Vuurbanners n DE LIEVELINGE mJJW-S ACWF9 DER GODEN EN MENSCHEN Kunst aan de Duitsche hoven Het duel Volksbijgeloof Het kaartspel een ware hartstocht koningin Door alle eeuwen en in alle landen bezongen als de bloemen- ZONDAG 21 JUNI 1936 AMOR DE „SCHULD" VAN DEZE SCHOONE SCHEPPING DER NATUUR? ROZENUITSPATTINCEN OUDE ROME IN HET Een afgebroken aria Dansen of sterven!" Rozen aan een balustrade in het Park te Versailles Bloeiende rozen f zinnebeeld der stilzwijgendheid! gehouden. Me nige spreuk wijst daar nog op. Paus Adriaan VI liet als symbool der ge heimhouding rozen aan den biechtstoel aan brengen. Schoone legenden Talloos zijn natuurlijk ook de rozenlegen- den. Wij zullen er enkele van aanhalen. De haag- of wilde roos ontstond, toen Maria de kleederen van het Kindeke over deze struik te drogen hing. In het klooster Doel was de monnik Josbert gewoon dagelijks vijf psalmen te zingen ter eere van de H. Maagd Maria. Toen hij in de nachtmis van het St. Andreasfeest in 1186 niet verscheen, ging de prior hem zoeken. Hij vond hem dood in zijn cel en zag, hoe uit de oogen, ooren en mond van den afgestorvene vijf rozen waren ontsproten. Wanneer een der domheeren in Hildesheim zou sterven, vond hl) drie dagen te voren een witte roos in zi.in koorstoel. Waar stille aalmoezen werden uitgereikt en deze gevaar liepen ontdekt te worden, verander den deze niet zelden in rozen. Men denke aan de rozen van de H. Elisabeth. Een oude Perzische sage verhaalt, dat de roos een geschenk van Allah is. Eens verschenen de bloemen voor hem en smeekten hem om een anderen koning in plaats van den slaperigen Lotus. Allah stond haar bede toe en gaf haar de jonkvrouwelijke witte roos met de scherpe doornen tot zelfverdediging. Toen de nachtegaal de nieuwe bloemenkoningin zag, werd hij zoo zeer door haar bekoord, dat hij in liefdevuur ontbrand, zijn hart tegen de dcornentwijg aandrukte en zich doodelijk wondde. Zijn bloed vloeide over de reine rozenbladeren en kleurde alle zacht rood. Alleen de binnenste blaadjes behielden nog een lichte witgele kleur. Ook uit de oostersche poëzie waait ons rozen geur tegen. Men kent in het Oosten zelfs een bloemenfabel „Gulnamek" (het Boek der Rozen). Daarin wordt in bonte kleuren het leven der roos verhaald. De liefde van den nachtegaal voor de roos is hierin een telkens terugkeerend thema. De roos en de nachtegaal zijn in het oosten de boden der liefde. De gevierde zanger leeft bij voorkeur in rozentuinen en de sage verhaalt, hoe hij geen roos kan zien plukken, zonder de lucht van jammertonen te doen weergalmen. Bij de Turken is de witte roos een heilige bloem, daar zij, volgens den Koran, bij de nachtelijke hemelvaart van den Profeet uit diens zweetdroppels ontstond. Reeds in de vijfde eeuw werd in Frankrijk het beroemde rozenfeest gesticht door Menardus, dat voortaan ieder jaar op den achtsten Juni gevierd zou worden. Frankrijk kweekte zeer vroeg rozen. Vernan- tius Fortunatus bezingt de tuinen van koningin Ultrogatho, welke haar gemaal, Childebort I (t 500) bij het koninklijk paleis te Parijs had laten aanleggen. Ook ten tijde van keize rin Josephine werd er door het geheele land een bijzondere zorg besteed aan het kweeken van rozen. In de geschiedenis van Engeland speelt de roos een zeer bloedige rol. Men denke slechts aan de twisten der „Roode en Witte roos'1, (mid'den vijftiende eeuw). Het huis York, dat aan het hoofd van de eene partij stond, voerde een witte en het huis Lancaster, het hoofd der tegenpartij, een roode roos in zijn wapen. Door de vereeniging der twee rozen kwam er een einde aan dien vreeselijken burgerkrijg. Ter herinnering aan deze gebeurtenis werd in En geland de York-Lancaster roos gekweekt, dis roode en witte bloemen op één stam