In het land der Amhara's
m
%&whXwjX van den da§
Tuimelt je en Kruimeltje in het Kabouter land
lil:
Bij de Brandweer
De onbekende Verloofde
VRIJDAG 3 JULI 1936
EEN INTERESSANTE
KARAKTERISTIEK
Het wijnkwartier van
Parijs
M
4
11t.
HÉi y, m sfö; ilH v
Niet alleen pastoors!
W
DOOR LEMAIRE
TT
Het Is een goed jaar geleden, dat de man
van de straat Abessinië ontdekte. Hij
maakte over deze ontdekking meer lawijt
dan Columbus indertijd over zijn ontdekking
van „West-Indlë" maakte. De man van de straat
kiest, behalve dan op het sportveld, nooit de
partij van den sterkste, en zoo beijverde zich
dus de wereldpers, wièr taak het eigea'ijk is
de openbare meening te vormen, doch die niet
altijd voorkomen kan. dat de openbare meening
haar vormt, om den elf millioen onderdanen
van den Negus Negestl Hailé Selassie het
aureool van heldhaftige deugdzaamheid en
moedig martelaarschap om hun zwarte kroes
koppen te leggen.
Wij in Nederland namen niet alleen bizarre
klanken als Addis Abeba en Gondar, Tembien
en Ogaden in onze kruiswoordraadselen op,
doch rinkelden zelfs met de sabel! Wij beloof
den, dat als het tot militaire sancties kwam,
wy op zouden rukken tegen Italië.
Sindsdien is er veel veranderd. Wij zijn het
onze blijven denken van Mussolini's koloniale
expeditie. Maar wij zijn langzaamaan ook het
onze gaan denken over die beste brave Abes-
siniërs. Juist de weinigen onder ons, die ge
legenheid hadden om land en volk van Abes
sinië eens van dichtbij te bekijken, namelijk de
leden der ambulance van het Nederlandsche
Roode Kruis, hebben er veel toe bijgedragen om
al die zwarte kroeskoppen van hun mooie
aureool te berooven.
In Duitschland verscheen onlangs bij Strecker
U. Schroder te Stuttgart een boek, waarin het
resultaat is neergelegd van een door dr. A. Jen
sen geleide expeditie naar Abessinië. In dit
boek, „lm Lande der Gada" vinden wij een
beschouwing van Helmuth Wohlenberg, een der
leden van de genoemde expeditie, over „die
Seele des Amharen". Wij ontleenen hieraan de
volgende Interessante karakteristiek van den
Amhara, die alles wat niet tot het eigenlijke
Abessinië behoort, als wingewest beheerscht en
die over alle andere stammen heerscht als een
heer over zijn slaven:
Echt Hamitendom heeft hooge eerbegrippen,
stelt hooge eischen aan dapperheid, uithou
dingsvermogen en lichamelijke zelfbeheer-
sching. En zoo tracht de Amhara reeds als
knaap zich-aelven te oefenen in het verdragen
van pijn; de soldaat schrikt voor niets terug,
durft alles en is daarom verreweg de meerdere
van den boer en den neger.
De Amhpjische heer treedt steeds met groote
waardigheid op: leeuwenmanen, zijden kaba,
veelkleurig eerescherm; zijn muildier gaat
schuil onaer den smuk van prachtig tuig: hon
derd wapendragende dienaren vormen zijn ge
volg. Dat een iedereen hem bewondert, dat hij
dagelijks toonen kan hoe groot hij is, dat an
deren de geschenken zien welke hij ontvangt en
wegschenkt, is het hoogste doel van zijn leven.
Op welke minderwaardige wijze hy zijn rijk
dommen verworven heeft, hoe veel vrienden er
door hem werden bedrogen, hoe veel bloed en
tranen er aan zyn vermogen kleven, raakt hem
niet en..,, een ander ook r.iet! Waardigheid
en eer zyn voor den Amhara zuiver uiteriyke
aangelegenheden.
Zoowel het brengen als het ontvangen van
allerlei eerbetoon in het openbaar, alsook een
menigte van füne trekken in de omgangsvormen
thuis, getuigen ontegenzegiyk van cultuur
Het voortdurende buigen van den mindere voor
den meerdere, de wel klinkende aansprekings-,
groet- en dank-formules, het ontblooten van den
schouder van den dienaar voor zijn meester,
het voor den mond houden van de schama,
opdat de adem van den mindeTen man niet tot
den hoogen heer doordringe, dit heele systeem
van kleine opmerkzaamheden wyst op een sterk
ontwikkeld gevoel voor zede en fatsoen. Dat
zich dit alles afspeelt te midden van een weer
zinwekkende vuilheid, krioelend ongedierte en
vodden van kleeren, is in Oostersche landen
niets bijzonders. Dat dit voorname gedoe echter
gepaard gaat met de laagste bUbedoelingen en
met de afschuwelykste onbetrouwbaarheid en
ondankbaarheid, dat die uiterlijke toewydlng
alleen maar dient om de inneriyke gedachte
aan het toekomstige verraad te maskeeren, is
een tegenspraak welke de Westerling niet be-
grypt. Een geweigerd geschenk of een vergeten
belooning is voldoende om heel het kaartenhuis
van hoffelijkheden ineen te doen storten en den
egoist van het zuiverste water zyn masker af
te rukken.
