Vuurbanners
n DE LIEVELINGE
mJJW-S ACWF9 DER GODEN EN MENSCHEN
Kunst aan de Duitsche hoven
Het duel
Volksbijgeloof
Het kaartspel een ware
hartstocht
koningin
Door alle eeuwen en in
alle landen bezongen
als de bloemen-
ZONDAG 21 JUNI 1936
AMOR DE „SCHULD" VAN DEZE
SCHOONE SCHEPPING DER NATUUR?
ROZENUITSPATTINCEN
OUDE ROME
IN HET
Een afgebroken aria
Dansen of sterven!"
Rozen aan een balustrade in het Park te Versailles
Bloeiende rozen
f
zinnebeeld der stilzwijgendheid! gehouden. Me
nige spreuk wijst daar nog op.
Paus Adriaan VI liet als symbool der ge
heimhouding rozen aan den biechtstoel aan
brengen.
Schoone legenden
Talloos zijn natuurlijk ook de rozenlegen-
den. Wij zullen er enkele van aanhalen.
De haag- of wilde roos ontstond, toen
Maria de kleederen van het Kindeke over deze
struik te drogen hing.
In het klooster Doel was de monnik Josbert
gewoon dagelijks vijf psalmen te zingen ter
eere van de H. Maagd Maria. Toen hij in de
nachtmis van het St. Andreasfeest in 1186 niet
verscheen, ging de prior hem zoeken. Hij vond
hem dood in zijn cel en zag, hoe uit de oogen,
ooren en mond van den afgestorvene vijf rozen
waren ontsproten.
Wanneer een der domheeren in Hildesheim
zou sterven, vond hl) drie dagen te voren een
witte roos in zi.in koorstoel.
Waar stille aalmoezen werden uitgereikt en
deze gevaar liepen ontdekt te worden, verander
den deze niet zelden in rozen. Men denke aan
de rozen van de H. Elisabeth.
Een oude Perzische sage verhaalt, dat de
roos een geschenk van Allah is. Eens verschenen
de bloemen voor hem en smeekten hem om een
anderen koning in plaats van den slaperigen
Lotus. Allah stond haar bede toe en gaf haar
de jonkvrouwelijke witte roos met de scherpe
doornen tot zelfverdediging. Toen de nachtegaal
de nieuwe bloemenkoningin zag, werd hij zoo
zeer door haar bekoord, dat hij in liefdevuur
ontbrand, zijn hart tegen de dcornentwijg
aandrukte en zich doodelijk wondde. Zijn
bloed vloeide over de reine rozenbladeren en
kleurde alle zacht rood. Alleen de binnenste
blaadjes behielden nog een lichte witgele kleur.
Ook uit de oostersche poëzie waait ons rozen
geur tegen. Men kent in het Oosten zelfs een
bloemenfabel „Gulnamek" (het Boek der
Rozen). Daarin wordt in bonte kleuren het
leven der roos verhaald. De liefde van den
nachtegaal voor de roos is hierin een telkens
terugkeerend thema.
De roos en de nachtegaal zijn in het oosten
de boden der liefde. De gevierde zanger leeft
bij voorkeur in rozentuinen en de sage verhaalt,
hoe hij geen roos kan zien plukken, zonder de
lucht van jammertonen te doen weergalmen.
Bij de Turken is de witte roos een heilige
bloem, daar zij, volgens den Koran, bij de
nachtelijke hemelvaart van den Profeet uit
diens zweetdroppels ontstond.
Reeds in de vijfde eeuw werd in Frankrijk
het beroemde rozenfeest gesticht door
Menardus, dat voortaan ieder jaar op den
achtsten Juni gevierd zou worden.
Frankrijk kweekte zeer vroeg rozen. Vernan-
tius Fortunatus bezingt de tuinen van koningin
Ultrogatho, welke haar gemaal, Childebort I
(t 500) bij het koninklijk paleis te Parijs
had laten aanleggen. Ook ten tijde van keize
rin Josephine werd er door het geheele land
een bijzondere zorg besteed aan het kweeken
van rozen.