draagt. In de Noorsche mythologie brengt Loki de rozen in het land, doordat hij de winterach tige aarde tot „rozenlaehen" dwingt. Want als de godin van den winter lacht, smelt het ijs en is de lente in aantocht, die de aarde met rozen overdekt. In alle talen is de roos door de dichters be zongen. Vooral in het Duitsch is bijna geen dichter, of hij heeft de koningin der bloemen eens haar lof gewijd. De roos is algemeen bekend en geliefd. Hoe getuigen daarvan niet de vele uitdrukkingen, waarin de roos als zinnebeeld wordt gebruikt: rozenlippen, rozenmond, rozen op de wangen, leven van rozengeur en maneschijn, wandölen op rozen! Verwoesting door het vuur heeft den men- schen altijd geweldigen schrik ingeboe zemd. Het hoog-oplaaien der vlammen had voor hen iets demonisch en vooral toen men er zoo goed als machteloos tegenover stond. Een loeiende vuurzee biedt nog steeds een phantastischen aanblik en wanneer de strijd tegen de lekkende vlammentongen en de vuur zuilen door onze brandwachts wordt aangebon den, is dat vaak een titanische onderneming. In onzen tijd weten wij, dat blusschen niet tot de onmogelijkheden behoeft te behooren en dat het vuur zeer wel kan worden gestuit en beperkt. Dank techniscben voorzieningen en goe de organisatie. Maar juist daardoor weten wij ook, dat onmacht om een brand te keeren en te overmeesteren in vroeger dagen vooral de eenvoudigen van geest met bijgeloovigen schrik moet hebben geslagen. Men trachtte in die dagen van weleer een brand te „bezweren", omdat men er een boozen geest in zag. De booze geest zat in het vuur. Zoo was het een oud volksbijgeloof, dat de landvorst, wanneer een groote brand was uit gebroken, naar de plaats des onheils moest ren nen. Het was zijn taak om den brand heen te rijden en hem aldus te bezweren en af te wen den. Toen in 1780 Gera in vlammen stond, reed de Vorst van Gera om de brandende stad heen en trachtte daardoor, hoewel te vergeefs, het vuur „uit te bannen". Het volk koesterde trouwens veelvuldig het bijgeloof, dat vorstelijke personen in staat waren en de macht bezaten onheilen af te wenden en in het algemeen geneeskrachtig op te treden. Reeds de Romelnsche keizer Vespasianus ge nas, zooals Tacitus verhaalt, blinden en lam men en ook de koningen van Frankrijk en En geland hadden, naar het volk geloofde, de erfe lijke macht door aanraking geneeskundige hulp te verleenen, vooral tegen kropziekte, welke dan ook langen tijd en hier en daar nog in Enge land met den naam King's evil is aangeduid. Door King's evil wordt nu nog klierziekte be doeld. De Graven van Habsburg, zoo meende men stellig en zeker, genazen kropje door een dronk en stotteraars door een kus. Maar ook door andere wijze dan door vorste lijke aanraking, kon, zoo wilde het de volks overlevering, helpend worden opgetreden. Bij brand bijv. schreef men magische woorden en figuren op een bord en wierp dit bord in het vuur, dat hierdoor moest worden bezworen. Of wel men wierp, maar vooral achterwaarts, een gewijd Paasch-ei in de vlammen. Ook kon een op Sint Agatha gewijd brood denzelfden dienst bewijzen. Ook kon een levende zwart, rood en wit gestreepte kat, als men het arme beest in het vuur gooide, de vlammen aanstonds uit bannen. Als zeer ervaren vuurbanners golden de Zi geuners. Zij konden, aldus zeide men, in een vollen hooiberg een vuur aansteken, dat zich Wanneer wij een oogenblik den levens loop én lotgevallen volgen van den be kenden componist en violist uit de achttiende eeuw, Louis Spohr, dan krijgen wij een ongezochte gelegenheici, een blik te slaan in hét leven aan de toenmalige talrijke Duit sche hoven. Van een hoogstaand cultureel le ven aan die hoven, waar het kaartspel den boventoon scheen te voeren, valt weinig te be speuren. Louis