IN EN OM HAARLEM
GRO
Tuimelt je en Kruimeltje in het
m
DONDERDAG 25 JUNI 1936
i i
Uit den Gemeenteraad
De onbekende Verloofde
DOOR LEMAIRE
RADION
BONS
Kruisweg 57, Haarlem
NIEUW-ONTDEKTE FRANS
HALS
Hoe het schilderij werd ontdekt
Besmettelijke ziekten
HET LEVEN VAN LOUIS
PASTEUR
Belangrijk filmwerk in het
Frans Halstheater
Inbraak te Heemstede
DE RUBENSCANTATE
Volgorde repetities
■■niiiiHHiiiiimiiiimiiiiiinnniiiiiiiimiiiiiiiiiminiiiiniiHiiiiniiiiiiiiiiiiiHniiiniiiiimniiiifiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiinHiiiHimintmiB
■UI!
1111111111»
Over de agenda zelf viel Woensdag heel
weinig te zeggen en zij was dan ook
binnen een minuut of tien afgewerkt,
maar zooals tegenwoordig meer en meer gebrui
kelijk wordt, namen de discussies over de inge
komen mededeelingen, benevens de rondvraag,
veel tijd in beslag. Het- kan geen kwaad, dat er
aan die ingekomen stukken meer aandacht wordt
besteed dan vroeger, toen de, onverstaanbaar
door den gemeente-secretaris voorgelezen, voor
adressanten soms zeer gewichtige requesten on
der den hamer doorgingen zonder dat er door
den Raad eenige aandacht aan was gewijd. Maar
van den anderen kant is het gevaar toch ook
weer groot, dat op deze wijze de Raad nu over
eenzelfde zaak tweemaal een langdurige discus
sie opzet en een andere maal een kwestie af
handelt, waarop een degelijk doorwerkt prae-
aövies van B. en W. gewenscht zou zijn geweest.
Bij de ingekomen stukken was-de mededeeling
van een initiatief-voorstel, dat was ingekomen
van de heeren mr. Drilsma e.a. inzake het ver
storen van de openbare orde in bioscopen. Toen
eenigen tijd geleden eenige Haarlemmers bij de
vertooning van „Heldenkermis" in de zaal herrie
hadden gemaakt en de politie deswege een ver
volging tegen hen wilde instellen, bleek, dat
zulks op grond van de bestaande politieverorde
ning niet mogelijk was. Langs een omweg,
door een bioscoop te doen vallen onder het be
grip tapperij, heeft men toen toch een ver
volging (die overigens uitgeloopen is op een vrij
spraak door den kantonrechter) kunnen for-
ceeren. Daaraan wilden de heeren Drilsma c.s.
een eind maken. De heer Van Tetering meende,
dat de vertooning van „Heldenkermis" de hee
ren Drilsma e.a. tot het doen van hun voorstel
had geïnspireerd en anderen vielen hem bij. Wij
kregen den indruk, dat het voorstel inderdaad
los stond van de vertooning van „Heldenkermis"
en zoo begrepen het ook B. en W., die toezegden,
dat zij praeadvies op het voorstel zouden uit
brengen los van alle andere overwegingen. Ove
rigens is het zeker, dat het aanbrengen van een
dergelijke wijziging of aanvulling van de Po
litieverordening het meest voor de hand liggend
kan uitgaan van het college van B. en W. zelf,
van den commissaris van politie of van de juri
dische commissie en niet van raadsleden indivi
dueel. En zeker is ook, dat indien een der voor
stellers even de aandacht van B. en W. op de
zaak had gevestigd, dat ongetwijfeld ook ge
beurd zou zijn. Daarmede zou de indruk ver
meden zjjn, dat door de voorstellers getracht
werd een goedkoop tribune-succesje binnien te
halen.
De heer Klein Schiphorst kwam begrijpelijker
wijs nog eens terug op de manier waarop de
ontwerpen zullen worden gemaakt voor de uit
breiding van het stadhuis. Hij betoogde, dat in
een raadsvergadering in de maand Maart door
den wethouder is toegezegd, dat elke architect
gelegenheid heeft een ontwerp in te dienen,
maar dat breede standpunt was volgens den
heer Schiphorst, in de practijk door den wethou
der niet ingenomen, want slechts de uitgenoo-
digde architecten kregen van Openbare Werken
alle gewenschte medewerking en inlichtingen,
terwijl de anderen zich tevreden moesten stellen
met een leidraad en een situatieteekening.