In de geschiedenis van Engeland speelt de
roos een zeer bloedige rol. Men denke slechts
aan de twisten der „Roode en Witte roos'1,
(mid'den vijftiende eeuw). Het huis York, dat
aan het hoofd van de eene partij stond, voerde
een witte en het huis Lancaster, het hoofd der
tegenpartij, een roode roos in zijn wapen. Door
de vereeniging der twee rozen kwam er een
einde aan dien vreeselijken burgerkrijg. Ter
herinnering aan deze gebeurtenis werd in En
geland de York-Lancaster roos gekweekt, dis
roode en witte bloemen op één stam draagt.
In de Noorsche mythologie brengt Loki de
rozen in het land, doordat hij de winterach
tige aarde tot „rozenlaehen" dwingt. Want als
de godin van den winter lacht, smelt het ijs
en is de lente in aantocht, die de aarde met
rozen overdekt.
In alle talen is de roos door de dichters be
zongen. Vooral in het Duitsch is bijna geen
dichter, of hij heeft de koningin der bloemen
eens haar lof gewijd.
De roos is algemeen bekend en geliefd. Hoe
getuigen daarvan niet de vele uitdrukkingen,
waarin de roos als zinnebeeld wordt gebruikt:
rozenlippen, rozenmond, rozen op de wangen,
leven van rozengeur en maneschijn, wandölen
op rozen!
Verwoesting door het vuur heeft den men-
schen altijd geweldigen schrik ingeboe
zemd. Het hoog-oplaaien der vlammen
had voor hen iets demonisch en vooral toen
men er zoo goed als machteloos tegenover stond.
Een loeiende vuurzee biedt nog steeds een
phantastischen aanblik en wanneer de strijd
tegen de lekkende vlammentongen en de vuur
zuilen door onze brandwachts wordt aangebon
den, is dat vaak een titanische onderneming.
In onzen tijd weten wij, dat blusschen niet
tot de onmogelijkheden behoeft te behooren en
dat het vuur zeer wel kan worden gestuit en
beperkt. Dank techniscben voorzieningen en goe
de organisatie. Maar juist daardoor weten wij
ook, dat onmacht om een brand te keeren en
te overmeesteren in vroeger dagen vooral de
eenvoudigen van geest met bijgeloovigen schrik
moet hebben geslagen.
Men trachtte in die dagen van weleer een
brand te „bezweren", omdat men er een boozen
geest in zag. De booze geest zat in het vuur.
Zoo was het een oud volksbijgeloof, dat de
landvorst, wanneer een groote brand was uit
gebroken, naar de plaats des onheils moest ren
nen. Het was zijn taak om den brand heen te
rijden en hem aldus te bezweren en af te wen
den.
Toen in 1780 Gera in vlammen stond, reed
de Vorst van Gera om de brandende stad heen
en trachtte daardoor, hoewel te vergeefs, het
vuur „uit te bannen".
Het volk koesterde trouwens veelvuldig het
bijgeloof, dat vorstelijke personen in staat waren
en de macht bezaten onheilen af te wenden en
in het algemeen geneeskrachtig op te treden.
Reeds de Romelnsche keizer Vespasianus ge
nas, zooals Tacitus verhaalt, blinden en lam
men en ook de koningen van Frankrijk en En
geland hadden, naar het volk geloofde, de erfe
lijke macht door aanraking geneeskundige hulp
te verleenen, vooral tegen kropziekte, welke dan
ook langen tijd en hier en daar nog in Enge
land met den naam King's evil is aangeduid.
Door King's evil wordt nu nog klierziekte be
doeld. De Graven van Habsburg, zoo meende
men stellig en zeker, genazen kropje door een
dronk en stotteraars door een kus.