Spohr, die de zoon was van een ge neesheer, toonde reeds in zijn prille jeugd een grooten aanleg voor de toonkunst. Op zijn veei- tiende jaar speelde hij reeds als violist in een kwartet, waar hij' echter bitter weinig mee vercüende. De geneesheer had slechts een klei ne practijk, maar een groot huishouden. Aldus door den nood gedwongen, trok de jonge Louis, die reeds een genoegzame bekwaamheid bezat om als muziekmeester op te treden, naar Ham burg om te trachten in deze koopstad zijn brood te verdienen. Maar al is Hamburg een groote stad, des zomers viel er met de muziek weinig geldelijk voordeel te behalen, want de voornamere in gezetenen resideerden dan op hun buitenplaat sen. Het gevolg daarvan was, dat hij al spoe dig mistroostig huiswaarts keerde, naar Bruns- wijk. Onderweg kwam hij op het denkbeeld, ziel) tot den regeerenden hertog van Bronswijk- Karl Wilhelm Ferdinand, te wenden, die een erkend liefhebber der muziek was. Spohr schreef een request, dat hij den her tog ter hand stelde, toen deze een wandeling in den tuin van het kasteel deed. De vorst nam het request welwillend aan en verzocht den musicus den volgenden morgen op het paleis te verschijnen. De hertog was den volgenden dag zoo met den jongen Spohr ingenomen, dat hij de ver zekering ontving, op het eerstkomende concert bij de hertogin een proef zijner bekwaamheid te mogen afleggen. Deze Brunswijker hofconcerten waren voqr de hofkapel een voortdurende marteling, daar het hof gedurende de uitvoering der muziek stukken zat kaart te spelenHoewel men toen het bridge nog niet kende, was toch het kaartspel reeds een ware hartstocht, die aan bijna alle Duitsche hoven in zwang was. OnT niet gestoord te worden, had de hertogin ge last, dat men zeer zacht zou spelen en om het geluid bovendien nog te verminderen, had men de orkestruimte met een groot tapijt belegd. De woorden „ik pas" en „ik vraag" voerden den boventoon...— Toen Spohr zich voor de eerste maal liet hoo- ren, waren er geen speeltafels en een tapijt te vinden, want de hertog, die er zelf bij te genwoordig was, gedoogde dit niet. De veer tienjarige knaap speelde zoo meesterlijk, dat hij onmiddellijk benoemd werd tot kamermu sicus. Door deze benoeming was hij verplicht de kaartspeel-muziekpartijen der hertogin bij te wonen. Want alleen dan wanneer de hertog er bij was, mocht er geen kaart gespeeld wor den. Op een avond, dat Spohr een nieuwe com positie voordroeg, was hij geheel vervuld van zijn werk, en hij speelde met zulk een geest- Vervoering, dat het geheele orkest er door me- degesleept werd. Midden in een der moeilijkste passages voel de hij zich door den lakei aan den arm trek ken, die hem toevoegde: „Hare Doorluchtigheid beveelt u, er niet zoo moorddadig op los te strijken." Spohr werd woedend en in plaats van zich aan de terechtwijzing te storen, speelde hij nog eens zoo hard. De hofmaarschalk bracht hem toen nogmaals het bevel van de hertogin over. Dit voorval had het ontslag van den kamer- musicus ten gevolge. Spohr studeerde nu hard en leefde uiterst zuinig. Op zijn een-en-twintigste jaar kreeg hij de eervolle benoeming tot concertmeester te Gotha. Op een zijner kunstreizen kwam Spohr te Stuttgart, waar Frecterik, koning van Wur- temberg, regeerde. De musicus kreeg hier mid dels den hofmaarschalk een uitnoodiging, met zijn vrouw hij was inmiddels met een uit stekende harpspeelster getrouwd een con cert voor het hof te geven. Ondertusschen had Spohr gehoord, dat er ook bij den koning van Wurtemberg tijdens de concerten kaart ge speeld werd! En de hofmaarschalk was zoogoed niet, of hij moest den koning den eisch van Spohr overbrengen, om althans gedurende zijn concert te verbieden, dat er kaart werd ge speeld. Wat niemand had kunnen