De heer Visser sloeg den spijker op den
kop toen hij langs zijn neus weg opmerkte, dat
B. en W. zich met deze kwestie op glad ijs had
had begeven. De heer Reinalda, blij, dat hij de
zaak recht kon zetten, ging nog even de be-
teekenis van het raadsbesluit na. De raad heeft
niet alleen het verstrekken van een enkelvou
dige opdracht afgewezen, de opdracht dus aan
één architect, maar ook het uitschrijven van
een prijsvraag. Hij heeft vastgehouden aan de
opdracht aan een klein aantal uitgekozen ar
chitecten. Toen daarna aan den wethouder ge
vraagd werd V>f het ontwerp van het „genie",
dat, hoewel niet tot het maken van een ont
werp uitgenoodigd, een prachtigen inval zou
hebben, per se niet in aanmerking zou komen,
heeft de wethouder gezegd, dat dit natuurlijk
niet de bedoeling kan zijn, „dat de deur van
het stadhuis voor iedereen open staat." Hij had
zelfs toegezegd dat een leidraad en een situa
tieteekening verstrekt zouden worden. Maar
wie hieruit zou opmaken, aldus de wethouder,
dat nu iedereen maar ontwerpen kan insturen
en recht kan doen gelden op volledige voorlich
ting vergist zich. De beperkte opdracht aan
enkele architecten blijft bestaan en slechts de
geniale inval van een „schepper" zou in dezen
gedachtengang een kansje maken.
Uit dit alles blijkt, naar onze meening, dat de
animositeit onder de architecten is o.i. ontstaan
door misverstand en heel deze onaangename ge
schiedenis had de heer Reinalda kunnen voor
komen door in de raadsvergadering van Maart
duidelijker zijn standpunt uiteen te zetten. Het
is wel zeker dat zijn uitdrukking, de deuren
van het stadhuis staan voor iedereen open
aanleiding hebben gegeven tot het postvatten
van een verkeerde meening.
De heer Peper vestigde van gemeentewege
de aandacht op de lage loonen, die zouden be
taald worden bij den aanleg van de radio-distri
butienetten. De wethouder, de heer Boes, deel
de mede, dat hij bereids een onderzoek had doen
instellen en dat er inderdaad loonen betaald
waren, die laag zijn. Echter was hem ook me
degedeeld, dat het gebeurt, dat oudere men-
schen er op staan het werk van jongens,
waarvoor dus jongensloonen worden betaald,
te verrichten. De wethouder zou zijn onder
zoek nog voortzetten, maar de heer Klein Schip
horst waarschuwde niet ten onrechte tegen een
te directe inmenging van de gemeentelijke over
heid in de loonen, welke bij particulieren wor
den betaald. Beter is het, dat de organisaties
er voor zorgen, dat hun menschen niet onder
de markt werken. De heer Castricum achtte
een onderzoek, zij het met de noodige voorzich
tigheid gevoerd, wel gewenscht.
De heer Klein kreeg op zijn vragen inzake de
verlaging van den erfpachtscanon ten antwoord,
dat zijn voorstel nog vóór de begrooting voor
het volgend jaar aan de orde zal worden ge
steld en in den raad behandeld zal worden. Met
belangstelling zullen velen ongetwijfeld af
wachten, welk standpunt B. en W. ten opzichte
van de vaste lasten gaan innemen!
De heeren v. d. Veldt én Castricum spraken
hun bezorgdheid uit over de tarieven van de
nieuwe schoolgeldverordening, welke naar hun
meening onvoldoende rekening houden met
de draagkracht van de ouders, in het bijzon
der der groote gezinnen. Dat er bij de vast
stelling van schoolgelden méér rekening zou
kunnen gehouden worden met de groote ge
zinnen, is naar onze meening voor twijfel niet
vatbaar. Wij hebben er reeds vroeger op ge
wezen, dat een tarief, waarbij ouders, die
maar één kind op school hebben, evenveel
schoolgeld moeten betalen als zij, die er vijf
of meer op schooi hebben, ons niet onredelijk
zou lijken. Maar de verordening, welke gisteren
aan de orde was, steunt op besluiten van de
Rijksregeering en de gemeenteraad kon daar
dus weinig aan veranderen. Hier ligt mis
schien nog werk voor de Vereeniging voor
Groote Gezinnen.
