In het land der Amhara's m %&whXwjX van den da§ Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouter land lil: Bij de Brandweer De onbekende Verloofde VRIJDAG 3 JULI 1936 EEN INTERESSANTE KARAKTERISTIEK Het wijnkwartier van Parijs M 4 11t. HÉi y, m sfö; ilH v Niet alleen pastoors! W DOOR LEMAIRE TT Het Is een goed jaar geleden, dat de man van de straat Abessinië ontdekte. Hij maakte over deze ontdekking meer lawijt dan Columbus indertijd over zijn ontdekking van „West-Indlë" maakte. De man van de straat kiest, behalve dan op het sportveld, nooit de partij van den sterkste, en zoo beijverde zich dus de wereldpers, wièr taak het eigea'ijk is de openbare meening te vormen, doch die niet altijd voorkomen kan. dat de openbare meening haar vormt, om den elf millioen onderdanen van den Negus Negestl Hailé Selassie het aureool van heldhaftige deugdzaamheid en moedig martelaarschap om hun zwarte kroes koppen te leggen. Wij in Nederland namen niet alleen bizarre klanken als Addis Abeba en Gondar, Tembien en Ogaden in onze kruiswoordraadselen op, doch rinkelden zelfs met de sabel! Wij beloof den, dat als het tot militaire sancties kwam, wy op zouden rukken tegen Italië. Sindsdien is er veel veranderd. Wij zijn het onze blijven denken van Mussolini's koloniale expeditie. Maar wij zijn langzaamaan ook het onze gaan denken over die beste brave Abes- siniërs. Juist de weinigen onder ons, die ge legenheid hadden om land en volk van Abes sinië eens van dichtbij te bekijken, namelijk de leden der ambulance van het Nederlandsche Roode Kruis, hebben er veel toe bijgedragen om al die zwarte kroeskoppen van hun mooie aureool te berooven. In Duitschland verscheen onlangs bij Strecker U. Schroder te Stuttgart een boek, waarin het resultaat is neergelegd van een door dr. A. Jen sen geleide expeditie naar Abessinië. In dit boek, „lm Lande der Gada" vinden wij een beschouwing van Helmuth Wohlenberg, een der leden van de genoemde expeditie, over „die Seele des Amharen". Wij ontleenen hieraan de volgende Interessante karakteristiek van den Amhara, die alles wat niet tot het eigenlijke Abessinië behoort, als wingewest beheerscht en die over alle andere stammen heerscht als een heer over zijn slaven: Echt Hamitendom heeft hooge eerbegrippen, stelt hooge eischen aan dapperheid, uithou dingsvermogen en lichamelijke zelfbeheer- sching. En zoo tracht de Amhara reeds als knaap zich-aelven te oefenen in het verdragen van pijn; de soldaat schrikt voor niets terug, durft alles en is daarom verreweg de meerdere van den boer en den neger. De Amhpjische heer treedt steeds met groote waardigheid op: leeuwenmanen, zijden kaba, veelkleurig eerescherm; zijn muildier gaat schuil onaer den smuk van prachtig tuig: hon derd wapendragende dienaren vormen zijn ge volg. Dat een iedereen hem bewondert, dat hij dagelijks toonen kan hoe groot hij is, dat an deren de geschenken zien welke hij ontvangt en wegschenkt, is het hoogste doel van zijn leven. Op welke minderwaardige wijze hy zijn rijk dommen verworven heeft, hoe veel vrienden er door hem werden bedrogen, hoe veel bloed en tranen er aan zyn vermogen kleven, raakt hem niet en..,, een ander ook r.iet! Waardigheid en eer zyn voor den Amhara zuiver uiteriyke aangelegenheden. Zoowel het brengen als het ontvangen van allerlei eerbetoon in het openbaar, alsook een menigte van füne trekken in de omgangsvormen thuis, getuigen ontegenzegiyk van cultuur Het voortdurende buigen van den mindere voor den meerdere, de wel klinkende aansprekings-, groet- en dank-formules, het ontblooten van den schouder van den dienaar voor zijn meester, het voor den mond houden van de schama, opdat de adem van den mindeTen man niet tot den hoogen heer doordringe, dit heele systeem van kleine opmerkzaamheden wyst op een sterk ontwikkeld gevoel voor zede en fatsoen. Dat zich dit alles afspeelt te midden van