denken ge schiedde: de koning gaf toe, doch bedong, dat Spohr en zijn vrouw hun program achter el kaar zouden afwerken, om niet van tijd tot tijd in zijn kaartspel gestoord te worden! Onder het spelen der hofkapel vernam men het gerammel van koppen en schotels en de gewone speeluitdrukkingen. Maar toen Spohr begon, plaatste het hof zich voor de musici en allen luisterden aandachtig. Niet zoodra had Spohr zijn program afgewerkt, of cle plaatsen werden weer aan de speeltafels ingenomen. Zulk een hofconcert eindigde, als de koning opstond en daardoor te kennen gaf, genoeg te hebben kaartgespeeld. Het was geen zeldzaam heid, dat zulks voorviel tijdens het zingen eener aria van cle eerste zangers, zoodat de tonen haar letterlijk dan in de keel bleven steken! De musici waren daar echter aan gewoon en hielden den koning in het oog, om dadelijk hun instrumenten te pakken, zoocira Zijne Hoogheid opstond!.. tM echter volkomen beperkte tot een van te voren aangeduiden kring. Het afdoende middel was en bleef echter er rondom te rijden. De ruiter diende dezen tocht driemaal te ondernemen, maar hij moest daarbij langzaam bepaalde formules uitspreken. Voorschrift was evenwel, dat deze brandfor- mules op speciale wijze moesten zijn van buiten geleerd namelijk in een nacht bij volle maan en dan bovendien nog op een Vrijdag tusschen elf en twaalf uur. Maar ook dit was nog niet voldoende: het van buiten leeren moest ge schieden bij het licht van drie op de tafel staan de brandende kaarsen. Dit alles aldus geschied zijnde, werd nog meer vereischt. Als de drie voudige tocht mét de formules was vol bracht, moest de ruiter zoo vlug als hij maar kon, maken dat hij weg kwam. Het beste was te trachten zoo spoedig mogelijk een beek of rivier of een ander water te bereiken, om daarin onder te dompelen, want het vuur, dat door den ruiter was belet zich verder uit te breiden, stortte zich, of poogde dit te doen, op den vuurbanner, teneinde hem te verteren. Deze vuurbannersgebruiken waren dankbare objecten voor allerlei sagen en balladen, waarin het vuur-rijden werd bezongen, dat daardoor phantastisch en romantisch onder het volk voortleefde. Toen Sangerhausen, in Thüringen, eens in vlammen stond, reed een ruiter op een wit paard rondom een klein huisje, dat alleen door het vuur werd gespaard! Een der sagen verhaalt van een Baron die de „gave" bezat het vuur te bannen. Hij hield steeds een gezadeld paard gereed en was altijd in een ommezien bij den brand. Met wapperenden mantel reed hij om het brandende huis heen om weg te jagen, zoo hard hij- kon, opdat het vuur hem niet zou grijpen. Dichters hebben in hunne balladen over het vuurbannen velerlei gephantaseerd. Zoo werd en het gaf speelruimte aan den volksgeest de vuurbanner steeds door het vuur aangetrok ken. Hij wist als bij intuïtie, dat het ergens brandde. Soms zelfs reed hij al uit voor en aleer het vuur was uitgebroken om zich spoorslags te begeven naar de plaats, welke eenige oogen- blikken later een plaats des onheils wezen zou. Aldus zijn volksbijgeloof en dichterlijke phan- tasie dooreen geweven. De wereld is beschaaf der geworden, al uit zich nu bijgeloovigheid vaak in anderen vorm. Wij kennen de zoogenaamd onheil-afwerende middelen, welke een voort brengsel en een verworden uiting zijn van over beschaving, welke naar men meent de bescha ving is bij uitstek. De vuurbanners van weleer wisten niet beter, de bijgeloovigen van nu doen hevig verontwaardigd als men hetzelfde van hen zou durven zeggen. Daarvoor is deze tijd dan ook een verlichte tijd. Het duel is een overblijfsel van het middel- eeuwsche bijgeloof, namelijk van het Godsoordeel. Men meende in die dagen, dat een hoogere macht steeds de overwinning deed behalen door dengene, die