En aan het slot van de raadsverga
dering heeft de heer Visser wederom voor de
clou van de voorstelling gezorgd, door een
dtebat van twee uur te ontketenen over het
nieuwe gebouw van den gemeentelijken ge
neeskundigen dienst of liever over het
ontwerp, dat daarvoor vanwege den Dienst
van Openbare Werken is gemaakt. Hij noem
de het afschuwelijk leelijk, een schuur gelijk,
iets om maar zoo gauw mogelijk te verbergen
achter boomen, en een groot deel van den
raad gaf hem gelijk. De heer Weustink vertel
de, dat hij by het zien van de teekening tra
nen in de oogen had gekregen. De heer Rei
nalda, wethouder van Openbare Werken, ver
dedigde het werk van de ambtenaren en een
sterk argument was wel, dat de Schoonheids
commissie er haar goedkeuring aan gehecht
heeft. Toch was de critiek zóó algemeen, dat
een voorstel van den heer Visser, om B, en
W. uit te noodigen ten spoedigste een nieuw
ontwerp te laten indienen, zou zijn aangeno
men, als de sooiaal-democraten niet als één
man hun wethouder hadden gesteund. Wij
krijgen dus het fel bec.ritiseerde ontworpen ge
bouw en het kan best zijn, dat ook dit nog
mee zal vallen.
Waterglazen kunt U in huis nooit genoeg hebben. Vooral wanneer U ze
gratis kunt krijgen! Thans kunt U voor elke 2 Radionbons die U spaart, een
flink waterglas krijgen en wel uitsluitend in het Sunlight Geschenkendepot
Bovendien zijn daar, zolang de voorraad strekt, tot uiterlijk 30 Juni, nog
verkrijgbaar tegen een uiterst laag aantal Radionbons:
Sponsbal, rubber. 3 Radionbons
Poederdoosje 7
Keukenlepels, 4 st. 10
Kop en schotel.
Jampotje.
Damestasje
10 Radionbons
12
25
Is dit niet de moeite waard, om een paar pakken Radion in huis te nemen,
de bons af te knippen en hiermede naar het Sunlight Geschenkendepot te gaan,
vóór het te laat is? Alleen het krachtige Radion-sop geeft volmaakte helderheid,
zondor zelfs de teerste weefsels aan te tasten, dus, Radion n topprestatie I
Als de schrijver het artikel zou hebben ge
lezen, dat de heer Gratama in de laatste af-
leving van „Oud-Holland" heeft geschreven,
zou hij den armen Schot nimmer ten tooneele
hebben gevoerd. Wel is waar, dat het werk op
de auctie, welke in een plaats in Zuid-Enge-
land werd gehouden, de somma van drie pon
den zou hebben opgebracht. Het doek was on
herkenbaar vuil en pas later heeft een expert
vin den kunsthandel Christie, waar het schil-
c' wij op 20 December 1.1. werd geveild, de aan-
öcht op het werk gevestigd. Eerst toen het
s-hilderij, dat inmiddels via een tusschenhan-
del, in het bezit van de firma Katz was ge
komen, was gerestaureerd, is het definitief als
een oeuvre van den Haarlemschen meester her
kend. Zcoals men zich misschien zal herinne
ren, is ongeveer hetzelfde in 1932 geschied
met het doek „De jongen met bierstoop" van
Frans Hals, indertijd eveneens in het bezit
van de Dierensche firma.
Al zijn de feiten dan ook eenigszins anders
dan de schrijver in „Het Volk" ze voorstelde,
waar blijft, dat de onfortuinlijke bezitter van
het vervuilde doek er slechts drie ponden voor
ontving en dat de koopers er wel bij zullen
varen. Waar is ook, dat de werken van „de
groote internationale kunst" ('t is goed be
doeld) een vrij constante en veilige geldbeleg
ging vormen. Maar is het Recht, dat in dit
geval ongetwijfeld op de hand van de geluk
kige koopers is, nu zoo gedegenereerd, dat men
van een schreeuwend onrecht moet spreken
ten opzichte van den vroegeren bezitter, die
wel nimmer voor de somma van drie Engel'sche
ponden een origineele Frans Hals zal kunnen
koopen? Zelfs als de fortuinlijke kooper eerst
later tot de ontdekking zou komen, dat het
onooglijke geval in werkelijkheid een uiterst
waardevol kunstvoorwerp is?
