3Kdveïfiaal day
Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouterland
ze
a
President Azana
SACRAMENTSPROCES-
SIËN
I J
m
In Noord-Brabant
y\
De onbekende Verloofde
DONDERDAG 18 JUNI 1936
Zijn politieke denk
beelden
Rembrandt te Moskou
T HYGIËNISCHE
DAMESVERBAND
II DOOR LEMAIRE
Tl
(Speciale correspondentie)
De laatste inzet
Toen eenigen tijd geleden de linksche par
tijen weer de macht in handen kregen in
Spanje heeft de, nu inmiddels president
Geworden, linksche voorman Azana gezegd dat
hien aan de laatste poging tot vestiging van een
democratisch gezag was toegekomen. Als deze
hoging mislukt, zoo heeft hij gezegd, dan zullen
Wij tot een extremistisch bewind van de recht
sere of linksche partijen vervallen.
Deze opmerking bracht mij de woorden van
een Russisch journalist te binnen die mij, in de
eerste dagen van de Republiek, verzekerde dat
hien „met getelde passen, zeker en beslist, naar
een Sovjet Spanje op weg was". Het is dan ook
Waarschijnlijk dat Azana het oog had op de toe
nemende werkzaamheid der uiterst linksche
Partijen, die in de oppositie-periode wel met
hem samenwerkten ter verkrijging van de
Placht, maar gereed waren om hem terzijde te
duwen zoo spoedig zijn bemiddeling en steun
overbodig waren.
Het rumoer rondom Largo Caballero e.a. zal
toch Azana beduchter hebben gemaakt dan de
bewegingen der rechtsche partijen welke im-
Piers, naar hij zelf heeft gezegd, slechts een
fossiele rest van het verleden waren. Leven, ge
vaarlijk, opbruisend leven met systematische
actie zou van de uiterst linksche groepeeringen
toch eerder te vreezen zijn dan van een „over
leefde, in routine-denken beklemde" partij,
Waaruit hoogstens een groep jongelui met een
«uit Italië en Duitschland overgenomen pro
gram" zou kunnen te voorschijn treden?
Hoe dan ook, Azana zeide klaar en bondig
dat wanneer deze poging tot de vestiging van
een republikeinsch, democratisch gezag faalde,
een extremistische dictatuur zeker zou zijn.
Het loont dus zeker de moeite eens na te gaan
Wat de poging onder de auspiciën van Azana zal
inhouden.
De politieke werken van Azana
Het is geen bijzonder prettige taak alle poli
tieke geschriften van Azana te lezen, want, al
zijn ze uitmuntend geschreven en goed uitgege
ven, het zijn toch bijna alle verzamelingen van
redevoeringen naar aanleiding van bepaalde
feiten. De drie deelen van de redevoeringen van
19301934, in de Cortes en daarbuiten, vormen
ruim zestienhonderd bladzijden. Daarbij komen
twee vlugschriften, het een geschreven als over
zicht en waardebepaling der Spaansche politiek
met een titel a la Balzac „Grootheid en el
lende van de politiek" en het ander naar
aanleiding van zijn aandeel in den opstand te
Barcelona in 1933. Een Nederlander hoe
Verspaanscht hij door lectuur en verblijf in
Spanje ook moge zijn leest en hoort zulke
Spaansche politieke geschriften en redevoerin
gen met telkens vernieuwde verbazing. Ten eer
ste om den vorm ervan. Welk een prachtige,
sierlijke, gekuischte taal en welk een litteraire,
lyrische betoogtrant. Onze Kamerverslagen ma
ken daarnaast een triestig en poover effect!
Maar ook de inhoud is zoo geheel anders dan
Politieke redevoeringen en geschriften ten on
zent zijn. Het zijn beschouwende opstellen, kun
dig opgebouwde beschouwingen over den staat
en den mensch, de geschiedenis en de religie,
de samenleving en de verhoudingen der enke
lingen, de sociale plichten en rechten, het on
derwijs en de religie, het leger en de justitie, den
landbouw en de nijverheid. De Spanjaard is
doorgaans op zijn best als hij spreekt. Zijn ge
hoor brengt zijn geest tot de hoogste en vlam-
mendste werkzaamheid, hij improviseert zeer
gelukkig, en werkt uitmuntend met wat hij in
de vele gesprekken heeft opgevangen. Goede
lezers zijn er in Spanje weinig, maar de Span
jaarden verstaan de kunst het wezen van een
boek të grijpen in een vluchtige doorbladering
of door een discussie erover. Azana heeft deze
algemeene geestesgesteldheid en begaafdheid
van de Romaansche volken en van de Span
jaarden bij uitstek. Bovendien is hü, als uitzon
dering, goed belezen en hij heeft een snijdend
scherp verstand.
