Bisschopsconsecratie van Z.H. Exc. Mgr. N. Stam Indrukwekkende plechtigheid te Haarlem f Een „allround" missionaris Het Vicariaat van Mgr. Stam Gedenkwoord van Mgr. J. Biermans MGR. J. P. HUIBERS CONSECRATOR De bisschoppelijke ring 42000 KM.2 ROND DEN EVENAAR „Als vriend MAANDAG 29 JUNI 1936 Zeer veel kerkelijke en wereld lijke autoriteiten eeren den nieuwen bisschop Feest voor iederen katholiek 29 Juni: Feest van St. Petrus en Paulus, bisschopswijding van Z. H. Exc. Mgr. N. Stam, den aposto lischen vicaris van Kisumu in Afrika, in Haarlems Kathedraal door den In en om de kathedraal De assistentie Plechtige intronisatie „Scio opera tua et laborem et patientiam tuam Apoc. 2. 2. De ring van Z. H. Exc. Mgr. N. Stam De oude liturgische gebruiken ver gemakkelijken de kerstening van het zwarte werelddeel Een bloeiende missie De bevolking N bisschop van Haarlem Eenvoudig feit, maar welk een heer lijke demonstratie van het onver anderlijk karakter der H. Kerk: één, heilig, katholiek en apostolisch. Nog geen half jaar geleden mocht Haarlem getuige zijn van het grootsch gebeuren van de wijding van Mgr. J. P. Huibers, zijn eigen bisschop, thans eenzelfde feest en even groote luister rondom den nieuwen Apostolischen Vicaris van Kisumu. Reeds lang voor den aanvang der plechtig heid zag men groote scharen katholieken de richting van de Kathedraal ingaan. Tegen half tien was de groote tempel grootendeels bezet. De Kathedraal prijkte in feesttooi. Aan de pijlers van het middenschip en de zijbeuken hingen roode draperieën met eenvoudig getee- kende vergulde emblemen. Een groot aantal wapenschilden van bisschop pen en prelaten waren tegen de pilaren gehan gen. De wapens der missiebisschoppen namen de eereplaats in aan de pilaren van koepel en middenschip. In het presbyterium en in de onmiddellijke omgeving van het priesterkoor hadden o.m. plaats genomen: Z. D. H. Mgr. Th. W. Pichot, Vicaris-Generaal van het Bisdom, Z. D. H. Mgr. M. P- J. Möllmann, oud-Vicaris-Generaal van het Bisdom, Z. D. H. Mgr. H. Taskin, proost van het kathedraal kapittel en praeses van het Theologicum te Warmond; Mgr. Th. M. P. Bekkers, secretaris van den Priestermissiebond; Mgr. P. Groenen, directeur van het Centraal Katholiek Koloniaal Bureau; de hoogeerw. heeren kanunniken J. C. Aalberse, J. Niekel en M. W. A. Wijtenburg; de hoogeerw. heer H. C. J. Sondaal, eerekanunnik van het kathedraal kapittel en deken van Haarlem; father Waal, directeur van het College te Mill-Hill, die te vens den Algemeenen Overste van de Sint Jozef - congregatie vertegenwoordigde; de zeereerw. heer N. Ammerlaan, regent van het Klein Semi narie en voorzitter van het Diocesaan Missie- Comité; de Hoogeerw. heeren deken E. P. Rengs van Alkmaar, deken G. J. M. Maat van Poel dijk. deken J. Borsboom van Noordwijk, het bestuur van de Vereenigde Missionarissen, be staande uit de zeereerw. paters Keller S.J., Vinkesteyn M.S.C. en van Es S.V.D.; father C. Schoemaker, algemeen procurator van de Sint Jozefcongregatie; father dr. H. Ahaus, direc teur van het Missiehuis te Haelen; father J. van Heinigen, directeur van het Missiehuis te Hoorn; father J. Kiggen, procurator van het Missiehuis te Roosendaal; father J. Padberg, directeur van het studiehuis te Tilburg; father P. Preyde, directeur van Huize „Vrijland" te Arnhem; father A. Witlox, procurator; ple baan F. Filbry, penningmeester van het uitvoe rend comité; ongeveer negentig