het recht aan zijn züd'e had. Sedert men minder vast in die overtuiging is geworden en ieder weldenkend mensch de ongerijmdheid ervan is gaan inzien, als zou een beleed'iging door het vergieten van bloed kun nen worden uitgewischt, is reeds tientallen jaren in bijna alle landen ter wereld het duel als een onwettige rechtverschaffing der barbaarsch- heid afgeschaft. Nergenswerd echter voorheen meer geduel leerd dan onder de officieren van het Engel- sche leger. De duels waren aan de orde van den dag en in de minste of geringste beleedi- ging werd een gereede aanleiding gevonden, met elkander de degens te kruisen. Een wel zeer zonderling duel, waarin ook de komische noot niet ontbreekt, willen wij onzen lezers hier niet onthouden. Op een mooien zomerdag maakte Young, een Engelsch militair arts, met verscheidene dames een roeitochtje op de Theems naar Vauxhall. Terwijl zij kalm voortroeiden, hield Young zijn gezelschap aangenaam bezig met het bespelen zijner fluit. Toen hij echter bemerkte, dat een bootje, waarin waarschijnlijk half beschonken officie ren zaten, hem volgde, stopte hij met zijn fluit spelen. Op onbeschaamden toon vroeg toen een der officieren uit het bootje, dat al nader en nader kwam, waarom hij niet meer speelde. „Omdat ik er geen lust in heb," was Young's antwoord. „Maar ik verlang, dat je wel speelt," zeide de Keizer Nero arrangeerde eens een feest, waarbij voor een kapitaal aan rozen teloor ging (men zie ook het artikel) ander. „En als je het niet doet, haak ik je boot aan en gooi je in het water.'j Blijkbaar was zwemmen nog niet zoo popu lair als nu, want dokter Young kon niet zwem men en, door den nood gedwongen, pakte hij zijn fluit weer op en speelde schooner dan ooit, tot zij in Vauxhall aan wal stapten. Hij hielp zijn dames uit het boo. je en wendde zich vervolgens tot den officier met de volgende woorden „Mijnheer, om uw en mijn gezelschap geen hoogst onaangenamen roeitocht te bezorgen, heb ik aan uw wenschen voldaan. Nu echter verlang ik genoegdoening voor de mij aange dane beleediging. Indien ge een waardig mili tair zijt zorg dan, dat ge morgenochtend op deze plaats zijt" en dr. Young wees hierbij op een stille afgezonderde laan. ..Daar zullen we elkander met de sabel ontmoeten. Ik verlang, dat de gebeurtenis onder ons blijft, secondanten zijn dus overbodig." De officier nam de uitdaging aan en verscheen op het bepaalde uur op de afgesproken plaats; ook dokter Young was aanwezig. „Wat beteekent dat?" riep de officier uit. „Wij waren toch overeengekomen om met de sabel te duelleeren?" „Jawel," antwoordde de dokter, „het is mij ook alleen maar te doen om uw ledematen wat los te maken. Gij moet een menuet voor mij dansen; ik zal u met de fluit begeleiden. Indien ge dit beneden uw waardigheid acht, schiet ik je neer." „Dat is een verraderlijke handelwijze! Dat is moord, riep zijn tegenpartij uit en bleef onbe weeglijk staan. „Dansen of sterven!" was Young's antwoord. En de officier danste, wel meer dan een kwartier lang. Toen hield de dokter op met spe len en zeide tot den officier, die geen adem meer over had: „Nu heb ik mij gewroken. Gisteren hebt gü mij laten fluiten, vandaag heb ik u gedwongen te dansen. Indien ge nu wilt duelleeren. ik ben bereid. Maar met getuigen. Tot ziens!" En daarbij bleef het. Een wonderlijke redding Vooral in Frankrijk waren tal, we zouden haast zeggen beroemde duels en duellisten. Een zeer bekend duellist was Paul de Cassag- nae. Naar aanleiding van een artikel van Roche- fort, waarin de nagedachtenis van Maria An toinette werd beleedigd, daagde de Cassagnac den schrijver daarvan uit. De Rochefort had bij deze gelegenheid het behoud van zijn leven te danken aan een pen ning dien een zijner vriendinnen buiten