een weer zinwekkende vuilheid, krioelend ongedierte en vodden van kleeren, is in Oostersche landen niets bijzonders. Dat dit voorname gedoe echter gepaard gaat met de laagste bUbedoelingen en met de afschuwelykste onbetrouwbaarheid en ondankbaarheid, dat die uiterlijke toewydlng alleen maar dient om de inneriyke gedachte aan het toekomstige verraad te maskeeren, is een tegenspraak welke de Westerling niet be- grypt. Een geweigerd geschenk of een vergeten belooning is voldoende om heel het kaartenhuis van hoffelijkheden ineen te doen storten en den egoist van het zuiverste water zyn masker af te rukken. Nooit zal een Amhara iets stelen; geen onzer boys dacht er aan om zich tydens onze reis ook maar een stukje papier toe te eigenen; want dat zou diefstal wezen! Stelen doet alleen een slaaf en is beneden de waardigheid van een Amhara. Dat echter de kok zich by al zyn in- koopen een kleine verduistering veroorlooft en dat de tolk by elk verdrag dat hy afsluit, zich van een goede provisie verzekert, spreekt hee- lemaal vanzelf. Waarom is men ook zoo dom! Waarom let men niert beter op! De Nagadi die uw kostbaarste bezittingen dragen moet, zou daar heel goed iets van kunnen laten verdwü- nen. Men kan het hem immers toch niet be wijzen! Hij doet het echter niet. Hy eischt alleen maar een arbeidscontract en weet dat later wel zoo te verdraaien dat hem een extra belooning in den zak vloeit. Ook is het volkomen in orde, dat men den reiziger onderweg steeds weer met nieuwe eischen overvalt en eenvoudig afpersing op hem pleegt. Men moet echter een stuk papier heb ben, waarvan men den tekst zoo uit zijn ver band kan rukken, dat men volgens de letter in zyn recht is. Anders mag het niet. Als een boer op jacht gaat, dan is het om zijn akkers te beschermen tegen het wild, ofwel omdat hy zin heeft in een sappig boutje. Op een of andere manier heeft hü het dier, dat hy neerschiet, noodig. By den Amhara is dat anders. Hij jaagt omdat de jacht hem prikkelt en omdat hy er door moed of behendigheid eer by kan oogsten. Land en akkers hebben voor hem bizonder weinig waarde, wül hy ze toch niet zelf bebouwt. Muildieren zyn het eenige, waarvoor hy gaarne geld over heeft. Fiets of rytuig kent hij niet. Wanneer hij maar op den rug van een muildier zitten kan, is hy te vreden. Ondanks dat het muildier op die ma nier onmisbaar voor hem is en het een on afscheidbare metgezel voor hem beteekent, is hy er innerlijk niet in het minst mee verbon den. Hij pijnigt het op de gruweiykste wyze, slaat het ongeveer dood wanneer het weder- spannig is en zyn wonden geneest hy door ze eenvoudig dicht te branden. Medeiyden kent de Amhara niet. Plantaardig voedsel is hem practisch onbe kend. Hy neemt er genoegen mee in den vas- tentyd. zyn lievelingskost is rauw vl'eesch, dat hy, volgens oeroud gebruik, van een grooten homp afbyt om het by zyn mond af te snijden. De koe, wier kalf men geslacht heeft, wordt ook nog bedrogen. Om haar te verleiden tot het geven van melk, zet men een pop, welke vrij goed op een kalf ïykt, naast haar neer en begint dan te melken. Ieder, die Parys kent, kent de Halles, de „Buik van Parys", en zeker niet de minste bezienswaardigheid van de Ville Lumière. Maar lang niet iedereen, zelfs al woont hy sinds jaar en dag in de Fransche hoofdstad, kent het kwartier, waar de wijngroothandel zyn tenten heeft opgeslagen en toch is dit interessant ge noeg. Aan de overzyde van den Pont d'Austerlitz ligt dit land van belofte, waar dagelyks uit een- en-tachtlg departementen van Frankrijk (er zijn er maar negen in la belle France, die in het geheel geen wynstokken dragen) in groote en kleine vaten de wün samenstroomt, en vanwaar hy via den kleinhandel op rijke en arme tafels komt, daar de wijn in Frankryk ook door de arbeiders en landloopers tot het dagelyksch voedsel wordt gerekend en direct volgt na het brood. Aan