familieleden van den Hoogwaardigen Wijdeling, de kapelaans der Kathedrale Kerk, de Zeereerw. heeren pastoors P. Roovers L. Schalke G. Goes van Castricum; J. Schoemaker van Velsen- Noord, F. Burwinkel te Kethel, A. Ratté te Grootebroek, Th. Zoetmulder te Amsterdam, J. Lucassen te Amsterdam, A. v. d. Berg te Nieuw-Vennep, G. van Niekerk te Overveen, P. de Wolf te Limmen, C. van Baaren te 's-Gravenhage, W. Slenders te Ouderkerk a. d. Amstel, H. Warnink te Kwintsheul, J. Volle ring te Waarland en A. Oudejans te Warmond, vele fathers van Mill-Hill. Van de wereldlijke autoriteiten en leeken, die bij de plechtige consecratie tegenwoordig waren noemen wijprof. dr. A. Steger, lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal; J. Loerak ker en Ch. v. d. Bilt, leden van de Tweede Kamer; H. Kuiper en Van Kessel, leden van de Provinciale Staten van Noord-Holland; wet houder W. J. B. van Liemt, de raadsleden mr. dr. F. Bijvoet, M. Klein, J. Castricum, H. Klein Schiphorst, C. Wolff, G. Weustink, P. van Te- tering; A. Rijs, E. Ravensberg en A. de Neyn van Hoogewerf, leden van het kerkbestuur van de parochie der Heiligen Elisabeth en Barbara; de leden van het Armbestuur dezer pa rochie, P. Walraven, H. Willenborg, J. Lauw, P. van Hof ten en J. Spoelstra; dr. van Schuylenburg, den heer en mevr. Weterings, de heer Mr. J. N. J. E. Heerkens Thijssen, notaris Roozen, het hoofdbestuur van de Sint Jozefgezellen, den heer Th. Hooy, voorzitter van de Haarlemsche R.K. Middenstandsvereeniging en mej. Th. Teppema, presidente van den Haarlemschen R.K. Vrouwenbond. De familie had plaats genomen naast het hoogkoor. Om half tien precies rijden de auto's voor, die den Hoogwaardigen Wijdeling, den Conse crator en zijn Assistenten van het bisschoppe lijk paleis hadden gehaald. De machtige klokken van de Kathedraal beginnen te luiden. Binnen werkt het orgel met grootsche accoorden. De priesters die bij de wijding zullen assi- steeren begeven zich naar den ingang, waar de eerewacht van mannelijke en vrouwelijke jeugdorganisaties, Kruisvaart, Verkenners en Graal het saluut brengt. Door het middenpad schrijdt de stoet plech tig en langzaam naar het priesterkoor. Voor de Sacramentskapel knielen de bisschoppen een wijle in aanbidding neder, waarna zij zich naar het Hoogkoor begeven om met de liturgische gewaden bekleed te worden. Terwijl de wijdeling voor het Hoogaltaar voor den consecrator neerknielt, wordt de pau selijke benoemingsbrief voorgelezen. Hierna neemt het Misoffer een aanvang. Z. H. Exc. Mgr. J. P. Huibers en de Wijdeling lezen gezamenlijk aan hetzelfde altaar, met uitzondering van het eerste deel der H. Mis, dat de wijdeling aan het parochiealtaar leest. Als medeconsecratoren fungeeren H.H. Exc. Mgr. P. Hopmans, bisschop van Breda en Mgr. H. J. van Valenberg. De overige functies werden als volgt vervuld: Als presbyter-assistens fungeert de hoog eerwaarde heer L. A. A. M. Westerwoudt, die op het Seminarie Hageveld een klasgenoot van den Wijdeling was. Troondiakens zijn pastoor T. Winkelman uit Amsterdam en father A. Poell, directeur van het Missiehuis te Roosendaal. De verdere assistenties zijn verdeeld als volgt: diaken, pastoor L. Willenborg; subdiaken, pastoor H. van Dijk; caeremoniarii, secretaris H. Agterof en kapelaan E. Determeyer; capel- lani electi, secretaris F. Bank en father B. Heijboer; capellani van Z. H. Exc. Mgr. Hop mans, secretaris L. Beckers en kapelaan