Nooit zal een Amhara iets stelen; geen onzer
boys dacht er aan om zich tydens onze reis
ook maar een stukje papier toe te eigenen;
want dat zou diefstal wezen! Stelen doet alleen
een slaaf en is beneden de waardigheid van een
Amhara. Dat echter de kok zich by al zyn in-
koopen een kleine verduistering veroorlooft en
dat de tolk by elk verdrag dat hy afsluit, zich
van een goede provisie verzekert, spreekt hee-
lemaal vanzelf. Waarom is men ook zoo dom!
Waarom let men niert beter op! De Nagadi die
uw kostbaarste bezittingen dragen moet, zou
daar heel goed iets van kunnen laten verdwü-
nen. Men kan het hem immers toch niet be
wijzen! Hij doet het echter niet. Hy eischt
alleen maar een arbeidscontract en weet dat
later wel zoo te verdraaien dat hem een extra
belooning in den zak vloeit.
Ook is het volkomen in orde, dat men den
reiziger onderweg steeds weer met nieuwe
eischen overvalt en eenvoudig afpersing op hem
pleegt. Men moet echter een stuk papier heb
ben, waarvan men den tekst zoo uit zijn ver
band kan rukken, dat men volgens de letter in
zyn recht is. Anders mag het niet.
Als een boer op jacht gaat, dan is het om
zijn akkers te beschermen tegen het wild, ofwel
omdat hy zin heeft in een sappig boutje. Op
een of andere manier heeft hü het dier, dat
hy neerschiet, noodig. By den Amhara is dat
anders. Hij jaagt omdat de jacht hem prikkelt
en omdat hy er door moed of behendigheid eer
by kan oogsten. Land en akkers hebben voor
hem bizonder weinig waarde, wül hy ze toch
niet zelf bebouwt. Muildieren zyn het eenige,
waarvoor hy gaarne geld over heeft. Fiets of
rytuig kent hij niet. Wanneer hij maar op den
rug van een muildier zitten kan, is hy te
vreden. Ondanks dat het muildier op die ma
nier onmisbaar voor hem is en het een on
afscheidbare metgezel voor hem beteekent, is
hy er innerlijk niet in het minst mee verbon
den. Hij pijnigt het op de gruweiykste wyze,
slaat het ongeveer dood wanneer het weder-
spannig is en zyn wonden geneest hy door ze
eenvoudig dicht te branden. Medeiyden kent
de Amhara niet.
Plantaardig voedsel is hem practisch onbe
kend. Hy neemt er genoegen mee in den vas-
tentyd. zyn lievelingskost is rauw vl'eesch, dat
hy, volgens oeroud gebruik, van een grooten
homp afbyt om het by zyn mond af te snijden.
De koe, wier kalf men geslacht heeft, wordt
ook nog bedrogen. Om haar te verleiden tot
het geven van melk, zet men een pop, welke
vrij goed op een kalf ïykt, naast haar neer en
begint dan te melken.
Ieder, die Parys kent, kent de Halles, de
„Buik van Parys", en zeker niet de minste
bezienswaardigheid van de Ville Lumière.
Maar lang niet iedereen, zelfs al woont hy sinds
jaar en dag in de Fransche hoofdstad, kent het
kwartier, waar de wijngroothandel zyn tenten
heeft opgeslagen en toch is dit interessant ge
noeg.
Aan de overzyde van den Pont d'Austerlitz
ligt dit land van belofte, waar dagelyks uit een-
en-tachtlg departementen van Frankrijk (er zijn
er maar negen in la belle France, die in het
geheel geen wynstokken dragen) in groote en
kleine vaten de wün samenstroomt, en vanwaar
hy via den kleinhandel op rijke en arme tafels
komt, daar de wijn in Frankryk ook door de
arbeiders en landloopers tot het dagelyksch
voedsel wordt gerekend en direct volgt na het
brood.