Het Recht is op dit punt duidelijk genoeg,
schijnt het in principe althans, ook altijd ge
weest te zijn. In het Evangelie lezen we reeds
van den handigen koopman, die een schat in
een akker vond en, alsof hij van niets wist,
voor een zacht prijsje den akker kocht.
De schrijver van het artikel maakt zelf reeds
onderscheid tusschen een juridisch en een
menschelijk gevoel, alsof een niet te misken
nen gevcel van onbehaaglijkheid den door
slag zou kunnen geven in een kwestie, die
toch practisch wel het best door een positie
ven rechtsregel wordt opgelost. Al zal dit
geven we graag toe strikte moraliteit door
dezen positieven rechtsregel niet altijd ge
sauveerd blijven.
Voor rechtsgeleerden is het ongetwijfeld een
interessante studie om te onderzoeken of het
geldende recht, juist met het oog op al te
gemakkelijke bedriegerijen, toch niet beter zou
kunnen worden herzien.
Wat daar van zij, het nieuw-ontdekte schil
derij van den Haarlemschen meester zal naar
alle waarschijnlijkheid wel nooit op de plaats
komen, waar we het 't liefste zouden zien: in
het Frans Halsmuseum, waar het brilliante
meesterwerk tusschen de beroemde schutters-
en regentenstukken van Hals een waardige
omgeving zou vinden.
Het verheugende bericht, dat trouwens voor
namelijk als een aanloop op de volgende be
schouwingen was bedoeld, bleek èen doode
musch te zijn. Dien we met oprecht leedwezen
hebben begraven.
CAB.
P. G. S. 45-091 H
G. Hermann bracht in een artikel „Er werd
iemand bedrogenin „Het Volk" van 24
Juni (Ochtendblad) de verrassende mededee
ling, dat het Frans Halsmuseum in Haarlem
bij Christie in Londen een onbekende of ver
dwenen schilderij van den Haarlemschen mees
ter heeft aangekocht. Waarschijnlijk staat dit
bericht in verband met de ontdekking van het
doek „De Twee Visschersjongens", dat ver
leden najaar op een verkooping in Engeland
te voorschijn kwam. Het werk werd eenigen tijd
geleden tentoongesteld op de expositie van het
Nederlandsche Kunstverbond in de tentoonstel
lingszaal van het Haarlemsche museum en is
eigendom van de firma D. Katz te Dieren.
De directeur van het museum, de heer D. W.
Gratama, deelde ons mede, dat het doek nog
steeds geen kooper heeft gevonden. In ieder
geval is het niet door het museum aange
kocht, om de doorslaande reden, dat de fond
sen daartoe ten eenenmale ontbreken.
Ook de geschiedenis van de ontdekking is
niet zoo sensationeel', als de schrijver in „Het
Volk" ons zou willen doen gelooven. De schrij
ver stelde het voor, alsof het schilderij door
een arme, den of anderen man in Schotland
(tusschen matrassen en gebroken kasten mis
schien) naar een veiling zou zijn gebracht. Hij
kreeg drie ponden en bleef even arm als te
voren.
In de week van 14 tot en met 20 Juni zijn te
Beverwijk 4 gevallen van roodvonk, te Haarlem
3 en te Heemstede 2 gevallen van roodvonk ge
constateerd.
In de week van 14 tot en met 20 Juni zijn
te Bloemendaal 2 gevallen van Febris typhoïdea
en te Zandvoort 1 geval geconstateerd.
Het leven van Louis Pasteur te verfilmen be-
teekent een uiterst interessant onderwerp kiezen,
dat menig regisseur handen vol werk zal ver
schaffen. William Dieterle, die deze film heett
vervaardigd, heeft zich dan ook meer bezig ge
houden met 't meest grijpbare in de figuur van
Pasteur, n.l. zijn medische daden dan wel met
zijn nog grootere deugden, bestaande in de vol
komen harmonie tusschën zijn wetenschap en
zijn geloof.