P. Visser, capellani van Z. H. Exc. Mgr. van Va lenberg, kapelaan J. van Houten en father Th. Lefeber; ad librum consecratoris, kapelaan C. de Koster; ad librum electi, father J. Vos; ad mitram, kap. A. van der Hoeven; ad baculum, kapelaan J. Stadegaard; ad faldistorium, kapelaan W. Nijssen; ad gremiale, rector J. van Zon; ad candelam, father B. Renckens; ad as- persorium, pater H. Hunsche O.F.M.; ad am pullas, kapelaan P. Poppen; ad thuribulum, father D. Simons en ad intortitia, kapelaans G. Luken en C. Verheyen. Den psalm „Judica me" aan den voet van 't altaar bidden bisschop en wijdeling gezamen lijk voor het bisschoppelijk altaar. Eerst hierna wordt de wijdeling met de bisschoppelijke mis gewaden bekleed voor het parochiealtaar. Over de stool, die aan weerszijden van de schouders recht afhangt wordt het borstkruis gehangen. Daarover tuniek, dalmatiek en kazuifel. Na de graduale begeeft de wijdeling zich naar het bisschoppelijk altaar, waar de eigenlijke wijdingsplechtigheid een aanvang neemt. De schoonste momenten uit deze treffende plechtigheid zijn wel, als consecrator en wijde ling plat ter aarde de litanie van Alle Heiligen bidden, de handoplegging en de lange prefatie, onderbroken door het Veni Creator, en de plechtige vredekus. De handeling der H. Mis gaat hierna gewoon door tot na het Credo; dan knielt de pasgewijde bisschop voor zijn consecrator en brengt zijn offergaven: brood en wijn met twee brandende waskaarsen. Op hetzelfde altaar zetten consecrator en wijdeling hierna de H. Mis voort tot het einde. Voor het laatste Evangelie heeft de plechtige intronisatie plaats. Voor het altaar staande zegent de consecrator den bisschopsmijter en plaatst hem op het hoofd van den nieuwgewijden bisschop. Nadat op dezelfde wijze ook de handschoenen zijn overgereikt neemt de pasgewijde plaats op den bisschoppelijken troon. Terwijl de conse crator hem den kromstaf overreikt, heft hij het Te Deum aan. Als bij tooverslag zetten alle klokken van de kathedraal een machtige begeleiding in om de vreugde van binnen de kathedraal mede te deelen aan heel de stad. Begeleid door de assistent-consecratoren daalt Mgr. Stam dan af van het presbyterium en schrijdt door 't schip van de kerk om den ge- loovigen voor het eerst zijn bisschoppelijken zegen te geven. Voor het altaar teruggekeerd geeft hij ver volgens den drievoudigen zegen aan het einde der bisschopsmis waarna de plechtigheid met een driemaal „Ad muitos annos" besloten wordt. Door het middenpad verlaat Mgr. hierna de kathedraal, uitgeleid door denzelfden stoet die bij den aanvang der plechtigheid geformeerd was. De liturgische gezangen werden uitgevoerd door leden van de Schola Cantorum van het Theologicum te Warmond. Als vaste misgezan gen zongen alle aanwezigen de Gregoriaansche Missa de Angelus uit het Kyriale. De Bisschoppelijke Ring van Z. H. Exc. Mgr. N. Stam, uitgevoerd in 18 karaats goud, omvat een grooten amethist in ovaal facet- slijpsel. De rand om den steen is versierd met den in graveerwerk uitgevoerden tekst: „Non Recuso Laborem", de wapenspreuk van Z. H. Exc.: „Ik weiger den arbeid niet." De beide zijvlakken zijn met fijn drijfwerk bewerkt. Aan de eene zijde de afbeelding van den H. Nicolaas als Patroon van Mon seigneur. In de fond het jaartal en datum der H. Wijding: 1936 - 29 VI. Aan de andere zijde de wapenstukken van het Bisschoppe lijk Wapen: een zeilschip met in het uitstaande