Maar ook door andere wijze dan door vorste
lijke aanraking, kon, zoo wilde het de volks
overlevering, helpend worden opgetreden. Bij
brand bijv. schreef men magische woorden en
figuren op een bord en wierp dit bord in het
vuur, dat hierdoor moest worden bezworen. Of
wel men wierp, maar vooral achterwaarts, een
gewijd Paasch-ei in de vlammen. Ook kon een
op Sint Agatha gewijd brood denzelfden dienst
bewijzen. Ook kon een levende zwart, rood en
wit gestreepte kat, als men het arme beest in
het vuur gooide, de vlammen aanstonds uit
bannen.
Als zeer ervaren vuurbanners golden de Zi
geuners. Zij konden, aldus zeide men, in een
vollen hooiberg een vuur aansteken, dat zich
Wanneer wij een oogenblik den levens
loop én lotgevallen volgen van den be
kenden componist en violist uit de
achttiende eeuw, Louis Spohr, dan krijgen wij
een ongezochte gelegenheici, een blik te slaan
in hét leven aan de toenmalige talrijke Duit
sche hoven. Van een hoogstaand cultureel le
ven aan die hoven, waar het kaartspel den
boventoon scheen te voeren, valt weinig te be
speuren.
Louis Spohr, die de zoon was van een ge
neesheer, toonde reeds in zijn prille jeugd een
grooten aanleg voor de toonkunst. Op zijn veei-
tiende jaar speelde hij reeds als violist in een
kwartet, waar hij' echter bitter weinig mee
vercüende. De geneesheer had slechts een klei
ne practijk, maar een groot huishouden. Aldus
door den nood gedwongen, trok de jonge Louis,
die reeds een genoegzame bekwaamheid bezat
om als muziekmeester op te treden, naar Ham
burg om te trachten in deze koopstad zijn brood
te verdienen.
Maar al is Hamburg een groote stad, des
zomers viel er met de muziek weinig geldelijk
voordeel te behalen, want de voornamere in
gezetenen resideerden dan op hun buitenplaat
sen. Het gevolg daarvan was, dat hij al spoe
dig mistroostig huiswaarts keerde, naar Bruns-
wijk.
Onderweg kwam hij op het denkbeeld, ziel)
tot den regeerenden hertog van Bronswijk-
Karl Wilhelm Ferdinand, te wenden, die een
erkend liefhebber der muziek was.
Spohr schreef een request, dat hij den her
tog ter hand stelde, toen deze een wandeling
in den tuin van het kasteel deed. De vorst nam
het request welwillend aan en verzocht den
musicus den volgenden morgen op het paleis
te verschijnen.
De hertog was den volgenden dag zoo met
den jongen Spohr ingenomen, dat hij de ver
zekering ontving, op het eerstkomende concert
bij de hertogin een proef zijner bekwaamheid
te mogen afleggen.
Deze Brunswijker hofconcerten waren voqr
de hofkapel een voortdurende marteling, daar
het hof gedurende de uitvoering der muziek
stukken zat kaart te spelenHoewel men
toen het bridge nog niet kende, was toch het
kaartspel reeds een ware hartstocht, die aan
bijna alle Duitsche hoven in zwang was. OnT
niet gestoord te worden, had de hertogin ge
last, dat men zeer zacht zou spelen en om het
geluid bovendien nog te verminderen, had men
de orkestruimte met een groot tapijt belegd.
De woorden „ik pas" en „ik vraag" voerden
den boventoon...—
Toen Spohr zich voor de eerste maal liet hoo-
ren, waren er geen speeltafels en een tapijt
te vinden, want de hertog, die er zelf bij te
genwoordig was, gedoogde dit niet. De veer
tienjarige knaap speelde zoo meesterlijk, dat
hij onmiddellijk benoemd werd tot kamermu
sicus. Door deze benoeming was hij verplicht
de kaartspeel-muziekpartijen der hertogin bij
te wonen. Want alleen dan wanneer de hertog
er bij was, mocht er geen kaart gespeeld wor
den.