Aan gene zyde van den Pont d'Austerlitz dus
vindt men de kale pakhuisgevels, dip het genot
van zooveel fynproevers stil verbergen. Maar
aan den Quai de Bercy kan geen vreemdeling
en geen kind het zich meer verhelen, wat hier
omgaat, want tonnen en vaten, vaten en ton
nen, groote, kleine, sommige bezwaarlijk genoeg
voor vier man om te tillen, andere zoo licht en
klein, dat een schooljongen ze op zijn schou
ders kan dragen, ziet men rechts en Jinks. Op
de péniches, de vrachtbooten, die aan worden
gesleept, op de vrachtwagens en aan den wal:
vaten en niets dan tonnen en vaten. Bovendien,
de heele buurt geurt naar wün. Maar deze geur
is dan ook het eenige wat een poëtischen trek
aan de omgeving verleent. In welk een nuchtere,
zakelijke, ja droge omgeving wordt de natte
kostbaarheid opgestapeld en verhandeld I
Onder de hooge platanen en accacia's staan
gebouwtjes, grauw van ouderdom, met venster
glazen, waarin spinnewebben hangen en daken,
waarop het mos welig groeit. Zelfs groote en
bekende firma's huizen hier in houten bureau
tjes, waarvan de groene, gele, roode verf af
bladdert. Maar de straten dragen zoetklinkende
namen: Nuits, Vouvrag, Romanée, St. Emilion,
Barsac.
W
mSM
De St. George Chapel, waar de Engelsche koningen worden hegraven en de Ridders
van den Kouseband hun gebeeldhouwde koorbanken hebben
Men ziet hier maar weinig menschen. Hoog
stens verschynt even een oude man in een der
deuren; hij ziet er op en top als een kenner uit,
ge verwacht haast dat hij u bij de mouw zal
vatten en toefluisteren: „Een Belgrave Saint
Laurent komt het beste tot zyn recht wanneer
er een gebraden kwartel op wijnloof bij wordt
opgediend
Wat in Bercy, „le plus gargantesque entrepöt
de vins qui soit au monde", ligt opgestapeld, hoe
verschillend van kleur, gehalte en smaak het
ook al zyn mag, is toch in hooge mate drink
baar, en de commissie der „Médecins amis du
vin" zou voor verreweg het meerendeel dezer
wy'nen de hand in het vuur willen houden. Want
zyn zij gallisch, zij zyn toch geenszins „gegalli-
seerd", zooals men dat procédé van dr. Gall
noemt, waarby met water en suiker slechte wü-
nen gecorrigeerd worden.
De edelste wijnen worden in vrachtwagens
uit de provincie naar Bercy gebracht; het gaat
vlugger en veiliger dan met den trein en is nau-
weiyks duurder. Geringere soorten worden in
geweldige ijzeren tanks per spoor tot voor de
kelders der groothandelaars gebracht, om hier
met pompen en buizen onmiddeliyk op vaten
te worden getapt. De goedkoope wijnen van Al-
gerye komen doorgaans langs den waterweg.
Natuurlijk is de wynstad degeiyk afgesloten,
aan elke poort waken dé douanebeambten van
de „Octroi". Verder vindt men van overheids
wege het ykbureau, het onvermijdelijke belas
tingkantoor, de officieele „inspection en contro
le". En aan de vervelooze muren hangen plak
katen, die den lezer het water in den mond
brengen, want hierop zyn in openbare veiling
aangekondigd: Elzas- en Ryn-wijnen, jaar
gang 1868, '84, '86! Fyne oude Champagne 1811!
Ook heeft de „Chambre Syndicale des Cour
tiers Gourmets" hier haar secretariaat. Laat
vooral niemand meenen, dat dit een vereeniging
van makelaars is, die daarbü nog wynkenners
zyn, neen, men heeft hier de Gourmets in de
oorspronkeiyke beteekenis van het woord, na
melijk de wijnproevers, dat soort vaklieden, die
een teug wijn nadenkend en met gesloten oogen
op de tong laten staan, dan met het hoofd
wiegen en een jaartal noemen
Zoo ziet de wynstad eruit, die achter dé ha
ven van Bercy ligt en vanwaar het kosteiyke
vocht, waar vader Noë al prijs op stelde, zijn
weg vindt tot in de groote hotels en de kleine
kroegjes tot op de feesttafels, en evengoed
tot in de flesschen, die de bedelaars naast zich
hebben staan, wanneer zy 's middags hun brood
korst te voorschijn halen in de schaduw van de
Seinebrug.