zeil het monogram der letters N. S. In de fond de ster en de roos. Ontwerp en uitvoering zijn van den edel smid W. Thijssen, Haarlem WL Z. H. Exc. Mgr. N. Stam (Foto Bosman, Haarlem) Het was in 1901. Zaterdagmiddag. Ik had het wachten maar opgegeven. Ze haddën allang daar moeten zijn. Mijn kapelaan, Father Proctor, was tijdig vertrokken om de groep nieuwe missionarissen van de kust te ha len. Ze zouden hier op het eiland Buvuma de reis even onderbreken. Zeker onverwacht op gehouden. Plotseling verneem ik onder het biechthooren het veelsprekende 'hmhmhmhm' van de in boorlingen. De karavaan is in aantocht. Uitroe pen, vreugdekreten, welkomstgroeten. Op weg naar mijn huis maak ik voor de zooveelste maal angstige berekeningen, hoe ik ze allen te eten zal geven, want er heerscht hongersnood op het eiland. Het opperhoofd van het dorp heeft (Foto Bosman, Haarlem) In een onderhoud, dat we met Z. H. Exc. Mgr. Stam mochten hebben, vertelde deze ons tal van bijzonderheden over zijn vicariaat. Tusschen den Noord-Oostoever van het Vïc- toriameer en het Rudolfmeer aan de grens „van wat eens Abessinië was," strekt zich het Apos tolisch Vicariaat uit, over een oppervlakte van 42.000 K.M.2. Deze oppervlakte is zoo goed als geheel overdekt met oerwoud. Het gebied langs het Victoriameer wordt nis laagland beschouwd, ofschoon het meer zelf op ruim 1100 meter bo ven den zeespiegel ligt. Tusschen beide me ren, op de westgrens van het vicariaat, ligt de 4300 meter hooge Elgon-top. Het geheele ge bied is vruchtbare grond. In het hoogland treft men dan ook reeds vrij talrijke plantages van kolonisten. Evenals met alle bewoonbare gebieden van Afrika het geval is, is ook het Apostolisch Vicariaat van Mgr. Stam vrij dicht bevolkt. De bevolking wordt geschat op 1% millioen. Verreweg het grootste deel hiervan bewoont het „laagland" langs het Victoriameer. Het klimaat is vrij goed, hetgeen ook op den hygiënischen toestand der bevolking van invloed is: het volk is over het algemeen goed gezond. De epidemie van de slaapziekte, die een jaar of tien geleden alle stammen rond het Victoria-meer met den ondergang dreigde, is voorbijgegaan. De meening van Mgr. Stam is dat dit niet te danken is aan de millioenen die het Engelsche gouvernement aan de be strijding besteed heeft, maar louter en alleen aan den gewonen loop van de natuur. Even onverwacht als ze gekomen was, is de plaag verdwenen. Zooals overal in Afrika, leeft de bevolking zeer verspreid. Bevolkingscentra kent men oor spronkelijk niet. De 16 „steden" die het vi cariaat telt, zijn alle nederzettingen van kolo nisten: de inboorlingen kennen in hun taal niet eens het woord stad of dorp, alleen het woord „thuis". Men woont met drie of vier families bijeen in z.g. kralen. Zoo'n kraal is niet meer dan een hoeve, in het midden de veestal en daaromheen, in een kring, de woon huiten en de voorraadschuren. Van parochies kan in dit vicariaat natuur lijk geen sprake zijn. Iedere missiestatie heeft een gebied te bedienen als hier te lande een geheele provincie, sommige zelfs zoo groot als ons geheele vaderland. De menschen vinden het de gewoonste zaak van de wereld, voor de feestdagen een voet reis van een uur of zeven te maken. Een mis sionaris maakt van tijd tot tijd een rondgang langs verschillende afgelegen kralen voor hen, die niet reizen kunnen: moeders met kleine kinderen, ouden van dagen, zieken en gebrek- kigen. Het vicariaat heeft