gene zyde van den Pont d'Austerlitz dus vindt men de kale pakhuisgevels, dip het genot van zooveel fynproevers stil verbergen. Maar aan den Quai de Bercy kan geen vreemdeling en geen kind het zich meer verhelen, wat hier omgaat, want tonnen en vaten, vaten en ton nen, groote, kleine, sommige bezwaarlijk genoeg voor vier man om te tillen, andere zoo licht en klein, dat een schooljongen ze op zijn schou ders kan dragen, ziet men rechts en Jinks. Op de péniches, de vrachtbooten, die aan worden gesleept, op de vrachtwagens en aan den wal: vaten en niets dan tonnen en vaten. Bovendien, de heele buurt geurt naar wün. Maar deze geur is dan ook het eenige wat een poëtischen trek aan de omgeving verleent. In welk een nuchtere, zakelijke, ja droge omgeving wordt de natte kostbaarheid opgestapeld en verhandeld I Onder de hooge platanen en accacia's staan gebouwtjes, grauw van ouderdom, met venster glazen, waarin spinnewebben hangen en daken, waarop het mos welig groeit. Zelfs groote en bekende firma's huizen hier in houten bureau tjes, waarvan de groene, gele, roode verf af bladdert. Maar de straten dragen zoetklinkende namen: Nuits, Vouvrag, Romanée, St. Emilion, Barsac. W mSM De St. George Chapel, waar de Engelsche koningen worden hegraven en de Ridders van den Kouseband hun gebeeldhouwde koorbanken hebben Men ziet hier maar weinig menschen. Hoog stens verschynt even een oude man in een der deuren; hij ziet er op en top als een kenner uit, ge verwacht haast dat hij u bij de mouw zal vatten en toefluisteren: „Een Belgrave Saint Laurent komt het beste tot zyn recht wanneer er een gebraden kwartel op wijnloof bij wordt opgediend Wat in Bercy, „le plus gargantesque entrepöt de vins qui soit au monde", ligt opgestapeld, hoe verschillend van kleur, gehalte en smaak het ook al zyn mag, is toch in hooge mate drink baar, en de commissie der „Médecins amis du vin" zou voor verreweg het meerendeel dezer wy'nen de hand in het vuur willen houden. Want zyn zij gallisch, zij zyn toch geenszins „gegalli- seerd", zooals men dat procédé van dr. Gall noemt, waarby met water en suiker slechte wü- nen gecorrigeerd worden. De edelste wijnen worden in vrachtwagens uit de provincie naar Bercy gebracht; het gaat vlugger en veiliger dan met den trein en is nau- weiyks duurder. Geringere soorten worden in geweldige ijzeren tanks per spoor tot voor de kelders der groothandelaars gebracht, om hier met pompen en buizen onmiddeliyk op vaten te worden getapt. De goedkoope wijnen van Al- gerye komen doorgaans langs den waterweg. Natuurlijk is de wynstad degeiyk afgesloten, aan elke poort waken dé douanebeambten van de „Octroi". Verder vindt men van overheids wege het ykbureau, het onvermijdelijke belas tingkantoor, de officieele „inspection en contro le". En aan de vervelooze muren hangen plak katen, die den lezer het water in den mond brengen, want hierop zyn in openbare veiling aangekondigd: Elzas- en Ryn-wijnen, jaar gang 1868, '84, '86! Fyne oude Champagne 1811! Ook heeft de „Chambre Syndicale des Cour tiers Gourmets" hier haar secretariaat. Laat vooral niemand meenen, dat dit een vereeniging van makelaars is, die daarbü nog wynkenners zyn, neen, men heeft hier de Gourmets in de oorspronkeiyke beteekenis van het woord, na melijk de wijnproevers, dat soort vaklieden, die een teug wijn nadenkend en met gesloten oogen op de tong laten staan, dan met het hoofd wiegen en een jaartal noemen Zoo ziet de wynstad eruit, die achter dé ha ven van Bercy ligt en vanwaar het kosteiyke vocht, waar vader Noë al prijs op stelde, zijn weg vindt tot in de groote hotels en de kleine kroegjes tot op de feesttafels, en evengoed tot in de flesschen, die de bedelaars naast zich hebben staan, wanneer zy 's middags hun brood korst te voorschijn halen in de schaduw van de Seinebrug. De jaarvergaderingen van de Koninkiyke Nederlandsche Brandweer zyn