zijn weten aan de binnenzijde van zijn gordel had gehecht. Het duel werd gevoerd met pistolen en de Cassagnac zeide tot een zijner secondan ten: „Gij zult zien, dat ik hem een kogel door zijn middel jaag." De Cassagnac mikte, zooals hij gezegd had en Rocheford viel, doodejijk getroffen, naar men meende. De dokter snelde toe, overtuigd dat hij den laatsten adem had uitgeblazen.... Maar hij haalde uit den gordel den penning met de beeltenis van de Heilige Maagd te voorschijn. De kogel was door het metaal heengedrongen, maar had daardoor zooveel tegenstand onder vonden, dat hij in plaats van het lichaam te doorboren, in de lendenen was terecht gekomen. Zoo werd de Rochefort op wonderbaarlijke wijze gered. In Rome bestond er een wet, die zeide, dat niemand zich met rozen versierd in het openbaar mocht vertoonen, wanneer de staat in gevaar verkeerde. Plinius verhaalt, dat een geldwisselaar, die gedurende den tweeden Punischen oorlog tegen die wet zondigde, in de gevangenis werd geworpen en daar bleef tot na het sluiten van den vrede. Tijdens den grootsten bloei van het Romein- sche Rijk zetten alle krijgslieden, wanneer zij ten strijde trokken, zich een krans van rozen in plaats van een helm op het hoofd ten tee- ken van moed' en strijdlust. Bij den intocht van zegevierende troepen werden in Athene zoowel als in Rome de poor ten met rozen en andere bloemen versierd. Voor den aanvoerder dier troepen strooide men rozen op zijn pad; zijn zegewagen werd daar letterlijk onder bedolven. Ook vorsten werden bij hun intocht met rozen bestrooid'. Ook in droefheid en rouw Maar niet alleen in dagen van vreugde was de roos zoo algemeen in gebruik, ook in dagen van droefheid en rouw be schouwde men de roos als de schoonste liefde gave. Tot in de verste oudheid vindt men het gebruik om afgestorvenen door rozen te eeren. Reeds Homerus laat Aphrodite het lijk van Hector met rozenolie zalven. Het hoofd der dooden omkranste men met rozen, de lijkbaar en het graf werden er onder bedolven. Ten teeken van rouw over dierbare afge storvenen droeg men rozen op de borst. Op gra ven strooide en plantte men rozen en niet zel den was er door den afgestorvene bij wijze van testament een bepaling gemaakt, dat een ge deelte van zijn nalatenschap moest besteed worden om zijn graf altijd van frissche rozen ta voorzien. Met het afnemen van den bloei van het trotsche Romeinsche Rijk zien we de roos een voorwerp worden van de meest ongeloofeïijke verspilzucht. Men stelde er zich niet meer mede tevreden, in iedere villa een rozenbed te hebben, men liet zelfs geheele rozentuinen, Rosaria, aanleg gen. Het gebruik om den vloer met rozen te bestrooien, werd zeer algemeen. Men wildP blijkbaar „op rozen door het leven gaan", in feestzalen was de geheele muur door rozen be dekt, uit d'e fonteinen spoot rozenwater omhoog en de gasten zaten on kussens met rozenblade ren gevuld. Zelfs aan de kookkunst was de roos dienstbaar gemaakt: men kreeg rozen- puddingen, g-econfijte rozen, rozenvlade Reusachtige sommen verspilde het oude Rome in die dagen aan rozen. Zoo liet Cleopatra den vloer ellenhoog met rozen overdekken en daar overheen netten spannen, opdat de grond toch zacht en veerkrachtig zou zijn. Voor een maal tijd, welken zij Anthonius aanbood, besteedde zy alleen aan rozen drieduizend gulden. Doch de verspilzucht en ergerlijke verkwistin gen in het ontaarde Rome zouden nog toe nemen. Suetonius toch weet te verhalen, dat Nero bij een zijner zwelgpartijen voor ongeveer 360.000 gulden aan rozen uit Alexandrië liet ko men, voor één enkelen feestavond! In de eetzaal van den keizer stelden de wan den, die om de tafel draaiden, de vier jaarge tijden voor. in plaats van regen, hagel of sneeuw, vielen duizenden rozen op