thans 19 staties met 43 priesters, 10 broeders en 50 zusters. Thans na 30 jaren missie-arbeid beter gezegd: 20 jaar pioniers- en 10 jaar eigenlijk missiewerk is reeds één op 15 inwoners katholiek. Verder heeft men een getal van 27.000 doopleerlingen. Jaarlijks worden 10.003 Doopsels toegediend. De invloed van den gods dienst doet zich reeds belangrijk gelden; het katholieke onderwijs bloeit en de missionaris staat bij christen en heiden in aanzien. De mentaliteit van den neger past zich vrij gemakkelijk bij den godsdienst aan. De men schen hebben „van huis uit" het begrip van één God, één Geest die het leven geeft en behoudt. Ze weten dat iemand, die sterft, in zekeren zin blijft leven. Ze brengen offers aan de geesten der afgestorvenen, ziekte en te genspoed zijn een gevolg van jaloezie der af gestorvenen. Daarom doet men al zijn best de geesten der afgestorvenen tot vriend te houden. Bij de maaltijden wordt een plaats opengehouden voor de overledenen. De eerste portie van ieder gerecht wordt met 'n sierlijken boog weggewor pen, bestemd voor de geesten. Nu hoede men zich ervoor den neger voor zoo naief te hou den, dat hij gelooft dat de overledenen dit werkelijk verorberen! Ze weten heel goed dat de kippen en de kinderen het buitmaken en dat het een loutere ceremonie is. Juist de gehechtheid aan de ceremoniën geteft de katholieke geloofsverkondiging zoo veel voordeelen boven de protestantsche zen ding. De protestant heeft niets dan zijn bijbel. Alle heidènsche gewoonten en gebruiken wor den als afgodendienst veroordeeld en streng verboden, zonder dat er iets anders voor in de plaats wordt gesteld. Gevolg is de praktijk wijst het uit dat het protestantisme op den duur bij den neger ontaardt in absoluut on geloof. Het protestantisme houdt niet langer stand dan één of twee geslachten. De katholieke bekeerling vindt in de plaats van alle oude gebruiken, waaraan hij zoo ge hecht was, ceremoniën uit het rituale der H. Kerk. Bij 'de inzegening van een nieuw huis bijvoorbeeld werden van oudsher offers ge bracht aan de geesten. Thans roept men den missionaris om de kerkelijke inzegening te ver richten. Vroeger gingen moeders met pasge boren kleintjes naar de toovenares, om de geesten gunstig te stemmen voor een lang en gelukkig leven van haar kind. Nu vraagt men den priester de kinderen te zegenen. "Wanneer een priester zich hieraan zou ont trekken wegens drukke werkzaamheden en tijdgebrek, zouden de menschen geen rustig uur hebben, want de resten van het oude bij geloof zijn niet zoo maar zonder slag of stoot uitgeroeid. Ieder die de traditie van de Kerk slechts eenigszins kent, begrijpt hoe wijs, hoe werkelijk moederlijk het is om de pasbekeerden door deze gewettigde katholieke gebruiken zich „thuis"' te doen gevoelen. Onze raszuivere Germaan- sche voorouders hebben denzelfden weg naar de christelijke mentaliteit moeten afleggen en alleen zij, die deze mentaliteit geheel en al zijn ontwend, verbazen zich over de zegeningen van de Kerk als over uitingen van bijgeloof en kinderlijk vertrouwen. Alsof Christus zelf de brooden en visschen niet zegende en de H. Geest ons in de Schrift niet spreekt over de kinderkens, die gevoed moeten worden met melkspijs, omdat zij nog geen vast voedsel kunnen verdragen. Wat het missiewerk onder deze negers ook ten goede komt, is de omstandigheid, dat zij ook als heidenen reeds een zekere opvatting van moraal hebben. Zij