De jaarvergaderingen van de Koninkiyke
Nederlandsche Brandweer zyn byeenkom-
sten, die den leden zoowel 't nuttige als het
aangename in ruime mate bieden en nu dit
jaar weer, zooals zestien jaar geleden, de hoofd
stad gastvryheid bood aan de talryke opge
komen brandweercommandanten, burgemeesters
en ingenieurs, die het vraagstuk van de brand-
bestryding bestudeeren, was de organisatie voor-
treffeiyk. Men hield zich met groote nauw
keurigheid en toch zonder hinderlyken dwang
aan de juiste tydstippen, door het programma
opgegeven. Men kreeg veel te hooren, schitte
rende demonstraties te zien en, bij een bezoek
aan Schiphol, een tocht door de nieuwe stads
gedeelten, een bezoek aan de Fordfabrieken en
een vertooning van de brandweer-middelen in
het nieuwe bioscoop-theater op het Leidsche-
plein, ook veel van de Amsterdamsche aantrek-
keiykheden te genieten. By de officieele ont
vangst ten stadhuize werden niet alleen hoffe
lijkheden gewisseld, deze plechtigheid droeg een
aangenaam karakter. De maaltijden waren ge
zellig en alle brandweer-deskundigen zullen be
vredigd huiswaarts gekeerd zyn. Toch steekt
er een klein angeltje, dat voor de goede ver
standhouding moet worden gesignaleerd. Uiter
aard kwam in de officieele besprekingen ook
de betreurenswaardige bioscoopbrand van
Hilversum ter sprake en het was niet geheel
hoffeiyk van den landeiyken voorzitter, Leeu
wardens burgemeester, dat hy by deze gelegen
heid speciaal de pastoors aansprakelyk stelde
voor de onvoorzichtigheid, die menigmaal be
gaan is by het bedienen van smalfilmapparaten
in zalen, die niet op het bioscoopbedrijf zijn
ingericht en onvoldoende waarborgen bieden
tegen brandgevaar. Dat het jammerlijke onge
luk geschiedde in een katholiek verenigings
lokaal, bij gelegenheid van de vertooning van
een missiefilm, is voor onze yverige missie -
propagandisten, die het moderne middel van de
film aanwenden, een zware waarschuwing ge
weest. Maar niet voor hen uitsluitend. Het zyn
niet „de pastoors", die hier aansprakelyk ge
steld moeten worden, het was zelfs niet meer
dan een toevalligheid, dat juist een katholiek
lokaal door de catastrophe werd getroffen, zoo-
ZU je voorzichtig zyn?"
[jicht verbaasd keerde hy zich om.
.Waarom zeg je dat?"
„Ach, zoo maarik weet niet waarom, maar
je zult het zijn hè?"
Geïnteresseerd keek Karl van Beyiaart zyn
vrouw aan. Er was iets in haar stem dat hem
trof. Een nerveuze, trillende klank die er een
diepere beteekenis aan gaf. Hy voelde dat hier
een reden voor was, maar dat zy die verzweeg.
„Maar Jeanne, wat is dat nou? Hoe kom je
zoo angstig? Is er iets gebeurd?.... Ja, ik merk
het al, er is iets gebeurd. Kom, zeg het mij
maar."
„Denk om dien trein.
„O, die komt pas om kwart over acht aan. 't Is
nu nog vyf vóór en ik loop binnen tien minuten
naar het station."
Voelend, dat verder zwijgen geen zin had en
overtuigd dat een royale bekentenis van haar
„kinderachtigheid" haar zou opluchten, vertelde
zij hem dat ze 's nachts zoo beklemmend ge
droomd had. En nü, den heelen dag al, was het
net of er een donkere wolk over haar denken
en voelen hing. Er zou wat gaan gebeuren, daar
voelde zy zich van overtuigd en toch zou zy niet
kunnen motiveeren waarom. Het was een voor
gevoel.
Karei was verbaasd. Ze waren al drie jaar ge
trouwd, maar zóó had hy haar nog nooit meege
maakt. Zelfs had zy, toen ze eens over voorspel
lende droomen, voorgevoelens en andere occulte
verschijnselen spraken, zich zeer sceptisch ge
toond. Bijgeloovig was ze óók niet en boven
dien was daar ook geen reden voor.
Hu trachtte haar met enkele kalmeerende
wooi-den gerust te stellen, maar voelde dat hü er
niet volkomen in slaagde, doch de tyd drong.
„Kom vrouwtje, pieker er nu maar niet ver
der over; ik zal voorzichtig zijn en als ik straks
met je moeder thuiskom zul je er heelemaal niet
meer aan dienken; dan niet te laat naar bed en
morgen is alles weer vergeten en voorbü."
Hü trok haar naar zich toe en kuste haar.
Op 't zelfde oogenblik frappeerde hem deze on
gewone vorm van afscheidnemen voor een af
wezigheid van nog geen half uur, als theatraal.