De hoofdmomenten uit Pastern's medische
leven, n.l. de ontdekking der microben en van
het serum tegen de hondsdolheid, welke vindin
gen hem zoo ontzettend veel tegenwerking het>-
ben bezorgd, maken het onderwerp van deze
film uit en wanneer mten eenmaal dezen onvol-
ledigen Pasteur voor anderhalf uur aanvaarden
wil, dan kan men zonder twijfel genieten van
een zeer interessante en boeiende film, die al
thans dezen kant van den grooten man niet on
waardig is.
Wel is de figuur van Louis Pasteur onzeg
baar veel grooter dan Dieterle en zijn scenario
blijken te beseften en zeker veel grooter dan
zij vermogen te verbeelden in een film, doch
ook thans nog, nu de hoogste eigenschappen
van dezen kinderlijk gelooVigen man der we
tenschap uit de film werden weggelaten, blijft
er een mensch'enleven over, dat iedereen met
ontroering zal volgen.
Paul Muni speelt den miskenden en later
triumfeerenden geleerde met groote soberheid.
Hem wordt bovendien gelegenheid gegeven de
menschelijke kanten van Pasteur's karakter uit
te beelden, bestaande voornamelijk in een vol
ledig wegcijferen van zijn eigen roem en een
volledige dienstbaarheid aan het heil van de
m'enschheid.
Er zijn talrijke interessante scènes in deze
film, die het publiek van het begin tot het eind
zullen boeien en ontroeren.
De regisseur heeft op velerlei wijzen getracht
(en hij is geslaagd) om de moderne filmtechniek
aan de eenvoudige ware gebeurtenissen te ver
binden. De triomf van Pasteur, tcfèn de door hem
ingespoten schapen levend bleken te zijn, terwijl
de andere dood op den grond lagen, is b.v. tot
een geweldig tafereel uitgebouwd, waarmede
men zóó meeleeft, dat applaus en gejuich haast
niet uit kan blijven.
En van welk een geweldige spanning is niet
het moment, dat Pasteur den door hondsdol
heid bevangen jongen inspuit.... niet wetende
of het serum zal werken, maar vast vertrou
wende. Maar dan is de film zoo opmerkelijk, dat
de oorzaak van dat vast vertrouwen weer niet in
het geding komt.
Teekenend voor Pasteur's bescheidenheid is
de huldiging, die hem aan het einde van zijn
leven in de Academie der wetenschappen ten
deel valt. Zijn assistent maakt zijn vrouw er
op opmerkzaam, dat de Academie dten grooten
man een hulde wil brengen, maar haar man
kennend, moet de vrouw een list verzinnen om
hem naar de plechtigheid te krijgen. Zij ver
telt hem, dat eerf buitenlandsch dokter dien
avond zijn theorieën zal bestrijden. Onder deze
omstandigheden besluit Pasteur eveneens op de
bijeenkomst te verschijnen, doch eenmaal daar
aangekomen, gehuldigd en onderscheiden,
spreekt hij de jongemannen toe, die later de
mannen der wetenschap zullen zijn. Hij drukt
hun op het hart, dat zij zich nooit door tegten-
slag noch ij delheid zullen latten leiden en da t
zij alleen het heil der menschheia in het oog
zullen houden.
Deze film gaat ver uit boven de gebruikelijke
vertooningen, zoodat we personen boven de 18
jaar een bezoek gaarne aanbevelen. Zij draait
van morgenmiddag af in het Frans Halstheater.
Bij de politie te Heemstede werd aangifte ge
daan, dat in dten nacht van 23 op 24 Juni 1936,
is ingebroken in een kicsk staande aan den Hee
ren weg bij de Manpadslaan alhier.
Men heeft zich toegang tot de kiosk verschaft
door het verbreken van een ruit. Vermist worden
eenige doozen sigaretten en verder koek en
chocolade.
Verder is nog aangifte gedaan van het
vermissten van een heerenrijwiel hetwelk was
geplaatst in een box van een garage aan de
Zandvoortschelaan te Heemstede.