kennen twee geboden, waaronder alle geboden der natuurlijke zede- wet worden samengevat: „Er bestaat één God, Dien men moet eeren" en „gij zult niet stelen." Vooral hun rechtvaardigheidsgevoel is sterk ontwikkeld. Hierop berust ook hun huwelijks trouw. Een vrouw wordt beschouwd als eigen dom van den man. Hij heeft er immers zestien koeien voor betaald! Hoe zakelijk dit princiep ook moge lijken, toch is het voor de missiona rissen een groote steun, daar zij, hiervan uit gaande, gemakkelijk de Katholieke leer over het huwelijk kunnen onderwijzen. De plannen van Monseigneur Stam gaan thans ook uit naar de stammen verder het bin nenland in tot in de nabijheid van het Rudolf meer, op de grens van Abessinië. Hier heerseh- ten tot voor kort nog zeer barbaarsche toe standen. De Engelsche regeering moest er spe ciale posten plaatsen, die jaarlijks duizenden ponden kosten, om de bevolking te beschermen tegen de plundertochten van de onafhanke lijke Abessinische Galla-stammen. Algemeen verwacht men dat onder het Italiaansch be stuur de toestanden ook in dat gebied veiliger zullen worden, zoodat de missionarissen er zon der levensgevaar zullen kunnen arbeiden. >9 de moeilijkheid voorzien en staat op een gege ven oogenblik met een levend schaap in de ka merOp dien dag hoorde ik voor het eerst den beroemden schaterlach van Mgr. Stam. Dat was de eerste kennismaking. Als zijn col lega en later als zijn bisschop in hetzelfde Vi cariaat van den Boven-Nijl en weer later ais zijn Algemeen Overste heb ik alle gelegenheid gehad om Mgr. Stam gade te slaan en te beoor- deelen. Mgr. Stam is een „allround" missionaris, phy- siek en geestelijk begiftigd met hoedanighe den, welke hem uitermate geschikt maken voor het Afrikaansche Apostolaat. Hij kent geen ver moeidheid, heeft een uiterst taai gestel en doorstaat de aanvallen van allerlei ziekten zon der er schijnbaar iets van over te houden, zoo dat de confraters zich over hem nooit ongerust maken. „O, Father Stam knapt wel weer op. Die gaat niet dood." Hij bezit in hooge mate op timisme, die onwaardeerbare en onmisbare gave van den succesvollen missionaris; hij is blij en opgewekt, laat zich niet afschrikken of ontmoedigen. Hij past zich verbazend snel aan, neemt allerlei kennis gemakkelijk in zich op zoo dat hij de groote ontwerpen-maker en bou wer werd van het Vicariaat (tot verwondering van zijn vader z.g., een aannemer). Hij kent de grootste verscheidenheid van talen en dialecten en schrijft bovendien nog door hem zelf in zwart en kleuren geïllustreerde artikelen voor het tijdschrift „Anthropos" e.a. Aldus toegerust begon Mgr. Stam zijn mis sionaris-leven in dat Ap. Vicariaat van den Boven-Nijl waarvan zijn toekomstig Vicariaat van Kisimu toen nog deel uitmaakte. Ik geloof niet dat er één statie is waar hij niet op een of andere manier gewerkt heeft: priester, on derwijzer, samensteller van inlandsche spraak kunsten, woordenboeken en godsdienstige boe ken, dokter, apotheker, architect, steenbakker, houtzager, timmerman, metselaar, aanlegger van plantages, kleermaker, kok, bakker, hij is het allemaal op z'n tijd geweest. De afschuwelijke slaapziekte, welke millioe nen slachtoffers in Afrika eischte en geheele streken ontvolkte, gaf zijn ijver en kracht den vrijen teugel. In de wildernis, op de eilanden, in de bosschen en tusschen het hooge olifanten gras, overal waar die arme menschen te kwij nen en te sterven lagen, daar