byeenkom- sten, die den leden zoowel 't nuttige als het aangename in ruime mate bieden en nu dit jaar weer, zooals zestien jaar geleden, de hoofd stad gastvryheid bood aan de talryke opge komen brandweercommandanten, burgemeesters en ingenieurs, die het vraagstuk van de brand- bestryding bestudeeren, was de organisatie voor- treffeiyk. Men hield zich met groote nauw keurigheid en toch zonder hinderlyken dwang aan de juiste tydstippen, door het programma opgegeven. Men kreeg veel te hooren, schitte rende demonstraties te zien en, bij een bezoek aan Schiphol, een tocht door de nieuwe stads gedeelten, een bezoek aan de Fordfabrieken en een vertooning van de brandweer-middelen in het nieuwe bioscoop-theater op het Leidsche- plein, ook veel van de Amsterdamsche aantrek- keiykheden te genieten. By de officieele ont vangst ten stadhuize werden niet alleen hoffe lijkheden gewisseld, deze plechtigheid droeg een aangenaam karakter. De maaltijden waren ge zellig en alle brandweer-deskundigen zullen be vredigd huiswaarts gekeerd zyn. Toch steekt er een klein angeltje, dat voor de goede ver standhouding moet worden gesignaleerd. Uiter aard kwam in de officieele besprekingen ook de betreurenswaardige bioscoopbrand van Hilversum ter sprake en het was niet geheel hoffeiyk van den landeiyken voorzitter, Leeu wardens burgemeester, dat hy by deze gelegen heid speciaal de pastoors aansprakelyk stelde voor de onvoorzichtigheid, die menigmaal be gaan is by het bedienen van smalfilmapparaten in zalen, die niet op het bioscoopbedrijf zijn ingericht en onvoldoende waarborgen bieden tegen brandgevaar. Dat het jammerlijke onge luk geschiedde in een katholiek verenigings lokaal, bij gelegenheid van de vertooning van een missiefilm, is voor onze yverige missie - propagandisten, die het moderne middel van de film aanwenden, een zware waarschuwing ge weest. Maar niet voor hen uitsluitend. Het zyn niet „de pastoors", die hier aansprakelyk ge steld moeten worden, het was zelfs niet meer dan een toevalligheid, dat juist een katholiek lokaal door de catastrophe werd getroffen, zoo- ZU je voorzichtig zyn?" [jicht verbaasd keerde hy zich om. .Waarom zeg je dat?" „Ach, zoo maarik weet niet waarom, maar je zult het zijn hè?" Geïnteresseerd keek Karl van Beyiaart zyn vrouw aan. Er was iets in haar stem dat hem trof. Een nerveuze, trillende klank die er een diepere beteekenis aan gaf. Hy voelde dat hier een reden voor was, maar dat zy die verzweeg. „Maar Jeanne, wat is dat nou? Hoe kom je zoo angstig? Is er iets gebeurd?.... Ja, ik merk het al, er is iets gebeurd. Kom, zeg het mij maar." „Denk om dien trein. „O, die komt pas om kwart over acht aan. 't Is nu nog vyf vóór en ik loop binnen tien minuten naar het station." Voelend, dat verder zwijgen geen zin had en overtuigd dat een royale bekentenis van haar „kinderachtigheid" haar zou opluchten, vertelde zij hem dat ze 's nachts zoo beklemmend ge droomd had. En nü, den heelen dag al, was het net of er een donkere wolk over haar denken en voelen hing. Er zou wat gaan gebeuren, daar voelde zy zich van overtuigd en toch zou zy niet kunnen motiveeren waarom. Het was een voor gevoel. Karei was verbaasd. Ze waren al drie jaar ge trouwd, maar zóó had hy haar nog nooit meege maakt. Zelfs had zy, toen ze eens over voorspel lende droomen, voorgevoelens en andere occulte verschijnselen spraken, zich zeer sceptisch ge toond. Bijgeloovig was ze óók niet en boven dien was daar ook geen reden voor. Hu trachtte haar met enkele kalmeerende wooi-den gerust te stellen, maar voelde dat hü er niet volkomen in slaagde, doch de tyd drong. „Kom vrouwtje, pieker er nu maar niet ver der over; ik zal voorzichtig zijn en als ik straks met je moeder thuiskom zul je er heelemaal niet meer aan dienken; dan niet te laat naar bed en morgen is alles weer vergeten en voorbü." Hü trok haar naar zich toe en