De gestelde problemen
De vraagstukken die in deze veelomvattende
en, naar onze begrippen, wijdloopende redevoe
ringen van Azana ter sprake worden gebracht
komen spontaan voort uit de grondstelling „de
democratische republiek." Deze republiek eischt
krachtens haar opzet en bedoelingen een alge-
Eeele verandering van het politieke, sociale en
oeconomische leven. De Spaansche Staat en de
maatschappij hebben een lange geschiedenis, en
zij hadden in den loop der eeuwen vaste vormen
gekregen welke óf gevolg waren van den
Spaanschen volksaard en de Spaansche toestan
den óf deze beïnvloed hadden tot in het diepste
Wezen ervan. Een dergelijk gegeven wijzigt men
hiet in een menschenleven, en bovenal, als men
Van een aldus geordende maatschappij de
grondslagen wegrukt dan stort, met meer of
minder ellende, het geheele bouwwerk ineen.
Dit is het kernprobleem. Volgens Azana wa
ren de grondslagen vermolmd, zij konden het
Spaansche staatsgebouw en de maatschappij al
sinds lang niet meer dragen. De ineenzakking
zou reeds lang te constateeren zijn geweest.
Hetgeen hij en de zijnen beoogen is de restau
ratie van het verzakte, gehavende bouwwerk.
Het plan van den wederopbouw is negatief en
positief. Het wil wegnemen wat practisch en naar
Wezen ondeugdelijk is gebleken, en daarvoor in
de plaats stellen wat 'n goede basis kan vormen
voor een nieuwen staat en een nieuwe samen
leving. Uit dit gebruikte beeld begrijpt de lezer
dat verwijderd zal moeten worden, wat gewij
zigd zal moeten worden, en wat aan nieuwe
elementen zal moeten worden bijgebracht.
De afbraak
De afbraak begint bij de kerk. De Spaansche
staat en maatschappij waren opgetrokken op de
basis van de kerk, d.i. de Christelijke religie
volgens de Roomsch Katholieke belijdenis. De
geschiedenis bewijst dit in haar groote levens
feiten. Het is evenzeer waar dat de Spaansche
beleving van het katholicisme een bijzondere
geaardheid heeft, en dat deze zelfs een beslis-
senden formatieven invloed op de universeele
kerk heeft gehad. De naam Ignatius van Loyola
zal in dezen tot allen spreken, de naam Theresia
van Avila en Johannes van het Kruis tot velen,
het aandeel van Spanje in het Trentsche con
cilie en de na-Trentsche theologie zal een be
perkte groep bereiken en overtuigen. De zaak
is dat het Spaansche volk door bijzondere om
standigheden het Katholicisme meer heeft in
gelijfd dan andere, er meer en volstrekter uit
heeft geleefd en er zijn sociale ordening aan
heeft ontleend. Dit heeft zijn stempel op Spanje
gezet. De Republiek heeft dit met het bekende
artikel uit de Grondwet ongedaan willen ma
ken, in theorie, en het daarna in feite willen be
werkstelligen. Dit bleef niet bij een scheiding
van Staat en Kerk, welke om redenen die wij
indertijd hebben uiteengezet, aanvaardbaar en
verdedigbaar is. Het voerde tot afbraak, tot
slooping van de Kerk, tot bestrijding van de Kerk
in al haar organen en levensuitingen, den
clerus, de geestelijke orden, het godsdienstig ge
richte onderwijs, de godsdienstig-maatschappe-
pelijke instellingen.
Indien het geheele openbare leven van Spanje
berustte op het door de Kerk belichaamde be
ginsel, en de Kerk met dit beginsel als basis en
norm van staat en samenleving wordt geloo
chend en op zijde gezet, dan blijft natuurlijk
niets onaangetast. Het recht het principieele
en practische orgaan der openbare gerechtig
heid het onderwijs, het leger, het algemeen be
stuur, de verhouding van steden en gewesten,
e.a., komt op een wankelend fundament. Wat in
eeuwen gegroeid (zoo men wil „vergroeid") is
kan men niet met een machtwoord ongedaan
maken. Weet men niet een nieuw organisch
proces te bewerkstelligen waardoor een inner
lijke wijziging tot stand komt, geleidelijk en
normaal, en grijpt men mechanisch en geweld
dadig in dan gaat dit ten koste van het leven.
Men reconstrueert niet, men doodt.