Wat gebeurde er? Toen Kruimeltje ook op het touw kwam
staan, bleken de uiteinden niet stevig genoeg vast te zitten
aan de paal en zoo schoot het koord plotseling los. Kruimeltje
lag eerst op den grond en even daarna viel Tuimeltje boven
op hem. De ondeugden, die bang waren dat er iemand zou
komen, liepen heel hard weg en gingen recht op 'n hemden-
hok af. dat een eind verder in den tuin stond.
„Ik ga boven op dat hok wat zitten rusten", zei Tuimeltje
eindelijk, „want ik ben erg moe van al dat dansen" en zoo goed
en zoo kwaad als het ging, kroop ie boven op het hondenhok.
Maar bad hij geweten dat hij zoo onsterk zou zijn, dan had
hij toch wel eens beter uitgekeken. Krak, krak, ging het.Daar
lag Tuimeltje tusschen de planken en stroo. Het hondenhok
was ingestort.
„Ik zal het zelf wel weer maken", huilde Tuimeltje en zoo
ging ie aan het werk. Het Was waar, hij had er wel slag van.
Binnen een kwartier zat het hok weer in elkaar, maar hij was
natuurlijk weer heel erg dom, want toen hij de laatste plank
er tegen geslagen had, zat hij er zelf ook heelemaal in en kon
ie alleen zijn hand nog door een gat steken. „Help me, Krui
meltje", gilde de arme ondeugd, „ik ga dood.'
Het bestuur van den „Nieuwe Haarlemsche
Kunstkring" zou het zeer op prijs stellen, wan
neer de zangers zooveel mogelijk alle repetities
zoudten willen bijwonen, te beginnen met heden
avond.
De volgorde der repetities is als volgt:
Donderdag 25 Juni, 8 uur (hedenavond): da
mes, heeren en supplementair orkest.
Zaterdag 27 Juni, half 3: suppl.-orkest; 3
uur: kinderkoor: 4 uur: trompettisten voor den
toren.
Dinsdag 30 Juni, 8 uur: dames, heeren, suppl.-
orkest (in de Doelen).
Vrijdag 3 Juli 8 uur: dames en heeren.
Zaterdag 4 Juli, half 3: suppl.-orkest; 3 uur:
kinderkoor (alle groepen); 4 uur: trompettisten
voor den toren.
Maandag 6 Juli, 8 uur: alle dames en heeren
(koor).
Donderdag 9 Juli, 8 uur: generale repetitie
in de zaal met het volledig orkest (ook de H. O.
V.) Niemand van het koor (ook de kinderen)
ontbreke
Zaterdag 11 Juli, 4 uur: suppl.-orkest en kin
deren: trompettisten voor den toren.
Zondag 12 Juli, 8 uur: groote generale repe
titie met orkest in den tuin (niemand ontbreke).
Maandag 13 Juli: uitvoering.
II
28
„Je bent niet verstandig," zei ik, „om ver
liefd te worden op den eenigen man, die zich
niet om je bekommert, want je bent verwend,
Marianne, je successen in de wereld zijn niet
te overzien. Laat Georges dus met rust. Wees
niet verdrietig om hem! Het is een gril, die
voorbijgaat en als ik mij niet vergis, is het
de eerste nietWees gerust, die zal ver
dwijnen zooals de andere."
Mijn vriendin nam die raadgevingen met een
edele verontwaardiging aan. Toen zij haar hart
voldoende had uitgestort, liet ik haar heengaan,
want ik werd slaperig en luisterde niet meer
naar haar.
Het beeld, dat mij in mijn droom bijbleef,
was dat van mijn Robert, die op een woelige
zee mij naderde en glimlachend, maar toch
ietwat angstig zei: „Lieve, ver van mij verwij
derde fee, hoe gelukkig ben ik, je eindelijk te
zien...."
HOOFDSTUK XIII
Het ongeval aan Paulette overkomen was
gedurende eenige dagen het groote onderwerp
van onze gesprekken op Saint Flavien. Toen wij
thuis waren eekomen. moesten wii alle moge
lijke bijzonderheden vertellen en buitendien nog
andere, zoodat het avontuur reusachtige af-
mptiTiP'pn Vrppff
Ik deelde tante ook mede, dat ik zijdelings
mijnheer de Rives uitgenoodigd had om een
visite maken. Tante vond, dat ik een geluk
kigen inval had gehad, maar Frangoise, die
vuurrood was geworden, verklaarde, dat ik beter
had gedaan, dat achterwege te laten.