kuste haar. Op 't zelfde oogenblik frappeerde hem deze on gewone vorm van afscheidnemen voor een af wezigheid van nog geen half uur, als theatraal. Een vreemd gevoel als van een onzichtbare drei ging bekroop nu ook hem, zoodat hü, om haar dit niet te laten merken, zich haastte heen te gaan. De deur sloeg harder dan gewooniyk achter hem dicht! Jeanne bleef alleen achter. In de stille achterkamer zette Jeanne den theeboel klaar. Onbewust keek ze even naar de klok. Vüf over acht. Dan zou het dus nog zeker twintig minuten duren voor Karei en moeder kwamen. Ze zou maar even op den divan gaan zitten en wach ten tot kwart over acht en dan water opschen ken. Dat was vroeg genoeg. Hè, echt gezellig, dat moeder kwam. De eerste jaren van haar huweiyk had zij zich steeds bepaald tot dagjesbezoek met verjaar- en andere feestdagen, maar nu had Jeanne haar weten te bewegen een weekje te blijven logeeren. Dat Karei een dag of wat voor zaken op reis moest, was een logische aanleiding geweest en zoo had haar moeder besloten vandaag met den trein van 8 uur 15 te komen. Ze kon zich dan morgen, als Karei er óók nog was, gezellig in burgeren. dat de weinig vriendeiyke opmerking aan het adres van de katholieke geesteiykheid zonder schade voor de waarheid of de gezelligheid ach terwege had kunnen biyven. Het zou overdreven zyn, aan dit kleine ongenoeglijke incident al te veel gewicht te hechten, maar wü wilden niet nalaten, het te slgnaleeren, omdat er een mentaliteit uit spreekt, waarby ons volk niet gebaat is. Let op of Tulmeltje weer in de cel terugkomt, had de kabouterbaas gezegd en de schildwacht ging op een bak zitten wachten. Niet lang zat hü daar of Tulmeltje kwam door het gat gekropen, met zün heele muts vol pudding, want ze waren elndeiyk uit den pudding gekropen en de muizenmoeder had hen zoo goed mogeiyk afgewasschen. Met verwonderd gezicht luisterde de schildwacht naar het verhaal van Tuimeltje en bracht hem naar den kabouterbaas. Je bent een stoute kabouter, riep de kabouterbaas uit, ga uit mün gezicht weg en juist had hü dit gezegd toen de puddingtoren, die op Tuimeltjes muts stond, begon te vallen en op het hoofd van den kabouterbaas terecht kwam. Ga weg, het land uit, schreeuwde nu de baas woedend en Tuimeltje liep vol angst weg. Zou ik het niet goed kunnen maken, zei Tuimeltje tegen een kabouter, die hem tegen kwam. Ga den tak van den note- boom maken, die vannacht gebroken is, misschien kun je dan nog in de gunst komen, raadde het kaboutertje hem en nadat Tuimeltje zün vriend opgezocht had, gingen ze samen op stap. Huppelend liepen ze naar den dikken noteboom, in het kaboutertuintje. Opeens schrok ze uit haar peinzen op en keek naar de klok om te zien of zy de thee al kon op schenken. Vijf over acht. Wat? Vijf over acht?? Nog vijf over acht? Toen zij het theeblad had binnengebracht, was het toch óókOf vergiste zij zich en was dat vijf vóór acht geweest? Neen, dat kon niet. Vüf vóór acht was Karei nog niet weg...', had hy zelf op zün horloge gekeken en.maar dan Vol angstige spanning en tóch niet in 6taat op te staan, fixeerde ze de vergulde wüzerplaat en luisterde met ingehouden adem naar het tik ken. Toen telde zy van één tot zestig, maar de groote wüzer stond nog steeds op vüf over. Een yskoud gevoel van ontzetting scheen haar te doen verstüven. Met een martelende pün hamerden de ont stellende vragen en gedachten in haar hersens. Moeders klok! Moeders klok stond stil! Waarom? Wat beteekende dat?? Vyf over acht Tqpn zat ze al in den trein....? Zou er iets met den trein....?...,?....?.... Ze huiverde, niet in staat om verder te den ken. En rondom die doodsche stilte. Daar hoorde ze een sleutel in de voordeur steken. Karei kwam thuis. Ze luisterde in ang stige verwachting om moeders stem te hooren, maar vurig het zoo verlangde iiiiiiiMiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiimiiii* geluid bleef uit i j\p frpin van Dan sprong ze, I'V'Tt uun zichzelf overwin- i q ro j nend, op en liep l O HUT lo naar de kamer- j deur, die in de gang uitkwam en opende die. Ja. 