De wijziging
In Spanje waren tal van nijpende vraagstuk
ken, van geestelijken en van stoffelijken aard
Sommige waren reeds oud en waren herhaal
delijk onder de oogen gezien, andere waren
nieuw, deels kunstmatig te weeg gebracht, deels
door de huidige algemeene moeilijkheden ver
oorzaakt. De Republiek predikte een aantal
elementaire geneesmiddelen tegen alle kwalen
waaraan Spanje had gesukkeld, en deze genees
middelen waren goeddeels van buitenlandsche
heelmeesters die geen diagnose van de Spaan
sche kwalen konden maken. De Republikein-
sche staatslieden zijn bijna zonder uitzondering
gevormd door on-Spaansche opvattingen, door
nutsideeën en materialistische ideologieën
welke voortgevloeid zijn uit eertijds in Duitsch
land en Engeland gehuldigde levensbeschouwin
gen. Eén daarvan was dat het belang van een
volk en het peil van zijn beschaving werd be
paald door den omvang van zijn industxieele
welvaart. Deze, voornamelijk Engelsche, mis
vatting van de vorige eeuw deed als achterlijk
kenmerken alle volken die een geringe industri-
eele en commercieele ontwikkeling hadden. Het
Engelsche pauperdom werd verborgen gehouden
achter den schoonen schijn van algemeenen
welstand, al was een ontzaglijk deel van de be
volking van die voorlijke landen armlastig, het
groote aantal fabrieken en de handelsvloot wa
ren een bewijs van hun werkelijken rijkdom.
Een weerslag van de industrieele middelpunten
waren de, voornamelijk technische, cultuur
centra welker gewicht en resultaten als norm
gevend voor het geheel golden. Naar dit beeld
is een toekomstig Spanje ontworpen, een
industrieel en commercieel Spanje met West-
Europeesche, materialistische, doeleinden. Daar
aan wordt toegevoegd, als essentieel bestand
deel, het massa-onderricht in technische, ziel-
looze, cultuur (met als hoogtepunt zooiets als
onze H.B.S
Spanje moet ingeleid, ingedeeld, worden in de
inmiddels bankroet gaande West-Euro-
peesche utilistische cultuur. Spanje is echter een
landbouwland met een goeddeels geestelijken en
niet materialistisch-utilistischen volksaard.
Spanje is naar wezen anders dan West-Europa,
het is naar ligging en naar psychologie meer
Oostersch, d.i. contemplatief en geestelijk. Wij
ziging van de uit den volksaard en de bodemge
steldheid ontstane toestanden brengt ontwrich
ting. Zeer veel nadeel heeft Spanje gekend van
de geïmproviseerde industrie van 19141920.
Een goed deel van de oeconomische moeilijkhe
den van tegenwoordig zijn daartoe te herleiden.
Thans, in de algemeene crisis der afzetgebieden,
Spanje in een kunstmatig industrialisme te
voeren, moet schadelijk werken. Evenmin kan
men het landbouwprobleem, dat door de ge
westelijke verschillen tot onderscheidene pro
blemen moet worden uiteengelegd, door aan het
Westen ontleende agrarische politiek oplossen.
Een Andaloeziër is geen Friesche boer, en zijn
grond is niet los van zijn aard te beschouwen.
Lost men, ik noem een algemeen feit, de be
sproeiingskwestie op door verkaveling? Wil men
drastische maatregelen dan volge men de
Moorsche methode na, en deze landbouwpolitiek
is slechts gewestelijk bevredigend. Wat men nu
doet is volkomen los van de gegeven werkelijk
heid. De algemeene oeconomische en juridische
wijziging komt als een vreemd element in het
Spaansche wezen
De wederopbouw
Het eerste doèl is de vorming van een nieuw
volksgeweten, de Republikeinsche consciëntie.
Men legge daartoe beslag op de jeugd, en vorme
ze naar de utilistische, materialistische opvat
tingen. De religie wordt dus uit het onderricht
en uit de opvoeding gelicht. De strijd tegen het
confessioneele onderwijs is met groote felheid
opnieuw ontbrand. Alle organen van het oude
volksgeweten het wetboek, het openbaar be
stuur, het leger, de historisch gevestigde auto
riteiten worden geheel veranderd. Azana
zegt het ergens zeer duidelijk: Spanje en de
Republiek zijn voor allen, maar het bewind is
van de Republikeinen. Dit laatste nog beperkt
tot de groep die onder Republiek verstaat wat
de zegsman daaronder verstaat. Met een door
tastendheid daaraan overeenkomstig wordt het
geheele bestuur van Spanje herzien en her
vormd, en al zou men moeten terugvallen tot de
verbrokkelde Spaansche gewesten van vóór de
katholieke koningen, men tal met opereeren in
dezen -trant doorgaan. De verspreide nieuwsbe
richten die de Pers geeft wijzen het proces der
aangerichte schade aan: een wankelend rechts
begrip, muiterijen in het officierencorps, auto
nomistische en separatistische stroomingen, ge
mis aan openbare veiligheid, toenemend com
munistisch gevaar, geschokt vertrouwen in de
stabiliteit van Spanje's handelsbetrekkingen en
verplichtingen, en een over het geheel ontred
derd volk.