de gasten neer. De krankzinnige keizer Heliogabalus liet bij een feestmaal zooveel rozen, narcissen, violen, hyacinten en leliën van de zoldering naar beneden in de zaal werpen, dat er tot zijn onbeschrijfelijk genot verscheidene gasten onder verstiktenDe keizer baad de zich uitsluitend in rozenwater en liet zelfs de publieke baden daarvan voorzien. Hij leeft in- rozen, vivet in rosa, heette het toen van iemand, die zijn leven in voortduren de vreugde en wellust doorbracht. Sedert de dagen der oude Romeinen wordt de roos ook wel als het zinnebeeld van het stilzwijgen beschouwd'. Bij groote weelderige gastmalen werd natuurlijk in overvloed wijn geschonken. Het spreekt vanzelf, dat in zijn opgewonden toestand menige gast meer zeide. dan hij in kalmere oogenblikken wenschelijk zou hebben gevonden. Om ieder er aan te her inneren, d'at men, van hetgeen men bij drink gelagen heeft gehoord, nimmer misbruik mag maken, hing er boven de tafel van de zolde ring af een roos in de zaal. De uitdrukking sub rosa, is zeer waarschijnlijk aan dit gebruik ontleend. In het Duitsch bestaat de uitdruk king: „Was wir kosen, bleib' unter den Rosen". In Engeland wordt de witte roos voor het Plora had. de liefde van Amor versmaad. Ge belgd schoot Amor een van zijn beroem de pijlen op haar af en de bekoorlijke Godin ontbrandde in vurige liefde voor den liefdegod. Maar nu wendt Amor zich van haar af, om wier gunst hij eerst zoo dringend ge- Smeekt heeft. In haar wanhoop en verlangen schiep Flora de bloem, die lacht en weent tege lijk een bloem met' heerlijke geuren en scherpe doornen. „Eros", wil zij uitroepen als het kind harer Schepping zich in haar hand tot volle pracht ontwikkelt. Maar jonkvrouwelijke schroom doet de eerste lettergreep op haar lippen verstommen „Rosklinkt het slechts te midden der eenzaamheid en als Roos begroeten alle kin deren d'er natuur hun pasgeboren zuster! Maar niet alleen met den god der liefde Wordt door de ouü'e sagen het ontstaan der roos in verband gebracht. Volgens Anakreon is zij gelijktijdig geboren met de godin der schoonheid! en ontstond zij hit het schuim der zée, dat Aphrodite omhulde toen zij uit de golven opsteeg. Reeds bij de Grieken en Romeinen stond de roos in hoog aanzien. Noemt Homerus de roos zelf niet, hij kent toch wel „rozenolie" en de morgenschemering noemt hij „rozenvingerig". De lyrische dichters der klassieke oudheid hrijzen de roos hooger dan alle andere bloe men. In (allooze elegieën, epigrammen en oeïen halen Sappho, Anakreon, Theokrites, Horatius eh Catullus de roos aan en verheerlijken haar. In het leven der Grieken en Romeinen Was deze lievelinge der goden en menschen onont beerlijk. Offerdieren werden met, rozen getooid; de miester, d'ie het offer bracht, droeg een krans van rozen; het beeld van den God, wien het °ffer werd' gebracht, wan onder rozen bedolven. Wanneer een jongeling' in den Raad der Oud'en hwam, werd! hij eerst met rozen gekroond. Langs de deurposten van het huis. waarin een "ruid woonde, werdén slingers van rozen op gehangen en de bruid zelve droeg onder een hurperkleurigen sluier een krans van rozen, mirten en andere bloemen. Men was, ook reeds 'h die d'agen, bedreven, de roos de taal der lief de te laten spreken. Beelden van menschen goden werden omhangen met eindelooze guir- janden van rozen. Bij feesten, plechtige ge degenheden, zoowel als bij vroolijke maaltijden droegen alle genoodigden kransen van rozen, Want men meende, dat een dergelijke krans °P van rozenolie geurende lokken rustend, de dronkenschap weerde. Maar bij de ouden was niet ieder, die dit herkoos, vrij om rozen te dragen. Alleen degene, die zulks waardig was, mocht zich daarmede versieren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 7