Een vreemd gevoel als van een onzichtbare drei
ging bekroop nu ook hem, zoodat hü, om haar
dit niet te laten merken, zich haastte heen te
gaan.
De deur sloeg harder dan gewooniyk achter
hem dicht!
Jeanne bleef alleen achter.
In de stille achterkamer zette Jeanne den
theeboel klaar.
Onbewust keek ze even naar de klok.
Vüf over acht.
Dan zou het dus nog zeker twintig minuten
duren voor Karei en moeder kwamen. Ze zou
maar even op den divan gaan zitten en wach
ten tot kwart over acht en dan water opschen
ken. Dat was vroeg genoeg. Hè, echt gezellig, dat
moeder kwam.
De eerste jaren van haar huweiyk had zij zich
steeds bepaald tot dagjesbezoek met verjaar- en
andere feestdagen, maar nu had Jeanne haar
weten te bewegen een weekje te blijven logeeren.
Dat Karei een dag of wat voor zaken op reis
moest, was een logische aanleiding geweest en
zoo had haar moeder besloten vandaag met den
trein van 8 uur 15 te komen. Ze kon zich dan
morgen, als Karei er óók nog was, gezellig in
burgeren.
dat de weinig vriendeiyke opmerking aan het
adres van de katholieke geesteiykheid zonder
schade voor de waarheid of de gezelligheid ach
terwege had kunnen biyven. Het zou overdreven
zyn, aan dit kleine ongenoeglijke incident al
te veel gewicht te hechten, maar wü wilden
niet nalaten, het te slgnaleeren, omdat er een
mentaliteit uit spreekt, waarby ons volk niet
gebaat is.
Let op of Tulmeltje weer in de cel terugkomt, had de
kabouterbaas gezegd en de schildwacht ging op een bak zitten
wachten. Niet lang zat hü daar of Tulmeltje kwam door het
gat gekropen, met zün heele muts vol pudding, want ze waren
elndeiyk uit den pudding gekropen en de muizenmoeder had
hen zoo goed mogeiyk afgewasschen. Met verwonderd gezicht
luisterde de schildwacht naar het verhaal van Tuimeltje en
bracht hem naar den kabouterbaas.
Je bent een stoute kabouter, riep de kabouterbaas uit, ga
uit mün gezicht weg en juist had hü dit gezegd toen de
puddingtoren, die op Tuimeltjes muts stond, begon te vallen en
op het hoofd van den kabouterbaas terecht kwam. Ga weg,
het land uit, schreeuwde nu de baas woedend en Tuimeltje
liep vol angst weg.
Zou ik het niet goed kunnen maken, zei Tuimeltje tegen
een kabouter, die hem tegen kwam. Ga den tak van den note-
boom maken, die vannacht gebroken is, misschien kun je dan
nog in de gunst komen, raadde het kaboutertje hem en nadat
Tuimeltje zün vriend opgezocht had, gingen ze samen op stap.
Huppelend liepen ze naar den dikken noteboom, in het
kaboutertuintje.
Opeens schrok ze uit haar peinzen op en keek
naar de klok om te zien of zy de thee al kon op
schenken. Vijf over acht.
Wat? Vijf over acht?? Nog vijf over acht?
Toen zij het theeblad had binnengebracht, was
het toch óókOf vergiste zij zich en
was dat vijf vóór acht geweest? Neen, dat kon
niet. Vüf vóór acht was Karei nog niet weg...',
had hy zelf op zün horloge gekeken en.maar
dan
Vol angstige spanning en tóch niet in 6taat
op te staan, fixeerde ze de vergulde wüzerplaat
en luisterde met ingehouden adem naar het tik
ken.
Toen telde zy van één tot zestig, maar de
groote wüzer stond nog steeds op vüf over.
Een yskoud gevoel van ontzetting scheen haar
te doen verstüven.
Met een martelende pün hamerden de ont
stellende vragen en gedachten in haar hersens.
Moeders klok!
Moeders klok stond stil!
Waarom?
Wat beteekende dat??
Vyf over acht
Tqpn zat ze al in den trein....?
Zou er iets met den trein....?...,?....?....
Ze huiverde, niet in staat om verder te den
ken.
En rondom die doodsche stilte.
Daar hoorde ze een sleutel in de voordeur
steken. Karei kwam thuis. Ze luisterde in ang
stige verwachting om moeders stem te hooren,
maar
vurig
het
zoo
verlangde
iiiiiiiMiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiimiiii*
geluid bleef uit i j\p frpin van
Dan sprong ze, I'V'Tt uun
zichzelf overwin- i q ro j
nend, op en liep l O HUT lo
naar de kamer- j
deur, die in de
gang uitkwam en opende die.