Het comité voor kunstzaken heeft besloten
om naar aanleiding van den 19en verjaardag
der socialistische October-revolutie in Novem
ber a.s. :.n het staatsmuseum te Moskou een
Rembrandt-tentoonstelling te organiseeren. Het
middelpunt der tentoonstelling zal gevormd
worden door origineele werken van den mees-
-ter, ongeveer 40 schilderstukken en honderden
etsen uit musea in de Sovjet Unie. De overige
werken van den kunstenaar zullen op de ten
toonstelling aanwezig zijn in den vorm van
copieën, reproducties en foto's.
Dr. Alphons Mulders, professor aan 't groot
seminarie te Hoeven en lector aan de
Universiteit te Nijmegen, die thans benoemd
is tot hoogleeraar aan deze Universiteit in
de vakken Missiologie en Oostersche theo
logie. Prof. Mulders is naar men weet
voorzitter der Apologetische Vereeniging
„Petrus Canisius
Men schrijft ons uit Noord Brabant:
Op Sacramentsdag of op den Zondag
daarna trekken in Brabant de pro
cessies uit, maar ze trekken niet ver, want ze
mogen niet komen buiten de beslotenheid van
den kloostertuin of van den tuin rond de kerk.
Sacramentsdag zou moeten zijn een feestdag,
hoog en verheven, als Faschen en Pinksteren,
en hij is geworden een dag als andere, waar
op we het feest vieren van een simpel heilige,
die niet groot was in de oogen der menschen.
Het zou moeten zijn een dag, waarop we ons
geloof naar buiten moeten kunnen dragen
over de velden en wegen, door de dorpen en
door de steden, en het is geworden een dag,
waarop we meer dan anders vodlen, wat wij
missen en wat ons verboden is. Eenmaal toch
per jaar zouden wij de vrijheid moeten hebben
Christus rond te dragen over al Zijn bezittin
gen, waarop wij werken om over ons werk Zijn
zegen te vragen. Maar we mogen het niet.
We mogen wel veel. We mogen demonstree-
ren op de straten met onze vereenigingen en
bonden, we mogen laten zien hoe groot ons
getal is en wat wij in jaren van organiseeren
hebben bereikt. Maar de openlijke getuigenis
van ons geloof mogen we niet geven; een open
lijke en publieke aanbidding is ons verboden.
De steden en dorpen in Brabant, die katholiek
zijn, niet alleen, omdat alle bewoners gedoopt
zijn en in gehoorzaamheid aan den Paus van
Rome de ware leer van Christus belijden, maar
die katholiek zijn in hun gemeenschapsleven,
mogen dit niet openlijk en publiek demonstree-
ren, maar moeten zich beperken binnen de
muren van de kerk of achter de hagen rond
den tuin.
Er begint verandering te komen in de men
taliteit van Brabant. Het was voor jaren en
jaren iets heel gewoons en vanzelf sprekends
De wenkbrauwen van Gwendoline Shan-
mond gingen op en neer, een teeken, dat
ze nadacht. Vlug liep ze naar d'r echt
genoot.
„Hoor eens, Peter," zei ze, „we kunnen d'r
ons nog uitredden met wat comedie. Stel Jo-
suah voor onder een anderen naam. Zeg tegen
papa, dat 't een geleerde is, die hier lezingen
houdt en zoo. Dat lukt wel. Je weet, pa is nog
al onnoozel."
„Ja," zei Peter, „dat weet ik."
Z'n vrouw keek hem eens aan.
Hij ging den tuin in en vond daar z'n vriend.
„Josuah," zoo begon hij, „je bent een ge
leerde, die lezingen houdt en zoo."
De aangesprokene keek z'n gastheer ietwat
geamuseerd aan en trok stevig aan z'n ciga-
rillo.
„Luister," hernam Peter, „je moet helpen.
Gwendoline's vader komt hier eten. Ze wil je
laten doorgaan voor een geleerde met lezingen.
Vin je 't erg?"
„AI wou ze me voor een. veearts uitgeven,"
lachte Josuah. „Waar hou ik lezingen over?
Over kevers?"
„Puik," beaamde Peter, „kevers zijn reus
achtig."
Toen ging hij naar z'n vrouw.
„Hij zal zeggen, dat hij lezingen houdt over
kevers."
Gwendoline keek een' beetje bedenkelijk,
maar begreep, dat 't zoo maar moest. Al den
tijd, dat ze tegen pa's zin met Peter getrouwd
was, had ze tegen dergelijke situaties moeten
kampen. Pa had hun zes duizend dollar ge
geven en gezegd: als ze één jaar lang ordelijk
huis hielden, solied leefden, uit de schuld ble
ven, met degelijke menschen omgingen, dan
zou hij Peter in de firma opnemen.