was Father Stam. Het zou mij niet moeilijk vallen, vele bladen vol te schrijven over het leven en zwoegen van dezen missionaris, die zoo lang een mijner meest ervaren priesters geweest is, maar een gedenkwoordje in een dagblad mag niet uit groeien tot een gedenkschrift. Bij de splitsing van het Vicariaat van den Boven-Nijl was Mgr. Stam werkzaam in Kavi- rond, dat later zou worden verheven tot het zelfstandig Ap. Vicariaat van Kisimu, en hij bleef daar om het nieuwe Missie-gebied, als rechterhand van zijn stoeren voorganger, Mgr. Gorgonius Brandsma z.g„ te helpen bevestigen en ontwikkelen. De laatste jaren was hij ofwel Pro-Vicaris of maakte hij vanuit zijn stand plaats Mumias tochten door zijn „parochie", het grootste en wildste gedeelte van het Vica riaat, de geheele Oostelijke streek ervan, van Abessynië af tot Tanganyika, meer dan 700 K.M. Hij bezocht de Plantages voor de geestelijke ver-' zorging der zwarte arbeiders, trok met de solda ten mee de woestijnen in, om de Nomaden stammen te leeren kennen, en onderhield con tact met verre stammen, wien voorloopig nog geen priester kon gegeven worden.... ,,Non recuso laborem". Inderdaad. „Et memo. res operis fidei, laboris, charitatis et sustinentiae spei Domini nostri Jesu Ghristi.En ge dachtig uw werkdadig geloof en uw zwoegende liefde en uw geduldige hoop. op Onzen Heer Jezus Christus", bidden wij den Hemelschen Vader dat Hij, U, den nieuwen Apostolischen Vi caris van Kisumu, moge leiden en verlichten, My is verzocht een artikeltje te schrij ven over Mgr. Stam „als vriend". Hoogere confraters en oudere en jongere medewerkers van den nieuwen Bis schop, die hem aan het werk gezien hebben in de Missie, die zijn zwoegen en zorgen, zyn rus teloos trekken, zijn onversaagd woekeren met zyn rijke van God ontvangen talenten van nabij hebben gadegeslagen en bewonderd, zul len in deze dagen over hem spreken en schrij ven met de geestdrift welke een blakend voor beeld steeds in verwante zielen moet opwekken. „Als vriend." Waarom valt mij die eer te beurt? Wie onder ons, Mill Hillers, is geen vriend geweest van Father Nico Stam en is er. niet van overtuigd, dat ook te zullen blyven van Bisschop Nicolaus Stam? Behoort Zijne Hoogwaardige Excellentie niet tot die gelukkige menschen, die by eenieder met wien zij om gaan, den indruk vestigen, dat hjj tot hun beste vrienden behoort? En dat is geen ge legenheidshouding, dat is geen aangenomen vriendelijkheid omdat het zoo in hun kraam te pas komt; neen, dat is de zuiver natuurlijke uiting van hun hart, dat ruim genoeg is om velen, zeer velen te omvatten. Daaruit vloeit voor geen gering deel de vruchtbaarheid van Mgr. Stam als Missie-werker, die uit de volheid van zyn ruime hart steeds edelmoediger blijft geven. Daarin lag (zal liggen?) ook zyn on gehoord succes als Missie-bedelaar, die steeds royaler bleef ontvangen, die onder de pries ters van het Haarlemsche Bisdom by tientallen zyn oude Hageveldsche vrienden terugvond, bereid om hem de behulpzame vriendenhand toe te steken, natuurlijk op de eerste plaats uit sympathie voor het Groote Werk, maar toch ook vooral, omdat hy, Nico, hun vriend, aller steun noodig had. Treffend inderdaad, dat hy, die als alzijdig missionaris door alle confraters om het luidst geprezen wordt, die als schrijver en teekenaar over volk, fauna en flora van het Zwarte We relddeel naam heeft, vooral in Amerikaansehe tijdschriften, ook nog tot