Ja. 't Was Karei. Alleen. Hy maakte geen
aanstalten om zün jas uit te trekken of zün
hoed op te hangen. Ze voelde haar voorgevoel tot
zekerheid worden. Eén blik op zün ernstig ge
zicht met de strak getrokken lippen was vol
doende om die zekerheid te bevestigen.
„Is er iets met den trein" vroeg zy dan,
trachtend haar stem zoo vast mogelijk te doen
klinken.
„Waarom vraag je dat?" ontweek hy.
„Toe Karei, zeg het mü ronduit! Ik weet het
immers tóch al, dat er iets gebeurd is."
Verbaasd keek hy haar aan. Hoe kon zü nu
reeds weten, wat hy nauweiyks vyf minuten ge
leden vertrouwelyk van den stationschef ge
hoord had? Toen hij echter merkte, dat zün
zwygen haar pijnlijk trof en enerveerde, zei hij:
„Ik begryp wel niet, hoe jü dat weten kunt,
maar het is zoo. De trein van 8 uur 15 is even
voorby' de laatste halte ontspoord. Men hoopt
dat het ongeval tot materieele schade beperkt
zal blijven, maar büzonderheden ontbreken nog.
Ik ben gauw eerst even thuis gekomen om je
niet in ongerustheid te laten, maar ik ga nog
even terug en hoop je dan spoedig goed nieuws
te kunnen bréngen."
Karei hoopte haar hiermede gerust te stellen,
maar na de vreeselüke zenuwspanning was deze
bevestiging haar te machtig en snikkend viel zü
hem om den hals. Voorzichtig trok hy haar met
zich mede, de achterkamer in en liet haar op
den divan naast zich plaats nemen.
Met onzekere troostwoorden trachtte hü ver
geefs haar te kalmeeren.
Even voorby de laatste halte...." snikte
zij,dat klopt precies.... vyf over acht
dén is moeder dood!!.... Ik weet het zeker!!"
Ontdaan drukte hy haar tegen zich aan. Ze
was geheel van streek, terwül ze anders in moei
lijke omstandigheden zoo flink was.
„Kom, komwaarom moet je nu ineens
het ergste denken?'t Kan best meevallen..
een ontsporing is meestal zoo gevaarlük niet
„Neen Karei," haar stem klonk vaster en
overtuigd"Ik ben er nu zeker van, dat ik
moeder niet meer levend zal terugzien."
„Waarom?"
„Omdat de pendule die moeder ons met ons
trouwen gaf, om vyf over acht is blüven stil
staan"
Spel wendde hy het hoofd om. Inderdaad, de
klok stond nog steeds op dit fatale tüdstip
Toch was hy verwonderd, dat zij, die zich nooit
door voorgevoelens of door eenigen vorm van bij
geloof had laten beïnvloeden, nu, ineens, zoo
vast overtuigd scheen. Hij kon dan ook niet na
laten te zeggen:
„Maar lieveling, dat is toch geen bewüs?"
„Het is de bevestiging van m'n voorgevoel!'
antwoordde ze byna heftig.
„Vroeger hechtte je daar toch niet aan
waarom nu ineens wel?"
„Omdat ik voel, dat het zoo is!"
Dit antwoord sloot verdere discussie uit. Hi.1
zweeg er dus over.
Toen hij echter voorstelde op verdere infor
matie te gaan, stond zy erop om mee te gaan.
Hoewei hy trachtte haar te overtuigen dat het
veel beter was indien zü zich niet aan verdere
schokkende emoties zou blootstellen, bleef zy
koppig by haar besluit, trok haar mantel aan
en zette haar hoed op.
Juist toen ze klaar was ging de bel. Snel liep
hü naar de voordeur en deed open. Een besteller
reikte hem een telegram over. De voordeur
klapte dicht. Langzaam liep hij naar de achter
kamer, waar Jeanne hem wachtte. Dan brak hü
het telegram open en lazen zy:
„Trein van 8 uur 15 gemist. Kom nu morgén
ochtend, moeder."
T T7 A DAMMC'C op dlt blad ziJn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen Cl *7 Cft bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door t? 7 CH bij een ongeval met U O CA bij verlies van een hand,
f-\ I .1 T. A lil Jill III r. J ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen Wvi verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen Wvi doodelijken afloop fciUv»" een voet of een oog
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
lp
34
„U moet mij wel begrijpen.... Ik kom hier,
trillend van verlangen u weer te zien en in
plaats van blüdschap.... dat is te zeggen in
plaats van de ontvangst, waarop ik rekende,
vind ik een opzettelijke koelheid, een ont-
wyken.
