: er is altijd iets slordigs aan, maar het eigen aardige is, dat het bijna altijd toch goed ver loopt. Maar zie een proasssie trekken door den tuin van een klooster. Als ge hiervan wilt dat deze ordelijk is door stiptheid en mooi in Gelukkig hield de tor woord en kwam hij na een poosje aanvliegen met een groot stuk touw achter zich aan. De kabou tertjes huiverden wel even toen ze zagen, dat ze zich met een touw moesten behelpen, maar waren de tor toch erg dank baar en nadat de tor verzekerd had zijn best te hebben gedaan en nu vlug naar den Notaris te moeten, vertrok hij, de kaboutertjes achterlatend met kleine rillingen of alles wel goed zou afloopen. Een, twee hup, zei Tuimeltje en daar gleed ie hoor. De anderen volgden nu ook en het was een echt leuk gezicht, al die kleine mannetjes aan het koord te zien hangen. Ze waren nu al aan de tweede verdieping gekomen en hadden verschil lende menschen gezien. Maar gelukkig hadden die het te druk en letten ze niet op het touw. Zouden ze het er goed afbrengen? Kijk maar tens Maar ze waren niet zoo erg bang uitgevallen en spoedig was het dikke touw om een schoorsteen geslagen en vastgebonden. Het was nu alleen nog maar een kwestie van moed, want om zoo maar langs een koordje zoo heelemaal van het dak naar beneden te zakken, dat is nog zoo'n kleinigheid niet. Doch zooals altijd, Tuimeltje zou er den moed wel in zien te houden en zonder dralen greep ie naar het touw. den pas loopen, dan heeft deze dezelfde ge breken als een gewone optocht. Maar als ge vraagt, dat een processie zal zijn de uitdruk king van geloof en eerbied voor het H. Sa crament, dan ontbreekt er niet veel aan. De uitbundigheid, die onze feesten kan teekenen en die spreken kan in onze optochten is hier veranderd in ingetogenheid bij de menschen. Zij uit zich in eeq zin voor kleuren en versie ringen langs den weg van de processie, in de bloemen, die worden gestrooid, de eerepoorten, die zijn opgericht, de eerezuilen en rustaltaren. versierd met bloemen en takken, met vlaggen en sjerpen. Ziet dezen stoet. Voorop gaan de misdienaars met kaars en kruis in fel rood. Daarachter ko men de jongens van de scholen, van de patro naten, van de jeugdvereenigingen in hun uni formen, met hun vaandels en de beelden van hun patroonheiligen; de meisjes van de K. J V. trekken mee, de mannen van de H. Fa milie, de vrouwen van de congregatie. En dan de bruidjes, die wit van ziel en wit van klee- ren bloemen en kleurig papier strooien voor den priester, die Christus draagt, voor Wiens hul de dit alles geschiedt en allen meetrekken. Wierook gaat Hem vooraf en het klinken der altaarbellen. Het luien der klokken vergezelt Hem op Zijn tocht; luien, dat feestelijk is, maar waar doorheen kjjnkt telkens de zware klok met somberen klank, omdat dit alles, deze stoet, deze processie van hulde moet blijven achter de muren en niet mag komen op de straten; omdat wij ons altijd toch nog ver. drukt zullen blijven voelen, zoolang we niet de vrijheid hebben om buiten de muren te komen. Brabant heeft weer processies leeren hou den. Achter de muren van de kloostei tuinen, in de stille tuinen rond de kerken. Het heeft processies leeren houden met een geestdrift, die te groot is om ze besloten te houden binnen de muren, die haar tegen hou den. We willen weer de straat op en trekken over de wegen en pleinen, door onze steden en onze dorpen, omdat Brabant katholiek is. niet alleen in de kerk en in huis, maar in heel zijn leven en heel zijn wezen, over de heele breedheid van het land. rr i A T T"* A nyfE* yc* op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 17 *7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p *7 RH bij een ongeval met p bij veilles van een hand, j\ I ,1 B"1. A 111 J|\I^| r. |j ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 Wvi verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen i doodelijken afloop een voet of een oog AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 22 Toen wij in het Palace aankwamen, was de eetzaal reeds vol