Op een avond, dat Spohr een nieuwe com
positie voordroeg, was hij geheel vervuld van
zijn werk, en hij speelde met zulk een geest-
Vervoering, dat het geheele orkest er door me-
degesleept werd.
Midden in een der moeilijkste passages voel
de hij zich door den lakei aan den arm trek
ken, die hem toevoegde:
„Hare Doorluchtigheid beveelt u, er niet zoo
moorddadig op los te strijken."
Spohr werd woedend en in plaats van zich
aan de terechtwijzing te storen, speelde hij nog
eens zoo hard. De hofmaarschalk bracht hem
toen nogmaals het bevel van de hertogin over.
Dit voorval had het ontslag van den kamer-
musicus ten gevolge.
Spohr studeerde nu hard en leefde uiterst
zuinig. Op zijn een-en-twintigste jaar kreeg
hij de eervolle benoeming tot concertmeester
te Gotha.
Op een zijner kunstreizen kwam Spohr te
Stuttgart, waar Frecterik, koning van Wur-
temberg, regeerde. De musicus kreeg hier mid
dels den hofmaarschalk een uitnoodiging, met
zijn vrouw hij was inmiddels met een uit
stekende harpspeelster getrouwd een con
cert voor het hof te geven. Ondertusschen had
Spohr gehoord, dat er ook bij den koning van
Wurtemberg tijdens de concerten kaart ge
speeld werd! En de hofmaarschalk was zoogoed
niet, of hij moest den koning den eisch van
Spohr overbrengen, om althans gedurende zijn
concert te verbieden, dat er kaart werd ge
speeld. Wat niemand had kunnen denken ge
schiedde: de koning gaf toe, doch bedong, dat
Spohr en zijn vrouw hun program achter el
kaar zouden afwerken, om niet van tijd tot tijd
in zijn kaartspel gestoord te worden!
Onder het spelen der hofkapel vernam men
het gerammel van koppen en schotels en de
gewone speeluitdrukkingen. Maar toen Spohr
begon, plaatste het hof zich voor de musici en
allen luisterden aandachtig. Niet zoodra had
Spohr zijn program afgewerkt, of cle plaatsen
werden weer aan de speeltafels ingenomen.
Zulk een hofconcert eindigde, als de koning
opstond en daardoor te kennen gaf, genoeg te
hebben kaartgespeeld. Het was geen zeldzaam
heid, dat zulks voorviel tijdens het zingen eener
aria van cle eerste zangers, zoodat de tonen
haar letterlijk dan in de keel bleven steken!
De musici waren daar echter aan gewoon en
hielden den koning in het oog, om dadelijk hun
instrumenten te pakken, zoocira Zijne Hoogheid
opstond!.. tM
echter volkomen beperkte tot een van te voren
aangeduiden kring.
Het afdoende middel was en bleef echter er
rondom te rijden. De ruiter diende dezen
tocht driemaal te ondernemen, maar hij moest
daarbij langzaam bepaalde formules uitspreken.
Voorschrift was evenwel, dat deze brandfor-
mules op speciale wijze moesten zijn van buiten
geleerd namelijk in een nacht bij volle maan
en dan bovendien nog op een Vrijdag tusschen
elf en twaalf uur. Maar ook dit was nog niet
voldoende: het van buiten leeren moest ge
schieden bij het licht van drie op de tafel staan
de brandende kaarsen. Dit alles aldus geschied
zijnde, werd nog meer vereischt. Als de drie
voudige tocht mét de formules was vol
bracht, moest de ruiter zoo vlug als hij maar
kon, maken dat hij weg kwam. Het beste was
te trachten zoo spoedig mogelijk een beek of
rivier of een ander water te bereiken, om daarin
onder te dompelen, want het vuur, dat door den
ruiter was belet zich verder uit te breiden,
stortte zich, of poogde dit te doen, op den
vuurbanner, teneinde hem te verteren.