„Mynheer, mün ontvangst is voor iedereen
dezelfde en niemand beklaagt zich daarover."
„Neen, Juffrouw, die is niet voor iedereen
dezelfde. U verwijdert u als ik u wil naderen
zelfs nu ik met u spreek, gaat u achter
uit
De arme man! Ondanks zün ongelukkig ge
zicht kon hy mü niet ontroeren. Ik had eer
lust om te lachen dan om hem te beklagen.
Ik antwoordde dan ook vroolijk: „Mynheer,
wu wij toch een tête-4-tête hebben zal ik u
Iets zeggen, ik hoop, dat u er niet door be-
teedigd zult zün.... U rookt sigaretten, die mü
niet bevallen."
„De Royal Origan! Die heb ik altyd gerookt
en ik meende, dat die fyne geur u wel be
viel."
«Maar nu niet meer,"*
„Ik bemerk, dat u een beetje grillig zyt, dat
is uw recht. Ik zal een ander soort gaan
rooken."
„Neen, münheer, verander niets aan uw ge
woonte."
„Wreed en coquet meisje, u speelt met har
ten als de kat met de muis."
Hy liep naast mü, wij waren alleen in de
laan. ZUn hooge gestalte geneerde mij, zyn
manieren verveelden my. Toen hü die liefelüke
vergeiyking maakte, struikelde hü tegen een
boomstronk, zyn lang lichaam werd naar
voren geworpen met een schok, die heelemaal
niet past by zyn gewone elegantie en zonder
het te willen, maakte hy een knieval voor een
wilden bessenstruik.
Het was niet erg, maar toch heel gek en
wat hij nog aan prestige voor mü bezat werd
nu geheel vernietigd. Hy merkte het zelf en
zei, terwyi hü zün knie afwreef, die met het
natte gras in aanraking was gekomen: „Juf
frouw, ik ga binnen een paar dagen vertrekken
en zal u waarschijniyk niet terugzien. Daarom
heb ik deze verklaring gezocht, want ik vraag
mij tevergeefs af, waarin ik u kan hebben
beleedigd, want me dunkt by mün komst in
Fleurville mishaagde ik u niet.... Wat heb ik
u gedaan?"
„Niets, mynheer, ik wil u enkel zeggen, dat
u zich vergist, als u denkt, dat ik een büzon-
dere neiging voor u koesterde. De eenvoudige
waarheid is, dat ik graag naar u keek, omdat
u op buitengewone wüze leek op iemand waar
ik belang in stel,"
„En nu....?"
„Ik heb ontdekt, dat u heelemaal niet op hem
lykt."
„Ik ben toch niet veranderd?" vroeg hy on
rustig.
Ik wilde niet meer naar zün klaagliederen
luisteren en liep snel naar mün vriendinnen,
die in het Rozenpark waren. Daar wachtten ons
nog andere bezoekers: Georges Peral en zijn
moeder. Ik was een beetje bang wat betreft
Frangoise, zou deze ontmoeting mij het geheim
van haar liefde uitleveren?
Ik wantrouwde nu zoozeer mün scherpzinnig
heid, dat ik geen conclusie durfde trekken uit
de teedere bezorgdheid, waarmede zij infor
meerde naar zün gekwetsten arm. Zü bab
belden een oogenblik onder de roode rozen,
zoo gelijk aan die, welke mün hoofd kroonden
op het balkon in het Rünland. Opnieuw gin
gen myn gedachten naar Robert. Om iets van
hem terug te vinden, knipperde ik met de
oogen om van Georges alleen dat te zien, wat
mü het gelaat van mün onbekenden ver
loofde voor den geest kon roepen.
Glad geschoren gezicht, grüze oogen, kastan-
bruin haar, gewone gelaatstrekken, stevig en
gezond gebit.... Dat alles had ik voor oogen
en wel levend als ik Georges Peral maar aan
zag. In alles geleek hy op Robert. Dat gelaat
moest ik mü voor den geest brengen, als ik
het beeld van myn droom wilde zien.
Hij plukte een roos, die Frangoise niet kon
bereiken en zü stak die aan haar taille, hem
met een glimlach bedankend. Op dat oogen
blik liep Michel mü voorbü zeggende: „Waarom
>kük je zoo tragisch, Deniseï."
Ik kon niet antwoorden, want hü was al
weer weg.
„Sans rancune, niet waar, mijnheer?" zei ik
tot Robert Lebreuil, toen hü mü tot afscheid de
hand drukte en Marianne hielp om in de
autocar te stappen, die het gezelschap naar
Fleurville terug zou brengen.