„En ik, die metende je een pleizier te doen!"
protesteerde ik.
Zonder mij rechtstreeks te antwoorden,
merkte zij op, dat het leek alsof wij dien mijn
heer naar ons toe wilden halen, daar zou waar
schijnlijk wel heel veel over gebabbeld worden.
Eigenlijk kenden wij hem nog slechts korten tijd
en.... in Parijs was hij nooit naar het hotel
Matignac gekomen, dus....
„In alle geval heeft hij mij het leven gered."
verklaarde ik zonder haar den tijd te laten haar
conclusie te trekken.
„Jou het leven gered?"
„Zéker, eerst door zijn waarschuwingen,
die ik niet heb opgevolgd en dan door zijn
grog."
„Wat overdrijf je weer!"
Tante was zoo goed, mij gelijk te geven.
Hij kwam in een taxi, veel eerder dan ik
verwacht had. Hij was charmant van top tot
teen, streelde Lolotte, maakte juffrouw Brissot
een aardig complimentje, bewonderde het rozen-
park. stelde belang in onze meloenen en toma
ten, verzocht ons onzen kok te feliciteeren over
de vruchtengebakjes, die zoo bijzonder goed ge-
lukt waren en betreurde het, dat hij niet terug
zou kunnen komen, daar hij over enkele dagen
ging vertrekken.
Frangoise zei niet veel, ik zag. dat zij zenuw
achtig en gejaagd was zoo als in de dagen voor
ons vertrek uit Parijs. En 's avonds, toen tante
en juffrouw Brissot de bekoorlijkheden van den
bezoeker bezongen in den trant van antieke
reien, sprak zij geen woord, dat mij kon doen
raden, wat zij er van dacht.
Ik voor mij had te veel te overdenken om mij
daarover te bekommeren. Ik zocht op alle
manieren dten anderen Robert te ontmoeten,
maar dat was niet zoo gemakkelijk, want
Michel scheen er pleizier in te vinden mij
tegen te werken en de slechtste voorwendsels
uit te denken om mij niet naar Fleurville te
brengen.
Na het bezoek van mijnheer de Rives stemde
Michel er eindelijk in toe mijn wenschen te
vervullen, maar het gaf mij geen voldoening.
Wij haddten alleen maar den tijd om na ons bad
te gaan zien. hoe het met Paulette ging.
Marianne was droefgeestig, Georges Peral was
afwezig. Robert, de andere was zeer gedien
stig en wilde ons meenemen naar het Palace
om er thee te drinken, maar Michel, hoewel
hij bekend stond als zeer waarheidlievend,
vertelde zonder blikken of blozen, dat mijn
heer de Rives ons had uitgenoodigd in het
Casino en zonder Robert de gelegenheid te
geven ons te volgen, troonde hij mij mede. Eer
wij heengingen kon ik Robert nog een knip
oogje geven, dat genoeg mijn spijt uitdrukte.
Hij bleef staan met de hand op het hart.
„Hij verveelt mij, die pias," zei mijn neef
gemelijk, toen wij tegenover elkander in het
Casino zaten, waar natuurlijk mijnheer de
Rives niet te zien was.
„Waarom?" zei ik, „hij is werkelijk char-
iu3>nt
„Hij is overtuigd, dat je gek op hem bent,
maar natuurlijk, jij ziet dat niet in.
„Onzin! Och zie je, Michel, mijnheer
Lebreuil interesseert mij alleen omdat hij ge
stalte geeft aan mijn gedachten aan Robert.
„Daarom is het jammer, dat je je compromit
teert voor iemand, dien je niet bemint.
„Ik zou mij compromitteeren!"
„Beste Denise, je ziet dat zelf niet in en dat
is juist het treurige in jou geval, maar de
anderen zien het wel: je blozen, je glimlachje,
je blikken, je manier van naar hem te luiste
ren als hij spreekt."
„Michel, Michel, je verbeelding slaat op hol!
Mijn glimlachjes, mijn blikken! Hoe kom je
er op?" Om de waarheid! te zeggen, was ik stom
verbaasd.