Ze had al eens een crisis doorstaan, toen
Peter wat vroolijk thuis kwam, terwijl haar
vader er was. Toen had ze 't gered, door Peter
in bed te stoppen wat niet zoo makkelijk
ging en hem te laten beweren, dat hij ziek
was wat wél zoo makkelijk ging. Nu be
greep ze; als haar vader snapte, dat Josuah
Meyrick, millionnair, sportsman, bekend we-
reldling en uitgaander, Peter's beste vriend
was.dan lag de zaak in de goot.
Er werd gebeld. Ze deed open. Generaal
Breedock, breed, grijs gekneveld, rood gezicht,
stapte de kamer binnen.
„Wel Gwendoline," begon hij met zware
stem de flesschen achter den divan rinkel
den ervan „goed opgepast? Peter ook goed
opgepast? Je ziet er waarachtig best uit."
„Dank u, vader. Ik ben zoo blij, dat u van
middag komt."
„Waarom vanmiddag? Waarom niet giste
renmiddag? Of een anderen middag?? Waar
om nu juist vanmiddag?"
„Omdat," z'n dochter lachte hem vriende
lijk toe „omdat een van Peter's vrienden er
is, en ik vind het prettig, dat u eens kunt zien,
met wat voor menschen we omgaan."
De deur der veranda ging open en Peter
kwam binnen. Achter hem kwam Josuah Mey
rick, die er een beetje onnoozel uitzag met z'n
vlug opgerolde broekspijpen en een geïmpro
viseerd vlindernetje in z'n hand.
„Papa," zei Peter, „mijn vriend dr. Dalma-
winitch."
„We hebben gekeverd," zei Josuah, met z'n
net wuivend. „Kevert u ook wel eens?"
„Waarachtig
niet", riep dc ge-
neraal, en keek T\p rfplpprrlu
verschrikt, „ik
ben in zaken." j
Toen sprak hij VVICtlCl j
tot z'n dochter:
„wat bedoelt die
snuiter eigenlijk?"
Gwendoline lachte: „Hij is een heel bekend
keverkundige, pappie," en toen. wat zachter:
„en één van Peter's beste vrienden."
De maaltijd verliep beter, dan Gwendoline
had durven verhopen. Er was maar één be
nauwd moment geweest, toen Josuah, die van
de soep af steeds over kevers geredeneerd had,
opeens den generaal aansprak en in een uiter
ste poging om beleefd te zijn, vroeg: „Wat ik
zeggen wou, generaal, verzamelt u ook insec
ten of wormen?"
Gwendoline had naar adem gesnakt en de
generaal had naar z'n linkerheup getast, als
zocht hij daar z'n degen.
Dankbaar had de jonge vrouw Josuah zien
vertrekken, en een uur had ze besteed, om d'r
vader weer een goed humeur bij te brengen,
terwijl Peter op de Singhafoon, opera-platen
afdraaide.
Toen de oude heer opstond om te vertrekken,
nam hij z'n dochter apart.
„Zeg Gwendoline," zei hij. „Kun jij niet
zorgen, dat Peter wat menschen kent, waar
hij wat aan heeft? Die professor was niet
kwaad maar daar komen jullie niet mee voor
uit!"
„Maar pappie
„Ik probeer al twee maanden in connectie te
komen met een man die hier woont. Ik wil
hem een centrale verwarming verkoopen. En
denk je, dat Peter me helpt? Geen zier. Hij
komt met een wormenzoeker aanzetten!"
„Met wien wou u dan in connectie komen,
vader? Misschien kent Peter hem."
„Peter?" riep de generaal. „Stel je voor....
Peter zou Josuah Meyrick kennen!"
voor den Brabanter dat hij zijn geloof moest
verbergen in de kerk en in de huiskamer, en
dat hij niet mocht doen, waartoe zijn hart hem
trok en uittrekken op de straat om te getuigen
van zijn geloof. Langzamerhand kwam de ge
woonte om processies te houden er meer in
Door de tuinen van de kloosters trokken ze en
over de terreinen, die bij de parochiekerk be-
hooren. Wat de Brabanter verleerd was in
lange jaren heeft hij in korten tijd weer ge
leerd. Hij kan weer processies houden en de
voot meeloopen in den langen stoet, die als
een eerewacht het H. Sacrament voorafgaat.
Hij kan geen optochten houden en niet de.
monstreeren; dit ligt niet in den aard van
zijn karakter. Als ge in Brabant een optocht
ziet of een stoet, krijgt ge altijd den indruk,
dat er iets aan ontbreekt en dat er iets on
ordelijks aan is.