Zün gelaat werd opeens opgeruimd, hy zag
mij glimlachend voor hem staan en antwoordde
op zün beurt: „Sans rancune!"
HOOFDSTUK XVII
De vrede was hersteld tusschen tante en
haar dochter. Was het eenvoudig een wapen
stilstand of had mün nicht haar zaak gewon
nen? Ik verheugde mü over de overeenstem
ming tusschen haar, ofschoon ik zelf heelemaal
geen vrede genoot. Het raadsel van Frangoise
bleef mij verontrusten: ik raadpleegde myn
geheugen om te ontdekken wat in haar houding
jegens Georges Peral mün vermoedens kon be
vestigen. Ik ontdekte sommige bewijzen
daarvoor, maar dan weer andere, die het
tegendeel bewezen. En ik kon er geen con
clusie uit trekken.
Daarom verwaarloosde ik niet myn Robert,
maar ik moest hem een ander gelaat geven en
door de beschrüving, die hüzelf mü aan de
hand deed, kon ik geen betere geiykenis met
hem vinden dan met dienzelfden Georges
Zoo kwam het, dat mijn gedachten zich voort
durend met hem bezig hielden.
Michel hield my minder trouw gezelschap
zün tegenwoordige liefhebberü was het paard
rijden. Toen er een brief van myn onbeken
den verloofde kwam, lazen wü dien samen,
maar zonder er over te babbelen, want Bobby
stond op de binnenplaats van ongeduld te
trappelen om met zyn meester weg te galop-
peeren.
Ik had den brief behouden om dien nog
maals door te lezen, want ik voelde mij zoo
eenzaam, zoo alleen met een bedroefd gemoed.
Ik had lust om eens flink te huilen.
„Mijn mooi koninginnetje," schreef Robert,
„uw illusie heeft my een vreemd gezicht gege
ven; geeft die mij ook niet een vreemde ziel?
Die gedachte doet mü pün! Ik wil, dat u mü
geheel leert kennen.
Weet u, dat ik onder een kalm ulteriyk een
vurig karakter verberg? Weet u, dat ik in
staat ben de zwaarste offers te brengen voor
den vrede en het geluk van hen, die ik bemin?
Weet u, dat ik alles bewonder wat rechtschapen,
edelmoedig en waar is? Weet u, myn kleine
fee, dat ik tot schreiens toe de mooie muziek
bemin, die schoone poëzie, de heeriyke na
tuur?
Ik speel viool, ik ken van buiten de geheele
Phèdre van Racine, de liefdesgedichten van
de Lamartine, van Victor Hugo en van Ver-
laine? Als ik voel, dat ik niet begrepen word,
zwijg ik. hoewel ik lijd en niemand merkt er
iets van. Begrijpt u mij, mün prinsesje met
rozen gekroond?"
Ontroerd door die regels, die ik zoo oprecht
wist, liet ik den vrijen loop aan mün tranen
Ik voelde die ziel, die zich voor my alleen ont
sluierde, zoo geheel geiyk aan de müne en ik
kuste het papier fluisterend: „Ik bemin je, ik
bemin je, mün onbekenden verloofde!"
Aan dat alles dacht ik, terwül ik met tante
en Frangoise in den auto zat, die ons snel
naar Fleurville reed. Maar al mijn kommer
verdween voor de uitgestrekte vlakte der zee,
waarop de zon schitterende diamanten spren
kelde.
Münheer Lebreuil was den vorigen dag ver
trokken. Lily en Paulette condoleerden my,
maar ik lachte hen hartelyk uit. De dag ging
snel voorbU, wU amuseerden ons kosteiyk. Toch
zou voor mij het glanspunt van den avond zün
een concert waarbij een beroemde violist zou
spelen.
Ik ben goen goede musicienne, myn talent
is de muziek te bewonderen, vooral de werken
voor viool en orkest, wanneer zy goed worden
uitgevoerd. Het programma van dien avond
beloofde my dat genot: een concert van Bach,
een van Mozart en een van Beethoven, drie
wonderen van klank.
Om toch vooral niets te missen maakte ik
zoo'n haast, dat wy een half uur te vroeg in
de zaal aanwezig waren. Toch waren wy niet
de eersten, midden op de vierde rü der fau
teuils was de familie Peral reeds geïnstalleerd.
Van weerzijden waren het vroolyke uitroepen:
..Bent u daar? U heeft ons niet gezegd, dat u
komen zoudt!"
„Wy hebben pas vanavond er toe besloten.
Juist toen wy aan tafel gingen. Wü hebben
haastig ons diner verorberd en daar zün wü."
(Wordt vervolgd)