tweemaal toe het Vi cariaat, dat hy nu als de tweede Apostolische Vicaris gaat besturen, financieel gered heeft. „Non recuso laborem." „Ik weiger den arbeid niet," zegt zyn wapenspreuk. Is dit in de Mis sie genoeg bekend, minder aandacht is er mis schien gegeven aan wat die bedeltochten be- teekenden voor een missionaris, die toch de vijftig reeds bereikt had: eerst dat inspannen de verzamelen van preekbeurten en dan dat Zaterdag op Zaterdag naar alle richtingen van het Bisdom reizen, drie, vier maal preeken iederen Zondag, meestal zelf collecteeren en weer die reizen terug. Vraagt het den jongen bedel-pastoors eens, die er geen 25 jaar Afrika hadden opzitten. Vooral dat aanvragen, dat vaststellen (en weer veranderen) van een on bezette^Zondag in de verschillende paro chies, die vergeefsche reizen: Pastoor niet thuis, Pastoor juist op huisbezoek, Pastoor op reis, enz. enz. En zoo'n zaak moet mondeling behandeld worden, 'n Brief is maar 'n brief. Arme bedel-missionaris! Maar als hy Pastoor eenmaal onder vier oogen hao, dan was het; Arme Pastoor! Of neen, gelukkige Pastoor en gelukkige bedelaar. Want Pastoor vond onmiddellijk in hem terug den vriend uit zijn jongensjaren. Ja, dat is die zelfde vroolyke lach, ja, dat is dezelfde Nico, dat is de Nico van vanouds: „Preek met col lecte? Nou, goed. Vooruit maar. Maar zeg, jo, weet je nog van toen en toen?" En weer galmt die oude, aanstekelijke en, ik zou bijna zeggen, kinderlijke lach dwars door den rook van Pas toors lange Goudsche. En Pastoor schokschou dert mee. Hy moet wel. Net als vroeger. „Blijf voldoende kind om zonder schade man te kunnen zijn." Zoo ongeveer speekt een onzer moderne wijzen. Het is slechts in de natuur lyke orde een echo van Christus' woord: „In dien gij niet wordt als kinderen." In het bewust en onbewust opvolgen van dien raad ligt misschien de schoonste karaktertrek en tevens de grootste kracht van Mgr. Stam en de verklaring onder Gods zegen vap zyn succes. Zijn ongedwongenheid, kinderlijke goede trouw, eenvoudig vertrouwen en goedlach.t:he opge wektheid zijn alle uitingen en kenmerken van een ongekunstelde natuur, die wars is van groote -menschen-zich-voordoenerij Maar laat ik oppassen. We zyn den laatsten tijd herhaaldelijk gewaarschuwd voor heiligver klaringen by het leven, door onze dagbladen. Laat ik voor de veiligheid eindigen en wel met een uittreksel uit een brief van Monseigneur van 18 Maart 11, daags nadat hy het nieuws van zyn benoeming uit Mill Hill had verno men: „Gisteren kwam het nieuws uit Mill Hill. Om je de waarheid te zeggen was ik er erg over in de war, want ik had stellig gehoopt, dat het iemand anders zou zijn. Dit was echter maar egoïstisch van my. om te verlangen dat een ander die last zou worden aangedaan. Ik had de zorg al zoo lang gehad (tot tweemaal toe als waarnemend Ap. Vicaris. L.) en nu is het voor het leven." Moge het nog een lang leven zyn, dat Bis schop Stam zal toestaan zyn motto „Non re cuso laborem" nog vele jaren eer te blyven aandoen. Aan zijn werklust en stuwkracht zal het niet liggen. Geve de Groote Missionaris, Christus Zelf, hem ook de noodige gezondheid en den onontbeerlijken zegen. Father LEFEBER Missiehuis „Vrijland" Arnhem sterken en verblijden tot Zijn eigen glorie en het heil der Negerzielen ad muitos annos. t J. BIERMANS, tit. Bisschop van Gargara. Missiehuis „Vrijland". Arnhem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 5