„Denise, als je het niet expres doet. dan is
het toch heel ernstig," ging hij op somberen
toon voort. „Ik heb je nooit zooveel moeite zien
geven voor een anderen heer."
„Ik verzeker je, dat hij mij heelemaal niet
interesseert." zei ik ontstemd, „ik heb nooit lust
gevoeld om te weten wat hij denkt, zijn smaak
of ideeën te leeren kennten. Hij is als het waie
voor mij een soort, mannequin waarop ik mijn
droom drapeer.... Dat is alles."
„Gevaarlijk spel, Denise, gevaarlijk voor jou
en voor hem, want me dunkt hij neemt het wel
ernstig op."
„Nu nen ik het niet, die overdrijft," zei ik.
Michel bleef humeurig, in stilte dronken wij
thee, waarna hij mij hielp mijn handschoenen,
mijn tasch en mantel bijeen te vergaren en
wij reden snel naar huis.
Weldra echter zou ik een schadevergoeding
krijgen voor mijn verdrietelijkheden. Die beste
Michel bracht mij den volgenden morgen een
brief van Robert de Beaufeu, dien hij onder de
poststukken gevonden had.
„Mijn goede vriend." schreef Robert, „de
banneling voelt zich meer dan gewoonlijk een
zaam ik heb behoefte aan mijn kleine fee.
Zou zij mij veroorloven haar zonder tusschen-
persoon te zeggen, wat ik vandaag gevoel? Mijn
brief is voor haar, geef haar dien, als u met
denkt, dat ik to vermetel ben."
„Ik ben zoo kiesch geweest dien niet te lezen,
verklaarde Michel. „Maar je moet mij zeggen,
wat er in staat."
Bevende van opwinding opende ik den voor
mjj bestemden brief.
„Lieve, ver van mij verwijderde, prinses, ik
denk aan niets dan aan u! Ik zie u in de wol
leen, vaag maar teeder, in de bloemen, m de
menigte om mij heen, zelfs in mijn eenzaam
heid vind ik u terug als ik de oogen simt.
Ik probeer niet u een gelaat te geven, voor
mij zdjt gij een denkende schaduw, een blik, een
zielEn toch meen ik uw levende tegen
woordigheid aan mijn zijde te voelen. Hoe kan
dat? Hoe gebeuren mirakelen?
Soms is de illusie zoo sterk, dat mijn ont
roering smartelijk wordt en dat is het, wat ik
u vandaag wilde zeggen.
Ik heb onder mijn balkon een roode klimroos
staan, die tot aan het raam van mijn kamer is
opgeldommen en daar een geurige lijst maakt.
De takken, bedekt met heerlijke bloemen, val
len er om heen als een guirlande van schoon
heid en geur.
Dezen morgen heb ik u daar gezien, omringd
door de rozen; uw hoofd bereikte juist de
schoonste daarvan, van die purperroode bloemen,
waarvan ik zoo'n liefhebber ben. Zij kroonden
u als een liefdeskoningin. Toen op eens was
dat visioen verdwenen, mijn venster was ledig
ondanks die geurige takken en mijn blijdschap
werd een groote droefheid. Ik weet niets van
u, lieve kleine fee, zoo ver van mij verwijderd.
Als u hier was zouden dan die rozen u kronen
zooals ik droomde? Zoudt u in werkelijkheid
de plaats innemen, waar ik dacht ute zien? Is
alles niet illusie in mij en om mij heen?....
Ik lijd en voor het eerst zou ik een soort van
werkelijkheid willen hebben, u zien, u hooren,
iets kennen, dat van u is.
ROBERT DE BEAUFEU.'
tv was te ontroerd om Michel die mij onder
vroeg te antwoorden. Zonder mij permissie te
vragen, nam hij den brief uit mijn hand en
las dien. De geur van de rozen, die mij om
ringden leek mij te komen uit die enveloppe,
waarin Robert een smart had neergelegd, zoo
gelijk aan de mijne. O, ik begreep^ hem, ik, die
geleden had door dezelfde onwetendheid. Hoe
zoet was het te bemerken, dat hij dezelfde
hoop koesterde als ik en dezelfde pijn onder
vond.... (Wordt vervolgd)