Deze vuurbannersgebruiken waren dankbare
objecten voor allerlei sagen en balladen, waarin
het vuur-rijden werd bezongen, dat daardoor
phantastisch en romantisch onder het volk
voortleefde. Toen Sangerhausen, in Thüringen,
eens in vlammen stond, reed een ruiter op een
wit paard rondom een klein huisje, dat alleen
door het vuur werd gespaard! Een der sagen
verhaalt van een Baron die de „gave" bezat het
vuur te bannen. Hij hield steeds een gezadeld
paard gereed en was altijd in een ommezien bij
den brand. Met wapperenden mantel reed hij
om het brandende huis heen om weg te jagen,
zoo hard hij- kon, opdat het vuur hem niet zou
grijpen.
Dichters hebben in hunne balladen over het
vuurbannen velerlei gephantaseerd. Zoo werd
en het gaf speelruimte aan den volksgeest
de vuurbanner steeds door het vuur aangetrok
ken. Hij wist als bij intuïtie, dat het ergens
brandde. Soms zelfs reed hij al uit voor en aleer
het vuur was uitgebroken om zich spoorslags te
begeven naar de plaats, welke eenige oogen-
blikken later een plaats des onheils wezen zou.
Aldus zijn volksbijgeloof en dichterlijke phan-
tasie dooreen geweven. De wereld is beschaaf
der geworden, al uit zich nu bijgeloovigheid vaak
in anderen vorm. Wij kennen de zoogenaamd
onheil-afwerende middelen, welke een voort
brengsel en een verworden uiting zijn van over
beschaving, welke naar men meent de bescha
ving is bij uitstek. De vuurbanners van weleer
wisten niet beter, de bijgeloovigen van nu doen
hevig verontwaardigd als men hetzelfde van hen
zou durven zeggen. Daarvoor is deze tijd dan
ook een verlichte tijd.
Het duel is een overblijfsel van het middel-
eeuwsche bijgeloof, namelijk van het
Godsoordeel. Men meende in die dagen,
dat een hoogere macht steeds de overwinning
deed behalen door dengene, die het recht aan
zijn züd'e had.
Sedert men minder vast in die overtuiging
is geworden en ieder weldenkend mensch de
ongerijmdheid ervan is gaan inzien, als zou een
beleed'iging door het vergieten van bloed kun
nen worden uitgewischt, is reeds tientallen jaren
in bijna alle landen ter wereld het duel als
een onwettige rechtverschaffing der barbaarsch-
heid afgeschaft.
Nergenswerd echter voorheen meer geduel
leerd dan onder de officieren van het Engel-
sche leger. De duels waren aan de orde van
den dag en in de minste of geringste beleedi-
ging werd een gereede aanleiding gevonden,
met elkander de degens te kruisen.
Een wel zeer zonderling duel, waarin ook de
komische noot niet ontbreekt, willen wij onzen
lezers hier niet onthouden.
Op een mooien zomerdag maakte Young, een
Engelsch militair arts, met verscheidene dames
een roeitochtje op de Theems naar Vauxhall.
Terwijl zij kalm voortroeiden, hield Young zijn
gezelschap aangenaam bezig met het bespelen
zijner fluit.
Toen hij echter bemerkte, dat een bootje,
waarin waarschijnlijk half beschonken officie
ren zaten, hem volgde, stopte hij met zijn fluit
spelen.
Op onbeschaamden toon vroeg toen een der
officieren uit het bootje, dat al nader en nader
kwam, waarom hij niet meer speelde.
„Omdat ik er geen lust in heb," was Young's
antwoord.