aanzittenden, maar de ober- kellner had voor ons een tafel gereserveerd aan 't andere einde van de zaal. zoodat wij die moesten doorloopen onder de oogen van 'n honderdtal gasten. Ik zag wel, dat men ons met pleizier bekeek, msv-r dat kleine succes kon mij toch hiet afleiden van mijn idee: den onbekende van het Casino te ontdekken. Hij zou zeker ook in het Palace zijn: zijn elegante, chique gestalte Paste in die omgeving van verfijnde luxe. Ik Zou hem wel gauw ontdekken.... Het duurde niet lang. Nauwelijks waren wij gezeten voor onze borden met een heerlijk geurende soep, toen ik, mijn hoofd een beetje ter zijde wendend, aan het tafeltje naast ons het donkerbruine hoofd en het vluchtige Profiel van mijn onbekende bemerkte. Door den neus op te halen probeerde ik of de geur van Royal Origan mijn ontdekking kwam bevesti genJa, het was zoo! „Maar, Denise.... liefje...." zei tante, ver ontwaardigd door mijn manier van doen. «.Wat voor geur is dat?" vroeg ik. Michel, die mij begon te begrijpen, geneerde zich niet om mij uit te lachen. Ik moet bekennen, dat hetgeen ik dien mid dag at, volstrekt geen herinnering in mij ach terliet. Belangstellend in hetgeen achter mij voorviel, riskeerde ik er een stijven nek aan en vervloekte ik het noodlot, dat wilde, dat die heer mij steeds den rug toekeerde. Eer wij gereed waren stond hij van tafel op, schoof zijn stoel achteruit, draaide zich om en als het ware met een schok vestigde hij zijn blik op mij. Het was de bliksemstraal niet, maar toch bloosde ik zoo hevig, dat zelfs mijn ooren rood werden, als een kostschoolkind, dat de wereld niet kent. De vlugge gang van den vreemde bleef een oogenblik geremd, misschien vergiste ik mij, want opnieuw zag ik slechts zijn rug, omgeven door een wolkje Royal Origan. Niemand van mijn omgeving had iets be merkt. Frangoise babbelde opgewekt met haar moeder, Michel, die lekkerbek, zat op z'n gemak zijn vruchtenijs te savoureeren. Vrij om ook het stilzwijgen te bewaren, trachtte ik een beetje orde in den chaos van mijn gedachten te bren gen. Laat eens zien, die mijnheer, voor wien ik wel tienmaal mijn kapsel veranderd had, was hij de moeite waard, die ik mij gegeven had? Was hij zijn model Robert waard? Ja, ja, zeker. Hij was zeer knap. Eigenlijk gezegd, had ik hem mij anders voorgesteld: Zijn rug, zijn silhouet, zijn vlugge gang herinnerden mij levendig aan den jongeman, die langs mij heen was ge gaan, toen ik de portefeuille vond. Wat het gelaat betreft, ik had gedacht, dat het smaller, sprekender was. Maar zooals hij zich vertoonde met zijn donkere oogen en fijn snorretje mis haagde hij mij absoluut niet en ik droeg op Robert de sympathie over, die hij mij inspi reerde. Michel zat. nog altijd aan zijn dessert. „Ben je nog niet klaar?" vroeg ik ongeduldig. „Als je niet zooveel tijd voor je toilet noodig had gehad, zouden wij eerder hier geweest zijn en ik zou al lang klaar zijn." „Och, kinderen, wij hebben toch geen haast!" zei tante Madeleine. Ik zag toen opeens Frangoise de waterkaraf grijpen, haar glas vullen en het aan haar lip pen brengen, hoewel zij een minuut te voren Michel bedankt had, die haar die lafenis had aangeboden. Er was beslist zeker ietsWat bracht haar zoozeer in verwarring? Was het mijnheer de Rives, gepommadeerd, als door een ringetje te halen, die plotseling voor ons op dook? „Wat een prettige verrassing, dames!" riep hij uit, terwijl hij zijn buiging maakte. Tante Madeleine vertoonde haar liefsten glim lach, dien, welken zij bewaarde voor de gravin de Rehal. „Inderdaad, een prettige verrassing," antwoordde zij. „Bent u al lang hier mijnheer?" „Ik ben pas aangekomen en nam slechts den tijd om mij te verkleeden." Tante vroeg hem nieuws van Parijs en van onze wederzijdsche kennissen. Zij was allerhelst en hü ook. Michel, die eindelijk genoeg van het dessert had, nam deel aan de conversatie en Frangoise, die beurtelings bleek en rood was geworden, vergenoegde zich om kortaf te antwoorden op de vragen die haar gesteld werden. Ik vroeg mij af, wat er in haar mooi