Deze indruk is voor een goed deel juist:
er is altijd iets slordigs aan, maar het eigen
aardige is, dat het bijna altijd toch goed ver
loopt. Maar zie een proasssie trekken door
den tuin van een klooster. Als ge hiervan wilt
dat deze ordelijk is door stiptheid en mooi in
Gelukkig hield de tor woord en kwam hij na een poosje
aanvliegen met een groot stuk touw achter zich aan. De kabou
tertjes huiverden wel even toen ze zagen, dat ze zich met een
touw moesten behelpen, maar waren de tor toch erg dank
baar en nadat de tor verzekerd had zijn best te hebben gedaan
en nu vlug naar den Notaris te moeten, vertrok hij, de
kaboutertjes achterlatend met kleine rillingen of alles wel goed
zou afloopen.
Een, twee hup, zei Tuimeltje en daar gleed ie hoor. De
anderen volgden nu ook en het was een echt leuk gezicht, al
die kleine mannetjes aan het koord te zien hangen. Ze waren
nu al aan de tweede verdieping gekomen en hadden verschil
lende menschen gezien. Maar gelukkig hadden die het te druk
en letten ze niet op het touw. Zouden ze het er goed afbrengen?
Kijk maar tens
Maar ze waren niet zoo erg bang uitgevallen en spoedig was
het dikke touw om een schoorsteen geslagen en vastgebonden.
Het was nu alleen nog maar een kwestie van moed, want om
zoo maar langs een koordje zoo heelemaal van het dak naar
beneden te zakken, dat is nog zoo'n kleinigheid niet. Doch
zooals altijd, Tuimeltje zou er den moed wel in zien te houden
en zonder dralen greep ie naar het touw.
den pas loopen, dan heeft deze dezelfde ge
breken als een gewone optocht. Maar als ge
vraagt, dat een processie zal zijn de uitdruk
king van geloof en eerbied voor het H. Sa
crament, dan ontbreekt er niet veel aan. De
uitbundigheid, die onze feesten kan teekenen
en die spreken kan in onze optochten is hier
veranderd in ingetogenheid bij de menschen.
Zij uit zich in eeq zin voor kleuren en versie
ringen langs den weg van de processie, in de
bloemen, die worden gestrooid, de eerepoorten,
die zijn opgericht, de eerezuilen en rustaltaren.
versierd met bloemen en takken, met vlaggen
en sjerpen.
Ziet dezen stoet. Voorop gaan de misdienaars
met kaars en kruis in fel rood. Daarachter ko
men de jongens van de scholen, van de patro
naten, van de jeugdvereenigingen in hun uni
formen, met hun vaandels en de beelden van
hun patroonheiligen; de meisjes van de K.
J V. trekken mee, de mannen van de H. Fa
milie, de vrouwen van de congregatie. En dan
de bruidjes, die wit van ziel en wit van klee-
ren bloemen en kleurig papier strooien voor den
priester, die Christus draagt, voor Wiens hul
de dit alles geschiedt en allen meetrekken.
Wierook gaat Hem vooraf en het klinken der
altaarbellen. Het luien der klokken vergezelt
Hem op Zijn tocht; luien, dat feestelijk is,
maar waar doorheen kjjnkt telkens de zware
klok met somberen klank, omdat dit alles, deze
stoet, deze processie van hulde moet blijven
achter de muren en niet mag komen op de
straten; omdat wij ons altijd toch nog ver.
drukt zullen blijven voelen, zoolang we niet
de vrijheid hebben om buiten de muren te
komen.
Brabant heeft weer processies leeren hou
den. Achter de muren van de kloostei tuinen,
in de stille tuinen rond de kerken.
Het heeft processies leeren houden met een
geestdrift, die te groot is om ze besloten te
houden binnen de muren, die haar tegen hou
den. We willen weer de straat op en trekken
over de wegen en pleinen, door onze steden
en onze dorpen, omdat Brabant katholiek is.
niet alleen in de kerk en in huis, maar in
heel zijn leven en heel zijn wezen, over de
heele breedheid van het land.
rr
i
A T T"* A nyfE* yc* op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 17 *7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p *7 RH bij een ongeval met p bij veilles van een hand,
j\ I ,1 B"1. A 111 J|\I^| r. |j ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 Wvi verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen i doodelijken afloop een voet of een oog
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
22
Toen wij in het Palace aankwamen, was de
eetzaal reeds vol aanzittenden, maar de ober-
kellner had voor ons een tafel gereserveerd aan 't
andere einde van de zaal. zoodat wij die moesten
doorloopen onder de oogen van 'n honderdtal
gasten. Ik zag wel, dat men ons met pleizier
bekeek, msv-r dat kleine succes kon mij toch
hiet afleiden van mijn idee: den onbekende van
het Casino te ontdekken. Hij zou zeker ook in
het Palace zijn: zijn elegante, chique gestalte
Paste in die omgeving van verfijnde luxe. Ik
Zou hem wel gauw ontdekken....