„Maar ik verlang, dat je wel speelt," zeide de
Keizer Nero arrangeerde eens een feest,
waarbij voor een kapitaal aan rozen
teloor ging (men zie ook het artikel)
ander. „En als je het niet doet, haak ik je boot
aan en gooi je in het water.'j
Blijkbaar was zwemmen nog niet zoo popu
lair als nu, want dokter Young kon niet zwem
men en, door den nood gedwongen, pakte hij
zijn fluit weer op en speelde schooner dan ooit,
tot zij in Vauxhall aan wal stapten.
Hij hielp zijn dames uit het boo. je en wendde
zich vervolgens tot den officier met de volgende
woorden
„Mijnheer, om uw en mijn gezelschap geen
hoogst onaangenamen roeitocht te bezorgen,
heb ik aan uw wenschen voldaan. Nu echter
verlang ik genoegdoening voor de mij aange
dane beleediging. Indien ge een waardig mili
tair zijt zorg dan, dat ge morgenochtend op
deze plaats zijt" en dr. Young wees hierbij op
een stille afgezonderde laan. ..Daar zullen we
elkander met de sabel ontmoeten. Ik verlang,
dat de gebeurtenis onder ons blijft, secondanten
zijn dus overbodig."
De officier nam de uitdaging aan en verscheen
op het bepaalde uur op de afgesproken plaats;
ook dokter Young was aanwezig.
„Wat beteekent dat?" riep de officier uit.
„Wij waren toch overeengekomen om met de
sabel te duelleeren?"
„Jawel," antwoordde de dokter, „het is mij
ook alleen maar te doen om uw ledematen wat
los te maken. Gij moet een menuet voor mij
dansen; ik zal u met de fluit begeleiden. Indien
ge dit beneden uw waardigheid acht, schiet ik je
neer."
„Dat is een verraderlijke handelwijze! Dat is
moord, riep zijn tegenpartij uit en bleef onbe
weeglijk staan.
„Dansen of sterven!" was Young's antwoord.
En de officier danste, wel meer dan een
kwartier lang. Toen hield de dokter op met spe
len en zeide tot den officier, die geen adem
meer over had:
„Nu heb ik mij gewroken. Gisteren hebt gü
mij laten fluiten, vandaag heb ik u gedwongen
te dansen. Indien ge nu wilt duelleeren. ik ben
bereid. Maar met getuigen. Tot ziens!"
En daarbij bleef het.
Een wonderlijke redding
Vooral in Frankrijk waren tal, we zouden
haast zeggen beroemde duels en duellisten.
Een zeer bekend duellist was Paul de Cassag-
nae.
Naar aanleiding van een artikel van Roche-
fort, waarin de nagedachtenis van Maria An
toinette werd beleedigd, daagde de Cassagnac
den schrijver daarvan uit.
De Rochefort had bij deze gelegenheid het
behoud van zijn leven te danken aan een pen
ning dien een zijner vriendinnen buiten zijn
weten aan de binnenzijde van zijn gordel had
gehecht. Het duel werd gevoerd met pistolen
en de Cassagnac zeide tot een zijner secondan
ten: „Gij zult zien, dat ik hem een kogel door
zijn middel jaag."
De Cassagnac mikte, zooals hij gezegd had
en Rocheford viel, doodejijk getroffen, naar men
meende.
De dokter snelde toe, overtuigd dat hij den
laatsten adem had uitgeblazen.... Maar hij
haalde uit den gordel den penning met de
beeltenis van de Heilige Maagd te voorschijn.
De kogel was door het metaal heengedrongen,
maar had daardoor zooveel tegenstand onder
vonden, dat hij in plaats van het lichaam te
doorboren, in de lendenen was terecht gekomen.
Zoo werd de Rochefort op wonderbaarlijke
wijze gered.
In Rome bestond er een wet, die zeide,
dat niemand zich met rozen versierd in het
openbaar mocht vertoonen, wanneer de
staat in gevaar verkeerde. Plinius verhaalt,
dat een geldwisselaar, die gedurende den
tweeden Punischen oorlog tegen die wet
zondigde, in de gevangenis werd geworpen
en daar bleef tot na het sluiten van den
vrede.