hoofdje omging. Was 't de gedachte dat zij mijnheer de Rives zou terugzien, wiens aankomst zij zeker door Lily Darolles vernomen had, dat zij zoo vroolijk gestemd was geweest? Was zij verliefd op dien gepommadeerden dandy? Ik was er verwonderd over en tegelijk verrukt, ik was daarmede verlost van de vrees, dat tante mij mijn Robert zou ontnemen, om hem aan haar dochter te geven. Ondanks zijn pommade vond ik den jongen burggraaf opeens sympathiek, toen hij den wensch uitsprak ons allen op het bal in het Casino te ontmoeten. Die wensch werd vervuld. Nadat mijnheer de Rives zijn diner verorberd had, kwam hij ons in de balzaal opzoeken, waar hij de heele groep van vrienden en kennissen bijeen vond. Michel had ze geteld: zes jonge meisjes en vijf jongelieden. „Dat komt niet uit," zuchtte Marianne. „En mijnheer de Rives, die ginds aankomt," antwoordde mijn neef. „En de dokter, en mijnheer Servoix, die om negen uur voor het weekeind komen en de onverwachte! Marianne, rekende je dan niet op den onverwachte, den verschrikkelijken onverwachte? „Ja, den onverwachte," dacht ik, terwijl ik om mij heen keek. Marianne glimlachte witjes. Zou het waar zijn, hetgeen Michel beweerde en Frangoise niet tegensprak? O, er gingen mij dien dag zoo veel dingen door het hoofd! Wat leek mij het leven gecompliceerd, vol onverwachte gebeur tenissen, terwijl alles toch zoo eenvoudig eruit zag! Dus, mijnheer de Rives kwam in de balzaal en ging naast Frangoise zitten. Zij leek mij erg zenuwachtig, hij praatte opgewekt, vertelde moppen, welke dat weet ik niet, wantmijn vreemde was in de zaal gekomen, die hij lang zaam doorliep. Nu kon ik hem op mijn gemak gadeslaan en ik moet bekennen, dat hij er zeer gedistingeerd uitzag. Op enkele kleinigheden na, zijn snor bijvoorbeeld of den vorm van zijn kin. was he» het beeld van' Robert, zooals ik mij dat had voorgesteld. „Dierbare Robert," dacht ik. „als je hier was, zou je net als die heermooi zoo, nu ge bruikte ik al de woorden van tanteuitste ken boven die menigte onbeduidende jongelie den; zij zouden je beschouwen zonder welwil lendheid maar de jonge meisjes met sympathie. Je zou je echter alleen om mij bekommeren en tot mij zou je hulde uitgaan...." Daaralweer die blik op mij gevestigd! Ik had er toch aan moeten denken en niet dien knappen vreemdeling met de oogen vol gen! Opnieuw voelde ik, dat ik vuurrood werd en des te meer, daar zijn blik op mij gevestigd bleef. „Kijk Denise eens rood worden!" merkte Sabine d'Osmont op. „Zeg. heb je last van bloedaandrang naar het hoofd?" „Loop heen," zei ik boos. Maar Michel had begrepen, waardoor ik zoo in de war was geraakt. Hij keek rond en ont dekte gauw. wat de oorzaak was. De knappe vreemdeling verwijderde zich, tus- schen de vroolijke groepen doorgaande, die zich gereed maakten voor een foxtrot. „Wat is toch de liefde?" dacht ik, toen ik Frangoise aan den arm van mijnheer de Rives en Marianne aan dien van Maurice Darolles zich in de rij zag scharen. Hoe vreemd toch! Mijn nicht bevindt zich in gezelschap van hem, dien zij, als ik mij niet vergis, bemint en Marianne met een, die haar onverschillig is. En toch, beiden zien er uit alsof zij naar een begrafenis gingen Maar de muziek, de dans, het vroolijke ge zelschap verjoegen weldra de melancholie van de gelukkige en de ongelukkige liefde. Bij beide danseressen steeg de thermometer en na een reeks van dansen, die mij ver van ons gewoon groepje hadden meegesleept, vond ik. toen ik een oogenblik aan ons tafeltje kwam uitrusten, een vroolijke Marianne en een opgeruimde Frangoise. „Apropos," zei mijn nicht, „Georges Peral is er ook." Apropos van wat? Ik heb het nooit vernomen. Zoo.... is hü er Des te beter, dan krijgt Marinanne een danser naar haar zin en ik heb gelegenheid om mijn waarnemingen te maken. „Dans je niet?" vroeg ik Frangoise. „Neen, ik moet wat uitrusten." /„Waar is mijnheer de Rives?" „Ginds," zü maakte een gebaar in de rich ting van het buffet en hernam: „Ik had geen dorst." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 9