Het duurde niet lang. Nauwelijks waren wij
gezeten voor onze borden met een heerlijk
geurende soep, toen ik, mijn hoofd een beetje
ter zijde wendend, aan het tafeltje naast ons
het donkerbruine hoofd en het vluchtige
Profiel van mijn onbekende bemerkte. Door den
neus op te halen probeerde ik of de geur van
Royal Origan mijn ontdekking kwam bevesti
genJa, het was zoo!
„Maar, Denise.... liefje...." zei tante, ver
ontwaardigd door mijn manier van doen.
«.Wat voor geur is dat?" vroeg ik.
Michel, die mij begon te begrijpen, geneerde
zich niet om mij uit te lachen.
Ik moet bekennen, dat hetgeen ik dien mid
dag at, volstrekt geen herinnering in mij ach
terliet. Belangstellend in hetgeen achter mij
voorviel, riskeerde ik er een stijven nek aan en
vervloekte ik het noodlot, dat wilde, dat die
heer mij steeds den rug toekeerde.
Eer wij gereed waren stond hij van tafel op,
schoof zijn stoel achteruit, draaide zich om en
als het ware met een schok vestigde hij zijn
blik op mij. Het was de bliksemstraal niet,
maar toch bloosde ik zoo hevig, dat zelfs mijn
ooren rood werden, als een kostschoolkind,
dat de wereld niet kent.
De vlugge gang van den vreemde bleef een
oogenblik geremd, misschien vergiste ik mij,
want opnieuw zag ik slechts zijn rug, omgeven
door een wolkje Royal Origan.
Niemand van mijn omgeving had iets be
merkt. Frangoise babbelde opgewekt met haar
moeder, Michel, die lekkerbek, zat op z'n gemak
zijn vruchtenijs te savoureeren. Vrij om ook het
stilzwijgen te bewaren, trachtte ik een beetje
orde in den chaos van mijn gedachten te bren
gen. Laat eens zien, die mijnheer, voor wien ik
wel tienmaal mijn kapsel veranderd had, was
hij de moeite waard, die ik mij gegeven had?
Was hij zijn model Robert waard? Ja, ja, zeker.
Hij was zeer knap. Eigenlijk gezegd, had ik hem
mij anders voorgesteld: Zijn rug, zijn silhouet,
zijn vlugge gang herinnerden mij levendig aan
den jongeman, die langs mij heen was ge
gaan, toen ik de portefeuille vond. Wat het
gelaat betreft, ik had gedacht, dat het smaller,
sprekender was. Maar zooals hij zich vertoonde
met zijn donkere oogen en fijn snorretje mis
haagde hij mij absoluut niet en ik droeg op
Robert de sympathie over, die hij mij inspi
reerde.
Michel zat. nog altijd aan zijn dessert. „Ben
je nog niet klaar?" vroeg ik ongeduldig.
„Als je niet zooveel tijd voor je toilet noodig
had gehad, zouden wij eerder hier geweest zijn
en ik zou al lang klaar zijn."
„Och, kinderen, wij hebben toch geen haast!"
zei tante Madeleine.
Ik zag toen opeens Frangoise de waterkaraf
grijpen, haar glas vullen en het aan haar lip
pen brengen, hoewel zij een minuut te voren
Michel bedankt had, die haar die lafenis had
aangeboden. Er was beslist zeker ietsWat
bracht haar zoozeer in verwarring? Was het
mijnheer de Rives, gepommadeerd, als door een
ringetje te halen, die plotseling voor ons op
dook?
„Wat een prettige verrassing, dames!" riep
hij uit, terwijl hij zijn buiging maakte.
Tante Madeleine vertoonde haar liefsten glim
lach, dien, welken zij bewaarde voor de gravin
de Rehal. „Inderdaad, een prettige verrassing,"
antwoordde zij. „Bent u al lang hier mijnheer?"
„Ik ben pas aangekomen en nam slechts den
tijd om mij te verkleeden."
Tante vroeg hem nieuws van Parijs en van
onze wederzijdsche kennissen. Zij was allerhelst
en hü ook. Michel, die eindelijk genoeg van
het dessert had, nam deel aan de conversatie
en Frangoise, die beurtelings bleek en rood
was geworden, vergenoegde zich om kortaf te
antwoorden op de vragen die haar gesteld
werden.