't Was Karei. Alleen. Hy maakte geen aanstalten om zün jas uit te trekken of zün hoed op te hangen. Ze voelde haar voorgevoel tot zekerheid worden. Eén blik op zün ernstig ge zicht met de strak getrokken lippen was vol doende om die zekerheid te bevestigen. „Is er iets met den trein" vroeg zy dan, trachtend haar stem zoo vast mogelijk te doen klinken. „Waarom vraag je dat?" ontweek hy. „Toe Karei, zeg het mü ronduit! Ik weet het immers tóch al, dat er iets gebeurd is." Verbaasd keek hy haar aan. Hoe kon zü nu reeds weten, wat hy nauweiyks vyf minuten ge leden vertrouwelyk van den stationschef ge hoord had? Toen hij echter merkte, dat zün zwygen haar pijnlijk trof en enerveerde, zei hij: „Ik begryp wel niet, hoe jü dat weten kunt, maar het is zoo. De trein van 8 uur 15 is even voorby' de laatste halte ontspoord. Men hoopt dat het ongeval tot materieele schade beperkt zal blijven, maar büzonderheden ontbreken nog. Ik ben gauw eerst even thuis gekomen om je niet in ongerustheid te laten, maar ik ga nog even terug en hoop je dan spoedig goed nieuws te kunnen bréngen." Karei hoopte haar hiermede gerust te stellen, maar na de vreeselüke zenuwspanning was deze bevestiging haar te machtig en snikkend viel zü hem om den hals. Voorzichtig trok hy haar met zich mede, de achterkamer in en liet haar op den divan naast zich plaats nemen. Met onzekere troostwoorden trachtte hü ver geefs haar te kalmeeren. Even voorby de laatste halte...." snikte zij,dat klopt precies.... vyf over acht dén is moeder dood!!.... Ik weet het zeker!!" Ontdaan drukte hy haar tegen zich aan. Ze was geheel van streek, terwül ze anders in moei lijke omstandigheden zoo flink was. „Kom, komwaarom moet je nu ineens het ergste denken?'t Kan best meevallen.. een ontsporing is meestal zoo gevaarlük niet „Neen Karei," haar stem klonk vaster en overtuigd"Ik ben er nu zeker van, dat ik moeder niet meer levend zal terugzien." „Waarom?" „Omdat de pendule die moeder ons met ons trouwen gaf, om vyf over acht is blüven stil staan" Spel wendde hy het hoofd om. Inderdaad, de klok stond nog steeds op dit fatale tüdstip Toch was hy verwonderd, dat zij, die zich nooit door voorgevoelens of door eenigen vorm van bij geloof had laten beïnvloeden, nu, ineens, zoo vast overtuigd scheen. Hij kon dan ook niet na laten te zeggen: „Maar lieveling, dat is toch geen bewüs?" „Het is de bevestiging van m'n voorgevoel!' antwoordde ze byna heftig. „Vroeger hechtte je daar toch niet aan waarom nu ineens wel?" „Omdat ik voel, dat het zoo is!" Dit antwoord sloot verdere discussie uit. Hi.1 zweeg er dus over. Toen hij echter voorstelde op verdere infor matie te gaan, stond zy erop om mee te gaan. Hoewei hy trachtte haar te overtuigen dat het veel beter was indien zü zich niet aan verdere schokkende emoties zou blootstellen, bleef zy koppig by haar besluit, trok haar mantel aan en zette haar hoed op. Juist toen ze klaar was ging de bel. Snel liep hü naar de voordeur en deed open. Een besteller reikte hem een telegram over. De voordeur klapte dicht. Langzaam liep hij naar de achter kamer, waar Jeanne hem wachtte. Dan brak hü het telegram open en lazen zy: „Trein van 8 uur 15 gemist. Kom nu morgén ochtend, moeder." T T7 A DAMMC'C op dlt blad ziJn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen Cl *7 Cft bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door t? 7 CH bij een ongeval met U O CA bij verlies van een hand, f-\ I .1 T. A lil Jill III r. J ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen Wvi verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen Wvi doodelijken afloop fciUv»" een voet of een oog AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL lp 34 „U moet mij wel begrijpen.... Ik kom hier, trillend van verlangen u weer te zien en in plaats van blüdschap.... dat is te zeggen in plaats van de ontvangst, waarop ik rekende, vind ik een opzettelijke koelheid, een ont- wyken. „Mynheer, mün ontvangst is voor iedereen dezelfde en niemand beklaagt zich daarover." „Neen, Juffrouw, die is niet voor iedereen dezelfde. U verwijdert u als ik u wil naderen zelfs nu ik met u spreek, gaat u achter uit De arme man! Ondanks zün ongelukkig ge zicht kon hy mü niet ontroeren. Ik had eer lust om te lachen dan om hem te beklagen. Ik antwoordde dan ook vroolijk: „Mynheer, wu wij toch een tête-4-tête hebben zal ik u Iets zeggen, ik hoop, dat u er niet door be- teedigd zult zün.... U rookt sigaretten, die mü niet bevallen." „De Royal Origan! Die heb ik altyd gerookt en ik meende, dat die fyne geur u wel be viel." «Maar nu niet meer,"* „Ik bemerk, dat u een beetje grillig zyt, dat is uw recht. Ik zal een ander soort gaan rooken." „Neen, münheer, verander niets aan uw ge woonte." „Wreed en coquet meisje, u speelt met har ten als de kat met de muis." Hy liep naast mü, wij waren alleen in de laan. ZUn hooge gestalte geneerde mij, zyn manieren verveelden my. Toen hü die liefelüke vergeiyking maakte, struikelde hü tegen een boomstronk, zyn lang lichaam werd naar voren geworpen met een schok, die heelemaal niet past by zyn gewone elegantie en zonder het te willen, maakte hy een knieval voor een wilden bessenstruik. Het was niet erg, maar toch heel gek en wat hij nog aan prestige voor mü bezat werd nu geheel vernietigd. Hy merkte het zelf en zei, terwyi hü zün knie afwreef, die met het natte gras in aanraking was gekomen: „Juf frouw, ik ga binnen een paar dagen vertrekken en zal u waarschijniyk niet terugzien. Daarom heb ik deze verklaring gezocht, want ik vraag mij tevergeefs af, waarin ik u kan hebben beleedigd, want me dunkt by mün komst in Fleurville mishaagde ik u niet.... Wat heb ik u gedaan?" „Niets, mynheer, ik wil u enkel zeggen, dat u zich vergist, als u denkt, dat ik een büzon- dere neiging voor u koesterde. De eenvoudige waarheid is, dat ik graag naar u keek, omdat u op buitengewone wüze leek op iemand waar ik belang in stel," „En nu....?" „Ik heb ontdekt, dat u heelemaal niet op hem lykt." „Ik ben toch niet veranderd?" vroeg hy on rustig. Ik wilde niet meer naar zün klaagliederen luisteren en liep snel naar mün vriendinnen, die in het Rozenpark waren. Daar wachtten ons nog andere bezoekers: Georges Peral en zijn moeder. Ik was een beetje bang wat betreft Frangoise, zou deze ontmoeting mij het geheim van haar liefde uitleveren? Ik wantrouwde nu zoozeer mün scherpzinnig heid, dat ik geen conclusie durfde trekken uit de teedere bezorgdheid, waarmede zij infor meerde naar zün gekwetsten arm. Zü bab belden een oogenblik onder de roode rozen, zoo gelijk aan die, welke mün hoofd kroonden op het balkon in het Rünland. Opnieuw gin gen myn gedachten naar Robert. Om iets van hem terug te vinden, knipperde ik met de oogen om van Georges alleen dat te zien, wat mü het gelaat van mün onbekenden ver loofde voor den geest kon roepen. Glad geschoren gezicht, grüze oogen, kastan- bruin haar, gewone gelaatstrekken, stevig en gezond gebit.... Dat alles had ik voor oogen en wel levend als ik Georges Peral maar aan zag. In alles geleek hy op Robert. Dat gelaat moest ik mü voor den geest brengen, als ik het beeld van myn droom wilde zien. Hij plukte een roos, die Frangoise niet kon bereiken en zü stak die aan haar taille, hem met een glimlach bedankend. Op dat oogen blik liep Michel mü voorbü zeggende: „Waarom >kük je zoo tragisch, Deniseï." Ik kon niet antwoorden, want hü was al weer weg. „Sans rancune, niet waar, mijnheer?" zei ik tot Robert Lebreuil, toen hü mü tot afscheid de hand drukte en Marianne hielp om in de autocar te stappen, die het gezelschap