Tijdens den grootsten bloei van het Romein-
sche Rijk zetten alle krijgslieden, wanneer zij
ten strijde trokken, zich een krans van rozen
in plaats van een helm op het hoofd ten tee-
ken van moed' en strijdlust.
Bij den intocht van zegevierende troepen
werden in Athene zoowel als in Rome de poor
ten met rozen en andere bloemen versierd.
Voor den aanvoerder dier troepen strooide men
rozen op zijn pad; zijn zegewagen werd daar
letterlijk onder bedolven.
Ook vorsten werden bij hun intocht met
rozen bestrooid'.
Ook in droefheid en rouw
Maar niet alleen in dagen van vreugde
was de roos zoo algemeen in gebruik, ook
in dagen van droefheid en rouw be
schouwde men de roos als de schoonste liefde
gave. Tot in de verste oudheid vindt men het
gebruik om afgestorvenen door rozen te eeren.
Reeds Homerus laat Aphrodite het lijk van
Hector met rozenolie zalven. Het hoofd der
dooden omkranste men met rozen, de lijkbaar
en het graf werden er onder bedolven.
Ten teeken van rouw over dierbare afge
storvenen droeg men rozen op de borst. Op gra
ven strooide en plantte men rozen en niet zel
den was er door den afgestorvene bij wijze van
testament een bepaling gemaakt, dat een ge
deelte van zijn nalatenschap moest besteed
worden om zijn graf altijd van frissche rozen
ta voorzien.
Met het afnemen van den bloei van het
trotsche Romeinsche Rijk zien we de roos een
voorwerp worden van de meest ongeloofeïijke
verspilzucht.
Men stelde er zich niet meer mede tevreden,
in iedere villa een rozenbed te hebben, men
liet zelfs geheele rozentuinen, Rosaria, aanleg
gen. Het gebruik om den vloer met rozen te
bestrooien, werd zeer algemeen. Men wildP
blijkbaar „op rozen door het leven gaan", in
feestzalen was de geheele muur door rozen be
dekt, uit d'e fonteinen spoot rozenwater omhoog
en de gasten zaten on kussens met rozenblade
ren gevuld. Zelfs aan de kookkunst was de
roos dienstbaar gemaakt: men kreeg rozen-
puddingen, g-econfijte rozen, rozenvlade
Reusachtige sommen verspilde het oude Rome
in die dagen aan rozen. Zoo liet Cleopatra den
vloer ellenhoog met rozen overdekken en daar
overheen netten spannen, opdat de grond toch
zacht en veerkrachtig zou zijn. Voor een maal
tijd, welken zij Anthonius aanbood, besteedde
zy alleen aan rozen drieduizend gulden.
Doch de verspilzucht en ergerlijke verkwistin
gen in het ontaarde Rome zouden nog toe
nemen. Suetonius toch weet te verhalen, dat
Nero bij een zijner zwelgpartijen voor ongeveer
360.000 gulden aan rozen uit Alexandrië liet ko
men, voor één enkelen feestavond!
In de eetzaal van den keizer stelden de wan
den, die om de tafel draaiden, de vier jaarge
tijden voor. in plaats van regen, hagel of sneeuw,
vielen duizenden rozen op de gasten neer.
De krankzinnige keizer Heliogabalus liet
bij een feestmaal zooveel rozen, narcissen,
violen, hyacinten en leliën van de zoldering
naar beneden in de zaal werpen, dat er
tot zijn onbeschrijfelijk genot verscheidene
gasten onder verstiktenDe keizer baad
de zich uitsluitend in rozenwater en liet
zelfs de publieke baden daarvan voorzien.
Hij leeft in- rozen, vivet in rosa, heette het
toen van iemand, die zijn leven in voortduren
de vreugde en wellust doorbracht.