Ik vroeg mij af, wat er in haar mooi hoofdje
omging. Was 't de gedachte dat zij mijnheer de
Rives zou terugzien, wiens aankomst zij zeker
door Lily Darolles vernomen had, dat zij zoo
vroolijk gestemd was geweest? Was zij verliefd
op dien gepommadeerden dandy? Ik was er
verwonderd over en tegelijk verrukt, ik was
daarmede verlost van de vrees, dat tante mij
mijn Robert zou ontnemen, om hem aan haar
dochter te geven. Ondanks zijn pommade vond
ik den jongen burggraaf opeens sympathiek,
toen hij den wensch uitsprak ons allen op het
bal in het Casino te ontmoeten.
Die wensch werd vervuld. Nadat mijnheer de
Rives zijn diner verorberd had, kwam hij ons
in de balzaal opzoeken, waar hij de heele
groep van vrienden en kennissen bijeen vond.
Michel had ze geteld: zes jonge meisjes en vijf
jongelieden.
„Dat komt niet uit," zuchtte Marianne.
„En mijnheer de Rives, die ginds aankomt,"
antwoordde mijn neef. „En de dokter, en
mijnheer Servoix, die om negen uur voor het
weekeind komen en de onverwachte! Marianne,
rekende je dan niet op den onverwachte, den
verschrikkelijken onverwachte?
„Ja, den onverwachte," dacht ik, terwijl ik om
mij heen keek.
Marianne glimlachte witjes. Zou het waar
zijn, hetgeen Michel beweerde en Frangoise
niet tegensprak? O, er gingen mij dien dag zoo
veel dingen door het hoofd! Wat leek mij het
leven gecompliceerd, vol onverwachte gebeur
tenissen, terwijl alles toch zoo eenvoudig
eruit zag!
Dus, mijnheer de Rives kwam in de balzaal
en ging naast Frangoise zitten. Zij leek mij
erg zenuwachtig, hij praatte opgewekt, vertelde
moppen, welke dat weet ik niet, wantmijn
vreemde was in de zaal gekomen, die hij lang
zaam doorliep.
Nu kon ik hem op mijn gemak gadeslaan en
ik moet bekennen, dat hij er zeer gedistingeerd
uitzag. Op enkele kleinigheden na, zijn snor
bijvoorbeeld of den vorm van zijn kin. was he»
het beeld van' Robert, zooals ik mij dat had
voorgesteld.
„Dierbare Robert," dacht ik. „als je hier was,
zou je net als die heermooi zoo, nu ge
bruikte ik al de woorden van tanteuitste
ken boven die menigte onbeduidende jongelie
den; zij zouden je beschouwen zonder welwil
lendheid maar de jonge meisjes met sympathie.
Je zou je echter alleen om mij bekommeren
en tot mij zou je hulde uitgaan...."
Daaralweer die blik op mij gevestigd!
Ik had er toch aan moeten denken en niet
dien knappen vreemdeling met de oogen vol
gen! Opnieuw voelde ik, dat ik vuurrood werd
en des te meer, daar zijn blik op mij gevestigd
bleef.
„Kijk Denise eens rood worden!" merkte
Sabine d'Osmont op. „Zeg. heb je last van
bloedaandrang naar het hoofd?"
„Loop heen," zei ik boos.
Maar Michel had begrepen, waardoor ik zoo
in de war was geraakt. Hij keek rond en ont
dekte gauw. wat de oorzaak was.
De knappe vreemdeling verwijderde zich, tus-
schen de vroolijke groepen doorgaande, die zich
gereed maakten voor een foxtrot.
„Wat is toch de liefde?" dacht ik, toen ik
Frangoise aan den arm van mijnheer de Rives
en Marianne aan dien van Maurice Darolles
zich in de rij zag scharen. Hoe vreemd toch!
Mijn nicht bevindt zich in gezelschap van hem,
dien zij, als ik mij niet vergis, bemint en
Marianne met een, die haar onverschillig is.
En toch, beiden zien er uit alsof zij naar een
begrafenis gingen
Maar de muziek, de dans, het vroolijke ge
zelschap verjoegen weldra de melancholie van
de gelukkige en de ongelukkige liefde. Bij beide
danseressen steeg de thermometer en na een
reeks van dansen, die mij ver van ons gewoon
groepje hadden meegesleept, vond ik. toen ik
een oogenblik aan ons tafeltje kwam uitrusten,
een vroolijke Marianne en een opgeruimde
Frangoise.
„Apropos," zei mijn nicht, „Georges Peral is
er ook."
Apropos van wat? Ik heb het nooit vernomen.
Zoo.... is hü er Des te beter, dan krijgt
Marinanne een danser naar haar zin en ik heb
gelegenheid om mijn waarnemingen te maken.
„Dans je niet?" vroeg ik Frangoise.
„Neen, ik moet wat uitrusten."
/„Waar is mijnheer de Rives?"
„Ginds," zü maakte een gebaar in de rich
ting van het buffet en hernam: „Ik had geen
dorst."
(Wordt vervolgd.)