naar Fleurville terug zou brengen. Zün gelaat werd opeens opgeruimd, hy zag mij glimlachend voor hem staan en antwoordde op zün beurt: „Sans rancune!" HOOFDSTUK XVII De vrede was hersteld tusschen tante en haar dochter. Was het eenvoudig een wapen stilstand of had mün nicht haar zaak gewon nen? Ik verheugde mü over de overeenstem ming tusschen haar, ofschoon ik zelf heelemaal geen vrede genoot. Het raadsel van Frangoise bleef mij verontrusten: ik raadpleegde myn geheugen om te ontdekken wat in haar houding jegens Georges Peral mün vermoedens kon be vestigen. Ik ontdekte sommige bewijzen daarvoor, maar dan weer andere, die het tegendeel bewezen. En ik kon er geen con clusie uit trekken. Daarom verwaarloosde ik niet myn Robert, maar ik moest hem een ander gelaat geven en door de beschrüving, die hüzelf mü aan de hand deed, kon ik geen betere geiykenis met hem vinden dan met dienzelfden Georges Zoo kwam het, dat mijn gedachten zich voort durend met hem bezig hielden. Michel hield my minder trouw gezelschap zün tegenwoordige liefhebberü was het paard rijden. Toen er een brief van myn onbeken den verloofde kwam, lazen wü dien samen, maar zonder er over te babbelen, want Bobby stond op de binnenplaats van ongeduld te trappelen om met zyn meester weg te galop- peeren. Ik had den brief behouden om dien nog maals door te lezen, want ik voelde mij zoo eenzaam, zoo alleen met een bedroefd gemoed. Ik had lust om eens flink te huilen. „Mijn mooi koninginnetje," schreef Robert, „uw illusie heeft my een vreemd gezicht gege ven; geeft die mij ook niet een vreemde ziel? Die gedachte doet mü pün! Ik wil, dat u mü geheel leert kennen. Weet u, dat ik onder een kalm ulteriyk een vurig karakter verberg? Weet u, dat ik in staat ben de zwaarste offers te brengen voor den vrede en het geluk van hen, die ik bemin? Weet u, dat ik alles bewonder wat rechtschapen, edelmoedig en waar is? Weet u, myn kleine fee, dat ik tot schreiens toe de mooie muziek bemin, die schoone poëzie, de heeriyke na tuur? Ik speel viool, ik ken van buiten de geheele Phèdre van Racine, de liefdesgedichten van de Lamartine, van Victor Hugo en van Ver- laine? Als ik voel, dat ik niet begrepen word, zwijg ik. hoewel ik lijd en niemand merkt er iets van. Begrijpt u mij, mün prinsesje met rozen gekroond?" Ontroerd door die regels, die ik zoo oprecht wist, liet ik den vrijen loop aan mün tranen Ik voelde die ziel, die zich voor my alleen ont sluierde, zoo geheel geiyk aan de müne en ik kuste het papier fluisterend: „Ik bemin je, ik bemin je, mün onbekenden verloofde!" Aan dat alles dacht ik, terwül ik met tante en Frangoise in den auto zat, die ons snel naar Fleurville reed. Maar al mijn kommer verdween voor de uitgestrekte vlakte der zee, waarop de zon schitterende diamanten spren kelde. Münheer Lebreuil was den vorigen dag ver trokken. Lily en Paulette condoleerden my, maar ik lachte hen hartelyk uit. De dag ging snel voorbU, wU amuseerden ons kosteiyk. Toch zou voor mij het glanspunt van den avond zün een concert waarbij een beroemde violist zou spelen. Ik ben goen goede musicienne, myn talent is de muziek te bewonderen, vooral de werken voor viool en orkest, wanneer zy goed worden uitgevoerd. Het programma van dien avond beloofde my dat genot: een concert van Bach, een van Mozart en een van Beethoven, drie wonderen van klank. Om toch vooral niets te missen maakte ik zoo'n haast, dat wy een half uur te vroeg in de zaal aanwezig waren. Toch waren wy niet de eersten, midden op de vierde rü der fau teuils was de familie Peral reeds geïnstalleerd. Van weerzijden waren het vroolyke uitroepen: ..Bent u daar? U heeft ons niet gezegd, dat u komen zoudt!" „Wy hebben pas vanavond er toe besloten. Juist toen wy aan tafel gingen. Wü hebben haastig ons diner verorberd en daar zün wü." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1936 | | pagina 10