Sedert de dagen der oude Romeinen wordt
de roos ook wel als het zinnebeeld van het
stilzwijgen beschouwd'. Bij groote weelderige
gastmalen werd natuurlijk in overvloed wijn
geschonken. Het spreekt vanzelf, dat in zijn
opgewonden toestand menige gast meer zeide.
dan hij in kalmere oogenblikken wenschelijk
zou hebben gevonden. Om ieder er aan te her
inneren, d'at men, van hetgeen men bij drink
gelagen heeft gehoord, nimmer misbruik mag
maken, hing er boven de tafel van de zolde
ring af een roos in de zaal. De uitdrukking
sub rosa, is zeer waarschijnlijk aan dit gebruik
ontleend. In het Duitsch bestaat de uitdruk
king: „Was wir kosen, bleib' unter den Rosen".
In Engeland wordt de witte roos voor het
Plora had. de liefde van Amor versmaad. Ge
belgd schoot Amor een van zijn beroem
de pijlen op haar af en de bekoorlijke
Godin ontbrandde in vurige liefde voor den
liefdegod. Maar nu wendt Amor zich van haar
af, om wier gunst hij eerst zoo dringend ge-
Smeekt heeft. In haar wanhoop en verlangen
schiep Flora de bloem, die lacht en weent tege
lijk een bloem met' heerlijke geuren en
scherpe doornen.
„Eros", wil zij uitroepen als het kind harer
Schepping zich in haar hand tot volle pracht
ontwikkelt.
Maar jonkvrouwelijke schroom doet de eerste
lettergreep op haar lippen verstommen
„Rosklinkt het slechts te midden der
eenzaamheid en als Roos begroeten alle kin
deren d'er natuur hun pasgeboren zuster!
Maar niet alleen met den god der liefde
Wordt door de ouü'e sagen het ontstaan der
roos in verband gebracht.
Volgens Anakreon is zij gelijktijdig geboren
met de godin der schoonheid! en ontstond zij
hit het schuim der zée, dat Aphrodite omhulde
toen zij uit de golven opsteeg.
Reeds bij de Grieken en Romeinen stond de
roos in hoog aanzien. Noemt Homerus de roos
zelf niet, hij kent toch wel „rozenolie" en de
morgenschemering noemt hij „rozenvingerig".
De lyrische dichters der klassieke oudheid
hrijzen de roos hooger dan alle andere bloe
men. In (allooze elegieën, epigrammen en oeïen
halen Sappho, Anakreon, Theokrites, Horatius
eh Catullus de roos aan en verheerlijken haar.
In het leven der Grieken en Romeinen Was
deze lievelinge der goden en menschen onont
beerlijk.
Offerdieren werden met, rozen getooid; de
miester, d'ie het offer bracht, droeg een krans
van rozen; het beeld van den God, wien het
°ffer werd' gebracht, wan onder rozen bedolven.
Wanneer een jongeling' in den Raad der Oud'en
hwam, werd! hij eerst met rozen gekroond.
Langs de deurposten van het huis. waarin een
"ruid woonde, werdén slingers van rozen op
gehangen en de bruid zelve droeg onder een
hurperkleurigen sluier een krans van rozen,
mirten en andere bloemen. Men was, ook reeds
'h die d'agen, bedreven, de roos de taal der lief
de te laten spreken. Beelden van menschen
goden werden omhangen met eindelooze guir-
janden van rozen. Bij feesten, plechtige ge
degenheden, zoowel als bij vroolijke maaltijden
droegen alle genoodigden kransen van rozen,
Want men meende, dat een dergelijke krans
°P van rozenolie geurende lokken rustend, de
dronkenschap weerde.
Maar bij de ouden was niet ieder, die dit
herkoos, vrij om rozen te dragen. Alleen degene,
die zulks waardig was, mocht zich daarmede
versieren.